direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Zwette V - Kavel 13A
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Recentelijk is kavel 13A op het bedrijventerrein de Zwette V te Leeuwarden verkocht. Kopers zijn voornemens hier een bedrijf op te zetten voor de werkzaamheden aan, en verkoop van heftrucks. Kopers willen graag in april 2019 beginnen met de bouw van het bedrijf.

Kavel 13A is gelegen in het zuidwestelijk deel van het bedrijventerrein de Zwette V en ligt zowel in het plangebied van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein – Newtonpark IV' als in het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Buitengebied'. De bestemming van het perceel is grotendeels 'Bedrijfsdoeleinden'. Een klein deel van kavel 13A is bestemd voor 'Verkeer' en 'Agrarisch'. Het beoogde heftruckbedrijf dat zich wil vestigen op kavel 13A kan in de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' worden gerealiseerd. Binnen de bestemming 'Agrarisch' als 'Verkeer' is zowel de bebouwing als het gebruik van het heftruckbedrijf echter niet mogelijk.

Voor het bedrijventerrein de Zwette V (Newtonpark IV) te Leeuwarden wordt momenteel een nieuw bestemmingsplan voorbereid. Het bestemmingsplan betreft een actualisatie van de huidige planologische rechten. Hoewel in het nieuwe bestemmingsplan een passende bestemming wordt opgenomen voor het beoogde heftruckbedrijf, is niet zeker of dit bestemmingsplan op tijd in werking treedt om de benodigde omgevingsvergunning voor bouwen te verlenen.

Om die reden is besloten een zelfstandige procedure te doorlopen om de gewenste bedrijvigheid alsnog mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Flemingweg op het bedrijventerrein de Zwette V (Newtonpark) te Leeuwarden. Het plangebied betreft de kadastrale percelen 95 en 96 en 72 deels, sectie L, gemeentecode HZM00. In onderstaande figuur is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01_0001.png"

Figuur 1. Kadastrale weergave plangebied

1.3 Geldend juridisch-planologisch kader

Ter plaatse is zowel het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein - Newtonpark IV', onherroepelijk 2 juni 2009, als het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Buitengebied', vastgesteld op 23 april 2014 van toepassing. De gronden zijn in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein - Newtonpark IV' bestemd voor 'Bedrijventerrein' met de klasse aanduiding 'II'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan onder categorie 1 en 2, 3.1 en 3.2 van bijlage 1 zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Gebouwen dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden, waarbij het bebouwingspercentage ten hoogste 70% zal bedragen.

Binnen het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Buitengebied' hebben de gronden de bestemming 'Verkeer', en geldt een maatvoering: maximum bouwhoogte - invliegfunnel: 55 en 50 m. Daarnaast is een gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied' van toepassing. Binnen de bestemming verkeer zijn de gronden bestemd voor wegen en straten, voet- en fietspaden en daarbij behorende voorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Binnen de gebiedsaanduiding zijn te hoge bouwwerken en beplantingen in verband met de gebruiksmogelijkheden en veiligheidssituatie van de vliegbasis Leeuwarden niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is alleen bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de planbeschrijving. Hoofdstuk 3 geeft de verschillende relevante beleidskaders weer, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing plaatsvindt aan de wet- en regelgeving. Tenslotte volgt in hoofdstuk 5 de juridische planbeschrijving en in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omschrijving van het plangebied

Het plangebied bestaat uit braakliggend bedrijventerrein. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein Zwette V (voormalige Newtonpark IV). Het gehele bedrijventerrein is aan de west- en zuidzijde landschappelijk ingepast aan de hand van een grondwal met achterliggende waterpartij. Aan de westzijde van het plangebied ligt de 'Haak om Leeuwarden, de provinciale weg N31. Aan de zuidzijde liggen agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01_0002.png"

Figuur 2. Weergave huidige situatie plangebied gezien vanaf de Boksumerdyk (bron: GoogleMaps, 2017)

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01_0003.png"

Figuur 3. Weergave huidige situatie plangebied gezien vanaf de N31(bron: GoogleMaps, 2017)

2.2 Planvoornemen

Het planvoornemen bestaat uit de bouw van een bedrijfspand voor het uitoefenen van een bedrijf voor de werkzaamheden aan, en verkoop van heftrucks. Het bedrijfspand heeft een oppervlakte van circa 3.000 m2.

2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Per 01-07-2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing.

De verplichte toetsing aan de Ladder is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft het volgende voor: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien." Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Bestaande planologisch rechten

Kavel 13A is deels gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Newtonpark IV' en deels in het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Buitengebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01_0004.png"

Figuur 4. Weergave plangebied en de twee geldende bestemmigsplannen

Binnen het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein - Newtonpark IV' zijn de gronden onder ander bestemd voor 'Bedrijventerrein', waar op deze locatie bedrijven tot categorie 3.2 zijn toegestaan. Het planvoornemen past binnen deze kaders. Het gedeelte van de bebouwing dat binnen dat bestemmingsplan valt, maakt gebruik van de bebouwingsmogelijkheden in het geldende planologische regime. Hier is geen sprake van nieuw beslag op de ruimte, waarmee is onderbouwd dat voor dit gedeelte geen sprake is van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling.

Het gedeelte van de bebouwing en het beoogde gebruik dat in het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Buitengebied' valt heeft een verkeer en agrarische bestemming. Beide bestemmingen maken geen bebouwing ten behoeve van bedrijvigheid mogelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voor dit gedeelte meer bebouwing en een nieuwe gebruiksmogelijkheid mogelijk gemaakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime was toegestaan. Hier is sprake van een nieuw beslag op de ruimte, waarmee voor dit gedeelte mogelijk sprake is van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie.

In de overzichtsuitspraak (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) wordt gesteld dat voor andere stedelijke ontwikkelingen zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro in de vorm van een gebouw, de ondergrens 'in beginsel' ligt bij een brutovloeroppervlakte van minder dan 500 m2. Door het opnemen van het woord 'in beginsel' wordt aangegeven dat niet duidelijk sprake is van een harde ondergrens.

Zoals hiervoor beschreven kan het gedeelte van  Kavel 13A dat behoort tot het plangebied van het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Buitengebied' mogelijk aanwezen worden als nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Het plangebied maakt echter onderdeel uit van een groter geheel, namelijk het bedrijventerrein Zwette V. Voor dit bedrijventerrein is momenteel een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Met dat nieuwe bestemmingsplan wordt het bedrijventerrein aan de westzijde uitgebreid zodat het plangebied aansluit op het naastgelegen plangebied van de provinciale weg 'De Haak om Leeuwarden'. De uitbreiding betreft een oppervlakte van circa 1 ha ten opzichte van het huidige planologische ruimtebeslag. Voorliggend plangebied behoort tot deze uitbreiding. Met het nieuwe bestemmingsplan wordt echter het zonnepark van circa 2,5 ha aan de noordzijde van het bedrijventerrein wegbestemd. Bebouwingsmogelijkheden anders dan het zonnepark, vervallen hiermee. Het totale ruimtebeslag van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Zwette V' neemt hiermee met 1,5 ha af.

Conclusie

Hoewel het planvoornemen op zichzelf te beschouwen is als mogelijke nieuwe stedelijke ontwikkeling, is gekeken naar aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Nadere motivatie is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente geeft uitgangspunten voor bestemmingsplannen. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van het relevante beleid voor de ruimtelijke inrichting van het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13-03-2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet op 13 nationale belangen. Hierbuiten hebben decentrale overheden beleidsvrijheid, omdat zij beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Dit bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met nationale belangen uit de SVIR, met uitzondering van nationaal belang 13 betreffende een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming die bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten geldt. Dit moet met behulp van de zogeheten “Ladder voor duurzame verstedelijking” worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat verwijst naar het Bro. Op de ladder is reeds ingegaan in paragraaf 2.3.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik. In paragraaf 2.3 is dit nationaal belang nader uitgewerkt.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het geldende ruimtelijk beleid van Provinsje Fryslân is opgenomen in het op 13-12-2006 vastgestelde Streekplan Fryslân 2007. Het streekplan bevat de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden. Leeuwarden ligt centraal in de provincie en heeft een stedelijke uitstraling met diverse soorten bedrijvigheid en allerlei (hoog)stedelijke voorzieningen die voor heel Fryslân van betekenis zijn. Het is eveneens dé banenmotor van Fryslân: circa 25% van de totale Friese werkgelegenheid is in Leeuwarden geconcentreerd. De stad is in het streekplan aangemerkt als één van de zes stedelijke bundelingsgebieden. De provincie kiest voor een versterking van de positie van Leeuwarden als provinciale hoofdstad. Binnen het Streekplan wordt uitgegaan van de aanleg van de Haak om Leeuwarden, Westelijke invalsweg en de Noordwesttangent. Hiermee samenhangend ontstaan aan de (zuid)westkant van Leeuwarden mogelijkheden voor nieuwe bedrijvigheid in vooral het modern-gemengde segment.

De provincie streeft naar aansluiting van het type en de schaal van de werkfuncties bij de kernenstructuur. Er zijn specifieke vestigingscondities opgesteld om nadelige effecten te voorkomen en juist positieve effecten te genereren. Leeuwarden kan samen met Drachten en Heerenveen de ruimte bieden aan alle bedrijfscategorieën, passend bij hun positie en omvang. Voldoende voorraad van bedrijventerrein is bij de stedelijke centra daarnaast van belang om adequaat en snel op de behoeften van bedrijven in te kunnen spelen, zowel kwantitatief als kwalitatief. De provincie acht het van belang dat werkfuncties en voorzieningen ook op het niveau van een kern op de goede plekken terecht komen. Hiervoor zijn de gemeenten primair verantwoordelijk.

3.2.2 Grutsk op 'e Romte (2014)

Provinciale Staten hebben op 26-03-2014 het document Grutsk op ‘e Romte als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.

3.2.3 Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25-06-2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. De verordening stelt concrete regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan, maar ook daarna opgestelde structuurvisies) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening is onderscheid gemaakt tussen bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het landelijk gebied.

Het plangebied van dit bestemmingsplan is op het provinciaal kaartmateriaal aangegeven als buiten bestaand stedelijk gebied. In artikel 1.1.1, eerste lid van de verordening is opgenomen dat in een ruimtelijk plan voor landelijk gebied geen bouw- en gebruiksmogelijkheden mogen worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. In afwijking hiervan kan in een ruimtelijk plan een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied worden toegestaan. In dat kader is hoofdstuk 4 van de provinciale verordening relevant. Hierin is ingegaan op het thema 'werken'.

In lid 4.1 betreffende de ‘programmering bedrijventerreinen en kantorenterreinen’ is onder 1 aangegeven dat “Een ruimtelijk plan een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein kan bevatten, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft”. Hierop is in paragraaf 3.3.2 ingegaan.

Hoofdstuk 7 van de verordening gaat in op Natuur binnen de provincie Friesland. Artikel 7.12 Dit hoofdstuk gaat niet alleen in op beschermde natuurgebieden maar ook op weidevogels. De natuur- en weiidevogelleefgebieden zijn weergegeven op kaart 3 en 7 behorende bij de verordening. Het gebied aan de westziijde van de Haak is in de Verordening Romte aangewezen als 'weidevogelkansgebied'. Dit gebied ligt op een afstand van circa 100 m van het plangebied. Met de uitbreiding van het bedrijventerrein De Zwette V als geheel, niet alleen voor voorliggend planvoornemen, zal sprake zijn van een verstoring van de openheid en rust in het weidevogelkansgebied. Er is reeds sprake van een verstoring vanwege het bestaande bedrijventerrein, de Haak en de spoorlijn Leeuwarden-Sneek.

Voor de verstoring in het weidevogelkansgebied heeft compensatie plaatsgevonden. De uitbreiding van het bedrijventerrein is in het kader van de Haak om Leeuwarden meegenomen in de weidevogelcompensatie. Voor de Haak is ervoor gekozen om het bedrag te storten in het provinciaal fonds. Voor de Haak geldt een compensatieverplichting van 142 ha. Het verstoringsgebied is in het kader van dit project geheel gecompenseerd in de omgeving van Jowert en Hilaard door middel van weidevogelbeheer met een looptijd van 2012 tot uiterlijk 2042.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw-Stroomland (2011)

In de Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw-Stroomland uit 2011 ontvouwen de gemeente Leeuwarden en voormalige gemeenten Littenseradiel en Menameradiel hun plannen voor het gebied ten zuiden en ten westen van Leeuwarden. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in zijn geheel in het aangegeven structuurvisiegebied, betreffende deelgebied 5 – overgangsgebied.

Doel van de structuurvisie is om ruimte te scheppen voor duurzame initiatieven ten behoeve van de transitie van Leeuwarden naar een zogenaamde ‘Full Sustainable City’. Dat vergt de nodige afstemming om enerzijds aantasting van het landschap te voorkomen en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit van het gebied met een scherpe overgang tussen stad en land te versterken. Naast autonome ontwikkelingen als de aanleg van de Haak om Leeuwarden en de ontwikkeling van De Zuidlanden wordt ingezet op nieuwe stedelijke functies als het Energiepark en de uitbreiding van bedrijventerrein. Deze projecten hebben een duurzaam karakter of worden op een duurzame manier ingevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01_0005.png"

Figuur 5. Fragment structuurvisiekaart

De structuurvisie mondt uit in een ontwikkelingsrichting per deelgebied. Met name tussen de Haak om Leeuwarden en de huidige stadsrand van Leeuwarden zijn er goede mogelijkheden om de ambities te realiseren. Het gebied ten westen en ten zuiden van de Haak om Leeuwarden houdt een overwegend open karakter, met aandacht voor cultuurhistorisch bepaalde lijnen en elementen.

Deelgebied 5 waarin het plangebied van dit bestemmingsplan ligt, is het overgangsgebied van platteland naar de stad. Vooral vanuit het water is dit dé stadsentree en is er een sterke verbinding met de stad. De ambitie is om langs de Westelijke invalsweg hiermee onderscheidende werklocaties te realiseren met een hoge beeldkwaliteit voor bebouwing. Zowel de bebouwing als de aangrenzende buitenruimte versterken elkaar.

Samengevat betreffen de ruimtelijke ambities voor dit deelgebied:

  • Hogere en intensievere bebouwing nabij stadsentrees;
  • Tussen stadsentrees wijkende stadsrand als contramal van stedelijk gebied met een zachte overgang stad-landschap (water/rietlanden);
  • Geclusterde bedrijven met hoogwaardige beeldkwaliteit langs infra en buitengebied;
  • Recreatief hoogwaardige groenstructuur naar buitengebied;
  • Barrières opheffen, doorgaande recreatieve verbindingen ontwikkelen (water en land).

De landschappelijke ambities zoals hiervoor genoemd zijn vertaald in een zogenoemde 'respectzone'. Deze respectzone is medio 2016 gerealiseerd door de aanleg van een groene grondwal met daarvoor een waterpartij welke ook als zodanig wordt bestemd in het bestemmingsplan voor het totale gebied de Zwette V. Zie onderstaande afbeelding voor de situering van de grondwal en de waterpartij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01_0006.png"

Figuur 6. Respectzone bedrijventerrein Zwette V

Wat betreft duurzaamheidsambities wordt ingezet op:

  • Grootschalige productie van duurzame energie op industriële schaal;
  • Aansluiting op de biogasringleiding;
  • Vestiging bedrijven die duurzaam omgaan met energie en water, zowel bij aanleg als gebruik, bijvoorbeeld koppeling gebruik energie en reststromen;
  • Lokaal gezamenlijk zuiveren van licht verontreinigde waterstromen in bijvoorbeeld helofytenfilters en groene daken;
  • Waterzuivering combineren met andere functies (recreatie, natuur, landschap, infra);
  • Experimenteergebied: duurzame innovaties, vooral op het gebied van energie en watertechnologie;
  • Duurzaam ontwerp en beheer (bedrijven)terreinen, bijvoorbeeld grondstoffen hergebruik, minimale emissies water, bodem en lucht, energiebesparing;
  • Duurzaam parkmanagement werklocaties;
  • Reductie energiegebruik.

Op de Zwette V wordt de mogelijkheid geboden om duurzame bedrijven te vestigen maar dat geldt niet als vereiste voor dit terrein. Met het bestemmingsplan voor de Zwette V, waar het plangebied onderdeel van uit maakt, wordt voor zover mogelijk tegemoet gekomen aan de in bovenstaand genoemde ruimtelijke ambities dan wel ambities uit oogpunt van duurzaamheid.

3.3.2 Regionaal bedrijventerreinplan Noordwest-Fryslân (2011)

Het Regionaal bedrijventerreinplan Noordwest-Fryslân 2010-2020 uit 2011 is op initiatief van de Provinsje Fryslân met diverse samenwerkende gemeenten in de regio opgesteld en betreft een uitwerking van het door het Rijk, de provincies en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ondertekende Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020. In dit convenant is aangegeven dat (her)ontwikkeling van bedrijventerrein in regionaal verband moet worden opgepakt. Alleen nieuwe bedrijventerreinen mogen worden aangelegd wanneer er op bestaande terreinen geen ruimte meer is en/of geen ruimte meer kan worden gemaakt (door middel van revitalisering) en er in de regio (buurgemeenten) geen mogelijkheden meer zijn tot vestiging van nieuwe bedrijven. Het convenant is bedoeld om verspilling van ruimte en geld te voorkomen.

Het regionaal bedrijventerreinplan heeft betrekking op alle nieuwe dan wel uit te breiden bedrijventerreinen met een bruto-oppervlakte van 1 ha of meer bij alle centra en kernen waar op grond van het Streekplan Fryslân 2007 bedrijventerrein op voorraad mogelijk is, zo ook Leeuwarden. Het regionale bedrijventerreinplan geeft invulling aan de Verordening Romte Fryslân. Regionale vraag en aanbod wordt op elkaar afgestemd zodat overcapaciteit wordt vermeden. Het bedrijventerrein Zwette V is in het regionaal bedrijventerreinplan opgenomen.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Stadsvisie Leeuwarden 2008-2020

Leeuwarden is eerst en vooral hoofdstad van Fryslân. Hoofdstad van een provincie met een groen, waterrijk en wijds landschap, een eigen taal en een eigen cultuur. Leeuwarden heeft ook belangrijke voorzieningen op het gebied van wonen, werken, cultuur, recreatie, onderwijs en gezondheidszorg. Leeuwarden is van belang als woonstad en als banenmotor van Fryslân.

In de stadsvisie zijn vijf pijlers opgenomen waar bij de ontwikkeling van de stad rekening mee wordt gehouden. Voor dit bestemmingsplan is pijler 4 betreffende ‘werken & ondernemen’ van toepassing;

Leeuwarden wil de banenmotor van Fryslân blijven en biedt ondernemers daarom de ruimte. Op basis van onder meer dit thema kan de stad zich in de toekomst verder blijven ontwikkelen. Voorwaarde voor de verdere ontwikkeling is wel dat onder meer de bereikbaarheid op orde is.

3.4.2 Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2014

De Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2014 betreft een actualisering van het detailhandelsbeleid dat door de gemeente wordt gevoerd. De visie beschrijft de wijze waarop de gemeente wil omgaan met onder andere de vestiging van detailhandel in Leeuwarden. Op bedrijventerreinen geldt in principe een detailhandelsverbod.

3.4.3 Duurzaamheidsvisie (2010)

Leeuwarden bevordert op haar grondgebied actief het verduurzamen van de gemeente. Deze verduurzaming richt zich op een aantal aspecten waaronder energieverbruik, verantwoordelijk watergebruik en waterkwaliteit, ecologie en het beperken van afval. De focus ligt op de thema’s energie en water. Op 29-11-2010 is hiervoor de visie Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad” voor de periode tot en met 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Aan dit programma is een uitvoeringsprogramma Slim met Energie en Water (2011-2014) en het programma Groen Werkt! (2014-2017) gekoppeld.

Duurzame ontwikkeling

Het doel van de ambitieuze duurzaamheidsvisie is dat de gemeente in haar energieverbruik kan voorzien zonder gebruik van fossiele brandstoffen. Dit betekent dat in de bestaande woningbouw en bedrijfsgebouwen fors energie bespaard moet worden of dat er duurzaam opgewekte energie gebruikt wordt. Voor nieuwbouw betekent het dat de gemeente verdergaande doelen dan de eisen van het Bouwbesluit nastreeft en dat de gemeente de lijst ‘Duurzaam Bouwen’ hanteert. Het uitgangspunt hierbij is een scherpere energienorm dan de nationale uitgangspunten.

Duurzame inrichting

Ambities ten aanzien van de thema’s Water en Duurzame Energie kunnen worden vormgegeven door:

  • a. Aandacht voor energieneutrale ontwerpen van bouwwerken/gebouwen, daar energieneutraliteit van het gebied anders niet wordt gehaald;
  • b. Om het gebruik van fossiele brandstoffen in de toekomst tot een minimum te reduceren, zijn er in het gebied geen belemmeringen voor constructies in vorm van experimenten met innovatieve projecten van een meer permanente aard die hieraan kunnen bijdragen (bijvoorbeeld aardwarmte, windenergie (niet grootschalig), biomassa of zonne-energie in tijdelijke of permanente opstelling in weilanden of onbenutte percelen), tevens kan de teelt van biomassa worden toegestaan;
  • c. De ontwikkeling, demonstratie en toepassing van duurzame innovaties op het gebied van water (zoals het duurzaam omgaan met drinkwater, het winnen van energie en nutriënten uit afvalwater en lokaal zuiveren van afvalwaterstromen) kunnen zonder beperkingen gestalte krijgen.
  • d. Maar het gebied biedt ook ruimte voor de demonstratie en toepassing van andere duurzame innovaties.
  • e. Als energiebespaaroptie richt Leeuwarden zich verder ook op de openbare verlichting. De gemeente zal, daar waar het qua veiligheid vertrouwd is, streven naar energiezuinige openbare verlichting: waar niet nodig komt geen verlichting, of de verlichting wordt gedimd of gedoofd, óf er zal energiebesparende verlichting worden geplaatst.

Openbare ruimt

Voor de inrichting van de openbare ruimte is het “Kwaliteitsdocument Openbare Ruimte” van de gemeente Leeuwarden leidend.

Water(technologie) en ecologie

Nieuwe watertechnologie kan ook het aanwezige watersysteem versterken. Zuivering van licht verontreinigd afvalwater in bijvoorbeeld helofytenfilters of zuiverende oevers kan bijdragen in het waterbergende vermogen en de ecologische en belevingswaarde van het water te verhogen. Bestaande en nieuwe waterlopen kunnen een bijdrage leveren aan het versterken van de ecologische waarden. Voor de bebouwing kan een bijdrage aan ecologische structuren het aanleggen van groene daken zijn. Onder voorwaarden kan hier bij de gemeente subsidie voor worden aangevraagd. Groene daken dragen bij aan het vasthouden van water, waarmee ze naast de ecologische waarde ook aan een reductie van de piekbelasting op het riool kunnen bijdragen.

3.4.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2016

Op 14-12-2015 is het Gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan 2011 - 2025 (GVVP) in het kader van de harmonisatie van beleid opnieuw vastgesteld. Er is geen aanleiding geweest om het eerdere beleid rigoureus aan te passen. De ambitie is en blijft Leeuwarden als economisch, ruimtelijk, sociaal en cultureel centrum van Fryslân verder te ontwikkelen. Een goede bereikbaarheid van de stad is daarvoor essentieel. Het leidmotief van het verkeers- en vervoerbeleid blijft daarom: ‘de complete stad bereikbaar’.

De stadsring is de kransslagader en het vliegwiel van de stad. De ring verbindt alle wijken en bedrijventerreinen. Daarom heeft doorstroming van het autoverkeer er prioriteit. Op de stadsring is er veel kruisend fiets- en voetgangersverkeer. De gemeente wil dat zo veilig mogelijk maken. Daarom wordt gekozen voor ongelijkvloerse oplossingen (mits inpasbaar en kosteneffectief) of veilige, gefaseerde oversteken waarbij de fietser of voetganger per fase één rijstrook kruist of met verkeerslichten. Kruisingen in de stadsring worden in principe met een verkeersregelinstallatie geregeld. Op de meeste plaatsen is dat vanuit het oogpunt van verkeerscapaciteit en -doorstroming het meest optimaal. Daar waar een oplossing met een rotonde mogelijk is, zonder dat deze de doorstroming nadelig beïnvloedt, kan de gemeente kiezen voor een (turbo)rotonde.

Voor het plangebied is de Haak om Leeuwarden van groot belang. Door de aanleg van de Haak om Leeuwarden wordt het verkeer al buiten de stad verdeeld over de juiste route, zodat het stedelijke wegennet niet meer onnodig wordt belast. De Haak om Leeuwarden vervult daarmee dan ook een doorgaande verkeersfunctie. De nieuwe Westelijke invalsweg verbindt de Haak om Leeuwarden rechtstreeks met de stadsring en de kantorenhaak. Het tracé volgt onder andere de Marshallweg en sluit vervolgens aan op het Stephenson viaduct. Op termijn zal de Hendrik Algrawei (N31) hierdoor de verkeersfunctie verliezen. Verder zullen de wegen in het plangebied als gebiedsontsluitingsweg fungeren.

Wat betreft het parkeren geldt op het bedrijventerrein de Zwette V als nadrukkelijk uitgangspunt dat elk complex of bedrijf in de eigen parkeerbehoefte dient te voorzien. Voorliggend plangebied betreft een oppervlakte van 8.000 m2. Hierop is bebouwing beoogd van circa 3.000 m2. In het plangebied blijft daarmee voldoende ruimte over voor het parkeren op eigen terrein.

3.4.5 Welstandsnota Leeuwarden 2016

Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Datgene wat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief met het gemeentelijke welstandsbeleid geregeld. Dit is vastgelegd in de op 30-11-2015 door de raad vastgestelde Welstandsnota Leeuwarden 2016.

Voor het bedrijventerrein Zwette V (Newtonpark IV) heeft de gemeente Leeuwarden een beeldkwaliteitsplan opgesteld 'Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein Newtonpark IV Leeuwarden'. Het beeldkwaliteitsplan maakt onderscheid tussen 'zone voorzijde' en de 'zone zij- of achterkant' en de verschillende beeldkwaliteitseisen voor deze zones, en heeft betrekking op het parkeren, inritten, reclame-uitingen, erfafscheidingen, het reguleren van opslag op het terrein, de verschijningsvorm van gebouwen en verlichting. Voor randzones in het plan, zijn de beeldkwaliteitseisen strenger dan voor het binnengebied.

De geldende welstandsnota biedt onvoldoende toetsingskader voor het op grond van dit bestemmingsplan beoordelen van aanvragen om omgevingsvergunning voor het bij recht uitvoeren van bouwontwikkelingen. Hierom heeft een uitwerking in herziene welstandsrichtlijnen van de beoogde beeldkwaliteit plaatsgevonden. Vanwege enige herontwikkeling door een andere verkavelingsopzet, ontwerp van het zonnepark en inmeting van de gerealiseerde groenwal wordt het beeldkwaliteitsplan herzien. Dit document wordt gelijktijdig met het ontwerp van het bestemmingsplan Zwette V ter visie gelegd en te zijner tijd als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota van toepassing verklaard en vastgesteld. Voor voorliggend planvoornemen is het oude beeldkwaliteitsplan van toepassing. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen worden de beoogde bouwplannen aan dit beeldkwaliteitsplan getoetst.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor een bestemmingsplan naar voren komen. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie met dit bestemmingsplan ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het plan. Daarbij is zo nodig gebruik gemaakt van de uitkomsten van de opgestelde milieueffectrapportage en de bijbehorende onderzoeksrapportages.

4.1 Ecologie

Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Onderzoek/Toetsing

Voor voorliggend bestemmingsplan is geen zelfstandig ecologisch onderzoek uitgevoerd maar is gebruik gemaakt van het ecologisch onderzoek dat voor het bestemmingsplan Zwette V, dat momenteel in voorbereiding is, uitgevoerd is. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 3.

GEBIEDSBESCHERMING

Door de uitvoering van de plannen ontstaat geen direct negatief effect op de beschermde gebieden. Voor het gehele bedrijventerrein wordt een aanvullend stikstofberekening uitgevoerd. Voor voorliggend plangebied is dit niet relevant.

SOORTENBESCHERMING

Het plangebied is gelegen aan de zuidwestzijde van het bedrijventerrein De Zwette. Aan het plangebied grenzen geen grote watergangen, zoals de Zwette en de Boksumer Soal. De overige kleinere doodlopende watergangen vormen geen geschikte vliegroute voor meervleermuis. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn in het plangebied uitgesloten vanwege ontbrekende bebouwing. Wat betreft de verblijfsplaatsen of foerageergebied van vleermuizen ontstaat dan ook geen conflict met de Wet natuurbescherming. Uit de rapportage komt naar voren dat met de geplande werkzaamheden geen conflict ontstaat met de Wet natuurbescherming ten aanzien van overige beschermde soorten mits broedende vogels en hun nesten niet worden verstoord.

VERORDENING ROMTE FRYSLÂN

In de nabijheid van het plangebied ligt een gebied dat in de Verordening Romte is aangewezen als 'weidevogelkansgebied'. In paragraaf 3.2.3 is hier reeds op ingegaan.

Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.2 Archeologie

Normstelling en beleid

De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

De gemeente Leeuwarden heeft met de Nota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2018 de archeologische koers voor de komende jaren uitgezet. Met een eigen archeologisch beleidsplan maakt de gemeente de eigen keuzes voor alle betrokkenen helder. Het brengt duidelijk naar voren hoe en waarom de gemeente zorg draagt voor haar kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met dat van de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:

  • de archeologische (verwachtings)waarden worden meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
  • ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische (verwachtings)waarde.

Toetsing

De gemeentelijke beleidskeuzes zijn weergegeven in de Erfgoedverordening gemeente Leeuwarden en op de archeologische waardenkaart, waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie. In figuur 5 is een uitsnede van de kaart weergegeven, waarop aangegeven is welke waarden in het bestemmingsplangebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03024BP00-VG01_0007.png"

Figuur 7. Uitsnede van de archeologische waardekaart gemeente Leeuwarden, binnen het rode rondjel het bestemmingsplangebied

Het plangebied ligt landschappelijk gezien ter hoogte van de voormalige Middelzee. Vanwege het feit dat dit gebied van oudsher laaggelegen, nat en daardoor niet bewoonbaar was, heeft het bestemmingsplangebied een lage tot geen archeologische verwachting. Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart is het gebied aangegeven als ‘vrijgegeven’. Er is daardoor bij ontwikkelingen geen archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk.

Conclusie

Ten aanzien van het archeologische aspect bestaan er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.3 Cultuurhistorie

Normstelling en beleid

Naast aandacht voor archeologische waarden in het kader van de Erfgoedwet dient ieder ruimtelijk plan ook een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van cultuurhistorie, dient dan ook aangegeven te worden op welke wijze daarmee rekening wordt gehouden.

Toetsing

De gronden van het gebied Zwette V maakten eens deel uit van de Middelzee. Vanaf de 13de eeuw is deze zeearm ingepolderd. Na de inpoldering werd het water De Zwette de grens tussen Oostergo en Westergoo. Tevens was het een belangrijke verkeersader (trekvaart) tussen Sneek en Leeuwarden.

Na de inpoldering zijn er ook een aantal andere elementen ontstaan, zoals de Boksumerdyk. Deze dijk, aangelegd in de 13de eeuw, is een van de weinig doorgaande verbindingen tussen de voormalige oost- en westoever van de Middelzee. Het Boksumer Soal is de oude dorpsvaart naar Boksum. Op de oudste kaart van het gebied (Schotanus) te zien als ‘Boxumer Zool’. Waterlopen zijn tot in de twintigste eeuw van groot belang geweest voor het transport van goederen en personen, omdat wegen vaak slechts een deel van het jaar goed begaanbaar waren.

Kenmerkend voor het gebied dat ooit de Middelzee vormde is de openheid. De voormalige zeebodem bleek zeer geschikt voor agrarisch gebruik en dat was eeuwenlang de belangrijkste activiteit in dit gebied. Sinds de twintigste eeuw raakt het gebied van het voormalige Middelzee westelijk van Leeuwarden steeds meer bebouwd, door aanleg van infrastructuur en uitbreiding van de stad. Dit geldt ook voor het gebied Zwette V, wat sinds begin 21ste eeuw als een bedrijventerrein van Leeuwarden wordt ontwikkeld.

BEBOUWING
In en in de omgeving van het plangebied is van oudsher geen bebouwing aanwezig. De gronden werden vooral gebruikt als landbouwgronden. De bebouwing uit de 21ste eeuw is in algemene zin bebouwing zoals die veel voorkomt op bedrijventerreinen. Er is in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig dat via het bestemmingsplan beschermd dient te worden.

Conclusie

Gelet op voorgaande en de getroffen regeling uit oogpunt van cultuurhistorie mag dit bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht.

4.4 Waterparagraaf

Normstelling en beleid

In de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte ‘watertoets’ van belang. De watertoets wordt gezien als procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Een belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied valt in het werkgebied van Wetterskip Fryslân.

Watertoets

Ten behoeve van het planvoornemen is op 12 juli 2018 middels de digitale watertoets advies gevraagd aan de waterbeherende organisatie Wetterskip Fryslân. Het volledige advies is als bijlage toegevoegd. De normale procedure is van toepassing waarvoor verwezen wordt naar de standaard maatregelen zoals opgenomen in het wateradvies.

Het plangebied maakt deel uit van een groter plangebied van het bestemmingsplan Zwette V dat ook in voorbereiding is. Het aanwezige zonnepark van 2,5 ha aan de noordzijde van het bedrijventerrein wordt in dat bestemmingsplan wegbestemd, en krijgt niet langer een bedrijfsbestemming. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan 'Newtonpark IV' wordt het plangebied richting het westen uitgebreid en sluit hiermee aan op het plangebied van 'De Haak om Leeuwarden'. De nu nog agrarische gronden van circa 1 ha krijgen in het nieuwe bestemmingsplan een bedrijfsbestemming. Hoewel sprake is van een uitbreiding van het bedrijventerrein neemt de oppervlakte van bebouwingsmogelijkheden in de nieuwe planologische regelingen niet toe maar juist af.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein Zwette V. Vanuit de dorpen nabij het plangebied is de wens geuit voor een landschappelijke inpassing van de bebouwing op het bedrijventerrein de Zwette V, om hiermee het zicht aan de bebouwing te onttrekken. Met die reden is in 2016 een 3.00 m hoge grondwal rond het bedrijventerrein aangelegd. De aanleg van deze grondwal vereiste een demping van de aanwezige watergangen. De aanwezige watergangen maakten onderdeel uit van de reguliere waterhuishouding van het agrarisch gebied. De watergangen zijn aan de westzijde van het bedrijventerrein gecompenseerd met het graven van een plas - dras gebied.

De aanwezige waterpartijen in de nabijheid van het plangebied voorzien in voldoende waterbergingsmogelijkheden voor het nieuwe in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Voorliggend plangebied maakt deel uit van het nieuwe gedeelte van het bedrijventerrein en vormt hiermee strikt genomen een uitbreiding van de bestaande verharding met circa 3.000 m2. Omdat het plangebied deel uit maakt van een groter geheel, waarvoor reeds compensatie heeft plaatsgevonden, is voor dit specifieke plangebied geen aanvullende watercompensatie noodzakelijk.

Conclusie

Wat betreft het aspect water is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.5 Externe veiligheid

Algemeen toetsingskader

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico’s gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het Plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
  • 2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb): Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.
  • 3. Wet basisnet: Het basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over de weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).
  • 4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt): Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd.
  • 5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit): Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB’s. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.

VERANTWOORDINGSPLICHT

In het Bevi, Bevb en het Bevt is onder andere een verantwoordingsplicht GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen planologische keuzes moeten worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag.

Toetsing

Uit de professionele Risicokaart blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plangebied risicobronnen gelegen zijn waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen binnen het plangebied.

RISICOVOLLE INRICHTINGEN

Op een afstand van circa 650 m, aan de Curieweg 3, staat een ammoniakinstallatie. De opslagcapaciteit van deze installatie betreft 1499 kg NH3. Voor deze installatie is geen PR 10-6 risicoafstand opgenomen en valt niet onder het BEVI. De ammoniakinstallatie is dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.

Aan de Boksumerdyk 11 staat een biogasopslag met een inhoud van 80.000 liter. Hiervoor geldt een PR 10-6 risicoafstand van 50 m. De afstand van het plangebied tot deze installatie betreft circa 600 m en valt ruimschoots buiten deze risicoafstand.

TRANSPORT VAN GEVAARLIJKE STOFFEN OVER SPOORWEGEN

Op een afstand van ruim 350 m loopt de spoorweg Leeuwarden - Heerenveen. Over deze spoorlijn vindt in principe geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Zeer incidenteel vinden deze transporten wel plaats wanneer geen transporten van gevaarlijke stoffen kunnen plaatsvinden over het traject Meppel-Groningen. Aangezien er zeer incidenteel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, kan geconcludeerd worden dat het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor geen belemmering vormt voor het voorliggende bestemmigsplan.

TRANSPORT VAN GEVAARLIJKE STOFFEN OVER WEGEN

Ten westen van het plangebied ligt de Rijksweg N31 waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De N31 is opgenomen in het Basisnet weg. Het plangebied ligt op een afstand van circa 40 vanuit het midden van de N31. Wanneer een bestemmingsplan binnen een afstand van 200 m van een transportroute is gelegen dan moet, op basis van artikel 8 van het Bevt, het groepsrisico uitgebreid worden verantwoord. Deze verantwoording is opgenomen in Bijlage 4.

Plaatsgebonden risico

Uit deze verantwoording blijkt dat voor de N31 geen basisnetafstand en daarmee geen PR 10-6 geldt.

Groepsrisico

De N31 heeft ter hoogte van het plangebied grotendeels eenzidige bebouwing, deze bebouwing ligt op een afstand van circa 40 m vanaf het midden van de N31. Op de weg mag een maximumsnelheid van 100 km/uur gereden worden. De maximale dichtheid is 40 personen per ha. Het aantal tankwagens gevaarlijke stoffen categorie GF3 over deze weg is in de Regeling basisnet gesteld op 1000. Op basis van tabel 1-4 van de bijlage van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) kan worden gesteld dat een overschrijding van 10% van de oriëntatiewaarde ter plaatse van het plangebied niet wordt overschreden. Over de weg worden geen categorieën stoffen LT3, GT4 en GT5 vervoerd. Nadere verantwoording hiervan is dan ook niet noodzakelijk.

Transport van gevaarlijke stoffen over de N31 vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

ADVIES BRANDWEER FRYSLÂN

Wanneer een bouwplan is gelegen binnen het invloedsgebied van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, moet in ieder geval in worden gegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Op 25 september 2018 is door de Brandweer Fryslân een advies uitgebracht omtrent de externe veiligheid. Brandweer Fryslân constateert voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid geen knelpunten ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de opkomstijd valt binnen de normen van het dekkingsplan van de brandweer. Het plangebied ligt op voldoende afstand tot de aanwezige primaire bluswatervoorziening. Daarnaast langs de Flemingweg twee brandkranen aanwezig die aangesloten zijn op een waterleiding. Met de aanwezige brandkranen kan een eerste aanzet worden gepleegd bij een beginnende brand in het plangebied. De brandweer adviseert ter bestrijding van een grote brand een tertiaire bluswatervoorziening aan te leggen. Deze tertaire bluswatervoorziening wordt als zodanig aangewezen en gemarkeerd in het bestemmingsplan voor het totale gebied de Zwette V.

Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

4.6 Bedrijven- en milieuzonering

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst in de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2009. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimale afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De genoemde afstanden in de VNG-publicatie zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. In de publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden; 1. rustige woonwijk / buitengebied en 2. gemengd gebied. In geval van een gemengd gebied, waar sprake is van functiemenging, kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

De volgende richtafstanden met bijbehorende milieucategorie (cat.) worden in de VNG-publicatie gehanteerd: 10 m voor cat. 1, 30 m voor cat. 2; 50 m voor cat. 3.1, 100 m voor cat. 3.2, 200 m voor cat. 4.1, 300 m voor cat. 4.2, 500 m voor cat. 5.1 en 700 m voor cat. 5.2.

Toetsing

Op het bedrijventerrein Zwette V is rekening gehouden met eventuele milieugevoelige functies in de omgeving en een verdeling van toegestane milieucategorieën vastgelegd. Al naar gelang de afstand tot (de concentratie van) hindergevoelige functies groter is, kunnen “zwaardere” bedrijven (hogere milieucategorie) zich op het bedrijventerrein vestigen. Navolgende tabel geeft de huidige bedrijvigheid op in de nabijheid van het plangebied weer.

Tabel 1. Huidige bedrijvigheid

Naam   Adres   SBI-
nummer  
SBI-omschrijving   Milieu-
categorie  
PostNL Depot   Brailleweg 3   641   Post- en koeriersdiensten   2  
Weiland Vloerenbedrijf BV   Curieweg 26   52.A   Detailhandel voor zover n.e.g.   1  
Runderslachterij VION   Curieweg 3   151   Slachterijen en overige vleesverwerking - slachterijen en pluimveeslachterijen   3.2  
Cornelis Bedrijfsauto's   Nobelweg 15   501   Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven   2  
De Boer Transport   Nobelweg 11   52102, 52109   Distributiecentra, pak- en koelhuizen   3.1  
Dutch Rainmaker   Nobelweg 1k   35   Windmolens: - wiekdiameter 20 m   3.2  
Jansma Drachten BV   Nobelweg 13   52109   Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)   2  
Solteq Energy B.V.   Nobelweg 1   35   Windmolens: - wiekdiameter 20 m   3.2  
CowHouse International B.V.   Nobelweg 1   466,469   Overige groothandel   2  
Dairy Campus   Boksumerdyk 11   0141,0142   Fokken en houden van rundvee   3.2  

Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een heftrukbedrijf mogelijk. Een heftruckbedrijf is volgens de VNG publicatie in te delen als een bedrijf in milieucategorie 3.2. Het bedrijft valt hiermee onder de noemer Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie), SBI-2008, 451. Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 100 m. Het dichtstbijzijnde bedrijf is het Post- en koeriersbedrijf van PostNL op een afstand van ruim 200 m. Zowel het nieuwe bedrijf als het post- en koeriersbedrijf worden niet in ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen hindergevoelige objecten aanwezig die mogelijkerwijs door het nieuwe heftrukbedrijf hinder kunnen ondervinden.

Conclusie

Gelet op de getroffen regeling in dit bestemmingsplan bestaan er wat betreft bedrijven- en milieuzonering geen belemmeringen ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

4.7 Geluidhinder

Normstelling en beleid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. De Wgh bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. In veel gevallen is deze norm 48 dB.

WEGVERKEERSLAWAAI

In de Wgh is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Elke weg heeft in principe een zone, behoudens wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.

SPOORWEGLAWAAI

Op grond van hoofdstuk 7 (Zones langs spoorwegen) van de Wgh zijn in het Besluit geluidhinder geluidsemissie eisen opgenomen die gelden bij de aanleg of het vervangen van (een gedeelte van) een spoorweg. In het besluit is bepaald dat langs iedere spoorweg een zone ligt, waarvan de breedte gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf varieert van 100 m tot 500 m. Per 01-07-2012 is wetgeving omtrent geluidsproductieplafonds van kracht. Hierin is vastgelegd welke geluidproductie een spoorweg maximaal mag voortbrengen op aan weerszijden gelegen referentiepunten.

INDUSTRIELAWAAI

Op grond van de Wgh dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan onder meer aandacht aan industrielawaai te worden besteed. Dit is met name het geval als een bestemmingsplan de mogelijkheid van de vestiging van een inrichting als bedoeld in artikel 41 Wgh insluit. De categorieën van inrichtingen bedoeld in artikel 41 Wgh zijn nader aangewezen in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Voorheen waren de betreffende inrichtingen aangewezen in het Besluit categorie A-inrichtingen.

Toetsing

WEGVERKEER- EN SPOORWEGLAWAAI

In het plangebied worden geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Lawaai afkomstig van wegverkeer en van de nabije spoorweg(en) speelt dan ook geen beperkende factor voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

INDUSTRIELAWAAI

Het plangebied is niet gelegen in een geluidszone van een naastgelegen bedrijventerrein.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect geluidhinder wordt de uitvoerbaarheid van het planvoornemen niet belemmerd.

4.8 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van ‘Niet In Betekenende Mate’ (NIBM) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) onder meer voor projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor NO2 of PM10 bijdragen, wat overeenkomt met 1,2 µg/m3.

Toetsing

Voor het gehele plangebied van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Zwette V worden onderzoeken in het kader van het planMER uitgevoerd. Deze onderzoeken betreffen onder andere het onderzoek naar luchtkwaliteit. In dit onderzoek wordt gekeken naar de planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan. Voorliggend voornemen past binnen de kaders van dat bestemmingsplan. Aan de hand van de resultaten van het planMER kan dan ook verondersteld worden dat met het planvoornemen geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden zoals genoemd in Wet milieubeheer.

Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.9 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

In het kader van een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan moet onderzocht worden welke gevolgen eventuele bodemverontreinigingen hebben voor de uitvoerbaarheid van het plan. De bodemkwaliteit kan namelijk een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Toetsing

Er is een inventarisatie gemaakt van de bekende bodemkwaliteitsgegevens. Hiervoor is gebruik gemaakt van de gegevens uit het gemeentelijke bodeminformatiesysteem (gegevens onderzoeken en historische activiteiten). Daarnaast is gebruik gemaakt van de bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota.


ACTUELE BODEMKWALITEIT

In het gebied van het bedrijventerrein Zwette V zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De eerste onderzoeken zijn van vóórdat een groot deel van het gebied werd ingericht als bedrijventerrein. Toen werden in de bodem hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen. Vervolgens is het gebied voor een groot deel opgehoogd met grond. Hiervoor is schone grond gebruikt (klasse ‘Landbouw/natuur’). In 2017 is opnieuw bodemonderzoek uitgevoerd. Ook toen zijn in de bodem hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.

De gemeente Leeuwarden heeft een bodembeheernota met bodemkwaliteitskaarten vastgesteld. Hierop is de gemiddelde bodemkwaliteit voor verschillende delen van de gemeente aangegeven. Het plangebied ligt in een gebied waar gemiddeld sprake is van de bodemkwaliteitsklasse ‘Landbouw/natuur’. Deze bodemkwaliteitsklasse is van invloed op de voorwaarden voor het hergebruiken van eventueel vrijkomende grond.

In algemene zin kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit binnen het plangebied geschikt is voor de functies binnen het gebied. Bij de bouw van verblijfsruimten en eventuele wijzigingen van functies vindt nog wel altijd een locatiespecifieke bodemtoets plaats. Daaruit blijkt of er inderdaad geen bodemverontreiniging hoeft worden verwacht. Als er wel sprake is van een verdenking, moet vervolgens bodemonderzoek worden verricht.

Conclusie

Er mag van worden uitgegaan dat er gelet op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem voor dit bestemmingsplan planologisch geen belemmeringen bestaan.

4.10 Kabels en leidingen

4.10.1 Hoogspanningsleiding

Beleid

Op grond van het voorzorgbeginsel heeft het voormalige Ministerie van VROM in oktober 2005 aan overheden en netbeheerders advies omtrent hoogspanningsleidingen uitgebracht. Geadviseerd wordt, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven/worden blootgesteld in een gebied rond bovengrondse hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT), de zogeheten magneetveldzone. Hiervan moet bij vaststelling van bestemmingsplannen en wijzigingen in bestaande plannen rekening mee gehouden worden.

Onderzoek

Door een deel van het bedrijventerrein loopt de 110 kV-hoogspanningsleiding Herbaijum - Schenkenschans (van Liander). De zogenaamde indicatieve zone die hiervoor door het RIVM wordt aangegeven, beslaat respectievelijk 50 m aan weerszijden van het hart van de hoogspanningslijn. Dit zijn conservatieve aannames. De daadwerkelijke zone van 0,4 µT (microtesla) is kleiner.

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt niet in de 50 m zone zoals hiervoor genoemd.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft de aanwezige hoogspanningsleiding in het plangebied.

4.10.2 Overige

In en rond het plangebied zijn verder geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming genieten en waar rekening mee gehouden moet worden. Met uitzondering van de hiervoor behandelde hoogspanningsleiding zijn geen andere planologische relevante kabels of leidingen van invloed op het bestemmingsplan.

4.11 Overig

4.11.1 Vliegbasis Leeuwarden

De veiligheid van het stijgen en landen van vliegverkeer vanwege de nabijgelegen Vliegbasis Leeuwarden brengt hoogtebeperkingen met zich mee. In het plangebied is een obstakelbeheergebied en een radarverstoringsgebied van toepassing. Op basis hiervan gelden hoogtebeperkingen vanaf 45 m. Omdat met dit bestemmingsplan niet in objecten met een dergelijke bouwhoogte wordt voorzien, is regelgeving omtrent de vliegbasis verder niet van invloed.

4.11.2 Duurzaamheid

Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in onder meer de volgende de thema’s: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder deze laatste kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen uit te werken. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving. Bestemmingsplannen kunnen echter beperkt worden gehanteerd om duurzame energieaspecten te regelen.

Het bestemmingsplan is een instrument waarin enkele duurzame energieaspecten geregeld kunnen worden. Zo kunnen bij ruimtelijke ontwikkelingen in de planregels en/of op de verbeelding randvoorwaarden voor passieve en actieve zonne-energie als zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ter vermijding van schaduwwerking worden vastgelegd. De mogelijkheden zijn echter beperkt. Voor eventuele ambitieuze duurzame energiedoelstellingen in het gebied dienen dan ook extra instrumenten, zoals privaatrechtelijke overeenkomsten, ingezet te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Toelichting op het juridische systeem

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast.

De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan. Het digitale plan verschaft de burger ‘online’ informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale plannen zijn per 01-01-2010 verplicht op grond van de Wro. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is de digitale versie bepalend qua vormgeving en inhoud.

5.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:

  • 1. In de Inleidende regels zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
  • 2. In de Bestemmingsregels zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. In paragraaf 5.3 volgt een nadere toelichting op de bestemmingen.
  • 3. In de Algemene regels staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene bouw- en gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. In de overige regels is tot slot het parkeerverhaal verwerkt en is de van toepassing verklaring opgenomen met betrekking tot het vigerende “Bestemmingsplan Leeuwarden – Partiële herziening Plan voor de zon” in het plangebied.
  • 4. Ten slotte bevat het bestemmingsplan nog Overgangs- en slotregels. Dit betreft artikelen onder het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en de slotregel.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf zijn de afzonderlijke bestemmingen, zoals die in de regels zijn opgenomen en op de verbeelding zijn weergegeven, beschreven.

5.3.1 Bestemmingen

Bedrijventerrein

De bedrijfsbestemming die in het plangebied is opgenomen is overeenkomstig de bestemming zoals opgenomen in het bestemmingsplan ´Bedrijventerrein Newtonpark IV´. Binnen deze bestemming zijn drie zoneringen opgenomen ten aanzien van milieucategorieën. Voor voorliggend planvoornemen is specifiek de functieaanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn eigenstandige kantoren, detailhandel en bedrijfswoningen niet toegestaan. Bebouwing dient gebouwd te worden in een bouwvlak waarbij het bebouwingspercentage maximaal 70% per bouwperceel is.

5.3.2 Algemene aanduidingsregels

Luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied.

Er is voor gekozen om daar waar het gaat om concrete en vastliggende bouwhoogtebeperkingen één gebiedsaanduiding op te nemen. Dit houdt in dat voor zover de maximale bouwhoogte voortvloeit uit de bescherming van de invliegfunnel deze is opgenomen in de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – obstakelbeheergebied”. Wanneer echter de maximale bouwhoogte als gevolg van de invliegfunnel hoger ligt dan die op grond van het obstakelbeheergebied (45 m) is er voor gekozen alleen de maximale bouwhoogte op grond van het obstakelbeheergebied op te nemen.

5.4 Overige aspecten

Additionele voorzieningen

In dit bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.

Handhaving

Dit bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor de burger waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.

5.5 Procedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemminsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak als een concept- dan wel voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overleg- en inspraakreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.

Terinzageleggingsfase

Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant en de website www.officielebekendmakingen.nl voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan voor iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Dit gebeurd als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van GS en/of de ILT wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Belanghebbenden zijn diegenen die tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze hebben ingediend en diegenen die hebben aangetoond in redelijkheid niet in de mogelijkheid zijn geweest om een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.

Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Bro aangegeven. Gelet op het planvoornemen is sprake van een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro, lid c, te weten: "de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 brutovloeroppervlakte of met één of meer woningen".

De Grondexploitatiewet, als onderdeel van de Wro, stelt een gegarandeerd kostenverhaal als eis aan bestemmingsplannen. Deze verplichting vervalt wanneer de kosten anderszins zijn verzekerd. De gemeenteraad moet dan wel expliciet besluiten dat er geen exploitatieplan wordt vastgesteld.

De invulling van het plangebied vindt door particuliere/private partijen plaats. Tussen die partijen en de gemeente zal daaromtrent grondexploitatieovereenkomsten worden gesloten, waarbij de exploitatie geheel in handen van en voor risico van de ontwikkelende partijen zal komen te liggen. Gelet op voorgaande is er geen aanleiding voor een kostenverhaal anderszins en hoeft er daarom geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Planschadeverhaal

Door het verlenen van de omgevingsvergunning is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het projectgebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven) wanneer dit boven de 2% van de waarde van het onroerend goed uitkomt. Afspraken over de mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden in de tussen initiatiefnemer en gemeente overeengekomen anterieure overeenkomst opgenomen.

Conclusie

Het kostenverhaal is anderszins verzekerd; een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat de uitvoerbaarheid van het planvoornemen van dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex. art. 3.1.1. Bro en inspraak

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is dit voorontwerpbestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties aangeboden die daarmee in de gelegenheid zijn gesteld om een overlegreactie op het plan in te dienen. Daarnaast is het voorontwerp van dit bestemmingsplan conform de gemeentelijke inspraakverordening voor iedereen ter inzage gelegd voor het kunnen indienen van inspraakreacties.

Resulaten

Het voorontwerpbestemmingsplan bestemmingsplan Leeuwarden - De Zwette V - Kavel 13A heeft in de periode vanaf 16 augustus 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn twee overlegreacties (provincie Fryslân en brandweer Fryslân) en geen inspraakreacties ontvangen. De samengevatte inhoud van de overlegreacties en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting.

6.2.2 Overleg ex. art. 3.8 Wro

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 Wro in de periode vanaf 29 november 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.