direct naar inhoud van Regels
Plan: Wytgaard - Nij Wingerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.09002BP00-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Wytgaard - Nij Wingerd met identificatienummer NL.IMRO.0080.09002BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanbouw/uitbouw

Een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.6 Aan-huis-verbonden beroep

Een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 Bed & Breakfast

Het tegen betaling aanbieden van tijdelijke logies en ontbijt in een woning of in een vrijstaand bijgebouw bij de woning.

1.9 Bedrijfsgebouw

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke.

1.11 Bestaand
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wabo aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.12 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bijgebouw

Een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.23 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.25 Erf

De oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en verminderd met de gronden met de bestemming 'Tuin'.

1.26 Erotisch getinte vermaaksfunctie

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.27 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Gevellijn

De als zodanig aangegeven bouwgrens waarin gebouwd moet worden.

1.29 Hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.30 Horecabedrijf

Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.31 Hospitaregeling

Het verhuren van maximaal 2 wooneenheden aan maximaal 2 personen in een woning, waarbij de eigenaar de hoofdbewoner van de woning is en minimaal 50% van de woonoppervlakte van de woning zelf bewoont onder exclusief gebruiksrecht.

1.32 Kamerverhuur en kamerverkoop

De verhuur of verkoop van een wooneenheid ten behoeve van bewoning aan personen voor welke bewoning inschrijving in de Basis Registratie Personen noodzakelijk is.

1.33 Kamerverhuurpand en kamerverkooppand

Gebouw of een deel van een gebouw met drie of meer wooneenheden, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet vallende onder de hospitaregeling, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in een gezinsverband levende personen.

1.34 Kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.35 Kap

Een dak met een zekere helling.

1.36 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.37 Openbaar toegankelijk gebied

Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.38 Peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water:de hoogte van het gemiddelde waterpeil;
1.39 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.40 Project

Het realiseren van één of meer bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of het daarbij behorende gebruik.

1.41 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.42 Risicovolle inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.43 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 Vuurwerkbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

1.45 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.46 Wooneenheid

Een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw.

1.47 Woonhuis

Een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.48 Woonschip

Een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden als evenemententerrein.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 in die zin dat erkers bij woonhuizen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin, waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (woon)straten en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bermen en beplanting;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 sub b in die zin dat de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen wordt vergroot tot ten hoogste 0,60 m vanaf het waterpeil, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik als ligplaats voor woonschepen dan wel andere vaartuigen die als zodanig gebruikt worden.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergingen' zijn 4 bergingen toegestaan;

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd en bergingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergingen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woonhuizen ten hoogste de in de aanduiding aangegeven maximum aantal bedragen;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal ten minste één gevel van het hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de gevellijn worden gebouwd;
  • e. de maximale goothoogte bedraagt 7 meter, tenzij op de verbeelding een andere goothoogte is aangegeven dan geldt deze als maximum;
  • f. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • g. een hoofdgebouw zal worden voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 70° zal bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergingen' gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte zal ten hoogste 3 m bedragen;
    • 2. de dakhelling zal ten hoogste 60% bedragen.

7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw maximaal 100 m2 bedragen.
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 sub c in die zin dat een hoofdgebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de bouwgrens van het gedeelte van het hoofdgebouw dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd, ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot:
    • 1. tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen.
    • 2. tot een maximum van 150 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' , met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep';
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m² dan wel meer dan 100 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • f. het gebruik van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand en/of voor hospitaregeling;
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:

  • a. een bedrijf zoals genoemd in Bijlage 1 onder de categorie 1 c.q. een naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijf, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • b. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de maximum bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen;
    • 2. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
    • 6. er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
    • 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen of voor (verblijfs)recreatieve voorzieningen.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 sub e in die zin dat gebouwen worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  • a. maximaal 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de woning (inclusief de aan-, uit- en bijgebouwen) tot ten hoogste 50 m², mag ingericht worden voor de voorziening;
  • b. maximaal vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • c. de exploitant is hoofdbewoner en moet er daadwerkelijk wonen;
  • d. de kamers maken deel uit van het hoofdgebouw, van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw en/of worden in een vrijstaand bijgebouw gerealiseerd;
  • e. in geval van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bed and breakfast:
    • 1. dient het vrijstaande bijgebouw te voldoen aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen;
    • 2. dient de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 750 m² te bedragen;
    • 3. dient de ruimte die in het vrijstaande bijgebouw wordt gebruikt voor bed and breakfast ten minste 25 m² per ruimte te bedragen;
    • 4. dient het vrijstaande bijgebouw ten minste 1 meter uit de zijdelingse- en achterperceelgrens gesitueerd te zijn;
  • f. reclame in de vorm van één naam aanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 meter en een oppervlakte van niet meer dan 0.50 m² in de vorm van niet uitstekende gevelreclame is toegestaan en die reclame mag niet verlicht zijn;
  • g. de activiteit mag niet leiden tot parkeer- en verkeersoverlast;
  • h. de activiteit mag niet leiden tot hinder of overlast voor het woonmilieu;
  • i. bij de beoordeling van de mate van overlast dienen tevens het woningtype en het karakter van de buurt of de wijk te worden betrokken;
  • j. er moet voldoende bergruimte overblijven in of bij de woning;

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 wetgevingzone - bestaand stedelijk gebied
10.1.1 Bouwregels
10.1.2 Particuliere eigendom

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - bestaand stedelijk gebied' geldt dat een omgevingsvergunning niet is vereist indien de activiteit betrekking heeft op het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren op al dan niet bestaande constructies op grote parkeerterreinen in particuliere eigendom, met dien verstande dat:

  • a. onder een groot parkeerterrein wordt verstaan een parkeerterrein met een omvang van ten minste 125 m2;
  • b. de bouwhoogte van de constructie met inbegrip van de zonnepanelen en/of - collectoren niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • c. de constructie niet mag voorzien zijn van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
  • d. de constructie gebouwd moet worden op een afstand van ten minste 10 m van het openbaar toegankelijk gebied;
  • e. de afstand tussen een constructie en een bouwperceelgrens ten minste 3 m moet bedragen;
  • f. de afstand tussen een constructie en een op het perceel aanwezig hoofdgebouw ten minste 5 m moet bedragen.

10.1.3 Openbaar toegankelijk gebied

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - bestaand stedelijk gebied' geldt dat een omgevingsvergunning niet is vereist indien de activiteit betrekking heeft op het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren op al dan niet bestaande constructies op parkeerterreinen in het openbaar toegankelijk gebied, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de constructie met inbegrip van de zonnepanelen en/of - collectoren niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • b. de constructie niet mag voorzien zijn van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
  • c. is aangetoond dat belanghebbenden binnen een zone van 100 m gelegen rondom de beoogde locatie instemmen met het voornemen.

10.1.4 Gebruiksregels

In aanvulling op de artikelen 3 t/m 7 mogen de gronden tevens worden gebruikt voor:

  • a. warmteopwekking met collectoren;
  • b. energieopwekking met panelen;

met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en/of - collectoren niet meer bedragen dan 90 hectare.

10.1.5 Toetsingscriteria

De in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. gehandeld wordt in overeenstemming met de beleidsregels zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische belangen van het betreffende gebied;
  • c. de opstelling leidt tot verstoring van rust en ruimte in de weidevogelkansgebieden, zoals aangegeven op de kaart 7- Weidevogelgebieden Verordening Romte Fryslân 2014, een omgevingsvergunning alleen wordt verleend als de schade gecompenseerd is overeenkomstig artikel 7.2.4, onder d van de verordening en de provinciale weidevogelregeling, door storting van het compensatiebedrag In het provinciale Weidevogelfonds.

10.1.6 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de artikelen 3 t/m 7 voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren in een al dan niet tijdelijke grondopstelling, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. een grondopstelling van zonnepanelen en/of - collectoren dient in het bestaand stedelijk gebied van de provincie Fryslân zoals opgenomen in kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied Verordening Romte Fryslân 2014 te zijn gelegen;
  • c. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;
  • d. de zonnepanelen en/of - collectoren in tijdelijk grondopstelling ten hoogste 15 jaar geplaatst mogen zijn;
  • e. het bepaalde in 10.1.7 is niet van toepassing op deze afwijkingsmogelijkheid;
  • f. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend:
    • 1. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische belangen;
    • 2. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de milieusituatie;
      • de verkeerssituatie;
      • de parkeercapaciteit;
      • het waterbeheer;
      • de sociale veiligheid;
      • archeologie;
      • cultuurhistorie;
      • de externe veiligheid en brandveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.1.7 Overige regels
  • a. In aanvulling op het gestelde in artikel 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening geldt dat de beleidsregels zoals opgenomen in de als Bijlage 3 bij deze regels behorende 'Kwaliteitsnota plan voor de zon' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. Indien de beleidsregels 'Kwaliteitsnota plan voor de zon' binnen de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
10.2 wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m
10.2.1 Bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bestemmingsregels ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m' voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren in een permanente grondopstelling, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van de dorpsbebouwing alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;
    • 3. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van woon- en agrarische erven in het buitengebied ten minste 50 m dient te bedragen;
    • 4. bij de realisatie van een grondopstelling van zonnepanelen en/of - collectoren dient het beginpunt van de geprojecteerde ontwikkeling op minder dan 50 m van een dorpsrand te zijn gelegen;
    • 5. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de bouwperceelgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;
    • 6. zonneprojecten niet mogen worden ontwikkeld op gronden die onderdeel uitmaken van de (provinciale) natuur van de provincie Fryslân zoals opgenomen in kaart 3 - Natuur Verordening Romte Fryslân 2014;
    • 7. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat participatie van bewoners van de betreffende kern heeft plaatsgevonden;
    • 8. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat de aard en de schaal van de zonnepanelen en/of - collectoren in een permanente grondopstelling in relatie staat tot de energiebehoefte van de betreffende kern of kernen.
  • b. de bestemmingsregels ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied t/m 150 m' voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren in een permanente grondopstelling ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke eenheid in relatie tot het bepaalde onder a, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van de dorpsbebouwing ten minste 10 m dient te bedragen;
    • 3. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van woon- en agrarische erven in het buitengebied ten minste 50 m dient te bedragen;
    • 4. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;
    • 5. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning afstemming met en instemming van de provincie Fryslân dient plaats te vinden;
    • 6. zonneprojecten niet mogen worden ontwikkeld op gronden die onderdeel uitmaken van de (provinciale) natuur van de provincie Fryslân zoals opgenomen in kaart 3 - Natuur Verordening Romte Fryslân 2014;
    • 7. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat participatie van bewoners van de betreffende kern heeft plaatsgevonden;
    • 8. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning is aangetoond dat de aard en de schaal van de zonnepanelen en/of - collectoren in een permanente grondopstelling in relatie staat tot de energiebehoefte van de betreffende kern of kernen.

10.2.2 Gebruiksregels

In aanvulling op de artikelen 3 t/m 7 mogen de gronden tevens worden gebruikt voor:

  • a. warmteopwekking met collectoren;
  • b. energieopwekking met panelen;

met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en/of - collectoren niet meer bedragen dan 115 hectare.

10.2.3 Toetsingscriteria

De in lid 10.2 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. gehandeld wordt in overeenstemming met de beleidsregels zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische belangen van het betreffende gebied;
  • c. de opstelling leidt tot verstoring van rust en ruimte in de weidevogelkansgebieden, zoals aangegeven op de kaart 7- Weidevogelgebieden Verordening Romte Fryslân 2014, een omgevingsvergunning alleen wordt verleend als de schade gecompenseerd is overeenkomstig artikel 7.2.4, onder d van de verordening en de provinciale weidevogelregeling, door storting van het compensatiebedrag In het provinciale Weidevogelfonds.

10.2.4 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de artikelen 3 t/m 7 voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren in een al dan niet tijdelijke grondopstelling, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. een grondopstelling van zonnepanelen en/of - collectoren dient in het bestaand stedelijk gebied van de provincie Fryslân zoals opgenomen in kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied Verordening Romte Fryslân 2014 te zijn gelegen;
  • c. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;
  • d. de zonnepanelen en/of - collectoren in tijdelijk grondopstelling ten hoogste 15 jaar geplaatst mogen zijn;
  • e. het bepaalde in 10.2.5 is niet van toepassing op deze afwijkingsmogelijkheid;
  • f. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend:
    • 1. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische belangen;
    • 2. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de milieusituatie;
      • de verkeerssituatie;
      • de parkeercapaciteit;
      • het waterbeheer;
      • de sociale veiligheid;
      • archeologie;
      • cultuurhistorie;
      • de externe veiligheid en brandveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.2.5 Overige regels
  • a. In aanvulling op het gestelde in artikel 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening geldt dat de beleidsregels zoals opgenomen in de als Bijlage 3 bij deze regels behorende 'Kwaliteitsnota plan voor de zon' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. Indien de beleidsregels 'Kwaliteitsnota plan voor de zon' binnen de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
  • f. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:
    • 1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3,00 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;
    • 2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;
  • g. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als telefooncellen en toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein- water- of wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;
  • h. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt;
    • 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;
  • i. de bestemmingsregels in die zin dat mag worden afgeweken van de regels ten aanzien van de minimale of van de maximale dakhelling van 0° tot en met 80°;
  • j. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
11.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5,00 m wordt overschreden;
  • b. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. de bestemming 'Wonen', wordt gewijzigd ten behoeve van een bedrijfsfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  • d. de bestemming 'Wonen', wordt gewijzigd ten behoeve van een detailhandelsfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  • e. de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van een kantoorfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  • f. de bestemming 'Wonen', wordt gewijzigd ten behoeve van een horecafunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  • g. de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van sport en sportieve recreatie, met bijbehorende voorzieningen;
  • h. de bestemming 'Wonen', wordt gewijzigd ten behoeve van recreatie, met bijbehorende voorzieningen;
  • i. de bestemming 'Wonen', wordt gewijzigd ten behoeve van lokale maatschappelijke voorzieningen, zoals educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijnsvoorzieningen en overige maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende voorzieningen;
  • j. het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen.
12.2 Toetsingscriteria

De in lid 12.1 genoemde wijziging kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeerssituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 6. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving i.v.m. de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen;
  • b. voorzover het de wijzigingsbevoegdheden in lid 12.1 sub c tot en met k betreft, de in Bijlage 2 genoemde criteria van toepassing zijn;
  • c. een “goede ruimtelijke onderbouwing” wordt opgenomen in de toelichting van het wijzigingsplan, waarbij in elk geval aandacht moet worden besteed aan de onder a en b en de in Bijlage 2 genoemde voorwaarden.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt waneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden;
    • 3. de cultuurhistorische waarden;
    • 4. de landschappelijke waarden;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de natuurlijke waarden;
    • 7. de sociale veiligheid;
    • 8. de verkeersveiligheid;
    • 9. de watersituatie;
    • 10. de woonsituatie;
    • 11. de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wytgaard - Nij Wingerd'.