direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - Partiële herziening Aanpassing woonpercelen Wiarda
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.06003BP01-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De nieuwe wijk Wiarda ten zuiden van Leeuwarden is druk in ontwikkeling. De stedenbouwkundig opzet van de wijk is gebaseerd op een stedenbouwkundig plan uit 2009. Op basis van dit ontwerp is het bestemmingsplan 'De Zuidlanden, plandeel Wiarda' opgesteld en vervolgens vastgesteld in 2010.

Gezien de huidige marktomstandigheden is het stedenbouwkundig plan op een aantal ondergeschikte onderdelen gewijzigd. Aan de noord(oost) rand van het buurtschap vindt een aanpassing plaats van de groene ruimte. Verder wordt aan de oostzijde van het buurtschap een aantal rijwoningen toegevoegd die de havenkom een meer besloten karakter geven, meer passend in de stedenbouwkundige opzet van het plan.

Door aanpassing van de groene ruimte aan de noord(oost) rand van het buurtschap is uitvoering van het stedenbouwkundig plan op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Het plan voorziet in het gebruik van gronden met de bestemming 'Groen' ten behoeve van woondoeleinden. Binnen deze bestemming is het gebruik ten behoeve van een woonfunctie niet toegestaan.

Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken dient de verbeelding van het bestemmingsplan op een aantal onderdelen aangepast te worden. Hierdoor is gekozen om een partiële herziening van het bestemmingsplan op te stellen. Hiermee wordt de verbeelding aangepast, maar blijft de juridische regeling van het bestemmingsplan 'De Zuidlanden - plandeel Wiarda' van kracht. Met deze herziening worden dan ook geen extra bouwmogelijkheden toegevoegd.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het hele gebied van het bestemmingsplan 'De Zuidlanden - plandeel Wiarda'. Het te wijzigen deel van de verbeelding ligt aan de noordkant van de te ontwikkelen woonwijk Wiarda direct ten zuiden van het sportcomplex Wiarda. In figuur 2.1 is de globale ligging van het te wijzigen deel van het plangebied weergegeven. De begrenzing hiervan is afgestemd op het gewenste stedenbouwkundig ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06003BP01-VG01_0001.jpeg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06003BP01-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (GeoWeb)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan 'De Zuidlanden, plandeel Wiarda' dat op 29 november 2010 is vastgesteld. Dit plan heeft globale bestemmingen. De basis voor dit bestemmingsplan is een stedenbouwkundig plan uit 2009.

Het plangebied heeft hierin deels de bestemmingen 'Groen'. Binnen deze bestemming is het gebruik ten behoeve van een woonfunctie niet toegestaan. Daarnaast hebben de gronden deels de gebiedsaanduiding 'milieuzone – geluidgevoelige functie'. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd.

In onderstaand figuur is een uitsnede opgenomen van het huidige bestemmingsplan "De Zuidlanden, plandeel Wiarda". Het gebied heeft hoofdzakelijk een algemene woonbestemming. Onder het bestemmingsplan is het gewijzigde stedenbouwkundig plan geprojecteerd op het huidige bestemmingsplan, waarbij de strijdigheden in het rood zijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06003BP01-VG01_0003.png"

Figuur 1.2 Uitsnede huidig bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06003BP01-VG01_0004.png"

Figuur 1.3 Aangepast stedenbouwkundig plan geprojecteerd op huidig bestemmingsplan

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon

Verder is de partiële herziening Plan voor de zon van toepassing. Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 7 november 2018, geeft regels ten aanzien van het plaatsen van zonnepanelen en/of -collectoren. Voor het plangebied is de aanduiding 'wetgevingzone - dorpsranden afwijkingsgebied vanaf 150 m' van toepassing. Hiervoor geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en/of - collectoren niet meer mag bedragen dan 115 hectare.

Partiële herziening Archeologie ontwerp 16-04-2018

De gemeente is bezig met de voorbereiding van een bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, exclusief de gronden van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en Littenseradiel, voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Onderhavig plangebied is niet opgenomen in dit bestemmingsplan en maakt derhalve geen deel uit van de partiële herziening Archeologie.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Deze partiële herziening stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, inclusief het grondgebied van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en het deel van Littenseradeel dat nu bij Leeuwarden hoort. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de bestaande parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur

Tot slot is het bestemmingsplan Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur van toepassing. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de verhuur en verkoop van kamers in de gemeente Leeuwarden te reguleren.

1.4 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van deze partiële herziening wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een korte toelichting gegeven op het plangebied en komt het plan aan de orde. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Buurtschap Wiarda is onderdeel van de uitbreiding ‘De Zuidlanden’ aan de zuidzijde van Leeuwarden. Dit buurtschap wordt gerealiseerd ten zuidoosten van het dorp Goutum; tussen de Hounsdyk en de Drachtsterweg. Het plangebied ligt direct ten zuiden van de sportvelden en betreft fase 3 van de woonwijk ontwikkeling.

2.2 Planbeschrijving

De basis voor het vigerende bestemmingsplan is het stedenbouwkundig plan uit 2009 (zie figuur 2.1). Door gewijzigde marktomstandigheden is een nieuw stedenbouwkundig plan opgesteld (zie figuur 2.2).

In het nieuwe stedenbouwkundig ontwerp worden aan de westzijde vrijstaande woningen voorgesteld. Aan de oostzijde wordt een aantal rijwoningen toegevoegd die de havenkom een meer besloten karakter geven, meer passend in de stedenbouwkundige opzet van het plan. Door deze wijzigingen komt een aantal woningen (deels) in de huidige bestemming 'Groen' te liggen. Het aantal woningen zal met deze partiële herziening niet wijzigen. Er wordt slechts een beperkte aanpassing van de verbeelding gemaakt.

Stedenbouw

Het grootste deel van Wiarda heeft een globale woonbestemming waarbinnen uitwerkingen mogelijk zijn. Aan de noordzijde van fase 3 is de exacte contour van de groene rand uit het stedenbouwkundig plan op de verbeelding van het huidige bestemmingsplan overgenomen. De voorliggende wijziging van het bestemmingsplan maakt het mogelijk om een andere verdeling van de woningen te realiseren. Het aandeel twee-onder-een kap woningen wordt vergroot, het aandeel rijenwoningen wordt iets verlaagd en verdeling van de woningen in het gebied wordt aangepast. Het aantal woningen neemt per saldo niet toe. De stedenbouwkundige kwaliteit blijft door deze wijziging gehandhaafd:

  • 1. In het stedenbouwkundig plan waren twee groene onderbrekingen voorzien aan de noordrand. In de nieuwe opzet is één bredere groene onderbreking voorzien die gekoppeld is aan een verschuiving van de weg zodat er een centrale plek in het buurtje ontstaat en de lange rechtstand in de weg onderbroken wordt;
  • 2. De groene ruimte aan de noordkant van de woningen komt ten goede aan de tuinen van de woningen en in de straat ontstaat meer ruimte voor groen met bomen.
  • 3. Aan de oostzijde wordt een aantal rijwoningen toegevoegd die de havenkom een meer besloten karakter geven, meer passend in de stedenbouwkundige opzet van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06003BP01-VG01_0005.png"

Figuur 2.1 Oorspronkelijke stedenbouwkundig ontwerp

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06003BP01-VG01_0006.png"

Figuur 2.2 Nieuw stedenbouwkundig ontwerp

2.3 Verkeer en parkeren

Op grond van het vigerend bestemmingsplan 'De Zuidlanden, plandeel Wiarda' zijn reeds woningen toegestaan. Met deze partiële herziening wordt enkel de locatie en situering van de woningen gewijzigd. Het totaal aantal woningen zal niet toenemen waardoor de parkeerbehoefte gelijk blijft. Het plan levert voor het aspect parkeren dan ook geen belemmeringen op.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor deze partiële herziening geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Ladder voor Duurzame verstedelijking van belang.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Deze partiële herziening betreft slechts een wijziging van de verbeelding. De juridische regeling en daarmee ook het totaal aantal woningen blijft ongewijzigd. Op basis van jurisprudentie (uitspraak van 23 december 2015 201408383/1) wordt met deze partiële herziening geen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorgesteld. Er is dus geen toetsing nodig aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

De Verordening Romte Fryslân 2014 stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied binnen het bestaand bebouwd gebied.

Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 1)

Binnen bestaand stedelijk gebied wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies, voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern. De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het plangebied van deze partiële herziening  bestemmingsplan is gelegen in bestaand bebouwd gebied. Er worden geen extra woningen toegevoegd, waardoor sprake is van een zorgvuldig ruimtegebruik.

Wonen (artikel 3)

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen omvat. In paragraaf 3.3 is beschreven dat de woning passend is binnen het woonprogramma. Het plan is daarmee in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Leeuwarden heeft een omvangrijke opgave ten aanzien van woningbouw. Door het rijk en provincie wordt geprognosticeerd dat bevolkings- en huishoudensgroei in de gemeente Leeuwarden nog minstens drie decennia aanhoudt. Dit betekent dat de gemeente moet voorzien in voldoende en passende woningbouwlocaties. Een en ander is onder andere door de provincie in haar “Notitie Regionale Woningbouwafspraken” en door de gemeente Leeuwarden in haar woonplan “Eltsenien syn hus” (2008) en de “Nota Wonen 2012” vastgelegd.

Het gemeentelijk woonbeleid is in 2015 geactualiseerd en is vervat in het document Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden. De gemeente ziet de komende decennia een bevolkingsgroei voor de gemeente. Deze groei is voornamelijk te verwachten in het stedelijk gebied. Gekozen wordt voor een flexibel sturingsinstrument dat ruimte biedt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit biedt marktpartijen ruimte om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Het aantal woningen zal met deze partiële herziening niet toenemen, waardoor deze herziening vanuit het woonbeleid dan ook geen bezwaar oplevert. Het plan past binnen de gestelde kaders.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure moet rekening worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Daarin is vastgelegd wanneer een milieueffectrapport (MER) of een mer-beoordelingsnotitie moet worden opgesteld. In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het ruimtelijke plan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Qua oppervlakte ligt de drempelwaarde op 100 hectare. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen.

Dit project voorziet niet in een stedelijke ontwikkeling. Het betreft een ontwikkeling waar op basis van het geldende bestemmingsplan al woningbouw beoogd is en maakt derhalve deel uit van een groot woningbouwplan. Er hoeven dan ook geen andere ontwikkelingen plaats te vinden, zoals de aanleg van nieuwe infrastructuur anders dan dat al beoogd was met het aangepaste stedenbouwkundig plan.

Daarnaast blijkt uit de beoordeling in de hiervoor beschreven paragrafen dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. De geluidsbelasting van nieuwe woningen moet getoetst worden aan de grenswaarden uit de Wgh. Voor woningen bedraagt de hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel 48 dB. Dit wordt de voorkeursgrenswaarde genoemd.

Het plan ligt in de invloedssfeer van de Drachtsterweg. Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden voor de betreffende te wijzigen locatie en situering van de woningen. Hiervoor wordt verwezen naar het geluidsonderzoek dat als bijlage bij het bestemmingsplan De Zuidlanden, plandeel Wiarda is toegevoegd.

4.3 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven, is door de VNG het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6.

Het plangebied is gelegen nabij een bestaand sportterrein. Deze activiteit is in de 'Bedrijven en Milieuzonering' aangemerkt als een categorie 3.1 bedrijf. De grootste afstand wordt gevormd door het aspect 'geluid'. De aan te houden afstand bedraagt minimaal 50 meter. Het nieuwe stedenbouwkundig ontwerp heeft rekening gehouden met deze richtlijnafstand. Milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van deze partiële herziening.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

De woningen worden gebouwd op gronden die geschikt zijn gemaakt ten behoeve van woningbouw. Alle gronden in het plangebied zijn eigendom van de gemeente. Bij de koopovereenkomsten zijn in alle gevallen schone-grondverklaringen gevoegd. Sinds de aankoop van de gronden is het agrarisch gebruik bestendigd. Er is dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat de bodemkwaliteit sindsdien is verslechterd. Geconcludeerd kan worden dat de bodem binnen het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik. Het aspect bodem staat de vaststelling van deze partiële herziening derhalve niet in de weg.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Warns en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.

Met dit plan vindt geen toevoeging van het aantal woningen plaats. Het plan draagt niet in betekenende mate bij (NIBM) aan verhoogde concentraties. Derhalve hoeft dit plan niet afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. De luchtkwaliteit levert daarom geen beperkingen op.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden en grenst niet aan Natuur Netwerk Nederland. Er worden geen belastende functies voorgesteld. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde.

4.6.2 Soortenbescherming

De bescherming van soorten is vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Deze wet bepaald dat bij ruimtelijke projecten rekening moet worden gehouden met beschermde plant- en diersoorten. Hoewel het plan een nieuwe ruimtelijke ingreep inhoudt, is er geen sprake van inbreuk op de habitat van kwetsbare dieren of planten. Met deze partiële herziening wordt enkel de situering en locatie van de reeds toegestane woningen mogelijk gemaakt. Het plangebied is momenteel een bouwlocatie. De minimale gewijzigde situering en locatie van de woningen zal dan ook geen invloed hebben op eventueel aanwezige plant- of diersoorten op het terrein.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.7 Archeologie

Voor archeologische resten in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Voor de gemeente Leeuwarden wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart. Hierop worden alle vindplaatsen en terreinen met een archeologische (verwachtings)waarde aangegeven, alsmede alle vrijgegeven gebieden. Het plangebied ligt op basis van de archeologische waardekaart in 'vrijgegeven gebied'. Wat archeologie betreft levert het plan dan ook geen belemmeringen op.

4.8 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Op de locaties van het plangebied zijn geen waarden van het cultuurhistorisch landschap aanwezig. Het plan levert qua cultuurhistorie dan ook geen bezwaren op.

4.9 Water

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In de zogenaamde waterparagraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets.

Op 9 januari 2018 is voor het plan de digitale watertoets doorlopen. Op dit plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Op 19 februari 2018 is een wateradvies van het Wetterskip Fryslân ontvangen. In het wateradvies is het wetterskip ingegaan op de wateraspecten die specifiek op het plan van toepassing zijn. Bij de uitwerking van de woningen wordt overeenkomstig het advies rekening gehouden met de volgende aspecten:

Regionale waterkering

Een deel van de te wijzigen bestemming van Groen naar Wonen ligt binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende werking moet men ten allen tijde handhaven. Langs de regionale kering ligt een beschermingszone van 5 meter. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de kade of in de beschermingszone.

Klimaatadaptatie

Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Bij de inrichting van het plangebied kunt u hier op anticiperen door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.

Schouwwatergang

In het plangebied ligt een schouwwatergang. De eigenaren van de aanliggende percelen zijn verantwoordelijk voor het onderhoud aan de schouwwatergang. Bij het uitwerken van de plannen is het nodig er rekening mee te houden dat de schouwwatergang bereikbaar blijft voor onderhoud.

Peilbeheer

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit houdt in dat het plangebied niet binnen een regionale waterkering ligt en niet worden beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Wij adviseren u om rekening te houden met het maatgevende boezempeil. De grondwaterstand is niet gelijk aan het waterpeil in de sloten. Grondwater kan opbollen en uitzakken. Om grondwateroverlast te voorkomen is naast de droogleggingsnorm daarom ook de ontwateringsdiepte van belang. Wij adviseren u wel om bij het bepalen van de aanleghoogte naast de drooglegging ook rekening te houden met voldoende ontwateringsdiepte.

Peilwijzigingen

Voor het plan Wiarda wordt het waterpeil gewijzigd (van polderpeil naar vrij voor de boezem). Voor het totale plan is op 12 juli 2016 door het Algemeen Bestuur van Wetterskip Fryslân het  peilbesluit De Zuidlanden vastgesteld (WFN1606602). In dit peilbesluit is de waterhuishoudkundige situatie voor het totale plangebied, inclusief deelplan Wiarda vastgelegd. Voor Hounsdyk 9 dient het oude peil (-0,9 m NAP) gehandhaafd te blijven. Hiervoor dient door de gemeente Leeuwarden te worden voorzien in een onderbemaling, waarvoor door Wetterskip Fryslân reeds een watervergunning is afgegeven (WFN1517627). 

Grondwateronttrekking

Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur is het vaak nodig om het grondwater te verlagen om het werk droog uit te kunnen voeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing.

Toename verhard oppervlak

In paragraaf 4.3.6 staat achtergrondinformatie over de reden waarom toename van verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. De gebiedsspecifieke compensatie zoals deze in paragraaf 4.3.6.2 van de Leidraad is opgenomen is niet van toepassing. Wij hanteren een compensatienorm van 10 %. Het plan Wiarda wordt als een echte waterwijk aangelegd, waarmee het plan zal voldoen aan de compensatienorm.

Waterkwaliteit

Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat wordt voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat gebouwd wordt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.

Afkoppelen en waterkwaliteit

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In het geval van dit bouwplan kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak worden geloosd op het oppervlaktewater.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten.

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een risicobron. Er vindt namelijk vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Drachtsterweg, oostelijk van het plangebied. Op 28 februari 2018 is het advies van de FUMO, met daarin het advies van de brandweer verwerkt, ontvangen. De conclusie is dat met dit plan het groepsrisico niet verder zal toenemen ten opzichte van de berekening van het groepsrisico uit 2009 voor het bestemmingsplan 'De Zuidlanden, plandeel Wiarda'. De brief en het advies is als bijlage 1 en 2 toegevoegd.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

De Partiële herziening voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog.

Met deze partiële herziening wordt alleen de verbeelding aangepast. De juridische regeling van het bestemmingsplan "De Zuidlanden, plandeel Wiarda" blijven van overeenkomstige toepassing. Hierdoor wordt alleen de positie van de woningen marginaal aangepast en worden er niet meer bouwmogelijkheden toegevoegd.

De partiële herzieningen "Leeuwarden - kamerverhuur", "Leeuwarden - partiële herziening parkeren" en "Leeuwarden - partiële herziening plan voor de zon" zijn in het bestemmingsplan verwerkt

De partiële herziening regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De partiële herziening geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. De partiële herziening doorloopt de volgende procedurestappen:

Overleg

Voor dit plan is eerder een uitgebreide Wabo procedure doorlopen maar de vergunning is door de rechter vernietigd. In dat kader heeft het plan ter visie gelegen en zijn er geen opmerkingen geplaatst door de provincie en het wetterskip. Beide partijen hebben aangegeven dat geen nieuw advies gevraagd hoeft te worden. Het voorontwerp van deze partiële herziening wordt hierdoor niet opnieuw voorgelegd aan de overleginstanties. Het vooroverleg is hiermee afgerond.

Gezien het beperkte karakter van de wijzigingen wordt de voorontwerp partiële herziening ook niet voor Inspraak ter inzage gelegd.

Zienswijzen

De Partiële herziening heeft in de periode vanaf 25 oktober 2018 gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn twee zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn opgenomen in bijlage 3. In bijlage 4 zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van het gemeentelijke commentaar.

Geconcludeerd wordt dat tegemoet is gekomen aan de zienswijze van de werkgroep en dat de tweede zienswijze niet heeft geleid tot aanpassingen. Naar de mening van het college van burgemeester en wethouders is er sprake van zorgvuldige belangenafweging.

Vaststelling

De plangrens van deze partiële herziening moet worden aangepast, waardoor er sprake is van een gewijzigde vaststelling. Tegen het vaststellingsbesluit is tegen het plan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Het openbaar gebied wordt door en op kosten van de gemeente ontwikkeld. De invulling met woningbouw vindt door particuliere/private partijen plaats. Tussen die partijen en de gemeente zal daaromtrent grondexploitatieovereenkomsten worden gesloten, waarbij de exploitatie geheel in handen van en voor risico van de ontwikkelende partijen zal komen te liggen. De kosten van het openbaar gebied worden meegenomen in de af te sluiten exploitatieovereenkomsten. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een kostenverhaal anderszins en hoeft er daarom geen exploitatieplan te worden opgesteld.