Gemeente:
Leeuwarden
Plannaam:
Leeuwarden - Newtonpark 1-2-3 e.o.
Status:
Vastgesteld
Statusdatum:
24-06-2013

Regels

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 : Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. het plan:

het bestemmingsplan Leeuwarden - Newtonpark 1-2-3 e.o. van de gemeente Leeuwarden;

  1. bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.03007BP00-VG01 met bijbehorende regels;

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie;

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

  1. bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

  1. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

  1. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  1. beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

  1. bestaand

  1. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

  1. dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  1. duurzame elektriciteit:

elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

  1. eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

  1. erotisch getinte vermaakfunctie

een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

  1. geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

  1. hernieuwbare energiebronnen

energiebronnen waarvan bij het gebruik de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden beperkt, zoals wind, zonne-energie, omgevingslucht-, oppervlaktewater- en aardwarmte, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

  1. hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

  1. horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, als dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaakfunctie;

  1. kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  1. kap:

een dak met een zekere helling;

  1. kleine windturbine

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind,

  • met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40m² (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);

  • met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;

  • met een verticale as.

  1. kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

  1. kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die inachtgenomen moet worden;

  1. peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter bouwhoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 (het Fries Zomerpeil);

  1. perifere detailhandel

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede wooninrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

  1. productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

  1. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  1. rijstrook

een strook behorende bij een (hoofd)weg, niet zijnde ventwegen, rijwielpaden, voetpaden en daarmee gelijk te stellen wegen en paden;

  1. risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

  1. risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  1. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

  1. werkterrein

gronden die bestemd zijn voor het uitvoeren van noodzakelijke werken en werkzaamheden tijdens het uitvoeren van het Tracebesluit Rijksweg 31 Leeuwarden. Tot deze werken en werkzaamheden worden gerekend:

  1. de opslag van bouw- en afbreekmaterialen;

  2. de vorming van grond-, zand- en slibdepots;

  3. het oprichten van tijdelijke gebouwen voor de uitvoering (bijvoorbeeld bouwketen en opslagruimtes);

  4. het aanleggen van tijdelijke verhardingen en andere infrastructurele werken, energievoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en afrasteringen.

  1. windturbine

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine;

  1. woonschip:

een zich in het water bevindende, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object ten behoeve van de huisvesting van een afzonderlijk huishouden.

 

Artikel 2 : Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

  1. tiphoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de wiek van de windturbine.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 : Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond;

 

en mede bestemd voor:

  1. recreatief medegebruik;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. wegen, straten en paden;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. water;

  4. kaden en oevers;

  5. aanleggelegenheid;

  6. groenvoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen, aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de waterhuishouding;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.4.1 Algemeen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het verrichten van werken en werkzaamheden gericht op het dempen van water.

 

3.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

 

3.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;

  2. eventuele andere op grond van dit plan benodigde omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden eveneens verleend kunnen worden.

 

Artikel 4 : Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gemalen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de waterhuishouding;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 5 : Bedrijf – Opslag – Voorlopige bestemming 1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Bedrijf - Opslag - Voorlopige bestemming 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. werkterreinen;

  2. wegverkeer;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. civieltechnische voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met de daarbij behorende:

  1. wegen, straten en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water;

  4. kaden en oevers;

  5. aanleggelegenheid;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

5.2 Bouwregels voorlopige bestemming

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van additionele voorzieningen, nutsvoorzieningen en bouwketen/loodsen, waarvoor de volgende regels gelden:

  • de bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 15,00 m bedragen.

 

5.3 Nadere eisen voorlopige bestemming

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de waterhuishouding;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid voorlopige bestemming

 

5.4.1 Wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Bedrijf - Opslag - Voorlopige bestemming 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein', voordat de in lid 5.5 genoemde termijn verlopen is.

 

 

 

5.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 5.4.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de sociale veiligheid;

  2. de waterhuishouding;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de milieusituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en mits:

  1. de betreffende tijdelijke functie ter plaatse is beëindigd.

 

5.5 Geldigheidsduur voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt bedraagt 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

5.6 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor ´Bedrijf - Opslag - Voorlopige bestemming 1´ aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 5.5 bestemd voor ´Bedrijventerrein - Uit te werken´. Voor de betreffende gronden zijn de regels van artikel 8 van toepassing.

 

 

Artikel 6 : Bedrijf – Opslag – Voorlopige bestemming 2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´bedrijf - Opslag - Voorlopige bestemming 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. werkterreinen;

  2. wegverkeer;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. civieltechnische voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. wegen, straten en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

6.2 Bouwregels voorlopige bestemming

 

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van additionele voorzieningen, nutsvoorzieningen en bouwketen/loodsen, waarvoor de volgende regels gelden:

  • de bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 15,00 m bedragen.

 

6.3 Nadere eisen voorlopige bestemming

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de waterhuishouding;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4 Wijzigingsbevoegdheid voorlopige bestemming

 

6.4.1 Wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Bedrijf - Opslag - Voorlopige bestemming 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', voordat de in lid 6.5 genoemde termijn verlopen is.

 

6.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 6.4.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de sociale veiligheid;

  2. de waterhuishouding;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de milieusituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en mits:

  1. de betreffende tijdelijke functie ter plaatse is beëindigd.

 

6.5 Geldigheidsduur voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt bedraagt 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

6.6 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor ´Bedrijf - Opslag - Voorlopige bestemming 2´ aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 6.5 bestemd voor ´Agrarisch´. Voor de betreffende gronden zijn de regels van artikel 3 van toepassing.

 

Artikel 7 : Bedrijventerrein

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeven van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';

  2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2 en 5.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';

  3. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1 en 5.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2'

  4. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';

  5. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:

  • de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;

  • de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. voet- en rijwielpaden;

  4. aanleggelegenheid;

  5. laad- en loswallen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. sloten, bermen en beplanting;

  9. waterlopen en waterpartijen;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:

  • windturbines, ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'.

  • voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, zal ten hoogste 50 m² bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel zal ten hoogste 70% bedragen;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

  2. windturbines en kleine windturbines mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "windturbine";

  3. er zullen ten hoogste twee windturbines worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "windturbine";

  4. de hoogte van een windturbine zal ten hoogste 43,00 m bedragen;

  5. de tiphoogte van een windturbine zal ten hoogste 65,00 m bedragen;

  6. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 15,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de waterhuishouding;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 7.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bepaalde in lid 7.2.1 sub c in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;

  3. het bepaalde in lid 7.2.2 sub b in die zin dat kleine windturbines worden gebouwd buiten de aanduiding ‘windturbine’;

  4. het bepaalde in lid 7.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 m.

 

7.4.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 7.4.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de waterhuishouding;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan:

  • de verkoop van motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2 en 5,1;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5,1 en 5.2.

 

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.6.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 7.5 sub e in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;

  2. het bepaalde in lid 7.5 sub f in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2 en 5.1;

  3. het bepaalde in lid 7.5 sub g in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2' tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1 en 5.2.

 

7.6.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 7.6.1 kan uitsluitend worden afgeweken, mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere dan de toegestane categorie, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.

 

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduiding 'windturbine' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

 

 

Artikel 8 : Bedrijventerrein - Uit te werken

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven;

  2. perifere detailhandel;

  3. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:

  • de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;

  • de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;

 

  1. cultuurgrond;

  2. een gemaal, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

  3. opslag van grond;

  4. (ontsluitings)wegen, straten en paden;

  5. voet- en rijwielpaden;

  6. recreatief medegebruik;

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. aanleggelegenheid;

  3. laad- en loswallen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. sloten, bermen en beplanting;

  7. waterlopen en waterpartijen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

8.2 Bouwregels

 

Voor de in lid 8.1 sub c, d, e, f, g, h en i bedoelde gronden gelden de volgende regels:

 

8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van een gemaal waarbij de volgende regels gelden:

  1. het gemaal mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";

  2. de oppervlakte van het gemaal zal ten hoogste 150 m² bedragen;

  3. de bouwhoogte van het gemaal zal ten hoogste 10 meter bedragen.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

8.3 Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders werken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 8.1 sub a en b omschreven bestemming uit met inachtneming van het gestelde in de volgende regels:

 

  1. het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 70% bedragen;

  2. de bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste 20,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 25,00 m bedragen;

  4. een milieuzonering wordt toegepast afgestemd op de omliggende gevoelige functies, met een maximum van bedrijfscategorie 5.2;

  5. perifere detailhandel dient te passen binnen het detailhandelsbeleid en de activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk opleveren voor de bestaande detailhandelsstructuur;

  6. Alvorens toepassing te geven aan de uitwerkingsbevoegdheid, dient voldaan te worden aan de onderzoeksverplichting op de volgende aspecten:

  • geluid conform de Wet geluidhinder;

  • luchtkwaliteit;

  • bodemkwaliteit;

  • watertoets;

  • archeologie;

  • externe veiligheid;

  • ecologie, toetsing flora- en faunawet.

  1. de gronden en bouwwerken mogen niet gebruikt worden voor:

  • risicovolle inrichtingen;

  • vuurwerkbedrijven.

  1. de uitwerking van de bestemming zal plaatsvinden in overeenstemming met de ambities zoals vastgelegd in de structuurvisie Nieuw Stroomland vastgesteld op 31 januari 2011.

 

8.4 Bouwregels

Zolang en voorzover de in lid 8.3 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken, uit te voeren binnen de in lid 8.1 sub a en b omschreven bestemming, slechts worden gebouwd indien het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan.

 

8.5 Afwijken van de regels

Bij de in lid 8.3 bedoelde uitwerking kunnen binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels, afwijkingsregels worden opgenomen ten aanzien van in het uitwerkingsplan opgenomen bouwregels en specifieke gebruiksregels.

 

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.6.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduiding 'nutsvoorziening' wordt verkleind of verwijderd.

 

8.6.2 Toetsingscriteria

de in lid 8.6.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien de gronden niet of ten dele in gebruik zijn ten behoeve van een gemaal.

Artikel 9 : Verkeer

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;

  2. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

  1. een gemaal, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

  2. recreatief medegebruik.

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met daaraan ondergeschikt

  1. spoorlijnen en spoorwegvoorzieningen;

  2. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen en/of waterlopen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. geluidsbeperkende voorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:

  • kunstwerken;

  • voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van

  1. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken waarbij de volgende regels gelden:

  • de oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 20 m² bedragen;

  • de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

  1. gebouwen ten behoeve van een gemaal, waarbij de volgende regels gelden:

  • een gemaal mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";

  • de oppervlakte van het gemaal zal ten hoogste 150 m² bedragen;

  • de bouwhoogte van het gemaal zal ten hoogste 10 meter bedragen.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  4. de milieusituatie.

 

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.4.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming:

  1. bedrijventerrein, waarbij voor de betreffende gronden de regels van artikel 7 van toepassing zijn;

  2. agrarisch, waarbij voor de betreffende gronden de regels van artikel 3 van toepassing zijn;

  3. groen.

mits de betreffende functie ter plaatse is beïndigd of niet als zodanig in gebruik is.

  1. de aanduiding 'nutsvoorziening' wordt verkleind of verwijderd, mits de gronden niet of ten dele in gebruik zijn ten behoeve van een gemaal.

 

9.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 9.4.1 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de sociale veiligheid;

  2. de waterhuishouding;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de milieusituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 10 : Verkeer - Railverkeer

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorlijnen en spoorwegvoorzieningen;

  2. wegen en straten;

  3. voet- en rijwielpaden;

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen en beplanting;

 

met de daarbij behorende:

  1. geluidsbeperkende voorzieningen

  2. nutsvoorzieningen

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:

  • kunstwerken;

  • voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  4. de milieusituatie.

 

Artikel 11 : Water - Vaarweg

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vaarwegen;

  2. oevers en kaden;

  3. recreatief medegebruik;

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met de daarbijbehorende:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:

  1. remmingwerken, oeverbeschoeiingen, dammen en/of duikers;

  2. aquaducten, ter plaatse van de aanduiding 'aquaduct';

  3. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';

  4. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over water, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de milieusituatie;

  4. het straat- en bebouwingsbeeld.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik als ligplaats voor woonschepen.

 

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.5.1 Verguningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende weken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vergraven van oevers.

 

 

 

11.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 11.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

11.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

 

 

Artikel 12 : Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. hoogspanningsleidingen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op deze gronden geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

12.2.2 Gebouwen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (ten behoeve van deze dubbelbestemming), geldt de volgende regel:

  • de hoogte van hoogspanningsmasten zal ten hoogste 20,00 m bedragen.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

 

12.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 in die zin dat en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijn, worden gebouwd.

 

12.3.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 12.3.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding;

  2. de veiligheid en gezondheid van personen niet in gevaar komt;

en vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting.

 

12.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

12.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding.

12.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 13 : Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 14 : Algemene bouwregels

 

De in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en het kleur- en materiaalgebruik, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

 

Artikel 15 : Algemene gebruiksregels

  1. Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen volgens de artikelen 3 tot en met 12.

  2. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in lid a wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

  1. Overtreding van het bepaalde in lid a en b wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2e van de Wet op de economische delicten.

 

Artikel 16 : Algemene aanduidingsregels

 

 

16.1 geluidzone - industrie

 

16.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

 

16.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

Artikel 17 : Algemene afwijkingsregels

 

17.1 Afwijking

 

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels, in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;

  5. de bestemmingsregels voor de bouw van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet meer bedraagt dan 5,00 m;

  6. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m naar de buitenzijde worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;

  4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

  1. de bestemmingsregels ten behoeve van de (ver-)bouw van gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:

  1. de brutovloeroppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedraagt.

 

17.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeerssituatie;

  3. de parkeercapaciteit;

  4. de milieusituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

 

 

Artikel 18 : Algemene wijzigingsregels

 

18.1 Wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. de bouw- en/of bestemmingsgrenzen worden gewijzigd, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5,00 m wordt overschreden;

  2. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;

  3. het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen;

  4. de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd en/of verlegd, mits:

  • deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding.

 

18.2 Toetsingscriteria

 

De in lid 18.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de natuurlijke en landschappelijke waarden;

  2. de bodemkundige en cultuurhistorische waarden;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld;

  4. de verkeerssituatie;

  5. de parkeercapaciteit;

  6. het waterbeheer;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de externe veiligheid en de brandveiligheid;

  9. de milieusituatie;

  10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 19 : Overige regels

 

19.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  5. de ruimte tussen bouwwerken.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 20 : Overgangsrecht

 

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%;

  2. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 21 : Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het

Bestemmingsplan Leeuwarden – Newtonpark 1-2-3 e.o.

van de gemeente Leeuwarden.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………….200..

 

 

 

De voorzitter, De griffier,

 

 

 

 

……………… ….………