Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Westergeest - Recreatiepark Ljeppershiem
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0079.WpWgLjeppershiem17-Vg01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0079.WpWgLjeppershiem17-Vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 Plan:

het wijzigingsplan 'Westergeest - Recreatiepark Ljeppershiem' van de Gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland.

1.3 Verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.0079.WpWgLjeppershiem17-Vg01.

1.4 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 Bedrijfsmatige exploitatie:

onder bedrijfsmatige exploitatie wordt verstaan het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt.

1.8 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.9 Beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.10 Beroep/bedrijf-aan-huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 Bestaand:

de vergunde situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt.

1.12 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.15 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.

1.17 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.22 Dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.23 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder volumineuze (grootschalige) detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.24 Facilitair gebouw:

gebouw ten behoeve van de verblijfsrecreatie dat niet gericht is op nachtverblijf maar wordt gebruikt voor de facilitaire voorzieningen van het verblijfsrecreatieterrein.

1.25 Facilitaire voorzieningen:

voorzieningen die onderdeel uitmaken van de exploitatie van het verblijfsrecreatieterrein ter ondersteuning van de verblijfsrecreatie zoals sanitaire voorzieningen, opslagruimte, entree, receptie en kantoorruimte. Onder deze voorzieningen worden ook begrepen horeca, voor zover deze horecafuncties ondergeschikt en inherent zijn aan de verblijf recreatieve functies.

1.26 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 Hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.28 Hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.29 Horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of ter plaatse bereide kleinere etenswaren, en in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden vertrekt.

1.30 Kampeermiddelen:

een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.31 Kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden.

1.32 Peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

1.33 Permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

1.34 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.35 Recreant:

een persoon die gebruik maakt van de mogelijkheid tot (verblijfs)recreatie, niet zijnde arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders.

1.36 Recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.37 Recreatief nachtverblijf:

verblijf door uitsluitend recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.38 Recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie door recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.39 Recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw met maximaal 2 bouwlagen, geen woonkeet en geen caravan of een ander bouwsel op wielen zijnde, en uitsluitend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door recreanten.

1.40 Risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde dan wel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.41 Seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.42 Toeristisch verhuur:

de verhuur van een vast kampeermiddel voor toeristisch gebruik voor een periode van maximaal 3 maanden door één gezelschap.

1.43 Verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

Artikel 2 Wijze van meten

  1. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
    1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
    2. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
    3. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
    4. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
    5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
    6. afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
  2. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Jachthaven

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een jachthaven,
  2. verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
    1. er een verblijfsaccommodatie is toegestaan tot maximaal categorie 2 met een richtafstand van 30 m;
    2. er niet meer dan 22 recreatiewoningen zijn toegestaan en ten behoeve van toeristisch verhuur;
  3. wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. dagrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
en tevens voor:
  1. de instandhouding en opbouw van houtsingels, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  2. aan de bestemming ondergeschikte horeca-activiteiten en sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - horeca en facilitair gebouw';
  3. extensief agrarisch medegebruik;
  4. dagrecreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
  1. bijbehorende ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  2. bijbehorende wegen en paden;
  3. openbare nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelterreinen;
  6. bruggen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 1;
  3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 6 m respectievelijk 9,5 m;
  4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m².
3.2.2 Horeca en facilitair gebouw
Voor het bouwen van een horeca en facilitair gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - horeca en facilitair gebouw' gelden de volgende regels:
  1. een horeca en facilitair gebouw wordt uitsluitend gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 3 m respectievelijk 5,5 m;
  3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 250 m².
3.2.3 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  2. de dakhelling bedraagt niet meer 30°;
  3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 40 m²;
  4. de afstand tussen recreatiewoningen bedraagt tenminste 10 m.
3.2.4 Ondergeschikte bebouwing
  1. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing aan of bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    1. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 3 m respectievelijk en 6 m;
    2. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m².
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
    2. per bouwperceel mag ten hoogste 1 vlaggenmast worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m;
    3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. de lichtuitstraling van lichtmasten;
  3. een samenhangend stedenbouwkundig beeld en de landschappelijke inpassing;
  4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de bezonnings- en privacysituatie.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met dit wijzigingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning anders dan van bedrijfswoningen;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  4. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.
 
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in bijlage 1 van de bijlagen bij de regels opgenomen inrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1  opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, onder voorwaarde dat binnen 
    5 jaar na vaststelling bestemmingsplan voor deelgebied 1 en 2 en binnen 10 jaar na vaststelling bestemmingsplan voor deelgebied 3 en 4, uitvoering is gegeven aan aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen in deze deelgebieden conform het in bijlage 2 van de bijlagen bij de regels opgenomen landschapsplan, ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het vellen, rooien of verwijderen van houtsingels;
    2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
  2. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:
    1. het normale onderhoud betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan.
  3. De in sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 3.1 sub e genoemde aan de gronden eigen landschappelijke waarde in de vorm van een houtsingel dan wel, indien de mogelijkheden voor herstel van de waarde in grote mate wordt gerealiseerd.

3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – vaarweg' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van het bouwen zonder afwijking van het bevoegd gezag van de Provincie Fryslân op grond van de Provinciale Vaarwegenverordening Friesland.
  2. In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
  3. Het bevoegd gezag van de Provincie Fryslân kan op grond van de Provinciale Vaarwegenverordening Friesland afwijking verlenen van het bepaalde in lid b en toestaan dat er bouwwerken worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – vaarweg', met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' in het geheel niet mogen worden bebouwd ten behoeve van het beheer en onderhoud van de hoofdwatergang de Nije Swemmer.

5.2 Gebiedsaanduiding 'overige zone - weidevogelgebied'

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – weidevogelgebied' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van het bouwen en het realiseren van opgaande beplanting zonder afwijking van het bevoegd gezag van de Provincie Fryslân op grond van de provinciale Verordening Romte 2014, artikel 7.2.2 en 7.2.4.
  2. In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd en opgaande beplanting worden gerealiseerd.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
    2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen of aanduidingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
    5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
      1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
      2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 15 m bedraagt.
  2. De onder a. bedoelde afwijkingen bij omgevingsvergunning mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. een samenhangend stedenbouwkundig beeld en de landschappelijke inpassing;
    3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de bezonnings- en privacysituatie.

Artikel 7 Algemene procedureregels

7.1 Procedureregels nadere eisen

  1. Een ontwerp-besluit tot nadere eisen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken ter secretarie ter inzage.
  2. Het college van burgemeester en wethouders maakt de terinzagelegging te voren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze bekend.
  3. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen voor een ieder.
  4. Gedurende de in lid a genoemde termijn kan een ieder bij het college van burgemeester en wethouders mondeling en schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerp-besluit.

7.2 Procedureregels afwijkingsregels

Op de voorbereiding van een ontwerpbesluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.

Artikel 8 Overige regels

8.1 De Algemeen Plaatselijke Verordening

Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de Algemene Plaatselijke Verordening wordt gestreefd naar behoud van de bomen in en rond het dorp.

8.2 Waterschap

Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap.

8.3 Ontgrondingsverordening Friesland

In alle bestemmingen zijn de voor de realisering noodzakelijke ontgrondingen begrepen.

8.4 Beroep/bedrijf-aan-huis bij bedrijfswoningen

  1. Bij bedrijfswoningen is een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in de bijlage 2 ‘Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis’ toegestaan.
  2. De uitoefening van een beroep/bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat:
    1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    2. uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan;
    3. parkeren op eigen erf moet plaatsvinden;
    4. geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
    5. bij het hebben van een webwinkel de levering van producten (inkoop en verkoop) bij niet thuis plaatsvindt maar wordt verzorgd via post/koerier;
    6. geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden;
    7. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een beroep/bedrijf aan huis, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m².
  3. Vrijstaande onderschikte gebouwen mogen niet worden gebruikt (of laten gebruiken) voor een beroep/bedrijf aan huis, met uitzondering van het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/bedrijf aan huis ten behoeve van opslag.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het wijzigingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het wijzigingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het wijzigingsplan 'Westergeest - Recreatiepark Ljeppershiem'.
 
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland  van ..............