direct naar inhoud van Regels
Plan: Campus Kollum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0079.BpKoCampusKol16-Vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Campus Kollum" met identificatienummer NL.IMRO.0079.BpKoCampusKol16-Vg01 van de gemeente Kollumerland c.a.;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van goederen aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bestaand:

het gebruik dat en/of de bebouwing die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan legaal plaatsvindt, respectievelijk aanwezig is, dan wel bebouwing die kan worden gebouwd krachtens een verleende bouw- en/of omgevingsvergunning;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen;

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 dorpshuis:

een openbaar gebouw fungerend als ontmoetingscentrum voor bewoners (dat plaatselijke verenigingen en clubs huisvest). Het biedt plaats aan maatschappelijke activiteiten, feesten, vergaderingen en daarbij horende, ondergeschikte horeca.

1.22 evenement:

een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water, met uitzondering van betogingen, samenkomsten en vergaderingen, jaar- en weekmarkten, bioscoop- en theatervoorstellingen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in de volgende categorieën:

  • a. Categorie 1: lokale evenementen op dorps/wijk en buurtniveau. Deze evenementen dragen in belangrijke mate bij aan de binding tussen inwoners in het dorp. Deze evenementen zijn vooral gericht op participatie, ontmoeting tussen burgers en toeristisch-recreatieve promotie van het dorp;
  • b. Categorie 2: lokale en regionale evenementen met groeipotentie. Dit zijn middelgrote evenementen die zich kenmerken door een min of meer vaste deelnemers/publieksgroep en die zich door een onderscheidende programmering/activiteiten richten op groei. Het programma richt zich op een duidelijke hoofdactiviteit met eventueel side-events Bij deze categorie evenementen is een sterke variatie in bezoekersaantallen van een paar honderd tot enkele duizenden;
  • c. Categorie 3: boegbeeldevenementen. Dit zijn (jaarlijks) terugkerende evenementen met een internationaal karakter, bovenregionale uitstraling die een belangrijke bijdrage leveren aan de promotie van het dorp. De evenementen vinden vooral plaats op historische locaties, in en rond het water en hebben een economische spin-off voor het dorp. De evenementen kenmerken zich door authenticiteit, uitstraling, goede organisatie en promotie;
1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gevellijn:

een als zodanig aangegeven lijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de gevel moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met uitzondering van ondergeschikte bebouwing;

1.26 horeca(bedrijf):

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, niet zijnde een discotheek of een bar-dancing;

1.27 maatschappelijke voorzieningen:

levensbeschouwelijke, medische, sociale, culturele en educatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.28 overig bouwwerk (bouwwerk, geen gebouw zijnde):

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 overkapping:

een bouwwerk voorzien van een plat dak dan wel een kap en met maximaal één wand is uitgevoerd;

1.30 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of het plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.31 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.32 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde dan wel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.33 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat met het meten van de goothoogte ondergeschikte bouwdelen zoals wolfskappeneinden en goten van dakkapellen niet worden meegerekend;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt, met uitzondering van utilitaire voorzieningen op het dak, zoals (schotel-)antennes, liftopbouwen, ventilatiekanalen, schoorstenen, airco-installaties, luchtbehandelings-kasten, installaties voor energieopwekking e.d., waarvoor de overschrijding niet meer dan 3,0 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortgezet onderwijs;
  • b. bibliotheek;
  • c. een dorpshuis, waaronder één grote zaal met maximaal 200 zitplaatsen;
  • d. ondergeschikte bedrijfsvoering in de vorm van een cateringbedrijf met de SBI-2008 code 562 van de Lijst Activiteiten Bedrijven en milieuzonering met een maximale oppervlakte van 100m2;
  • e. ondergeschikte sport- en speelvoorzieningen ten behoeve van de onder a, b en c genoemde functies;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "groen" zijn de gronden uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen;

en daaraan ondergeschikt voor:

  • g. evenementen behorende tot categorie 1;

en tevens voor:

  • h. groenvoorzieningen;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waarvoor geldt dat parkeervoorzieningen en laden en lossen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" zijn toegestaan;
  • k. waterlopen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. het bruto vloeroppervlak binnen het bouwvlak maximaal 5500 m2 bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" ten minste 50% de gevel van het gebouw, c.q. de gebouwen, in deze gevellijn dient, c.q. dienen, te worden gebouwd;
    • 3. gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 50 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" bedraagt de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "minimum bouwhoogte (m)" ten minste 75% van de bebouwing de aangegeven minimum bouwhoogte dient te hebben;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "groen" mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
  • c. de bouwhoogte per gebouw bedraagt niet meer dan 3 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "groen" mogen geen gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd.

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "groen" mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgermeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de bezonnings- en privacysituatie.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 3.2.1 sub d, artikel 3.2.2 sub d en artikel 3.2.3 sub e om bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'groen' toe te staan, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd waaruit blijkt dat de natuurwaarden van het terrein niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of gebouwen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - beperkingen" als:
    • 1. schoolplein;
    • 2. horeca;
    • 3. verkeers- en verblijfsgebied;
    • 4. entree;
    • 5. muzieklokaal
  • b. anders dan voor groenvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "groen".
  • c. voor parkeervoorzieningen en laden en lossen buiten de aanduiding 'parkeerterrein',
  • d. voor (al dan niet permanente) bewoning;
  • e. voor het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen;
  • f. voor horeca, met uitzondering van binnenpandse, ondergeschikte horeca, behorend bij het dorpshuis:
    • 1. met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 850m2 en niet groter dan de totale oppervlakte van het dorpshuis, en;
    • 2. waarbij de openingstijden van de horeca-activiteiten gelijk zijn aan de openingstijden van het dorpshuis, en;
    • 3. waarbij geen terras is toegestaan.
  • g. detailhandelsactiviteiten.
3.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding "groen" afwijken van de gebruiksregel onder artikel 3.1 sub f en 3.5 sub b, door op deze gronden alle onder 3.1 genoemde functies toe te staan, met dien verstande dat na verlening van de omgevingsvergunning, parkeervoorzieningen en laden en lossen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'. Voorwaarde voor de verlening van de vergunning is dat de aanvrager een onderzoeksrapport overgelegt, waaruit blijkt dat de natuurwaarden van het terrein niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Waarde - archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen), mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of:
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of:
    • 3. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen (basisbestemmingen) voor zover dieper dan 1,05 m onder maaiveld:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het graven van watergangen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,3 meter;
  • d. het verlagen van het waterpeil.

4.4.2 Voorwaarden

De in artikel 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; of:
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of:
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of:
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of:
    • 3. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg.

4.4.3 Uitzondering

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van dit plan; of:
  • 2. het normale onderhoud betreffen; of:
  • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden; of:
  • 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming Waarde - archeologie wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in dit plan gelden de volgende algemene bouwregels:

  • a. voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde aantallen, percentages en maten (waaronder de situering, volume, oppervlakte en dakhelling), gelden de dan aanwezige bestaande aantallen, percentages en maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel;
  • b. voor zover legaal aangelegde (delen van) werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde regels voor het aanleggen van werken, geen bouwwerk zijnde en/of het uitvoeren of laten uitvoeren van werkzaamheden, gelden deze uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel;
  • c. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, dient voor de bouw of functieverandering te worden aangetoond dat op het bouwperceel in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en dat deze in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de CROW-publicatie 317. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging. De CROW-publicatie wordt toegepast volgens categorie schil centrum en geldt voor de bandbreedte toepassing weinig stedelijk.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder artikel 6 sub c en worden toegestaan dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving van het bouwperceel.
  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder artikel 6 sub c om te voorzien in een lager aantal parkeerplaatsen, onder voorwaarde dat wordt aangetoond dat de parkeersituatie niet verslechtert.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemene gebruiksregel

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van detailhandel in de vorm van ambulante handel;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

7.2 Evenementen

Evenementen behorende tot categorie 1 zijn toegestaan, mits de bestemming dit ter plaatse toestaat en hiervoor een vergunning dan wel toestemming op grond van andere regelgeving is verleend.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - radar grondstation Burum

Nieuwe bouwwerken met een bouwhoogte van meer dan 22 m, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsregels en voor zover zijn gelegen binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar grondstation Burum' mogen niet worden gebouwd zonder een toetsing vooraf door het Ministerie van Defensie. Uit de toetsing dient te zijn gebleken dat geen ontoelaatbare verstoring van de ontvangst van het aanwezige grondstation plaatsvindt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke, c.q. gewenste situatie;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen of aanduidingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen.

9.2 Toepasbaarheid

De in 9.1 bedoelde afwijkingen bij omgevingsvergunning mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de bezonnings- en privacy-situatie.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Procedureregels nadere eisen
  • a. Een ontwerpbesluit tot nadere eisen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken ter inzage.
  • b. Het college van burgemeester en wethouders maakt de terinzagelegging te voren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen voor een ieder.
  • d. Gedurende de in lid a genoemde termijn kan een ieder bij het college van burgemeester en wethouders mondeling en schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

10.2 Procedureregels afwijkingsregels

Op de voorbereiding van een ontwerpbesluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het wijzigingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als "Regels van het Bestemmingsplan Campus Kollum".