direct naar inhoud van Regels
Plan: Skoatterwâld - De Singels
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Skoatterwâld - De Singels met identificatienummer NL.IMRO.0074.deSingelsSkwald-ON01 van de gemeente Heerenveen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een in 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.8 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een perceel kan worden aangemerkt;

1.20 huishouding:

een zelfstandig persoon, dan wel samenwonend persoon of personen, die in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals keuken, sanitair en entree, én tussen wie een zekere mate van verbondenheid bestaat;

1.21 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerker;

1.22 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.23 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.24 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.25 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.26 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.27 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken wordt de zijde van het bouwwerk waar de laagste zijde van de kap zich bevindt, als goothoogte van het bouwwerk aangemerkt;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffen de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2480 (oppervlakten) en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen zoals plantsoenen, groenstroken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. beplanting en bebossing;
  • c. sloten en andere watergangen en/of waterpartijen ten dienste van de waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer);
  • d. fiets- en voetpaden

met daaraan ondergeschikt:

  • e. ontsluitingswegen;
  • f. speel- en spelvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
  • j. verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van de volgende bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. van erfafscheidingen 1 m;
    • 2. van vlaggenmasten 12 m;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, 5 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, niet zijnde erven;
  • b. de ontwikkeling en het behoud van de ruimtelijke belevingswaarden van de tuingronden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water;

met de daarbijbehorende;

  • d. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot ten hoogste 2,00 m.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruiken van gronden voor de plaatsing van afschermende beplanting, zoals hagen, hoger dan 2 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. trottoirs, pleinen en dergelijke;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. sloten en andere watergangen en/of waterpartijen ten dienste van de waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer);
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. geluidbeperkende voorzieningen;

alsmede in beperkte mate voor:

  • j. tuinen en (gemeenschappelijke) erven;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, waaronder:
    • 1. kunstobjecten;
    • 2. bruggen, duikers en dammen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde ten behoeve van verkeersvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten en andere watergangen en/of waterpartijen ten dienste van de waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer);
  • b. recreatie;
  • c. oevers;
  • d. bruggen, dammen, duikers;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, waaronder bruggen, duikers, vlonders en dammen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde ten behoeve van verkeersvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruiken van gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. woonstraten, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen en overkappingen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
  • h. tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

gebouwen en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;

  • b. het aantal woonhuizen bedraagt ten hoogste 260,

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de in de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de perceelgrens bedraagt ten minste 2 m.

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd:
    • 1. op een afstand van ten minste 1 m tot de perceelsgrens, indien en voor zover deze grenst aan het openbaar gebied;
    • 2. ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “afwijkende situering bijbehorende bouwwerken toegestaan”, bijbehorende bouwwerken tot op de perceelgrens en voor de naar de weg gekeerde gevels van de woning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt bij:
    • 1. een vrijstaande woning, een blok van twee aaneengebouwde woningen en een hoekwoning ten hoogste 100 m²;
    • 2. een andere woning ten hoogste 50 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • a. kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 en lid 7.2.3 sub a onder 2 in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, worden gebouwd.
  • b. kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub c, in die zin dat een vrijstaand hoofdgebouw tot op de perceelgrens wordt gebouwd.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van een woning met bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit indien de brutovloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel met een maximum van 50 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het plan en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
9.2 Bestaande maten

In afwijking van de in de regels vermelde:

  • a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk;
  • b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk. Deze bepaling is ook van toepassing op bijbehorende bouwwerken die vóór de voorgevel van het woonhuis zijn gesitueerd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • e. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • g. het gebruik van een bouwperceel met een woonbestemming voor meer dan één woning.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, wordt vergroot, mits:
    • 1. deze vergroting niet meer bedraagt dan 10 m² per plaatselijke verhoging;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 3. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte bedraagt van het betreffende gebouw;
  • c. de bestemmingsregels in die zin dat en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels in die zin dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt.
11.2 Afwegingscriteria

De in lid 11.1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.3 Afwijken recreatief nachtverblijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van de woonbestemmingen ten behoeve van het - in combinatie met het wonen - verstrekken van logies ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten die hiervoor worden gebruikt ten hoogste 30% bedraagt van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw met de bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m2;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie en de milieusituatie.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van straten onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en/of voor het gebruik van bouwwerken of gronden wordt geweigerd, indien dit bouwwerk en/of het gebruik behoefte aan parkeergelegenheid oproept èn wanneer in het plangebied niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien;
  • b. de onder a. bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien het gebruik behoefte aan parkeergelegenheid oproept èn wanneer in het plangebied niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien;
  • c. tot een gebruik strijdig met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van bouwwerken of gronden, indien het gebruik behoefte aan parkeergelegenheid oproept èn wanneer in het plangebied niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien;
  • d. of er in voldoende parkeergelegenheid is of zal worden voorzien, wordt:
    • 1. voor woningen beoordeeld aan de hand van de volgende parkeernormen:
      • vrijstaande woning: 1,7 parkeerplaats per woning (inclusief 0,3 parkeerplaats voor bezoekers);
      • halfvrijstaande woning: 1,6 parkeerplaats per woning (inclusief 0,3 parkeerplaats voor bezoekers);
      • tussenwoning en gestapelde woning: 1,3 parkeerplaats per woning (inclusief 0,3 parkeerplaats voor bezoekers);
    • 2. voor overige functies beoordeeld aan de hand van de CROW-normen.
13.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 sub a en een omgevingsvergunning verlenen indien niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien, mits:

  • a. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de woonsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Skoatterwâld - De Singels .

Behorend bij het besluit van .........