direct naar inhoud van Regels
Plan: Leeuwarden - De Zuidlanden, plandeel De Klamp Bijzonder wonen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.06026BP00-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan Leeuwarden - De Zuidlanden, plandeel De Klamp Bijzonder wonen met identificatienummer NL.IMRO.0080.06026BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps*)- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

*) Betreft de (voormalige) vrije beroepen.

1.4 aanbouw- en uitbouw

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.9 bebouwingspercentage

de oppervlakte van bouwwerken uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.10 bed and breakfast

het tegen betaling aanbieden van tijdelijke logies en ontbijt in een woning;

1.11 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, niet zijnde detailhandel;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, horecabedrijf en detailhandelsvestiging, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestaand
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wabo aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de zolder;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

1.25 dagrecreatief medegebruik

een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan;

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 duurzame energieopwekking

elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erf

de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 horecabedrijf en/of -instelling

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 hospitaregeling

het verhuren van maximaal 2 wooneenheden aan maximaal 1 persoon in een woning, waarbij de eigenaar de hoofdbewoner van de woning is en minimaal 50% van de woonoppervlakte van de woning zelf bewoont onder exclusief gebruiksrecht;

1.35 kamerverhuur en kamerverkoop

de verhuur of verkoop van een wooneenheid ten behoeve van bewoning aan personen voor welke bewoning inschrijving in de Basis Registratie Personen noodzakelijk is;

1.36 kamerverhuurpand en kamerverkooppand

een gebouw of een deel van een gebouw met drie of meer wooneenheden, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet vallende onder de hospitaregeling, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in een gezinsverband levende personen;

1.37 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.38 kap

een dak met een zekere helling;

1.39 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, hoofdzakelijk dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;

1.40 kleine windturbines

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind:

  • a. met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40 m² (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);
  • b. met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;
  • c. met een verticale as;
1.41 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.42 landschappelijke waarden

de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;

1.43 ligplaats

een ruimte voor het afmeren en doen laten liggen van een drijvend object of vaartuig;

1.44 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.45 natuurlijke waarden

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

1.46 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 parkeergebouw

een gebouw ten behoeve van parkeervoorzieningen en gemeenschappelijke opslag;

1.48 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor het bouwen van een bouwwerk in, op of over het water: het NAP -0,52 m (het Fries Zomerpeil);
  • d. voor woonarken: de waterlijn;
1.49 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.50 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 sociale veiligheid

de waarde van een gebied die wordt bepaald door de mate van sociale controleerbaarheid, overzichtelijkheid en herkenbaarheid van een ruimtelijke situatie;

1.52 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van gelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.53 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.54 watersituatie

de waarde van een gebied in waterhuishoudkundige zin die wordt bepaald door de waterkwaliteit en waterkwantiteit in een gebied;

1.55 windturbine

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektronisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine;

1.56 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.57 woonark

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.58 wooneenheid

een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw;

1.59 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.60 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen en beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. dagrecreatief medegebruik;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen;

met de daarbij behorende:

  • j. verhardingen;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, vlonders, plankieren, dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen, bruggen, kaden, overige kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en duurzame energieopwekking worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van gebouwen zal per gebouw ten hoogste 30 m² bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijk aantal steigers, vlonders en/of plankieren bedraagt ten hoogste 35;
  • b. de lengte van een steiger, vlonder of plankier zal ten hoogste 4 m bedragen;
  • c. er mogen ten hoogste twee steigers, twee vlonders of twee plankieren aaneen worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van een steiger, vlonder of plankier zal ten hoogste 10 m² bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gebouwen voor bewoning.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (woon)straten, paden en pleinen;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. kaden en oevers;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen, bruggen, kaden, overige kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. sloten, bermen en beplanting;
  • c. oevers en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen, bruggen, kaden, overige kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 5 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b in die zin dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot ten hoogste 0,6 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

5.3.2 Toetsingscriteria

Een afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in lid 5.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische waarden;
  • d. de landschappelijke waarden;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de natuurlijke waarden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de verkeersveiligheid;
  • i. de watersituatie;
  • j. de woonsituatie.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden als ligplaats voor woonarken.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;
  • b. gebouwen ten behoeve van bergingen;
  • c. parkeergebouwen;
  • d. gebouwen ten behoeve van een moestuin, met inbegrip van kassen;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. moestuinen en boomgaarden;
  • g. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • h. wegen, straten en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. sloten, bermen en beplanting;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. speelvoorzieningen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 11 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 70° bedragen.

6.2.2 Gebouwen ten behoeve van bergingen

Er mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw worden gebouwd anders dan in de vorm van bergingen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bergingen dienen geclusterd te worden gebouwd, waarbij:
    • 1. het aantal bergingen per cluster ten minste 2 en ten hoogste 6 bedraagt;
    • 2. het aantal bergingen ten hoogste 1 per woning en ten hoogste 4 voor collectief gebruik bedraagt, waarmee het gezamenlijk aantal bergingen ten hoogste 39 bedraagt;
    • 3. de bergingen worden gebouwd in de (semi) openbare ruimte of tussen twee geclusterde woningen binnen de contouren van de woningen;
  • b. de oppervlakte zal per berging ten hoogste 10 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogte 4 m bedragen.

6.2.3 Parkeervoorzieningen

Voor het bouwen van parkeergebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen ten hoogste twee parkeergebouwen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte parkeergebouwen zal per gebouw ten hoogste 300 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een parkeergebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een parkeergebouw zal ten hoogte 7 m bedragen.

6.2.4 Gebouw ten behoeve van een moestuin

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een moestuin gelden de volgende regels:

  • a. er mag ten hoogste één kas en één overig gebouw worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijk oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 200 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogte 5 m bedragen.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;
  • e. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    • 2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;
    • 3. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
    • 4. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
    • 5. de activiteit leidt tot overlast door een publieksaantrekkende werking;
    • 6. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert;
  • g. het gebruik van en het in gebruik nemen van de woonhuizen zonder de aanleg en instandhouding van het aantal parkeerplaatsen zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 sub c en d in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • b. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
  • c. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
  • d. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;
  • e. ingeval van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw:
    • 1. het bijgebouw voldoet aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen;
    • 2. de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 750 m² mag bedragen;
    • 3. de ruimte die in het vrijstaande bijgebouw wordt gebruikt ten minste 25 m² mag bedragen;
    • 4. het vrijstaande bijgebouw ten minst 1 m uit de zijdelingse- en achterperceelgrens is gesitueerd;
  • f. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
  • g. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
  • h. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;
  • i. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

6.4.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 sub a wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische waarden;
  • d. de landschappelijke waarden;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de natuurlijke waarden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de verkeersveiligheid;
  • i. de woonsituatie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing , ten behoeve van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische waarden;
  • d. de natuurlijke waarden;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de verkeersveiligheid;
  • h. de watersituatie;
  • i. de woonsituatie.
8.2 Bestaande afmetingen

Wanneer een bestaand of bouwwerk, geen gebouw zijnde:

  • a. een grotere goothoogte;
  • b. een grotere bouwhoogte;
  • c. een grotere oppervlakte;
  • d. een grotere dakhelling;
  • e. een kleinere dakhelling;

heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan zal:

  • f. de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte;
  • g. de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
  • h. de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • i. de dakhelling ten hoogste de bestaande dakhelling;
  • j. de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling;

bedragen.

8.3 Welstandscriteria

De in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruiksregels
9.1.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen volgens de artikelen 3 tot en met 6.
  • b. Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in lid a wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan 35 woningen;
    • 2. het gebruiken van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;
    • 3. het gebruik van de gronden voor de stallingen en de opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    • 4. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
    • 5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
    • 6. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
    • 7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de plaatsing van reclame-uitingen die direct licht uitstralen en/of voor reclame-uitingen die bewegen en die direct zichtbaar zijn vanuit woningen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, aantallen, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, aantallen, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zendontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
  • e. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:
    • 1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationale uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;
    • 2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;
  • f. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein-, water- of wegverkeer, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;
  • g. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt;
    • 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;
  • h. de bestemmingsregels in die zin dat mag worden afgeweken van de regels ten aanzien van de minimale of van de maximale dakhelling;
  • i. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van de plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de hoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  • j. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde met ten hoogste 1,5 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
10.2 Toetsingscriteria

De in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de parkeercapaciteit;
  • f. het waterbeheer;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de verkeerssituatie;
  • i. archeologie;
  • j. cultuurhistorie;
  • k. de externe veiligheid en brandveiligheid;
  • l. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Van toepassing verklaring

De regels en bijbehorende bijlagen van:

zijn onverminderd van toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Leeuwarden - De Zuidlanden, plandeel De Klamp Bijzonder wonen

van de gemeente Leeuwarden .

Behorende bij het besluit van 12 oktober 2022.