direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Skoatterwâld - De Singels
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Heerenveen werkt aan de afronding van het woongebied "Skoatterwâld" dat is gelegen aan de oostzijde van Heerenveen. De 1e fase van Skoatterwâld, een groot deel van de 2e fase en een deel van de 3e fase zijn inmiddels gerealiseerd. Er zijn tot op heden totaal ruim 1.900 woningen gerealiseerd in Skoatterwâld (stand van zaken januari 2022).

De ontwikkeling van fase 2 en fase 3 is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase (vastgesteld op 16 juli 2018). Dit bestemmingsplan maakt de bouw van circa 780 tot 890 woningen mogelijk, grotendeels door middel van een uit te werken bestemming Wonen - uit te werken.

Ook voor de nog niet ontwikkelde uitwerkingslocatie aan de noordoostkant van "Skoatterwâld" ten zuiden van het woonlint van Het Meer is de bestemming Wonen - uit te werken van toepassing. Er zijn plannen om hier 232 woningen te realiseren.

Deze ontwikkeling is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan. In dit geval is een bestemmingsplan nodig, omdat het stedenbouwkundig plan niet geheel binnen de uitwerkingsregels past.

De gemeente Heerenveen verleent medewerking aan deze ontwikkeling door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Hiervoor is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

In figuur 1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het gewenste stedenbouwkundig ontwerp en de bestemming 'Wonen - Uit te werken' uit het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (Bron: Google Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase'. In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken' en gelden de aanduidingen 'overige zone - aantal woningen gebied 2a' en 'overige zone - aantal woningen gebied 3a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aantal woningen gebied 2a' mogen minimaal 222 en maximaal 262 woningen gerealiseerd worden en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aantal woningen gebied 3a' mogen minimaal 191 en maximaal 231 woningen gerealiseerd worden.

Op basis van de huidige bestemming 'Wonen - Uit te werken' is het niet direct mogelijk om woonhuizen te bouwen. Deze bestemming moet uitgewerkt worden ten behoeve van de bouw van woonhuizen. Hiervoor gelden een aantal uitwerkingsregels. In dit geval kan er geen uitwerkingsplan opgesteld worden. De reden hiervoor is dat een uitwerkingsplan namelijk deel gaat uit maken van het moederplan. In dit geval is dat het bestemmingsplan 'Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase'. Omdat in het gebied met de aanduiding 'overige zone - aantal woningen gebied 2a' minder dan 222 woningen komen en in het gebied met de aanduiding minder dan 191 is het beoogde woningbouw aantal in strijd met het geldende bestemmingsplan. Concreet gezien is de ontwikkeling in strijd met artikel 22.1 Gebruik aantal woningen. Het is daarom niet mogelijk om een uitwerkingsplan op te stellen en in dit geval dient daarom een bestemmingsplan opgesteld te worden. Overigens wordt wel aan de uitwerkingsregels voldaan. Paragraaf 3.3.5 gaat hier nader op in.

Partiële herziening bestemmingsplannen parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Deze partiële herziening stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Heerenveen. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Heerenveen 2020.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie plangebied

Het plangebied ligt in de woonwijk Skoatterwâld, die is gelegen aan de oostzijde van Heerenveen. De gronden van dit bestemmingsplan liggen:

  • ten zuiden van het bestaande bebouwingslint van Het Meer;
  • ten westen van het, nu nog, open agrarisch gebied;
  • ten noorden van de Potsenmaker en de Magistraat';
  • en ten oosten van een groenstrook.

De onbebouwde gronden zijn in de huidige situatie in afwachting van de ontwikkeling van woningbouw. De gronden hebben in de huidige situatie dan ook geen functie anders dan grasland. Het plangebied wordt doorsneden door de gebiedontsluitingsweg Domela Nieuwenhuisweg. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01_0002.png"

Figuur 2. Luchtfoto huidige situatie

2.2 Stedenbouwkundige onderlegger

De bestaande noord-zuid gerichte oriëntatie van het gebied is de belangrijkste onderlegger voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Skoatterwâld. Deze komt naar voren in de groen-, water- en bebouwingsstructuur van de nieuwe wijk, waarbij de groen- en waterstructuur het raamwerk vormen waar de bebouwing zich naadloos in voegt.

In de verkaveling van het gebied is rekening gehouden met de openheid van het (oorspronkelijke) gebied. De voorzieningenzone ligt centraal in het plan en dwars op de noord-zuid gerichte verkaveling. Deze zone wordt begrensd door een tweetal oost-west gelegen vaarten.

De gemeente Heerenveen heeft een stedenbouwkundig plan voor dit gebied opgesteld. Dit plan vormt de basis voor de stedenbouwkundige uitwerking van de 2e en 3e fase van Skoatterwâld.

2.3 Beschrijving initiatief

Het plan is om ongeveer 232 woningen te realiseren. In figuur 3 is een uitwerking van het stedenbouwkundig plan opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de ontwikkelrichting die de gemeente in het document ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld bepaald heeft voor het specifieke deelgebied waar onderhavig plangebied deel van uit maakt.

Met het stedenbouwkundig plan blijft de bestaande noord-zuid structuur behouden. De hoofdstructuur is gebaseerd op het voortzetten van de (noord-zuid) singelstructuur zoals deze reeds in fase 2 is gerealiseerd, passend bij het waterrijke karakter van het noordelijk deel van Skoatterwâld. Het woningbouwprogramma is gevarieerd: rijwoningen, twee onder één kap woningen, vrijstaande woningen, levensloopbestendige woningen en patio woningen. Verder wordt er veel water en groen in het plangebied gerealiseerd. Hiermee wordt een natuurlijke overgang richting het te ontwikkelen groengebied aan de oostkant mogelijk gemaakt. Verder worden er in het plangebied duidelijke, rechte, groenstructuren aangebracht. Deze volgen ook weer de oorspronkelijke noord-zuid structuur of volgen dan wel de dwars liggende ontsluitingswegen.

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Domela Nieuwenhuisweg en via de Stadhouderlaan welke gekoppeld is aan de Oranje Nassaulaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01_0003.png"

Figuur 3 Stedenbouwkundig plan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.
    Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Friesland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat de toelichting bij ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een uitwerking die passend is binnen de plancapaciteit van ruim 2.500 woningen voor heel Skoatterwâld. Uit het beleid van de gemeente dat is beschreven in paragraaf 3.3, blijkt dat er in Skoatterwâld een blijvende behoefte is aan woningen. Daarmee mag worden aangenomen dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. De actuele behoefte kan niet volledig binnen bestaand stedelijk gebied ontwikkeld worden. Derhalve is en wordt de uitbreidingslocatie Skoatterwâld ontwikkeld.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân is het provinciaal beleid vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie van het bestemmingsplan binnen het bestaand stedelijk gebied (definitie 1.15 en bijlage 3K kaart begrenzing stedelijk gebied). Voor de toepassing van het gemeentelijke woonplan wordt de locatie echter gezien als buitenstedelijk gebied, aldus de toelichting (hoofdstuk 3) op de Verordening Romte.

In de regionale woningbouwafspraken is voor de kern Heerenveen vastgelegd, dat tot 2026 maximaal 70% van het woningbouwprogramma buitenstedelijk wordt gerealiseerd.  

In artikel 3 van de verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van 232 woningen. De te realiseren capaciteit valt binnen de gemaakte regionale afspraken, zoals vastgelegd in het Woningbouwprogramma 2016-2026 (vastgesteld op 22 juni 2020 door de raad).

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân .

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan 'Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase'.

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase'. Zoals in paragraaf 1.3 als is beschreven geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. In dit geval kan de bestemming niet uitgewerkt worden, omdat de uit te werken bestemming anders in strijd is met artikel 22.1 van het geldende bestemmingsplan. Wel voldoet de ontwikkeling aan de voorwaarden die gelden voor het uitwerken van de bestemming.

In deze paragraaf vindt een toetsing van de voorwaarden, die voor de bestemming 'Wonen - Uit te werken' gelden, plaats.

  • 1. In het oostelijk uitwerkingsgebied zal een centrale ontsluitingsweg worden aangelegd die het uitwerkingsgebied in noord-zuidelijke richting doorsnijdt. Hierdoor zal een verbinding ontstaan tussen de Domela Nieuwenhuisweg en de Oranje Nassaulaan.

De bovengenoemde centrale ontsluitingsweg is reeds aangelegd. In dit geval hoeft met de uitwerkingsregel derhalve geen rekening gehouden te worden.

  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'water' zullen de gezamenlijke bestemmingsvlakken voor ten minste 30% worden aangewend voor water.

De gronden van het bestemmingsplan zijn niet voorzien van de aanduiding 'water'. In dit hoeft met deze uitwerkingsregel derhalve geen rekening gehouden te worden.

  • 3. Bij de inrichting van het uitwerkingsgebied zal op basis van een uit te voeren ecologisch onderzoek moeten worden aangetoond dat er ten aanzien van de beschermde soorten geen significante effecten optreden dan wel (mitigerende) maatregelen worden genomen voor de aangetroffen beschermde soorten.

Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 1 aan de toelichting toegevoegd. Paragraaf 4.3 gaat hier nader op in.

  • 4. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 dan wel 12 meter;
    • b. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

Het woningbouwprogramma is gevarieerd: rijwoningen, twee onder één kap woningen, vrijstaande woningen, levensloop woningen en patio woningen. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter, dan wel 12 meter. Dit bouwvolume past binnen de gegeven uitwerkingsregels.

  • 5. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

    • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 100 m²;
    • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
    • c. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

De regels voor bijbehorende bouwwerken worden afgestemd op de algemeen geldende erfbebouwingregeling van de gemeente. Deze passen binnen de gegeven uitwerkingsregels.

  • 6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

    • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
    • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

De regels van dit bestemmingsplan worden afgestemd op de algemene regeling voor erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken die voor woningen geldt. Dit past binnen de gegeven uitwerkingsregels.

3.3.1 Structuurplan Heerenveen (1993)

In het “Structuurplan Heerenveen” uit 1993 wordt reeds uitgegaan van de ontwikkeling van woningbouw aan de oostzijde van Heerenveen. Daarbij is aangegeven dat de start van deze ontwikkeling niet voor het jaar 2010 werd verwacht. In 1994 is echter besloten de realisatie van Skoatterwâld aanzienlijk te vervroegen, omdat de woningbehoefte en de feitelijke bouwproductie veel groter was dan voorzien. Ook het veiligstellen van de tijdige beschikbaarheid van voldoende gedifferentieerde bouwlocaties was voor de gemeente de aanleiding voor het nemen van dit besluit.

3.3.2 Structuurplan Skoatterwâld (1998)

Het Structuurplan Skoatterwâld, dat de gemeenteraad vaststelde in 1998, bevat een strategie voor de inrichting van het gebied waarbij de vroegtijdige aanleg van natuur- en bosgebied het kader vormt voor een woningbouwontwikkeling waarvan tempo, volgorde en regelmaat niet met zekerheid zijn te voorspellen. De bij de aanvang van de ontwikkeling uit te voeren ingrepen dienen dan ook waardescheppend en duurzaam te zijn.

In het Structuurplan Skoatterwâld zijn de uitgangspunten met betrekking tot de structuur, het programma en de beoogde ruimtelijke kwaliteit voor de wijk Skoatterwâld, neergelegd. Het structuurplan geeft een beeld van de inrichting van Skoatterwâld in de eindsituatie. In het structuurplan worden de plaats, de omvang en het karakter van de structurerende elementen van de wijk weergegeven. Figuur 4 geeft een uitsnede van de plankaart uit de Structuurplan Skoatterwâld weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01_0004.png"

Figuur 4. Plankaart beeldvorming Structuurplan Skoatterwâld

3.3.3 Ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld

Op 18 december 2017 stelde de gemeenteraad een ontwikkelingsstrategie vast voor Skoatterwâld. De gemeenteraad constateerde dat na de dip in de woningbouw tijdens de crisis het bouwvolume weer aantrekt. In Skoatterwâld waren in december 2017 circa 1.300 woningen gebouwd en konden nog circa 1.000 woningen worden gerealiseerd. Dit betekent dat in Skoatterwâld nog een groot aantal woningen kan worden gebouwd. De locaties voor deze woningen zijn voor een groot deel opgenomen in uit te werken bestemmingen. Dit betekent dat de gemeente ruim keus heeft uit locaties in Skoatterwâld, waarvoor uitwerkingen kunnen worden vastgesteld om aan de vraag naar nieuwe woningen te voldoen.

Het document Ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld geeft een overzicht van de stand van zaken voor de ontwikkeling van Skoatterwâld. Zowel fase 1 als fase 2 zijn nagenoeg gerealiseerd. In de 3e fase van Skoatterwâld is de ontwikkeling goed zichtbaar. Ruim 100 woningen zijn gebouwd en worden bewoond. Een deel is nog in aanbouw. De start van de 3e fase kenmerkt zich door een fors accent op woningen in het lagere segment. Zowel rijwoningen in de koop als een flink aantal (beleggers)huurwoningen. De markt is vervolgens flink aangetrokken.

Bij de start van de ontwikkeling van de 3e fase is de keuze gemaakt om door te blijven gaan op een hoog kwaliteitsniveau. De kwaliteit van de hoofdstructuur en het groen in de lanen en singels speelt daarin een grote rol. Het stedenbouwkundig plan wat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is van hoog kwaliteitsniveau, waarbij groen en water een belangrijke rol spelen.

3.3.4 Addendum Woonvisie gemeente Heerenveen 2015-2020

Het in werking treden van de gewijzigde Woningwet per 1 juli 2015 en ontwikkelingen op de woningmarkt vormden aanleiding voor het vaststellen van een nieuwe woonvisie. In deze visie 'nieuwe stijl' zijn concrete prestatieafspraken gemaakt met woningbouwcorporaties en huurdersorganisaties over de opgaven in de sociale huursector. in de visie staan 4 thema's centraal:

  • 1. De match tussen vraag en aanbod: naar een optimale woningvoorraad;
  • 2. Goed wonen voor iedereen: betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen;
  • 3. Kwaliteit en Verduurzaming: naar een duurzame woningvoorraad;
  • 4. Wonen, zorg en welzijn: aandacht voor vergrijzing en kwetsbare groepen.

De gemeenteraad heeft op 22 juni 2020 besloten in te stemmen met het verlengen van de woonvisie 2015 – 2020 voor de periode van 2 jaar. Ter aanvulling op de woonvisie is er een aantal beleidsregels en een actueel woningbouwprogramma toegevoegd aan de Woonvisie met dit addendum. Deze verlenging van de woonvisie en de toevoeging hierop is de legitimatie voor het hanteren van de huidige woonvisie, de aanvullende beleidsregels op deze woonvisie en het woningbouwprogramma 2016-2026.

De addendum beschrijft de beleidslijnen die een aanvulling zijn op de woonvisie van de gemeente Heerenveen.

1. Focus op het centrum van Heerenveen

2. Focus op inbreiding en verbetering van het bestaande

3. Focus op toekomst gericht aanbod

4. Focus op kwaliteit

5. Focus op het afronden uitbreidingslocaties Jubbega, Nieuwehorne en Tjalleberd

6. Focus op goede regulering en spreiding van (zorg) doelgroepen

De focus op woningbouw ligt op het centrum én op Skoatterwâld. Uitbreiding met nieuwbouw vindt alleen op bestaande uitbreidingslocaties plaats (Skoatterwâld en in Tjalleberd (De Eide) en Nieuwehorne (De Fjilden).

Dit bestemmingsplan voorziet in nieuwbouw van circa 232 woningen op de bestaande uitbreidingslocatie Skoatterwâld.

Woningbouwprogramma 2016-2026

Binnen de regio Zuidoost Friesland, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde de Staten van Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de bevolkings- en huishoudensprognose Fryslân uit 2017, waar voor de gemeente Heerenveen van 2016 tot 2026 in de bouw van 1.313 woningen wordt voorzien. De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied.

De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Het woningbouwprogramma van de kern Heerenveen bestaat voor circa 30% uit locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar sprake is van inbreiding, transformatie of wijkvernieuwing. Voor Heerenveen geldt de afspraak dat binnenstedelijk plafondloos kan worden gebouwd. Voor de toepassing van het gemeentelijke woonplan wordt de locatie gezien als buitenstedelijk gebied. In de regionale woningbouwafspraken is voor de kern Heerenveen vastgelegd, dat tot 2026 maximaal 70% van het woningbouwprogramma buitenstedelijk wordt gerealiseerd.  

Het woningbouwprogramma 2016-2026 is op 12 mei 2020 vastgesteld door het college van B&W. In dit programma wordt de stand van zaken van het woningbouwprogramma peildatum 1 september 2015 aangegeven. Het woningbouwprogramma 2016-2026 geeft een overzicht van de realiseerbare capaciteit in verschillende deelgebieden in de gemeente. De circa 232 woningen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn in het woningbouwprogramma opgenomen.

De beoogde woningen in dit bestemmingsplan passen binnen de gemaakte regionale afspraken.

3.3.5 Welstandsnota 2016

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21 december 2015. Bouwplannen worden getoetst aan redelijke eisen van welstand, op grond van de welstandsnota. Het welstandsbeleid is een onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Welstand is niet alles bepalend, maar doet mee in het geheel. Het belang van een goede ruimtelijke structuur staat voorop. De vormgeving van bouwplannen draagt hier aan bij. Uitgangspunt voor het welstandsbeleid is 'loslaten waar het kan, sturen waar nodig'.

De welstandsnota bevat een gebiedsindelingskaart. Gebieden zijn zodanig begrensd, dat er sprake is van een bepaalde mate van ruimtelijke samenhang, en daarmee een bepaald eigen karakter, vaak samenhangend met ontstaan, functie en ligging van een gebied. De gebiedenkaart verbeeldt de structuur / opbouw van Heerenveen en sluit nauw aan bij andere instrumenten voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Per gebied is een beleidsintentie geformuleerd. Daarnaast zijn per gebied welstandscriteria opgesteld. De beleidsintentie en de welstandscriteria samen vormen als het ware de leidraad waarlangs de beoordeling van een bouwwerk plaatsvindt.

Ten behoeve van de welstandsnota is een welstandsniveaukaart opgesteld. Hierbij is gekeken waar de ruimtelijke kwaliteit van gebieden in belangrijke mate door de bebouwing wordt bepaald (welstand gaat immers over bouwen). In die gebieden ligt het voor de hand de karakteristiek van die bebouwing in een bepaalde mate te beschermen en/of de ontwikkeling van een dergelijke karakteristiek te stimuleren. In grote lijnen is de insteek dat gebieden met veel kwaliteit en veel kansen, om meer sturing vragen dan gebieden met een basiskwaliteit of waar weinig dynamiek heerst. In de welstandsnota wordt gewerkt met drie niveaus: 1 – regulier, 2 – licht en 3 - luw (alleen excessen). Alle drie de welstandsniveaus komen voor. Daarnaast zijn er beeldkwaliteitsplannen opgesteld voor specifieke onderdelen.

Het plangebied maakt volgens de gebiedsindeling kaart deel uit van 'Ontwikkelgebieden'. Ontwikkelgebieden zijn over het algemeen wat grotere nieuwbouw of herbouwlocaties. Hier is sprake van dynamiek en van verandering in de ruimtelijke situatie, met een wijziging in gebiedseigen karakteristiek. De gebiedscriteria zijn in dergelijke situatie niet afdoende, aangezien die veel meer vanuit een beheerssituatie en op behoud van bestaande karakteristieken zijn opgesteld. In dergelijke situaties kan voor een ontwikkelgebied een beeldkwaliteitplan worden vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan overruled de gebiedscriteria en het welstandsniveau.

Omdat het plangebied deel uit maakt van een ontwikkelingsgebied is voor de specifieke ontwikkeling in het plangebied een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan geldt als welstands/toetsingskader voor de verdere uitwerking van de bouwplannen.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit bestemmingsplan.

4.1 Parkeren

Bij het realiseren van nieuwe ruimtelijke plannen of bij wijzigingen van functies is het van belang dat er voldoende parkeerruimte voor auto’s is. De gemeente heeft hiervoor een apart beleidskader opgesteld. Dit betreft de Nota Parkeernormen Gemeente Heerenveen

Bouwplannen die in Skoatterwâld 2e en 3e fase worden ontwikkeld dienen te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De parkeernormen die voor de verschillende woningen gehanteerd moeten worden zijn in onderstaande tabel weergeven. Hierbij valt het plangebied onder de categorie 'Rest bebouwde kom'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01_0005.png"

Het uitgangspunt voor parkeren is parkeerplaatsen per woning op eigen terrein. Bij een aantal woningen is het fysiek niet mogelijk parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Het aantal parkeerplaatsen dat niet op eigen terrein past, wordt toegevoegd aan een aantal centrale plekken in combinatie met het bezoekersparkeren. De ontsluiting voor autoverkeer sluit aan op de Domela Nieuwenhuisweg en de Yme Kuiperweg. Voor het gehele plangebied is een parkeerbalans opgesteld. Geconcludeerd wordt dat er in het plangebied voldoende parkeerplekken aanwezig zijn om aan de parkeerbehoefte te kunnen voldoen.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

In de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie.

In het lint van Het Meer komen bedrijven uit milieucategorie 2 voor. Hierbij hoort een richtafstand van 30 meter. De woningen komen op een afstand van meer dan 30 meter. De conclusie is dat aan de richtafstand wordt voldaan. In de verdere nabijheid komen geen bedrijven voor die voor een eventuele belemmering kunnen zorgen.

Als gevolg van de ontwikkeling worden dus geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de geprojecteerde woningen is sprake van een goed woonklimaat. Er is in de beoogde situatie dan ook sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Dit is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Ten behoeve van de ontwikkeling wordt een ecologisch quickscan uitgevoerd.

Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Uit dit onderzoek is gebleken dat er in het plangebied mogelijk beschermde soorten aanwezig zijn. Voor deze soorten is een nader onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd. Hieronder volgen de belangrijkste conclusies.

Platte schijfhoren, Groene glazenmaker, Gestreepte waterroofkever, Grote modderkruiper, Heikikker en jaarrond beschermde nestplaatsen

Binnen het plangebied zijn Gestreepte waterroofkever, Grote modderkruiper, Heikikker en nestplaatsen van vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten niet aangetroffen. Er ontstaat geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van deze beschermde natuurwaarden.

Weidevogels

Het plangebied wordt gebruikt door weidevogelsoorten, maar vormt geen optimaal geschikt broedgebied voor deze soorten. In het kader van de zorgplicht wordt geadviseerd om in overleg te treden met de Provincie Fryslân over eventuele compensatie voor weidevogels.

Das

Binnen het plangebied werden prenten aangetroffen van Das. Dit vormt een indicatie dat het plangebied sporadisch door de soort gebruikt wordt tijdens foerageertochten. Door uitvoering van de plannen zal de functionaliteit van in de omgeving aanwezige verblijfplaatsen van Das echter niet worden aangetast. Ten aanzien van Das ontstaat door uitvoering van de plannen geen conflict met de Wet natuurbescherming.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) valt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- gebieden in de omgeving,

Stikstofdepositie

Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie als gevolg van het project op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn stikstofberekeningen uitgevoerd voor de bouwactiviteiten en het transport in de aanlegfase en voor het wegverkeer in de exploitatiefase (bijlage 2). Uit de berekeningen blijkt dat dat vanwege stikstofdepositie er geen relevant effect ontstaat.

4.4 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. De 48 dB contour betreft de voorkeursgrenswaarde en de 53 dB contour betreft de maximaal vast te stellen hogere waarde voor nieuw te bouwen woningen in buitenstedelijk gebied of gelegen binnen de bebouwde kom en binnen de zone van een snel(auto)weg.

In dit geval ligt het plangebied binnen de geluidszone van de Domela Nieuwenhuisweg én Het Meer. Ten tijde van het opstellen van het geldende bestemmingsplan heeft een akoestisch onderzoek plaats gevonden. Tevens is voor deze specifieke ontwikkeling een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 3 toegevoegd. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde nergens wordt overschreden. Er zijn geen hogere waarden nodig en er kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.5 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Het plangebied is in het kader van de geldende bestemmingsplannen geschikt bevonden voor woningbouw. In dat kader zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd, waaruit is gebleken dat in algemene zin sprake is van slechts lichte overschrijdingen van de streefwaarden. Dat betekent dat de bodemkwaliteit toereikend is voor woningbouw, maar dat afgevoerde grond niet overal kan worden toegepast. Zekerheidshalve heeft een recent bodemonderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is als bijlage 4 toegevoegd. In de grond zijn maximaal achtergrondwaarde overschrijdingen aan diverse zware metalen en minerale olie aangetoond. De verhoogde gehalten aan lood en kwik in de mengmonster MM17 en MM18 de grond zijn mogelijk te relateren aan de waargenomen bijmengingen met bakstenen. De herkomst van de verhoogde gehalten aan diverse zware metalen in de overige deel- en mengmonsters is onbekend. Ter plaatse zijn geen waarnemingen gedaan die een verhoogd gehalte kunnen verklaren. De herkomst van het verhoogde gehalte aan minerale olie in het deelmonster 36-2 en het mengmonster MM12 zijn vermoedelijke te relateren aan de aangetoonde humusachtige verbindingen uit het veen. In het grondwater zijn verhoogde gehalten aan diverse zware metalen aangetoond. De verhoogde gehalten aan de diverse zware metalen in het grondwater zijn vermoedelijk van nature in het grondwater aanwezig.

Op basis van een indicatieve toetsing van de grondmonsters aan het Besluit bodemkwaliteit blijkt dat de grond (zand) voldoet aan de klasse Achtergrondwaarde. De monsters 36-2 en MM12 van het veen voldoen aan klasse Industrie door een geringe achtergrondwaarde overschrijding aan minerale olie. Op basis van het analysecertificaat blijkt dat het vermoedelijk is veroorzaakt door de humusachtige verbindingen uit het veen.

Voor wat betreft de overschrijdingen van de achtergrondwaarde/streefwaarde in de grond en in het grondwater zijn er, ten aanzien van de kwaliteit van de bodem, op basis van de Wet Bodembescherming geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.6 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20210421-2-26230). De watertoets inclusief uitgangspuntennotitie is als bijlage 5 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de normale procedure moet worden gevolgd.

Hoofdwateren

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater. Dit betreft de sloot nabij het Meer. Overigens maakt deze sloot geen deel uit van het plangebied. Dit water heeft een beschermingszone van 5 meter. Met dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met deze zone. Binnen deze zone wordt dan ook geen bebouwing voorzien.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, voorziet in een toename aan verharding. Het bestemmingsplan maakt deel uit van de ontwikkeling van de woonwijk Skoatterwâld. In dit kader is voor de gehele woonwijk een waterhuishoudkundige structuur ontwikkeld. Het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld bevat een waterparagraaf, met een uitgebreide onderbouwing van en toelichting op de waterstructuur van Skoatterwâld.

Voor De Singels is een uitwerking gemaakt op grond van het bestemmingsplan Skoatterwâld 2e en 3e fase (vastgesteld door de gemeenteraad op 16 juli 2017). In het kader van dat bestemmingsplan zijn met Wetterskip Fryslân de volgende afspraken gemaakt:

  • de waterhuishouding in Skoatterwâld blijft onderwerp van overleg tussen het waterschap en de gemeente:
  • bij de uitwerking van het bestemmingsplan vindt afstemming plaats met het waterschap.

Eind 2019 zijn Wetterskip Fryslân en de gemeente Heerenveen een revisieberekening van de waterhuishouding overeengekomen. Hier is berekend wat er in totaal in Skoatterwâld in het verleden gegraven is aan oppervlaktewater, wat er gedempt is en wat er verhard is. Om het vergunningverleningsproces voor verdere ontwikkelingen in de wijk te versoepelen is het belangrijk dat er voor de uitwerking van dit plan eenzelfde soort berekening wordt gedaan. Er wordt een berekening gemaakt van de oppervlaktes verhard en water in het plangebied. Deze wordt toegezonden aan Wetterskip Fryslân.

Ruimtelijke adaptatie 

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de extra woningen.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Beheer en Onderhoud

In het plangebied is veel water aanwezig dat onderhouden dient te worden. Indien er onderhouden wordt vanaf de kant moet er rekening gehouden worden met een onderhoudsstrook. Wanneer onderhoud wordt uitgevoerd middels een maaiboot moet er rekening gehouden worden met een plek waar de boot in het water kan worden gelaten. Daarnaast moet er ruimte zijn om het afval dat uit het water komt op de wal te deponeren.

Met het Wetterskip wordt afgesproken dat in het plan rekening wordt gehouden met voorzieningen ten behoeve het onderhoud en een plek waar de maaiboot in het water kan worden gelaten.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateraspect wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. Wel zeggen de stedenbouwkundige structuren van de wijk, die vooral tot uiting komen in door de wegen en waterlopen benadrukte noordwest-zuidoost gerichtheid van het gebied, iets over de historie van Heerenveen.


Met de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met de verkavelingsrichting. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de structuren in de omgeving. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.8 Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Heerenveen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Overeenkomstig het advies op grond van FAMKE is in 2005 ten behoeve van het bestemmingsplan voor de 2e en 3e fase voor de uitbreiding van Skoatterwâld een inventariserend archeologisch veldonderzoek in het plangebied verricht. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het rapport “Heerenveen, Skoatterwâld; Een inventariserend Archeologisch Veldonderzoek 2005-03/7” (mei 2005). Het onderzoek heeft geresulteerd in het aangeven van enkele terreindelen, waarbinnen geldt dat het uitvoeren van werkzaamheden in de bodem ten behoeve van het bouwrijpmaken van het terrein en/of de voorbereiding van de bouw van de woningen en andere bouwwerken, uitsluitend mag plaatsvinden onder archeologische begeleiding.

De provincie Fryslân voert samen met de gemeente Heerenveen een archeologische verdiepingsslag uit op het grondgebied van de gemeente Heerenveen. In dat kader zijn de resultaten van het eerder genoemde onderzoek voor Skoatterwâld nogmaals tegen het licht gehouden. De provincie is van mening dat uit het onderzoek geringe aanwijzingen voor de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden naar voren komen. De provincie acht deze aanwijzingen te gering om archeologische begeleiding te adviseren. Met andere woorden: de provincie acht het niet nodig om in het bestemmingsplan regels te verbinden ter bescherming van de archeologie in het bestemmingsplangebied. Onderzoek is hierdoor niet nodig. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder ander voor een woningbouwproject met minder dan 1.500 woningen. Dergelijke projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden en dragen 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Bovendien is de lucht in Heerenveen schoon en worden geen grenswaarden overschreden.

Daarnaast heeft in het kader van het geldende bestemmingsplan een luchtkwaliteitsonderzoek plaats gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat de berekende jaargemiddelde concentraties voor de stoffen NO2, PM10, PM2,5, in de drie zichtjaren op alle onderzochte locaties aan de wettelijke grenswaarden voldoen. De conclusie is dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt het volgende:

Risicorelevante inrichtingen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van risicovolle inrichtingen vallen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten westen van het plangebied ligt de Rijksweg A32. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De A32 maakt deel uit van het Basisnet Weg. De PR-contour valt samen met het wegtracé (0 meter). Dit houdt in dat er langs de route geen plaatsgebonden risico-beperkingen gelden. Geconcludeerd kan worden dat het PR geen knelpunten vormt voor het bestemmingsplan.

In het Bevi staat dat wanneer een bestemmingsplan binnen een afstand van 200 meter van een transportroute is gelegen, het GR dient te worden verantwoord. In dit geval bevindt het plangebied zich op een afstand van ruim 1.000 meter. Een verantwoording van het groepsrisico is daardoor niet nodig.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde buisleidingen liggen op circa 950 meter ten westen van het plangebied. De invloedszone, respectievelijk 95 en 140 meter, van deze buisleidingen overlappen de planlocatie niet waardoor deze buisleiding de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Verbeelding

Het bestemmingsplan gaat vergezeld met een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met het toekomstige bouwvlak en bestemming weergegeven.

5.3 Regels

Wonen -1

Voor de woningen in het plangebied is de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de uitwerkingsregels zoals genoemd in paragraaf 1.3.

Groen -1

De openbare gronden in het plangebied krijgen de bestemming 'Groen -1'. De bestemming 'Groen - 1' is gelegd op de algemeen voorkomende openbare groenvoorzieningen in het plangebied zoals plantsoenen en groenstroken en overige beplanting en bebossing. De bestemmingsomschrijving maakt ook sloten en andere watergangen en/of waterpartijen mogelijk. Fiets- en voetpaden zijn eveneens binnen de bestemmingsomschrijving gebracht.

Verkeer - Verblijfsgebied

Tot slot is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen ten behoeve van de ontsluitingswegen in het plangebied.

Tuin

Voor de verschillende tuinen, die grenzen aan de openbare ruimte en essentieel zijn voor het bereiken van de hoge ambitie en de beleving gebied, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Deze gronden mogen niet worden ingericht als erf behorende bij de woning. Alleen een inrichting als tuin is toegelaten. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen. In de specifieke gebruiksregels is daarbij het volgende opgenomen 'het gebruiken van gronden voor de plaatsing van afschermende beplanting, zoals hagen, hoger dan 2 m.' Hiermee wordt voorkomen dat er hoge afschermende beplanting wordt gerealiseerd, die afbreuk doet aan de beleving van het gebied en de relatie van de woonpercelen met de openbare ruimtes.

Water

Daarnaast is de bestemming 'Water' opgenomen. Hiermee wordt de kwalitatieve uitwerking van het plangebied met daarin een noord-zuid gerichte structuur gelegen in een waterrijke omgeving gewaarborgd. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

De gronden zijn eigendom van de gemeente. De ontwikkeling vindt plaats binnen de kaders van de grondexploitatie Skoatterwâld. Een anterieure overeenkomst is derhalve niet nodig. De gemeente verkoopt de gronden aan de ontwikkelaar. Hierdoor wordt anderszins voorzien in het verhalen van de gemeentelijke kosten.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het voorliggende bestemmingplan is aanvankelijk opgezet als uitwerkingsplan. Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is  hierover overleg gevoerd met de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. Van beide instanties werd geen reactie ontvangen.

Inspraak

Het stedenbouwkundig plan De Singels – Middenzone – Park heeft met ingang van 2 april tot en met 29 april 2021 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode bestond de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling inspraakreacties in te dienen. Daarnaast zijn er digitale spreekuren gehouden waar een korte toelichting is gegeven op de plannen en waar ruimte was om vragen te stellen en op de plannen te reageren. Tijdens de inspraakperiode zijn 5 inspraakreacties ingediend. De reacties betroffen met name het parkgebied, tussen de oostrand van Skoatterwâld en de woningen aan de Woudsterweg. Voor de beantwoording van de inspraakreacties is een reactienota (bijlage 6) opgesteld.

Het stedenbouwkundig plan omvat 3 deelgebieden:

  • 5. Het resterende deel van de Middenzone. Hier wordt een vrij stedelijke, dichte verkaveling voorzien, omringd met water.
  • 6. Plangebied de Singels is het woongebied ten noorden daarvan. Zoals ook in de andere delen in het noorden van Skoatterwâld wordt hier gewoond aan singels. De buitenrand is echter, in afwijking van het zuidelijk deel, gericht op het ten oosten gelegen groen.
  • 7. Het parkdeel wordt groen- en waterrijk ingericht en versterkt daarmee de kwaliteit van het woongebied aanzienlijk.

Het derde deelgebied, het parkdeel, maakt niet deel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Echter bestond wel de mogelijk om naar aanleiding van het stedenbouwkundig plan hier een reactie op te geven. In de reactienota zijn deze reacties ook beantwoord. Daarbij is aangegeven dat de uitwerking van dit deel nog niet definitief is en onderwerp is van verder overleg, ook met omwonenden. In de verschillende inspraakreacties komen veelal dezelfde punten naar voren, namelijk: verbreding Prinsenwijk, het aan te leggen pad achter de Woudsterweg, de invulling van het parkgebied en de communicatie met de gemeente. De inspraakreacties geven op één punt aanleiding het stedenbouwkundig plan te herzien. In het stedenbouwkundig plan is een wandelpad opgenomen dat op betrekkelijk korte afstand achter de woningen van de Woudsterweg langs loopt. Binnen het parkontwerp is het getekende wandelpad niet strikt noodzakelijk. Bij de verdere uitwerking zal het pad komen te vervallen. Het voorgenomen wandelpad valt binnen het parkdeel en daarmee buiten het plangebied van het bestemmingsplan. Het overleg met de bewoners van de Woudsterweg over de inrichting van het parkgebied wordt voortgezet.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode wordt aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen.

Beroep

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) in te dienen tegen het besluit en het plan.