direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden Buitengebied - Dekemawei 15 Baard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.01010BP00-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Dekemawei 15 in Baard staan twee woningen. Eén woning bevindt zich in de oorspronkelijke woning en de andere woning bevindt zich in een omgebouwde, voormalige schuur. Voor het mogelijk maken van een woning in de schuur is in 2016 een tijdelijke omgevingsvergunning verleend.

Bij het opstellen van het huidige bestemmingsplan Bûtengebiet is een zienswijze ingediend om de gewenste situatie planologisch in het bestemmingsplan mogelijk te maken. De voormalige gemeente heeft hier destijds positief op gereageerd en in het geldende bestemmingsplan twee woningen op het perceel toegestaan. Echter heeft er een omissie plaatsgevonden door op het hoofdgebouw, de voormalige bedrijfswoning, de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – twee woningen' op te nemen. Concreet betekent dit dat het hoofdgebouw gebruikt mag worden voor ten hoogste twee woningen. Doordat de tweede woning zich in de omgebouwde loods bevindt is de feitelijke situatie in strijd met het geldende bestemmingsplan.

De gemeente wil deze omissie oplossen. Om de feitelijk en tevens reeds vergunde situatie permanent juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan nodig. Tegelijkertijd wordt de bestemming in overeenstemming gebracht met de het werkelijke gebruik. Er is geen sprake meer van agrarisch (bedrijfsmatig) gebruik, maar van wonen. De bestemming 'Wonen - Agrarisch' wordt aangepast in 'Wonen'. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Locatie

Het perceel Dekemawei 15 in Baard vormt het plangebied van dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Leeuwarden. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven. De begrenzing van het plangebied is weergeven in figuur 1.2. De begrenzing is afgestemd op het huidige bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen - Agrarisch'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.01010BP00-VG01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.01010BP00-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Begrenzing plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Bûtengebiet' van de voormalige gemeente Littenseradiel, vastgesteld op 29 september 2015. Op basis van dit plan zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Wonen - Agrarisch' inclusief de functieaanduiding  'specifieke vorm van wonen - twee woningen'.

Binnen deze bestemming zijn woonhuizen toegestaan in combinatie met grondgebonden agrarisch grondgebruik, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mantelzorg, en/of logies met ontbijt.

Als hoofdgebouw mogen uitsluitende woonhuizen worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen' mag het hoofdgebouw gebruikt worden voor ten hoogste twee woningen. Het gebruik van vrijstaande ruimtelijk ondergeschikte gebouwen voor bewoning is niet toegestaan. Omdat de omgebouwde loods geen hoofdgebouw is, maar een ruimtelijk ondergeschikt gebouw, is het huidige gebruik als woning niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Wel is voor het huidige gebruik in 2016 een omgevingsvergunning verleend.

Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Hiermee worden eventueel aanwezige archeologische waarden in de grond beschermd. Onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 2500 m² en dieper dan 30 cm.

Tot slot is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' van toepassing. De voor 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Op de met 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de ter plaatse binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied aangegeven "maximum hoogte (m)", ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. In dit geval is dat 75 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.01010BP00-VG01_0003.png"

Figuur 1.3. Fragment geldend bestemmingsplan

Partiële herziening Archeologie

De gemeente heeft op 11 november 2020 het paraplubestemmingplan Partiële herziening Archeologie vastgesteld. Dit ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Onderhavig plangebied maakt deel uit van de partiële herziening Archeologie en is hierin aanwezen als  'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6'.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Deze partiële herziening stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, inclusief het grondgebied van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en het deel van Littenseradeel dat nu bij Leeuwarden hoort. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de bestaande parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Leeuwarden op ongeveer 650 meter ten noordwesten van de kern Baard. Het landschap betreft een open landschap, met (onregelmatige) verkaveling. Rondom de erven is sprake van hoogopgaande beplanting.

Het plangebied ligt ook aan de Dekemawei. Aan het lint staan enkele woningen en boerderijen. De bebouwing is veelal ingepast met hoogopgaande beplanting rondom de percelen. Zo ook het perceel van dit plangebied.

Het plangebied was voorheen in gebruik als agrarisch bedrijf. De bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd. Tot voorkort werd op het perceel nog in ondergeschikte mate dieren gehouden. Derhalve dat de huidige bestemming nog voorziet in de bestemming 'Wonen - Agrarisch'. Deze bestemmingen zijn destijds in het bestemmingsplan opgenomen voor woningen waar sprake is van grondgebonden agrarische activiteiten, die het hobbymatige karakter leken te overschrijden. In het plangebied was hier ook sprake van. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan Bûtengebiet werden kalveren gehouden op deze locatie (160 kalveren). In de huidige situatie wordt er geen vee meer gehouden en is slecht sprake van het hobbymatig houden van dieren in de vorm van 2 kalveren en een pony.

Op het perceel zijn twee woningen aanwezig. Dit betreft de oorspronkelijke bedrijfswoning, nummer 15, en de tweede woning, nummer 15a, bevindt zich in een omgebouwde schuur. Hiervoor is in 2016 een tijdelijke omgevingsvergunning verleend.

Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.1. Aan de zuidzijde van de woning nummer 15 bevindt zich de (voormalig agrarische) schuur en deze is in gebruik als woning. Een aanzicht op het plangebied is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.01010BP00-VG01_0004.png"

Figuur 2.1. Luchtfoto perceel Dekemawei 15 te Baard: aan de zuidzijde van de woning nr. 15 de (voormalig agrarische) loods /tweede woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.01010BP00-VG01_0005.png"

Figuur 2.2. Aanzicht voorzijde bebouwing perceel Dekemawei 15 te Baard: de tweede woning en de oorspronkelijke woning op het perceel

2.2 Voorgenomen initiatief

De tijdelijke vergunde situatie, waardoor de mogelijkheid ontstond om twee woningen te creëren, moet blijven behouden. Dat was ook de intentie van het bestemmingsplan Bûtengebiet, maar niet goed verwerkt in de regels van dat plan.

Dit betekent dat een bestemmingsplan opgesteld moet worden om zowel een woning in de voormalige bedrijfswoning (het hoofdgebouw) mogelijk te maken alsmede een woning in de voormalige schuur (een ruimtelijk ondergeschikt gebouw).

Het uitgangspunt voor voorliggend bestemmingsplan is dat de (bouw)regels van de woonbestemming van het bestemmingsplan Bûtengebiet, zoveel mogelijk worden overgenomen. Met dit bestemmingsplan wordt het perceel gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – wonen in ruimtelijk ondergeschikt gebouw' waarbij een tweede woning wordt toegestaan in het bijgebouw. De bestemming kan worden gewijzigd in 'Wonen', omdat er geen vee meer wordt gehouden op deze locatie. Aangezien er nu geen vee meer wordt gehouden én men ook niet voornemens is weer vee te gaan houden, kan de bestemming nu worden aangepast op de huidige situatie.

Dit bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het landschap. De ontwikkeling is volledig perceelsgebonden en heeft zo geen effect op de verkaveling in het gebied. In de bestaande situatie is het plangebied reeds ingepast met hoogopgaande beplanting. Het perceel is in de huidige situatie al op een gebiedseigen wijze ingepast in het gebied. Er wordt geen nieuwe boombeplanting geïntroduceerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Friesland is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.
    Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Friesland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking.

In dit bestemmingsplan wordt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Toepassing van de ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte 2014

In de Verordening Romte Fryslân 2014 (geconsolideerde versie oktober 2018) is het provinciaal beleid, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1.2 van de verordening worden regels gegeven gericht op het hergebruiken van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Wonen en zorg is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en in aanwezige karakteristieke gebouwen. Tevens dienen bestaande karakteristieke en monumentale gebouwen behouden te blijven en mogen geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving. Daarnaast is enige aanvullende nieuwbouw toegestaan mits deze wat betreft omvang duidelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

Met de onderhavige functiewijziging is sprake van hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing. De woonfunctie gaat plaats vinden in de boerderij en in een bijbehorend, ondergeschikt bouwwerk. Op basis van het huidige bestemmingsplan zijn al twee woningen toegestaan. Per saldo ontstaat er ook geen extra woning. Tevens ontstaan er geen beperkingen voor de ontwikkelingen van agrarische bedrijven in de omgeving. Hier wordt in paragraaf 4.3 specifiek op ingegaan.

Het plangebied ligt daarnaast in het weidevogelkansgebied. Omdat geen sprake is van uitbreiding van het perceel is ook geen sprake van extra verstoring van het gebied van openheid en rust. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met artikel 7.2.2 van de Verordening Romte.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden

Het gemeentelijk woonbeleid is in 2015 geactualiseerd en is vervat in het document Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden. De gemeente ziet de komende decennia een bevolkingsgroei voor de gemeente. Deze groei is voornamelijk te verwachten in het stedelijk gebied. Gekozen wordt voor een flexibel sturingsinstrument dat ruimte biedt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit biedt marktpartijen ruimte om nieuwe initiatieven te ontwikkelen.

Het karakter van de groei is meer alleenstaanden, minder jongeren en meer ouderen. Met alle regio's in de provincie Fryslân zijn in 2013 woningbouwafspraken gemaakt. Hierbij is, vanwege een achterblijvende woningmarktontwikkeling in de daaraan voorafgegane jaren, overeengekomen om de woningbouwruimte voor de periode 2008-2016 op te rekken tot 2026.

Uit het Woningbouwkader Leeuwarden (juni 2016) blijkt dat in de gemeente Leeuwarden circa 1.780 woningen zijn vastgelegd in harde plannen (peildatum 01-12-2015). Net als op basis van het geldende bestemmingplan maakt dit bestemmingsplan twee woningen mogelijk. Er is geen sprake van het toevoegen van nieuwe woningen. De voorgestelde ontwikkeling past daarmee binnen de kaders van het afwegingskader.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

 

4.1 Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt geen extra woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Daarnaast wordt de ontwikkeling, gelet op de aard en de omvang, ook niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Bij de beoordeling of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. In dit geval verandert het gebruik van het perceel niet en is ook geen sprake van nieuw ruimtebeslag. Verder vinden geen wijzigingen aan de wijze van ontsluiting plaats en wordt de parkeerbehoefte, net als in de huidige situatie, binnen het plangebied opgelost. Daarnaast leidt de ontwikkeling niet tot een hogere verkeersaantrekkende werking dan in de huidige situatie mogelijk is. Op basis van voorgaande wordt de beoogde ontwikkeling niet gekwalificeerd als stedelijk ontwikkelingsproject. Er behoeft dan ook geen besluit te worden genomen of een MER nodig is, dan wel niet nodig is.

4.2 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt via de Dekemawei ontsloten. Er is sprake van een overzichtelijke verkeerssituatie. Op het perceel is voldoende ruimte om te voorzien in minimaal 2 parkeerplaatsen per woning, overeenkomstig het parkeerbeleid van de gemeente.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.


Het plangebied ligt redelijk solitair in het buitengebied. De dichtstbijzijnde functie ligt op grote afstand. Het betreft een agrarisch bedrijf op circa 370 meter ten westen van het plangebied. Voor dit bedrijf gelden de vaste afstanden uit het Activiteitenbesluit. Ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom geldt een (vaste) afstand van 50 meter. Het plangebied ligt dus op voldoende afstand van het bedrijf. De voorgestelde functiewijziging levert daardoor geen beperkingen op voor de bedrijfsactiviteiten. Van geurhinder zal geen sprake zijn.

Gezien de solitaire ligging en het ontbreken van directe bedrijvigheid of anderszins in de directe omgeving van het perceel kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Het aspect milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het plan dan ook niet in de weg.

4.4 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. De bestaande woningen in het plangebied hoeven daarom niet getoetst te worden. Hier worden geen nieuwe geluidgevoelige functies voorgesteld. Op basis van de feitelijk en vergunde situatie is de woonfunctie namelijk al toegestaan.

Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh. Wat betreft geluid zijn dan ook er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.5 Water

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In de zogenaamde waterparagraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20210528-2-26603). Zie bijlage 1. Met de gegevens die zijn opgegeven is bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure geen waterschapsbelang worden gevolgd voor de watertoets

Toename verharding

Indien er in de toekomst sprake is van een toename aan verharding dient in het kader van de keur van Wetterskip Fryslân gecompenseerd te worden. In de keur van Wetterskip Fryslân is opgenomen dat het verboden is zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Indien hier in de toekomst sprake van is zal met bovengenoemde rekening gehouden worden in de vorm van compenserende maatregelen. Indien extra oppervlaktewater niet mogelijk is dan, dan dient gekeken te worden naar alternatieve maatregelen. Dit zal in nauw overleg met het Wetterskip tot stand komen.

4.6 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de gewenste functie. De ontwikkeling vindt plaats op gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan de woonfunctie reeds is toegestaan.

De ontwikkeling vindt plaats op een erf wat reeds in gebruik is voor de woonfunctie. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door dit gebruik verontreinigd zijn. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.7 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Met dit plan worden geen bodemingrepen voorgesteld. Er is derhalve geen noodzaak tot een archeologisch onderzoek. Als er onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen geldt een meldingsplicht bij het bevoegd gezag. De dubbelbestemming is opgenomen op grond van het paraplubestemmingsplan Partiële herziening.

4.8 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

In het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden. De in het plangebied aanwezige landschapselementen hebben geen monumentale of karakteristieke waarde. Vanuit het omgevingsaspect cultuurhistorie bestaan geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een natuurgebied. Gezien de beperkte omvang van onderhavig plan is dit plan niet van invloed op dit Natura 2000-gebied. Ten aanzien van de gebiedsbescherming vormt dit bestemmingsplan geen belemmering. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Fryslân staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Voor de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden voor het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

Dit bestemmingsplan voorziet slechts in het planologisch mogelijk maken van de huidige situatie. Er worden geen fysieke ingrepen voorzien. Er worden dus geen potentiële vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten geschaad.

De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat nabij het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Het plangebied ligt niet in invloedsgebieden van risicobronnen. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor het plan.

In het kader van het vooroverleg heeft de brandweer een advies gegeven. Dit advies is als bijlage 2 toegevoegd. In het advies geeft de brandweer aan geen noodzaak te zien om bij het bestemmingsplan opmerkingen te plaatsen. Dit omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn.

Wel heeft de brandweer aan advies gegeven over risico's en brandweerzorg. In een dergelijk advies komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg. Hierbij valt te denken aan onder meer bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bluswater en de opkomsttijden.

Opkomsttijd

De opkomsttijd voor dit plangebied bedraagt zo'n 13 minuten. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde normtijd van 15 minuten voor een risicogebied 3 op basis van dekkingsplan 2.0 van Brandweer Fryslân. De brandweer voorziet geen directe knelpunten in het kader van de opkomsttijden.

Bluswatervoorziening

In de buurt van het plangebied is, voor zover bij de brandweer bekend, geen bluswatervoorziening aanwezig. Het is onbekend of de naastgelegen sloten een gegarandeerde opbrengst van bluswater kunnen leveren ten tijde van brand. Wanneer er brand is op deze locatie, zou er water gehaald kunnen worden uit de Bolswardervaart op een afstand van circa 250 meter. Hier gaat veel tijd over heen, waardoor een brand zich kan ontwikkelen tot onbeheersbare proporties. Geadviseerd wordt om op de waterleiding voor het plangebied een brandkraan te realiseren. De gemeente zal de mogelijkheden voor het aanbrengen van een brandkraan nader onderzoeken. Voorgenoemd advies staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Dit vanwege het feit dat met dit bestemmingsplan geen extra woningen worden mogelijk gemaakt.

Bereikbaarheid

Voor de brandweer is het wenselijk om elke willekeurige incidentlocatie middels twee onafhankelijke routes te kunnen bereiken. In dit geval bestaat deze mogelijkheid, waardoor er geen knelpunten zijn in het kader van de bereikbaarheid.

4.11 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Maatgevende stoffen in Nederland zijn hiervoor stikstofdioxide en fijn stof.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Nederland zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Dit plan voorziet slechts in het mogelijk maken van een woning in een bestaand bijgebouw in plaats van in het bestaande hoofdgebouw. Er is geen sprake van een toename van het aantal woningen en dus ook niet van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.12 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die een planologische zone hebben. Wel is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' van toepassing in verband met het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen het verstoringsgebied van het radarstation Wier en de radar op vliegbasis Leeuwarden. In verband hiermee zijn er, ter voorkoming van radarverstoring, beperkingen van toepassing op de bouw van gebouwen en overige bouwwerken.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de woonbestemming en in de regels (per bestemming) zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden vastgelegd.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf is de bestemming zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen, beschreven. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de systematiek van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet' van de (voormalige) gemeente Littenseradiel (2015)

Wonen

Het plangebied krijgt, overeenkomstig de huidige feitelijke situatie, de bestemming 'Wonen'. Binnen het bestemmingsvlak zijn maximaal twee woningen toegestaan. Eén woning is toegestaan in het bestaande hoofdgebouw en één woning is toegestaan in een deel van de ruimtelijk ondergeschikte gebouwen. Dit is als zodanig aangeduid met 'specifieke vorm van wonen - wonen in ruimtelijk ondergeschikt gebouw'. Binnen het bestemmingsvlak zijn maximaal twee woningen toegestaan.

In de regels zijn alleen de bestaande oppervlaktes aan ruimtelijk ondergeschikte gebouwen toegestaan. In de bestemming 'Wonen' wordt in de 'standaard' regeling bij recht een oppervlakte van 100 m2 toegestaan en na afwijking een oppervlakte van 200 m2. De bestaande oppervlakte bedraagt nu al circa 860 m², daarom is in de regels de bestaande oppervlakte opgenomen zonder een afwijkingsmogelijkheid voor een grotere oppervlakte.

Waarde - Archeologie 5 en 6

Op basis van de 'Partiële herziening Archeologie' van de gemeente Leeuwarden (vastgesteld 2020-11-11) zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5 en 6' aan het plangebied toegekend.

Dit met als doel de (verwachte) archeologische waarden in de ondergrond te beschermen.

Waarde - Archeologie 5 (gebied met een middelhoge archeologische verwachting)

In deze gebieden geldt op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning, echter bood het landschap regelmatig minder gunstige woonomstandigheden. In deze gebieden is de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager dan in de gebieden met een hoge verwachting. Voor deze categorie geldt een oppervlakte criterium van 2500 m² en een diepte criterium van 50 cm.

Waarde - Archeologie (gebied met lage archeologische verwachting)

Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op behoudenswaardige archeologische relicten klein wordt geacht, maar niet uitgesloten kan worden. Om die redenen wordt voor deze gebieden alleen een archeologische inspanning gevergd bij zeer grote ontwikkelingen. Voor deze categorie geldt een oppervlakte criterium van 10.000 m² en een diepte criterium van 50 cm.

Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Om te zorgen voor een goede werking van de radar van de vliegbasis Leeuwarden is de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' opgenomen. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om hogere bebouwing toe te staan. Dit kan alleen toegestaan worden als uit een beoordeling door de beheerder van de radar is gebleken dat door de bouw van het bouwwerk het radarbeeld van het luchtruim niet ontoelaatbaar wordt verstoord en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Het bestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. Overlegreacties zijn binnengekomen van de provincie Fryslân en de brandweer. Deze zijn als bijlage 2 en bijlage 3 toegevoegd. De overlegreactie van de brandweer heeft tot een wijziging in paragraaf 4.10 geleid. De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben, maar heeft voor de volledigheid gemeld dat het plangebied in het weidevogelkansgebied ligt. Omdat geen sprake is van uitbreiding van het perceel is ook geen sprake van extra verstoring van het gebied van openheid en rust. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met 7.2.2 van de Verordening Romte. Dit is ook als zodanig in paragraaf 3.2 verwerkt.

Het voorontwerp bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan van 30 september tot en met 11 november ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is vervolgens op 22 december 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de gemeente.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Omdat het bouwen van een woongebouw een bouwplan is in de zin van artikel 6.2.1 Bro is, is de grondexploitatieregeling van toepassing. In beginsel moet daarom een grondexploitatieplan worden vastgesteld. Hiervan kan worden afgeweken wanneer het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De ambtelijke kosten worden vergoed door de gemeente zelf. Een aparte anterieure overeenkomst is niet nodig.