direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Kollum Dorp - Dwarsried
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0079.PHKoDwarsried2017-Vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een onderdeel van het bedrijventerrein Dwarsried in het noordoostelijke gedeelte van het dorp Kollum. Dwarsried wordt aan zuidkant begrensd door de bedrijven op het bedrijventerrein Jumaheerd. Ten westen van Dwarsried stroomt het Sylster Ryd c.q. het Kollumerkanaal. De oostkant wordt begrensd door de Willem Loréweg. De noordelijke grens van het gebied wordt gevormd door het Dwarsryd.

De partiële herziening betreft alleen een deel van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zoals globaal weergegeven op onderstaande figuur.

1.2 Geldend bestemmingsplan

Het voorliggende plan voorziet in een partiële herziening van het geldend bestemmingsplan Kollum Dorp dat op 18 juni 2015 is vastgesteld door de gemeenteraad. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuw bedrijventerrein mogelijk maar zet in op een aanpassing voor het bedrijventerrein.

1.3 Aanleiding

Zoals gezegd gaat het om een aanpassing van het bedrijventerrein. Concreet wil het de toegestane milieucategorie verlagen, bedrijfswoningen toestaan binnen de voor Kollum beschikbare woningbouwcontingenten en stapt het af van de specifieke koers op watersportgebonden bedrijvigheid. Dit laatste als gevolg van het volledig ontbreken van vraag naar dergelijke bedrijvigheid op deze locatie. Hierover straks meer.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na deze inleiding is in hoofdstuk 2 de bestaande situatie en de beoogde ontwikkeling voor het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 komen de relevante beleidskaders aan de orde. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de verschillende milieuaspecten binnen het plangebied. Hoofdstuk 5 geeft de juridische toelichting op het bestemmingsplan weer. In hoofdstuk 6 is ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige en gewenste situatie

Het bedrijventerrein Dwarsried ligt aan de noordoostzijde van het dorp en werd ontwikkeld op basis van het bestemmingsplan Dwarsried (vastgesteld 22 april 2010). Inmiddels maakt het, zoals gemeld, onderdeel uit van het bestemmingsplan Kollum Dorp.

Het eerste bestemmingsplan beoogde heel nadrukkelijk ruimte voor watersportgebonden bedrijvigheid. Juist dit gegeven vormde voor de provincie argument om deze locatie ook te zien als nieuwe toevoeging. Het had ook relaties met andere planinitiatieven zoals het aantrekkelijk maken van Kollum voor watersport. Concreet heeft dat geleid tot een inmiddels gerealiseerde opwaardering van de Lits-Lauwersmeerroute in het kader van het Friese Merenproject.

De start was gericht op watersportgebonden bedrijvigheid en heeft geleid tot de inmiddels op Dwarsried aangebrachte stedenbouwkundige hoofdopzet die gekenmerkt wordt door bedrijfsgronden aan uitgegraven inhammen. Daarmee verkreeg het een concreet uitnodigend karakter voor watersportgebonden bedrijvigheid.

Verder bood het bestemmingsplan Dwarsried hier de mogelijkheid voor zeer zware watersportgebonden bedrijven (tot milieucategorie 4.1). Daarbij moet gedacht worden aan scheepsbouw of sloop activiteiten waarbij zware metaalbewerkende werkzaamheden gepaard gaan. Aanvankelijk had het er ook alle schijn van dat hiervoor reële belangstelling bestond. Echter dat is niets geworden. Bedrijven zijn afgehaakt en/of naar een meer strategische watersportlocatie gegaan (zoals bijvoorbeeld Zwartkruis te Noardburgum).

Het resultaat is dat er feitelijk geïnvesteerd is om de stedenbouwkundige hoofdopzet conform het plan gerealiseerd te krijgen maar dat er totaal geen watersportgebonden bedrijvigheid kon worden binnengehaald. Hierdoor is er reeds jaren sprake van stilstand in het grootste deel van het plan. Alleen de zuidelijke delen waar andersoortige bedrijvigheid én woningbouwmogelijkheden zijn ondergebracht kwamen wel tot stand.

In het onderlinge contact tussen gemeente en ontwikkelaar is de situatie regelmatig besproken en werden enkele bijstellingen afgesproken. Zo werd om het gebied aantrekkelijker te maken, woningcontingent uit de bestaande voorraad binnen de gemeente overgeheveld naar het zuidelijk deel van Dwarsried en werd ook de milieucategorie naar beneden bijgesteld. Als derde aspect werd een wijzigingsbevoegdheid geïntroduceerd zodat in voorkomende gevallen, niet-watersportgebonden bedrijven ook kunnen worden toegelaten. Dit indien voldaan kan worden aan de voorwaarden. Deze drie verruimingen (2 extra bedrijfswoningen, aanpassen milieucategorie en wijzigingsbevoegdheid voor niet-watersportgebonden bedrijven) zijn vastgelegd in het bestemmingsplan Kollum Dorp.

Nu blijkt dat de verruiming nog niet heeft geleid tot nieuwe activiteit. Een volgende stap is daarom onontbeerlijk want er is de afgelopen jaren geen enkele vraag naar watersportgebonden bedrijfsgrond geweest. Wel is er inmiddels weer belangstelling voor bedrijfsgrond en daarbij wordt veelvuldig de wens geuit om ook een bedrijfswoning te mogen realiseren.

Gelet hierop wordt in het voorliggende het volgende aangepast:

  • de milieucategorie 3.2 wordt verlaagd naar 3.1.
  • de specifieke koppeling aan watersportgebonden bedrijvigheid wordt los gelaten.
  • er wordt opnieuw woningbouwcontingent overgeheveld.
  • er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor extra woningen indien er meer contingent beschikbaar komt.

Op al deze aspecten wordt hierna verder ingegaan.

2.1 Verlaging milieucategorie

Het verlagen van de milieucategorie wordt doorgevoerd teneinde de mogelijke hinder naar omliggende woningen of nog te realiseren woningen in te perken. Het betreft hier de twee noordelijke bouwstroken (aan weerszijden van de noordelijke insteek). Deze gaan dan van milieucategorie 3.2 naar 3.1 of lager. In de nieuwe situatie kunnen dan overal bedrijven tot maximaal 3.1 tot stand komen waardoor de inpassing van bedrijfswoningen qua milieu geen hinderlijke situatie oplevert.

2.2 Niet alleen watersportgebonden bedrijvigheid

De bedrijfslocatie is vanwege de ruimtelijke opzet met de inhammen, buitengewoon geschikt voor watersportgebonden bedrijvigheid. Aanvankelijk was er ook daadwerkelijk belangstelling maar uiteindelijk zijn die bedrijven afgehaakt omdat de locatie voor deze hele specifieke branche kennelijk onvoldoende strategische potentie heeft. Kollum ligt voor specialistische watersportbedrijven niet op een A-locatie.

Vanaf de ontwikkeling (2009-2010) is er vervolgens geen enkele kavel verkocht. Wel is er belangstelling maar steeds voor andersoortige bedrijfsactiviteiten. Om de mogelijkheid te verruimen voor andersoortige bedrijven heeft de gemeente in het bestemmingsplan 'Kollum Dorp' er voor gekozen om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Deze luidt: 'Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - scheepvaart- en watersportbedrijven' verwijderen indien er geen behoefte meer bestaat aan een watergebonden bedrijventerrein'. Dit impliceert dat steeds per potentiele bedrijfsvestiging afgewogen moet worden of de behoefte wel of niet aanwezig is. De regel biedt een opening maar in de praktijk blijft het als een drempel voor gegadigden gelden.

Aangezien op grond van de jarenlange pogingen tot verkoop blijkt dat er totaal geen interesse is aan deze specifieke vorm van bedrijvigheid, wordt deze verbijzondering nu losgelaten. Het bedrijventerrein wordt daarmee toegankelijk voor ook andere type bedrijven. Uiteraard blijft dat er zeer goede condities aanwezig zijn voor watersport gerelateerde bedrijven. De functionele en kwalitatieve sturing vindt plaats via de milieu categorieën, de mogelijkheden om bedrijfswoningen te ontwikkelen en de toepassing van een specifieke set van beeldkwaliteitscriteria (zoals die ook werd gehanteerd).

2.3 Overheveling woningcontingent

Het gemeentelijk woonplan (vastgesteld 2 mei 2012) biedt het kader voor toedeling van woningcontingenten zoals ook overeengekomen met de provincie. In dit woonplan is gesteld dat er voor de bedrijventerreinen Jumaheerd en Dwarsried nog (ijkpunt 2012) ruimte is voor 2 x 5 bedrijfswoningen. Binnen de vigerende afspraken kan alleen gekeken worden naar de mogelijkheden om te schuiven met de bestaande aantallen. Oftewel kan er vanuit Jumaheerd of binnen Dwarsried woningbouwruimte gevonden worden.

De volgende analyse is daarop uitgevoerd:

2.3.1 Bedrijventerrein Jumaheerd
  • 1. De bedrijfsgronden zijn ingedeeld voor bedrijven tot maximaal categorie 3.2. De richtafstand tot woningbouw is daarbij 100 meter.
  • 2. Woningbouw kan alleen na toepassing van de afwijkingsmogelijkheid. Alsdan moet gekeken worden naar beschikbaarheid woningcontingent, de bedrijfseconomische noodzaak, akoestische onderzoek wegverkeerslawaai en of de omliggende bedrijven in milieuhygienisch opzicht niet in een nadeliger situatie komen te verkeren.
  • 3. Vanaf de nieuwe woningbouwafspraken (gemeentelijk woonplan 2012) zijn er conform gegevens van de gemeente 2 woningen vergund. Bij de vergunningverlening is gekeken naar de afstand ten opzichte van de feitelijk aanwezige bedrijven.
  • 4. Indien beoordeeld wordt op basis van de planologische mogelijkheden (oftewel de ontwikkeling van categorie 3.2 bedrijven) dan is sprake van een bedrijventerrein waarbij in beginsel geen geschikte omstandigheden aanwezig zijn voor nog meer bedrijfswoningen.

Met laatstgenoemd argument wordt duidelijk dat de bedrijfsgronden op Jumaheerd kunnen ontwikkelen tot categorie 3.2 bedrijven. Indien bedrijven deze ruimte willen benutten en er in de nabijheid (bedrijfs)woningen staan dan is dat een belemmering. Ter voorkoming hiervan ligt er een goede reden om de resterende 3 bouwmogelijkheden over te hevelen naar het plan Dwarsried.

De reeds vergunde (bedrijfs)woningen hebben niet geleid tot bezwaren vanuit de omliggende bedrijven. Tegelijk moet worden gesteld dat daardoor de doorgroei van de omliggende bedrijven naar categorie 3.2 bedrijven wel is belemmerd. Dat is een gegeven.

Op grond van bovenstaande analyse zijn er goede argumenten om de resterende 3 bouwmogelijkheden over te hevelen naar het plan Dwarsried.

2.3.2 Bedrijventerrein Dwarsried

Conform het vigerend bestemmingsplan Kollum Dorp kunnen er op het bedrijventerrein Dwarsried in totaal 7 woningen worden gerealiseerd. Sinds 2012 (gemeentelijk woonplan) was nog een restcapaciteit aanwezig van 5 woningen met daaraan toegevoegd 2 bouwmogelijkheden van elders uit de gemeente. Er is 1 woningbouwmogelijkheid benut en 2 mogelijkheden zijn bij recht toegewezen aan een andere initiatiefnemer. Voor het zuidelijke plandeel zijn hiervoor nog vier woningen mogelijk.

Op het zuidelijke plandeel zijn 4 woningen mogelijk. Vanwege de verkoop en ontwikkeling van bedrijfspercelen en bedrijfswoningen, blijft daar 1 woning van over. Op grond van deze ontwikkeling is er binnen Dwarsried een onbenutte capaciteit van 1 woning aanwezig.

2.3.3 Resumerend

In totaal is er in lijn van de vigerende woningbouwafspraken (gemeentelijk woonplan 2012) op Jumaheerd en Dwarsried een onbenutte capaciteit van 4 woningen aanwezig. Deze 4 woningen kunnen binnen het huidige woonprogramma op Dwarsried worden gerealiseerd als gevolg van de overheveling van woningcontingent. Zoals in 2.3.1. is beschreven, is overheveling vanuit Jumaheerd op grond van de daar geldende planologische mogelijkheden voor categorie 3.2 bedrijven verstandig.

Deze onbenutte capaciteit wordt in dit plan gekoppeld aan het gehele gebied bestemd voor bedrijventerrein 3.1 of lager. Daardoor kan bedrijvigheid in combinatie met bedrijfswoningen leiden tot een goed acceptabele situatie en is er tevens kans op een beter evenwicht in de functionele als ook ruimtelijke opbouw van het gebied.

2.4 Wijzigingsbevoegdheid extra bedrijfswoningen

De huidige marktvraag laat zien dat er veel belangstelling is voor bedrijfsgrond indien er ook een bedrijfswoning bijgebouwd kan worden. Momenteel is er echter geen extra woningcontingent beschikbaar. Denkbaar is dat binnen de looptijd van het bestemmingsplan nieuwe woningbouwafspraken worden vastgelegd en als daaruit blijkt dat er nieuwe ruimte ontstaat voor woningbouw op Dwarsried dan kan daar op worden ingespeeld als het plan hiervoor een wijzigingsbevoegdheid bevat.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

3.1 Algemene beleidskaders overheden

Het voorliggende plan is een relatief bescheiden aanpassing van het vigerende bestemmingsplan. Dat betekent dat wat betreft beleidsaspecten, in belangrijke mate kan worden verwezen naar het moederplan. In dit hoofdstuk wordt slechts ingegaan op afwijkingen ten opzichte van het vigerend beleid of waar nodig herbevestiging van het beleid.

3.2 Provinciaal beleid

De beschreven provinciale beleidskaders uit het moederplan zijn van kracht.

Daarbij wordt het volgende aangevuld: bij de totstandkoming van het oorspronkelijke bestemmingsplan Dwarsried werd juist de koppeling aan de watersportgebonden bedrijvigheid als belangrijk argument gezien. Dit enerzijds ter voorkoming van uitbreiding van reguliere bedrijfsterreinen en anderzijds vanwege de beoogde potentie van Kollum voor de watersport.

Mede met hulp van de provincie is inmiddels de aantrekkelijkheid van Kollum als watersportdorp vergroot. Dit door investeringen via het Friese Merenproject in de Lits-Lauwersmeerroute. Een beweegbare Sylster Rydbrêge, de ophoging van vaste bruggen en het creëren van nieuw aanlegplaatsen (9 stuks) en 50 meter aanlegsteiger zijn het resultaat. Daarnaast is ook geïnvesteerd in de Strobosser Trekfeart. De vaarrecreatie heeft daarmee een enorme impuls ontvangen.

Het investeren in deze infrastructuur heeft niet automatisch tot gevolg dat er extra bedrijfsactiviteiten voor deze specifieke branche tot stand komen. De werkelijkheid is dat er feitelijk geen behoefte is en dat rechtvaardigt het bijstellen van de kaders. De aanpassing van het bestemmingsplan heeft geen uitbreiding van bedrijfsgronden tot gevolg. Er wordt een aanpassing gedaan voor wat betreft de categorie en het type bedrijvigheid.

3.3 Gemeentelijk beleid

De aanpassing van het bestemmingsplan leidt niet tot wezenlijke wijziging van het onderliggende geldende gemeentelijk beleid. Voor de duidelijkheid wordt vermeld dat de mogelijkheden voor bedrijfswoningen worden verruimd binnen de geldende kaders van de woningbouwafspraken. In het vorige hoofdstuk is hier meer gedetailleerd op in gegaan.

3.3.1 Beeldkwaliteitsplan

Voor het bedrijventerrein Dwarsried is in 2010 een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan wordt opnieuw gelijktijdig met het onderhavig plan door de gemeenteraad vastgesteld als het beeldkwaliteitsplan voor de Dwarsried te Kollum. Het bedrijventerrein vormt de entree van Kollum voor de watersporters. Het terrein ligt tevens aan de entree van Kollum vanuit het noorden aan de Willem Loréweg. De bedrijfsbebouwing is duidelijk waarneembaar vanaf het water en de weg. Daarom is gekozen voor een hoger ambitieniveau voor het gebied en geldt voor het gebied een bijzonder ambitieniveau. Het streven is gericht op het realiseren van een representatief beeld met representatieve gevels naar het water en de Willem Loréweg toe. Dit beeld dient te worden bepaald door het realiseren van bebouwing met een duidelijke gerichtheid op de openbare ruimte in een ingetogen en samenhangend materiaal- en kleurgebruik per straatzijde. Voor het gehele gebied is één set criteria opgesteld.

Er mogen zowel in- als uitpandige bedrijfswoningen worden gebouwd. De inpandige bedrijfswoning moeten worden geïntegreerd in de hoofdmassa. Een inpandige bedrijfswoning wordt gekenmerkt door een in hoofdzaak enkelvoudige hoofdvorm, waarbinnen zich bedrijfsruimtes en woonruimtes bevinden. De woning mag tot uitdrukking komen in de bouwmassa door middel van terugrooien of vooruitrooien van de gevel, de gevelopeningen en/of het kleur- en materiaalgebruik. Een uitpandige woning wordt gekenmerkt door een samengestelde bouwmassa met een herkenbaar verschil tussen woning en bedrijfsgedeelte. De woning mag zowel vrijstaand van als geschakeld (al dan niet door middel van een tussenlid) aan het bedrijfsgedeelte worden gebouwd.

Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Voorliggende partiele herziening leidt niet tot wijzigingen die aanleiding geven tot aanvullende onderzoeken ten opzichte van het moederplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische grondslag van het onderhavige plan. Deze partiële herziening is opgesteld om te voorzien in een behoefte die krachtens het bestemmingsplan 'Kollum Dorp' niet zondermeer mogelijk is. Om die reden wordt voor een deel van dat bestemmingsplan voorzien in een aanpassing, een zogeheten partiële herziening. Doordat dit bestemmingsplan het reeds bestaande bestemmingsplan 'Kollum dorp' aanvult, is zoveel mogelijk aangesloten bij dat bestemmingsplan. De relevante bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Kollum Dorp' met de benodigde wijzigingen. Zie hiervoor 5.4 Juridische vormgeving

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het Bro bevat een aantal regels, die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingplan. Dit betreft:

  • de anti-dubbeltelregel;
  • het overgangsrecht.

De inleidende regels van het bestemmingsplan (begrippen en wijze van meten) sluiten aan bij de eisen van de SVBP2012. Daarnaast sluit het bestemmingsplan ook aan bij de overige eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening en het IMRO2012. In voorliggend bestemmingsplan worden tevens begrippen uit de Wabo gehanteerd.

De onderstaande paragrafen lichten toe hoe dit bestemmingsplan is opgebouwd en op welke grondslag dat is.

5.2 Plan en identificatienummer

De plannaam is Bestemmingsplan 'Partiële herziening Kollum Dorp - Dwarsried'. Het planidentificatienummer is: NL.IMRO.0079.PHKoDwarsried2017-Vg01.

Het identificatienummer is opgebouwd confortm de 'IDN systematiek Kollumerland (25 juli 2012)'. Het eerste deel is NL.IMRO.0079. (0079 = gemeentecode Kollumerland c.a.)

De naamcode bestaat uit maximaal 18 tekens en wordt gevormd door:
- Deel 1: code instrument (2 tekens) – PH = partiële herziening;
- Deel 2: code dorp (2 tekens) – Ko (Kollum);
- Deel 3: naam plan - Dwarsried;
- Deel 4: specificatie - Jaar van start plan: 2017.

Achteraan wordt met de versiecode aangegeven in welke fase het plan zich bevindt. De te hanteren versiecodes zijn:
Cv01 = conceptvoorontwerp;
Vo01 = voorontwerp;
Ow01 = ontwerpplan;
Vg01 - vastgesteld plan.

5.3 Bestemmingsplanprocedure

Uit de Wro en het Bro volgen een aantal wettelijke regels voor de procedure omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan. De fasen die men hierin kan onderscheiden, betreffen:

5.3.1 Voorbereidingsfase

De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. Op grond van artikel 3.1.1 licht de gemeente andere besturen en diensten van hogere overheden in over het voornemen om een bestemmingsplan op te stellen. Het resultaat hiervan is (krachtens 3.1.6 van het Bro) opgenomen in hoofdstuk 6.1 van deze toelichting en de bij behorende bijlagen. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. Van deze mogelijkheid maakt het college , gezien de omvang van het plan, echter geen gebruik. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overlegreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.

5.3.2 Terinzageleggingsfase

Na de voorbereidingsfase volgt de terinzageleggingsfase. Krachtens artikel 3.8 eerste lid, onder a van de Wro kondigt het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan aan en wordt het in de Staatscourant en de website www.officielebekendmakingen.nl voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Deze terinzagelegging van het ontwerpbesluit is krachtens artikel 3.8, eerste lid van het Wro in samenhang met artikel 1.2.1 en artikel 1.2.1a, eerste lid, onder a van het Bro. De termijn van terinzagelegging volgt uit artikel 3.16, eerste lid van de Wro. In de periode van zes weken kan (op basis van artikel 3.8, eerste lid, onder d van de Wro) door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. Belangrijke partijen krijgen de stukken ook toegestuurd krachtens artikel 3.8 eerste lid, onder b van de Wro.

5.3.3 Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging beantwoorden burgemeester en wethouders de zienswijzen als motivering van het besluit krachtens artikel 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eventueel kan, naar aanleiding van de zienswijzen de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen (artikel 3.8, vierde lid van de Wro). Uiterlijk binnen twaalf weken na de terinzagelegging beslist de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan (artikel 3.8, eerste lid, onder e van de Wro). Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad geven burgemeester en wethouders van de gemeente krachtens artikel 3:44 en artikel 3:12 van de Awb op geschikte wijze kennis van het vaststellingsbesluit. Ook publiceert het college het vaststellingsbesluit in de Staatscourant en elektronisch (artikel 3.8, derde en vierde lid van de Wro in samenhang met artikel 1.2.1 van het Bro).

5.3.4 Beroepsfase

Zoals hierboven aangegeven maakt het college van burgemeester en wethouders na vaststelling van het bestemmingsplan (door de gemeenteraad) het vaststellingsbesluit bekend en leggen zij het ter inzage. Deze terinzagelegging gebeurt als volgt:

  • a. Indien Gedeputeerde Staten of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling. Uiterlijk zes weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  • b. Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk twee weken na vaststelling bekendgemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

De dag na de terinzagelegging van het besluit start de termijn voor het indienen van het beroepschrift krachtens artikel 6:8 vierde lid van de Awb. Deze termijn bedraagt conform artikel 6:7 van de Awb zes weken. Het eventuele beroep dient men bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen krachtens artikel 8:6, eerste lid, Awb en Bijlage 2, Hoofdstuk 2, artikel 2 van de Awb. Het gaat daarbij om een beroep in eerste en enige aanleg (artikel 8.2, tweede lid, onder a van de Wro). Het beroepschrift moet aan een aantal voorwaarden voldoen (artikel 6:5, eerste lid, onder d, en artikel 6:6, aanhef en onder a van de Awb).

5.4 Juridische vormgeving

De voorliggende partiële herziening is een bestemmingsplan en omvat een verbeelding en regels. Krachtens artikel 3.1.3 van het Bro bevat een bestemmingsplan namelijk een beschrijving van de bestemmingen en het doel van de betreffende bestemmingen.

Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting. Krachtens artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen met een toelichting die aangeeft welke gedachten aan het plan ten grondslag ligt, uitkomsten van verrichtte onderzoeken, uitkomsten van overleggen en verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan.

Opzet partiele herziening

Normaal gesproken bestaat een bestemmingsplan uit een volledige set regels die zelfstandig met een verbeelding te lezen zijn. In dit geval betreft het echter een partiële herziening waarin verwezen wordt naar de reeds vastgestelde regels van het vigerend bestemmingsplan Kolum dorp. De regels van dit vastgstelde plan blijven in beginsel volledig van toepassing op het plangebied van dit plan.

Er zijn echter een aantal inhoudelijk doorgevoerde wijzigingen in de bestemming 'Bedrijventerrein-1'. Dit betreft:

  • de maximaal toegestane miliecategorie wordt verlaagd naar 3.1;
  • de specifieke koppeling aan watergebonden bedrijvigheid wordt losgelaten;
  • er wordt woningcontingent overgeheveld;
  • er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om extra woningen mogelijk te maken indien er meer contingent beschikbaar komt.

De regels van dit plan hadden in beginsel kunnen volstaan met een artikel van toepassingsverklaring (Artikel 2) waarin deze aanpassingen worden opgesomd maar dit maakt de leesbaarheid van het plan niet lastig. Er is daarom voor gekozen om artikel 7 volledig te vervangen voor dit plangebied door een nieuw Artikel 3 Bedrijventerrein - 1.

5.4.1 Planregels

Wat feitelijk gewijzigd is ten opzichte van het vigerend plan is het kaartbeeld en een aantal regels in de bestemming Bedrijventerrein-1. Dit is, zoals hiervoor aangegeven, artikel 7 in het vastgestelde plan maar wordt voor dit plangebied vervangen door een nieuw artikel 3.

De overige regels van he vigerend plan (zoals definities, wijze van meten maar ook aanduidingsregels e.d. blijven dus gewoon van toepassing op dit bestemmingsplan. Dat betekent dat bijvoorbeeld de aanduiding 'vrijwaringszone - radargrondstation Burum ' van toepassing blijft en de regels ook hiervoor blijven gelden. Dit alles is vastgelegd in artikel 2 (Van toepassingsverklaring) van dit bestemmingsplan.

Bij vergelijking tussen artikel 7 en het nieuwe Artikel 3 zal opvallen dat uitsluitend de volgende aanpassing zijn gedaan in deze bestemming:

  • lid 7.1 sub a de volgende tekst vervalt: 'uitsluitend op de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - scheepvaart- en watersportbedrijven';
  • lid 7.1 sub b en c vervallen;
  • lid 7.4 vervalt;
  • de wijzigingsbevoegdheid van artikel 7.7.1 als volgt komt te luiden:

Burgemeester en Wethouders kunnen de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' wijzigen, met dien verstande dat het aantal woningen dient te passen binnen de regionale woningbouwafspraken dan wel binnen de met Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân overeengekomen woningbouwafspraken.

Voor alle duidelijkheid is hieronder ook nog met doorhalen en arcering aangegeven wat er aangepast is:

Bestemming bedrijventerrein - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten , uitsluitend op de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - scheepvaart- en watersportbedrijven' ;
  • b. scheepvaart- en watersportbedrijven tot en met categorie 3.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.1' én 'specifieke vorm van bedrijventerrein - scheepvaart- en watersportbedrijven';
  • c. scheepvaart- en watersportbedrijven tot en met categorie 3.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en 'specifieke vorm van bedrijventerrein - scheepvaart- en watersportbedrijven';
  • d. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • h. water.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 75%;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)', bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan de daar aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt tenminste 3 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mogen bedrijfswoningen worden gebouwd, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • f. bij bedrijfswoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwregels voor bedrijfsbebouwing van overeenkomstige toepassing zijn.

7.2.2 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geldt dat:

  • a. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van hijswerktuigen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de bezonnings- en privacy-situatie;
  • e. de sociale veiligheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.4.1 Goothoogte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 73.2.1 sub c voor verhoging van de goothoogte tot ten hoogste 6 meter.

7.4.2 Toepasbaarheid

De onder artikel 7.4.1 bedoelde afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid.
  • e. in de omgeving aanwezige functies en waarden.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. detailhandelsactiviteiten anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 in samenhang met de Wet geluidhinder;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor:

  • a. de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven die wel zijn genoemd;
  • b. detailhandel in boten en watersportartikelen met dien verstande dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de bezonnings- en privacysituatie.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

7.7.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - scheepvaart- en watersportbedrijven' verwijderen indien er geen behoefte meer bestaat aan een watergebonden bedrijventerrein.

7.7.1 Wijzigen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen dient te passen binnen de regionale woningbouwafspraken dan wel binnen de met Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân overeengekomen woningbouwafspraken.

7.7.2 Toepasbaarheid

De onder artikel 3.6.1 bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 1. de bezonnings- en privacy-situatie.

Overige regels

Hoofdstuk 3 Algemene regels en Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels zijn opgenomen omdat het Besluit ruimtelijke ordening en daaruit afgeleide regels (Standaarden) dit vereisen voor het opstellen van bestemmingsplannen. Juridisch verschillen zij niet van de bepalingen uit het vastgestelde plan 'Kollum dorp'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat volgens artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening, de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt in de onderstaande tekst ingegaan op de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

Daarnaast dient een bestemmingsplan volgens de Wet ruimtelijke ordening inzicht te geven in de wijze van financiering door middel van een exploitatieplan of een overeenkomst. Dit heeft een sterke samenhang met de economische uitvoerbaarheid en wordt daarom ook in dit hoofdstuk behandeld.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan stelt de gemeente een ieder in de gelegenheid om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op, de inhoud van het planvoornemen. Ook wordt het ontwerpbestemmingsplan naar de betrokken overlegpartners verstuurd. De op het plan verkregen reacties zullen in deze paragraaf worden opgenomen en worden waar nodig in het bestemmingsplan verwerkt.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden. Het plan is uitvoerbaar.

Voor wat betreft de grondexploitatie is er een anterieure overeenkomst aanwezig tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Omdat met deze overeenkomst het kostenverhaal geregeld is, en het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is, beslist de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan dat er geen exploitatieplan wordt opgesteld.