direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heerenveen – Skoatterwâld 2e en 3e fase (De Treffe)
Status: ontwerp
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Heerenveen werkt aan de afronding van het woongebied "Skoatterwâld" dat is gelegen aan de oostzijde van Heerenveen. De 1e fase van Skoatterwâld, een groot deel van de 2e fase en een deel van de 3e fase zijn inmiddels gerealiseerd. Er zijn tot op heden totaal ruim 1.700 woningen gerealiseerd in Skoatterwâld (stand van zaken januari 2020).

De ontwikkeling van fase 2 en fase 3 is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase (vastgesteld op 16 juli 2018). Dit bestemmingsplan maakt de bouw van circa 780 tot 890 woningen mogelijk, grotendeels door middel van een uit te werken bestemming Wonen - uit te werken.

Ook voor de nog niet ontwikkelde uitwerkingslocatie ten noorden van de MFA De Spil en ten zuiden van het woonlint van Het Meer is de bestemming Wonen - uit te werken van toepassing. Er zijn plannen om hier 50 tot 70 woningen te realiseren.

Deze ontwikkeling is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan. De gemeente Heerenveen verleent medewerking aan deze ontwikkeling door de bestemming uit te werken. Hiervoor is dit uitwerkingsplan opgesteld.

Ontwikkelcompetitie

Begin 2019 is gestart met een zogenaamde ontwikkelcompetitie voor de invulling van het plangebied De Eilanden in Skoatterwâld. In dit deel van Skoatterwâld is het de ambitie om een bijzonder woongebied te realiseren in een lage dichtheid en een groen- en waterrijke omgeving. 14 ontwikkelcombinaties hebben zich ingeschreven voor de ontwikkeling van dit gebied. Daaruit zijn 4 geselecteerd die een schetsplan voor het gebied hebben gemaakt. Gemeente en bewoners van Skoatterwâld hebben samen de winnaar gekozen.


De bewoners van Skoatterwâld hadden een grote stem bij de keuze voor het winnende plan. Een aantal direct omwonenden heeft deelgenomen aan de klankbordgroep en ruim 150 bewoners hebben een stem uitgebracht op 1 van de 4 plannen. Samen met de beoordeling van de gemeente is de combinatie van ontwikkelaar Slokker uit Zwolle en bouwbedrijf Lont uit Sint Annaparochie als winnaar uit de bus gekomen.

1.2 Ligging plangebied

In figuur 1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het gewenste stedenbouwkundig ontwerp en de bestemming 'Wonen - Uit te werken' uit het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01_0002.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (Bron: Google Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase'. In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken' en geldt de aanduiding 'overige zone - aantal woningen gebied 1'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen minimaal 50 en maximaal 70 woningen gerealiseerd worden.

Op basis van de huidige bestemming 'Wonen - Uit te werken' is het niet direct mogelijk om woonhuizen te bouwen. Deze bestemming moet uitgewerkt worden ten behoeve van de bouw van woonhuizen. Hiervoor gelden de volgende uitwerkingsregels:

  • a. in het oostelijk uitwerkingsgebied zal een centrale ontsluitingsweg worden aangelegd die het uitwerkingsgebied in noord-zuidelijke richting doorsnijdt. Hierdoor zal een verbinding ontstaan tussen de Domela Nieuwenhuisweg en de Oranje Nassaulaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water' zullen de gezamenlijke bestemmingsvlakken voor ten minste 30% worden aangewend voor water;
  • c. bij de inrichting van het uitwerkingsgebied zal op basis van een uit te voeren ecologisch onderzoek moeten worden aangetoond dat er ten aanzien van de beschermde soorten geen significante effecten optreden dan wel (mitigerende) maatregelen worden genomen voor de aangetroffen beschermde soorten.

Daarnaast gelden de volgende bouwregels:

Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. Voor onderhavig plangebied geldt grotendeels een maximale bouwhoogte van 15 meter en deels, dichter op Het Meer, voor een kleiner deel een bouwhoogte van 10 meter;
  • de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

Voor de gewenste planologische situatie stelt de huidige bestemming het verplicht om de bestemming uit te werken ten behoeve van een woonbestemming met bouwmogelijkheden gebaseerd op een stedenbouwkundige verkaveling. Hiervoor dient een uitwerkingsplanprocedure te worden doorlopen. Dit plan geeft een invulling aan de uitwerkingsplicht. In hoofdstuk 2.4 wordt ingegaan op de daarvoor geldende voorwaarden.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit uitwerkingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit uitwerkingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie plangebied

Het plangebied ligt in de woonwijk Skoatterwâld, die is gelegen aan de oostzijde van Heerenveen. De gronden van dit uitwerkingsplan liggen:

  • ten zuiden van het bestaande bebouwingslint van Het Meer;
  • ten westen van de Henriette Roland Holstweg;
  • ten noorden van multifunctionele accommodatie 'de Spil';
  • en ten oosten van de Yme Kuiperweg.

De onbebouwde gronden zijn in de huidige situatie in afwachting van de ontwikkeling van woningbouw. De gronden hebben in de huidige situatie dan ook geen functie anders dan grasland. Het plangebied wordt doorsneden door de gebiedontsluitingsweg Domela Nieuwenhuisweg. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01_0003.png"

Figuur 2. Luchtfoto huidige situatie

2.2 Stedenbouwkundige onderlegger

De bestaande noord-zuid gerichte oriëntatie van het gebied is de belangrijkste onderlegger voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Skoatterwâld. Deze komt naar voren in de groen-, water- en bebouwingsstructuur van de nieuwe wijk, waarbij de groen- en waterstructuur het raamwerk vormen waar de bebouwing zich naadloos in voegt.

In de verkaveling van het gebied is rekening gehouden met de openheid van het (oorspronkelijke) gebied. De voorzieningenzone ligt centraal in het plan en dwars op de noord-zuid gerichte verkaveling. Deze zone wordt begrensd door een tweetal oost-west gelegen vaarten.

De gemeente Heerenveen heeft een stedenbouwkundig plan voor dit gebied opgesteld. Dit plan vormt de basis voor de stedenbouwkundige uitwerking van de 2e en 3e fase van Skoatterwâld. Het verkavelingsplan is opgenomen in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01_0004.png"

Figuur 3. Verkavelingsplan (augustus 2019) 2e en 3e fase Skoatterwâld

2.3 Beschrijving initiatief

Het plan is om in ten hoogste 61 koopwoningen te bouwen onderverdeeld in vrijstaande woningen danwel geschakelde woningen. In figuur 4 is een uitwerking van het stedenbouwkundig plan opgenomen. De woningen worden gebouwd in een groene en waterrijke omgeving. De woningen zijn geschikt voor diverse doelgroepen, voor gezinnen, maar ook voor senioren. Figuur 5 geeft een impressie van de toekomstige situatie.

Het plan bestaat uit de realisatie van een vijftal 'eilanden' waarop de woningen worden gebouwd. Rondom de eilanden is sprake van een waterrijke en groene omgeving. Voor de woningen wordt een nieuwe interne ontsluitingsweg aangelegd die vervolgens aansluit op de Yme Kuiperweg danwel de Domela Nieuwenhuisweg.

Voor de uitwerking van de plannen is een document 'Kwaliteitsdocument - Skoatterwald 'De Eilanden' opgesteld met daarin randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied. Dit document is als bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd. Met de concrete uitwerking van dit uitwerkingsplan is rekening gehouden met de randvoorwaarden die in dit document staan.

Een zeer belangrijk uitgangspunt is dat de uitwerking vorm krijgt in de vorm van woonclusters in een parkachtige en waterrijke omgeving. Essentieel daarbij is dat de achterzijde van de kavels vrij blijft van bijgebouwen.

Er is sprake van een hoog ambitieniveau. Een nadere omschrijving hiervan staat in hoofdstuk 3 van het document 'Kwaliteitsdocument - Skoatterwald 'De Eilanden'. Het komt er op neer dat het plan een toevoeging moet zijn op de huidige woningvoorraad met daarin verschillende woningtypologieën met daarbij de nadruk op het landelijke karakter. Hiermee wordt bedoeld de parkachtige setting met daarin minimaal 30% aan water.

Het woningontwerp moet zich richten op een maximale beleving van 'wonen in het park'. Dit betekent dat de woningen nadrukkelijk zijn georiënteerd op de omliggende openbare ruimte. Dit dient tot uiting in de woning zelf te komen, maar ook in de bijbehorende buitenruimte(n). Het situeren van een 'standaard' kavel met voor- en achtertuin in een groene setting beantwoordt niet aan deze ambitie. De woningen moeten zijn voorzien van een zorgvuldige overgang van de kavel/woning naar de openbare ruimte in de vorm van mee-ontworpen gebouwde erfscheidingen of een andersoortige oplossing met een vergelijkbare robuustheid / duurzaamheid. Daarnaast is het niet wenselijk om bebouwing rondom op de erven te realiseren. Hiermee moet een verrommeling van het straatbeeld voorkomen worden, de overgang naar de openbare ruimte groen en zuiver blijven en de kwaliteit wonen in het park nagestreefd worden.

Aan de waterzijde zijn er vlonders in het riet, bij woningen met een tuin wordt deze omsloten door een haag. Het landschap met de coulissenwerking en waterlopen zorgt voor verdere verzachting van de overgangen.

De woningen worden allemaal uitgevoerd met een plat dak en bestaan uit twee of drie bouwlagen. De maximale bouwhoogte voor de vlek grenzend aan het Meer bedraagt niet meer dan 10 meter. Voor de rest van het plangebied bedraagt de maximale bouwhoogte 11 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01_0005.png"

Figuur 4 Stedenbouwkundig plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01_0006.png"

Figuur 5 Impressie toekomstige situatie (de realisatie van de schuur gaat niet door)

In het schetsplan van de ontwikkelaar is een buurtschuur opgenomen als bijzondere ontmoetingsplek in de wijk. Deze ontwikkeling gaat echter niet door. De binnenhoven worden openbaar gebied en de buurtschuur komt te vervallen. De nader invulling moet nog worden bepaald. Het is de bedoeling om dit in samenspraak met de buurt tot stand te laten komen om het gebied daarna in te richten. Als mogelijkheid wordt gedacht aan kleinschalige bebouwing (bijv 50 m2). Het  onderhavige uitwerkingsplan laat dit echter niet toe. Als gekozen wordt voor een dergelijke ontwikkeling zal daarvoor een aparte ruimtelijke afwijkingsprocedure doorlopen moeten worden.

2.4 Toetsing aan uitwerkingsregels

Het belangrijkste uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan is het bieden van een planologische regeling waarbinnen de in paragraaf 2.3 beschreven ontwikkelingen mogelijk zijn en de gestelde voorwaarden op een goede wijze worden geregeld. Aan de uitwerking van de bestemming is een aantal voorwaarden verbonden. In deze paragraaf vindt een toetsing van de voorwaarden, die voor de bestemming 'Wonen - Uit te werken' gelden, plaats.

  • 1. In het oostelijk uitwerkingsgebied zal een centrale ontsluitingsweg worden aangelegd die het uitwerkingsgebied in noord-zuidelijke richting doorsnijdt. Hierdoor zal een verbinding ontstaan tussen de Domela Nieuwenhuisweg en de Oranje Nassaulaan.

Ten oosten van het plangebied is de bovengenoemde centrale ontsluitingsweg reeds aangelegd. In dit uitwerkingsplan hoeft met de uitwerkingsregel derhalve geen rekening gehouden te worden.

  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'water' zullen de gezamenlijke bestemmingsvlakken voor ten minste 30% worden aangewend voor water.

De gronden zijn voorzien van de aanduiding 'water'. In dit wijzigingsplan krijgt het beoogde water de bestemming 'Groen - Water'. Binnen die bestemming is in de gebruiksregels vastgelegd dat minimaal 30% van de gronden moet bestaan uit water. In dit geval tellen ook bergingscapaciteit op daken en wadi-achtige constructies binnen de groenbestemming mee.

  • 3. Bij de inrichting van het uitwerkingsgebied zal op basis van een uit te voeren ecologisch onderzoek moeten worden aangetoond dat er ten aanzien van de beschermde soorten geen significante effecten optreden dan wel (mitigerende) maatregelen worden genomen voor de aangetroffen beschermde soorten.

Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 2 aan de toelichting toegevoegd. Er is geen knelpunt ten aanzien van beschermde soorten, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat nesten en broedgevallen van vogels ten tijde van de bouw niet worden verstoord of aangetast.

  • 4. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 dan wel 15 meter;
    • b. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

Er worden woningen met een plat dak gebouwd in twee of drie bouwlagen waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt. Dit bouwvolume past binnen de gegeven uitwerkingsregels.

  • 5. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

    • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 100 m²;
    • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
    • c. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

De regels voor bijbehorende bouwwerken worden afgestemd op de algemeen geldende erfbebouwingregeling van de gemeente. Deze passen binnen de gegeven uitwerkingsregels. Daarbij is er voor gekozen om de gronden die in het Kwaliteitsdocument zijn aangemerkt om vrij van bebouwing te blijven, te voorzien van de bestemming 'Tuin'. Binnen die bestemming mogen de gronden niet als erf worden ingericht. De bestemming verzet zich daarmee tegen vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken en erfafscheidingen hoger dan 1 m. Deze beperking is in eerste aanleg ingegeven door het Kwaliteitsdocument en de hoge ambities die voor de inrichting van dit plan zijn gesteld. Daarnaast is de beperking ingegeven door de bijzondere inrichting van het gebied met een hoge belevingswaarde tussen de woonpercelen en de openbare ruimte. Om die waarden voldoende te ontwikkelen en te behouden is het niet wenselijk dat in de daarvoor essentiële ruimtes bebouwing wordt opgericht die afbreuk aan de belevingswaarde en daarmee aan het hele inrichtingsprincipe van de wijk doet.

  • 6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

    • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
    • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

De regels van dit uitwerkingsplan zijn afgestemd op de bijzondere setting van het plan in de parkachtige omgeving. In het plan komen bij een aantal woningen hagen als erfafscheiding. Deze mogen vanwege de zichtbeleving en de relatie met de aangrenzende openbare gronden ten hoogste 2 meter hoog worden. De toelaatbaarheid van erfafscheidingen is daarop afgestemd. Het is daarnaast niet wenselijk om overige bouwwerken hoger dan 5 meer mogelijk te maken. Dit zou afbreuk doen aan de open, parkachtige setting van het plangebied. Derhalve is in de regels van dit uitwerkingsplan een maximale hoogte van 5 meter opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen uitwerkingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in uitwerkingsplannen moeten worden opgenomen. Met het voorliggende uitwerkingsplan zijn geen rijksbelangen in het geding.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat de toelichting bij ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig uitwerkingsplan betreft een uitwerking die passend is binnen de plancapaciteit van ruim 2.500 woningen voor heel Skoatterwâld. Uit het beleid van de gemeente dat is beschreven in paragraaf 3.3, blijkt dat er in Skoatterwâld een blijvende behoefte is aan woningen. Daarmee mag worden aangenomen dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. De actuele behoefte kan niet volledig binnen bestaand stedelijk gebied ontwikkeld worden. Derhalve is en wordt de uitbreidingslocatie Skoatterwâld ontwikkeld.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân is het provinciaal beleid vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie van het uitwerkingsplan binnen het bestaand stedelijk gebied (definitie 1.15 en bijlage 3K kaart begrenzing stedelijk gebied). Voor de toepassing van het gemeentelijke woonplan wordt de locatie echter gezien als buitenstedelijk gebied, aldus de toelichting (hoofdstuk 3) op de Verordening Romte.

In de regionale woningbouwafspraken is voor de kern Heerenveen vastgelegd, dat tot 2026 maximaal 70% van het woningbouwprogramma buitenstedelijk wordt gerealiseerd.  

In artikel 3 van de verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van 50 tot 70 woningen. De te realiseren capaciteit valt binnen de gemaakte regionale afspraken, zoals vastgelegd in het Woningbouwprogramma 2016-2026 (vastgesteld op 22 juni 2020 door de raad).

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân .

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurplan Heerenveen (1993)

In het “Structuurplan Heerenveen” uit 1993 wordt reeds uitgegaan van de ontwikkeling van woningbouw aan de oostzijde van Heerenveen. Daarbij is aangegeven dat de start van deze ontwikkeling niet voor het jaar 2010 werd verwacht. In 1994 is echter besloten de realisatie van Skoatterwâld aanzienlijk te vervroegen, omdat de woningbehoefte en de feitelijke bouwproductie veel groter was dan voorzien. Ook het veiligstellen van de tijdige beschikbaarheid van voldoende gedifferentieerde bouwlocaties was voor de gemeente de aanleiding voor het nemen van dit besluit.

3.3.2 Structuurplan Skoatterwâld (1998)

Het Structuurplan Skoatterwâld, dat de gemeenteraad vaststelde in 1998, bevat een strategie voor de inrichting van het gebied waarbij de vroegtijdige aanleg van natuur- en bosgebied het kader vormt voor een woningbouwontwikkeling waarvan tempo, volgorde en regelmaat niet met zekerheid zijn te voorspellen. De bij de aanvang van de ontwikkeling uit te voeren ingrepen dienen dan ook waardescheppend en duurzaam te zijn.

In het Structuurplan Skoatterwâld zijn de uitgangspunten met betrekking tot de structuur, het programma en de beoogde ruimtelijke kwaliteit voor de wijk Skoatterwâld, neergelegd. Het structuurplan geeft een beeld van de inrichting van Skoatterwâld in de eindsituatie. In het structuurplan worden de plaats, de omvang en het karakter van de structurerende elementen van de wijk weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.UWHveenSkwTreffe-OW01_0007.png"

Figuur 6: Plankaart beeldvorming Structuurplan Skoatterwâld

3.3.3 Ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld

Op 18 december 2017 stelde gemeenteraad een ontwikkelingsstrategie vast voor Skoatterwâld. De gemeenteraad constateert dat na de dip in de woningbouw tijdens de crisis het bouwvolume weer aantrekt. In Skoatterwâld waren in december 2017 circa 1.300 woningen gebouwd en konden nog circa 1.000 woningen worden gerealiseerd. Dit betekent dat in Skoatterwâld nog een groot aantal woningen kan worden gebouwd. De locaties voor deze woningen zijn voor een groot deel opgenomen in uit te werken bestemmingen. Dit betekent dat de gemeente ruim keus heeft uit locaties in Skoatterwâld, waarvoor uitwerkingen kunnen worden vastgesteld om aan de vraag naar nieuwe woningen te voldoen.

In het document Ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld geeft een overzicht van de stand van zaken voor de ontwikkeling van Skoatterwâld. Zowel fase 1 als fase 2 zijn nagenoeg gerealiseerd. In de 3e fase van Skoatterwâld is de ontwikkeling goed zichtbaar. Ruim 100 woningen zijn gebouwd en worden bewoond. Een deel is nog in aanbouw. De start van de 3e fase kenmerkt zich door een fors accent op woningen in het lagere segment. Zowel rijwoningen in de koop als een flink aantal (beleggers)huurwoningen. De markt is vervolgens flink aangetrokken.

Bij de start van de ontwikkeling van de 3e fase is de keuze gemaakt om door te blijven gaan op een hoog kwaliteitsniveau. De kwaliteit van de hoofdstructuur en het groen in de lanen en singels speelt daarin een grote rol. Het stedenbouwkundig plan wat met dit uitwerkingsplan mogelijk wordt gemaakt is van hoog kwaliteitsniveau, waarbij groen en water een belangrijke rol spelen.

3.3.4 Woonvisie gemeente Heerenveen 2015-2020

Het in werking treden van de gewijzigde Woningwet per 1 juli 2015 en ontwikkelingen op de woningmarkt vormden aanleiding voor het vaststellen van een nieuwe woonvisie. In deze visie 'nieuwe stijl' zijn concrete prestatieafspraken gemaakt met woningbouwcorporaties en huurdersorganisaties over de opgaven in de sociale huursector. in de visie staan 4 thema's centraal:

  • 1. De match tussen vraag en aanbod: naar een optimale woningvoorraad;
  • 2. Goed wonen voor iedereen: betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen;
  • 3. Kwaliteit en Verduurzaming: naar een duurzame woningvoorraad;
  • 4. Wonen, zorg en welzijn: aandacht voor vergrijzing en kwetsbare groepen.

Uitbreiding met nieuwbouw (vooral koopwoningen) vindt alleen op bestaande uitbreidingslocaties plaats (Skoatterwâld en in Tjalleberd (De Eide) en Nieuwehorne (De Fjilden). Met het oog op de doorstroming wil de gemeente het aanbod voor hogere inkomens verder verruimen door het aanbieden van ruime kavels in Skoatterwâld.

Dit uitwerkingsplan voorziet in nieuwbouw van 50 tot 70 woningen op ruime kavels op de bestaande uitbreidingslocatie Skoatterwâld.

Woningbouwprogramma 2016-2026

Binnen de regio Zuidoost Friesland, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde de Staten van Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de bevolkings- en huishoudensprognose Fryslân uit 2017, waar voor de gemeente Heerenveen van 2016 tot 2026 in de bouw van 1.313 woningen wordt voorzien. De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied.

De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Het woningbouwprogramma van de kern Heerenveen bestaat voor circa 30% uit locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar sprake is van inbreiding, transformatie of wijkvernieuwing. Voor Heerenveen geldt de afspraak dat binnenstedelijk plafondloos kan worden gebouwd. Voor de toepassing van het gemeentelijke woonplan wordt de locatie gezien als buitenstedelijk gebied. In de regionale woningbouwafspraken is voor de kern Heerenveen vastgelegd, dat tot 2026 maximaal 70% van het woningbouwprogramma buitenstedelijk wordt gerealiseerd.  

Het woningbouwprogramma 2016-2026 is op 12 mei 2020 vastgesteld door het college van B&W. In dit programma wordt de stand van zaken van het woningbouwprogramma peildatum 1 september 2015 aangegeven. Het woningbouwprogramma 2016-2026 geeft een overzicht van de realiseerbare capaciteit in verschillende deelgebieden in de gemeente. De 50 tot 70 woningen die in dit uitwerkingsplan worden mogelijk gemaakt zijn in het woningbouwprogramma opgenomen.

De beoogde woningen in dit uitwerkingsplan passen binnen de gemaakte regionale afspraken.

3.3.5 Welstandsnota 2016

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21-12 2015. Bouwplannen worden getoetst aan redelijke eisen van welstand, op grond van de welstandsnota. Het welstandsbeleid is een onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Welstand is niet alles bepalend, maar doet mee in het geheel. Het belang van een goede ruimtelijke structuur staat voorop. De vormgeving van bouwplannen draagt hier aan bij. Uitgangspunt voor het welstandsbeleid is 'loslaten waar het kan, sturen waar nodig'.

De welstandsnota bevat een gebiedsindelingskaart. Gebieden zijn zodanig begrensd, dat er sprake is van een bepaalde mate van ruimtelijke samenhang, en daarmee een bepaald eigen karakter, vaak samenhangend met ontstaan, functie en ligging van een gebied. De gebiedenkaart verbeeldt de structuur / opbouw van Heerenveen en sluit nauw aan bij andere instrumenten voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Per gebied is een beleidsintentie geformuleerd. Daarnaast zijn per gebied welstandscriteria opgesteld. De beleidsintentie en de welstandscriteria samen vormen als het ware de leidraad waarlangs de beoordeling van een bouwwerk plaatsvindt.

Ten behoeve van de welstandsnota is een welstandsniveaukaart opgesteld. Hierbij is gekeken waar de ruimtelijke kwaliteit van gebieden in belangrijke mate door de bebouwing wordt bepaald (welstand gaat immers over bouwen). In die gebieden ligt het voor de hand de karakteristiek van die bebouwing in een bepaalde mate te beschermen en/of de ontwikkeling van een dergelijke karakteristiek te stimuleren. In grote lijnen is de insteek dat gebieden met veel kwaliteit en veel kansen, om meer sturing vragen dan gebieden met een basiskwaliteit of waar weinig dynamiek heerst. In de welstandsnota wordt gewerkt met drie niveaus: 1 – regulier, 2 – licht en 3 - luw (alleen excessen). Alle drie de welstandsniveaus komen voor. Daarnaast zijn er beeldkwaliteitsplannen opgesteld voor specifieke onderdelen.

Het plangebied maakt volgens de gebiedsindeling kaart deel uit van 'Ontwikkelgebieden'. Ontwikkelgebieden zijn over het algemeen wat grotere nieuwbouw of herbouwlocaties. Hier is sprake van dynamiek en van verandering in de ruimtelijke situatie, met een

wijziging in gebiedseigen karakteristiek. De gebiedscriteria zijn in dergelijke situatie niet afdoende, aangezien die veel meer vanuit een beheerssituatie en op behoud van bestaande karakteristieken zijn opgesteld. In dergelijke situaties kan voor een ontwikkelgebied een beeldkwaliteitplan worden vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan overruled de gebiedscriteria en het welstandsniveau.

Omdat het plangebied deel uit maakt van een ontwikkelingsgebied is voor de specifieke ontwikkeling in het plangebied een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan is als bijlage 1 toegevoegd. Dit plan geldt als welstands/toetsingskader voor de verdere uitwerking van de bouwplannen.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen uitwerkingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het uitwerkingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit uitwerkingsplan.

4.1 Parkeren

Bouwplannen die in Skoatterwâld 2e en 3e fase worden ontwikkeld dienen te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voor woningen gelden daarbij de volgende parkeernormen:

  • vrijstaande woning: 1,7 parkeerplaats per woning (inclusief 0,3 parkeerplaats voor bezoekers);
  • halfvrijstaande woning: 1,6 parkeerplaats per woning (inclusief 0,3 parkeerplaats voor bezoekers);
  • tussenwoning en gestapelde woning: 1,3 parkeerplaats per woning (inclusief 0,3 parkeerplaats voor bezoekers).

Het uitgangspunt voor parkeren in de Treffe is 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein. Bij een aantal woningen is het fysiek niet mogelijk 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Het aantal parkeerplaatsen dat niet op eigen terrein past, wordt toegevoegd aan een aantal centrale plekken in combinatie met het bezoekersparkeren. De ontsluiting voor autoverkeer sluit aan op de Domela Nieuwenhuisweg en de Yme Kuiperweg.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

In de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie.

In het lint van Het Meer komen bedrijven uit milieucategorie 2 voor. Ten zuiden van het plangebied ligt het centrum. Hier komen ook functies uit milieucategorie 2 voor. Hierbij hoort een richtafstand van 30 meter. De woningen komen op een afstand van meer dan 30 meter. De conclusie is dat aan de richtafstand wordt voldaan.

Als gevolg van de ontwikkeling worden dus geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de geprojecteerde woningen is sprake van een goed woonklimaat. Er is in de beoogde situatie dan ook sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.3 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 2 aan de toelichting toegevoegd. Er is geen knelpunt ten aanzien van beschermde soorten, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat nesten en broedgevallen van vogels niet worden verstoord of aangetast.

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) valt. Het uitwerkingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- gebieden in de omgeving (zie bijlage 3 en 4).

4.4 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. De 48 dB contour betreft de voorkeursgrenswaarde en de 53 dB contour betreft de maximaal vast te stellen hogere waarde voor nieuw te bouwen woningen in buitenstedelijk gebied of gelegen binnen de bebouwde kom en binnen de zone van een snel(auto)weg.

In dit geval ligt het plangebied binnen de geluidszone van de Domela Nieuwenhuisweg én Het Meer. Ten tijde van het opstellen van het geldende bestemmingsplan heeft een akoestisch onderzoek plaats gevonden. Tevens is voor deze specifieke ontwikkeling en akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 5 toegevoegd. Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd blijkt dat het plangebied gedeeltelijk gelegen is binnen een zone waarbij de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Dit betreft de woningen nabij het Meer. De maximale grenswaarden van Lden = 53 dB worden niet overschreden. Voor de woningen waarvan de voorkeursgrenswaarde wordt een hogere waarde worden vastgesteld.

4.5 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Het plangebied is in het kader van de geldende bestemmingsplannen geschikt bevonden voor woningbouw. In dat kader zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd, waaruit is gebleken dat in algemene zin sprake is van slechts lichte overschrijdingen van de streefwaarden. Dat betekent dat de bodemkwaliteit toereikend is voor woningbouw, maar dat afgevoerde grond niet overal kan worden toegepast.

Daarnaast is een geactualiseerd bodemonderzoek (zie bijlage 6) uitgevoerd. Doel van het onderzoek was het actualiseren van de milieuhygiënische kwaliteit van de boven- en ondergrond. Op grond van het onderzoek is beoordeeld of er belemmeringen zijn voor de overdracht en/of herontwikkeling van onder andere de percelen in het plangebied. Op basis van de resultaten van het huidige en voorgaande bodemonderzoek kan gesteld worden dat:

  • tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen, die kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging.
  • in het plangebied zijn plaatselijk in de bovengrond lokaal lichte verontreinigingen met lood en kwik aangetroffen (na uitsplitsing mengmonsters). In de ondergrond is plaatselijk een lichte verontreiniging met molybdeen gemeten. Een in eerste instantie gemeten matig verhoogd gehalte aan nikkel in een mengmonster van de ondergrond blijkt, na uitsplitsing, niet reproduceerbaar te zijn.
  • De aangetoonde lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor de uitgifte van grond en het realiseren van de beoogde planontwikkeling.

Er heeft tevens een PDF onderzoek plaats gevonden. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd. In de gronden zijn PFAS aangetroffen. Geconcludeerd kan worden, dat de gehalten aan PFAS op de percelen beneden de achtergrondwaarden zijn aangetoond en de grond, eventueel elders vrij toepasbaar is (op basis van PFAS). Opgemerkt dient te worden dat de gemeten gehalten geen belemmering opleveren voor het toekomstige gebruik. De gemeten gehalten bevinden zich ruimschoots beneden de risicowaarden.

Uit de onderzoeken blijkt dat het gebied geschikt is voor de beoogde functies. Er is geen aanvullend onderzoek nodig. Het aspect bodem staat de vaststelling van het uitwerkingsplan derhalve niet in de weg.

4.6 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het uitwerkingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20200414-2-23008). De watertoets inclusief uitgangspuntennotitie is als bijlage 8 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de normale procedure moet worden gevolgd.

Hoofdwateren

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater. Dit betreft de sloot nabij het Meer. Overigens maakt deze sloot geen deel uit van het plangebied. Dit water heeft een beschermingszone van 5 meter. Met dit uitwerkingsplan wordt rekening gehouden met deze zone. Binnen deze zone wordt dan ook geen bebouwing voorzien.

Waterafvoer/berging

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

De ontwikkeling die met dit uitwerkingsplan mogelijk gemaakt wordt, voorziet in een toename aan verharding. Het uitwerkingsplan maakt deel uit van de ontwikkeling van de woonwijk Skoatterwâld. In dit kader is voor de gehele woonwijk een waterhuishoudkundige structuur ontwikkeld. Het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld bevat een waterparagraaf, met een uitgebreide onderbouwing van en toelichting op de waterstructuur van Skoatterwâld (zie figuur 4). Het Wetterskip Fryslân stemde in met de waterparagraaf.

Voor De Treffe is een uitwerking gemaakt op grond van het bestemmingsplan Skoatterwâld 2e en 3e fase (vastgesteld door de gemeenteraad op 16 juli 2017). In het kader van dat bestemmingsplan zijn met Wetterskip Fryslân de volgende afspraken gemaakt:

  • de waterhuishouding in Skoatterwâld blijft onderwerp van overleg tussen het waterschap en de gemeente:
  • bij de uitwerking van het bestemmingsplan vindt afstemming plaats met het waterschap.

Eind 2019 zijn Wetterskip Fryslân en de gemeente Heerenveen een revisieberekening van de waterhuishouding overeengekomen. Hier is berekend wat er in totaal in Skoatterwâld in het verleden gegraven is aan oppervlaktewater, wat er gedempt is en wat er verhard is. Om het vergunningverleningsproces voor verdere ontwikkelingen in de wijk te versoepelen is het belangrijk dat er voor de Treffe eenzelfde soort berekening wordt gedaan. Er wordt een berekening gemaakt van de oppervlaktes verhard en water in het plangebied. Deze wordt toegezonden aan Wetterskip Fryslân.

Ruimtelijke adaptatie 

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de extra woningen.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Beheer en Onderhoud

In het plan is veel water aanwezig dat onderhouden dient te worden. Indien er onderhouden wordt vanaf de kant moet er rekening gehouden worden met een onderhoudsstrook. Wanneer onderhoud wordt uitgevoerd middels een maaiboot moet er rekening gehouden worden met een plek waar de boot in het water kan worden gelaten. Daarnaast moet er ruimte zijn om het afval dat uit het water komt op de wal te deponeren.

Met het Wetterskip is inmiddels afgesproken dat in het plan rekening wordt gehouden met voorzieningen ten behoeve het onderhoud en een plek waar de maaiboot in het water kan worden gelaten.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateraspect wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. Wel zeggen de stedenbouwkundige structuren van de wijk, die vooral tot uiting komen in door de wegen en waterlopen benadrukte noordwest-zuidoost gerichtheid van het gebied, iets over de historie van Heerenveen.


Met de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met de verkavelingsrichting. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de structuren in de omgeving. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.8 Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Heerenveen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Overeenkomstig het advies op grond van FAMKE is in 2005 ten behoeve van het bestemmingsplan voor de 2e en 3e fase voor de uitbreiding van Skoatterwâld een inventariserend archeologisch veldonderzoek in het plangebied verricht. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het rapport “Heerenveen, Skoatterwâld; Een inventariserend Archeologisch Veldonderzoek 2005-03/7” (mei 2005). Het onderzoek heeft geresulteerd in het aangeven van enkele terreindelen, waarbinnen geldt dat het uitvoeren van werkzaamheden in de bodem ten behoeve van het bouwrijpmaken van het terrein en/of de voorbereiding van de bouw van de woningen en andere bouwwerken, uitsluitend mag plaatsvinden onder archeologische begeleiding.

De provincie Fryslân voert samen met de gemeente Heerenveen een archeologische verdiepingsslag uit op het grondgebied van de gemeente Heerenveen. In dat kader zijn de resultaten van het eerder genoemde onderzoek voor Skoatterwâld nogmaals tegen het licht gehouden. De provincie is van mening dat uit het onderzoek geringe aanwijzingen voor de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden naar voren komen. De provincie acht deze aanwijzingen te gering om archeologische begeleiding te adviseren. Met andere woorden: de provincie acht het niet nodig om in het bestemmingsplan regels te verbinden ter bescherming van de archeologie in het bestemmingsplangebied. Onderzoek is hierdoor niet nodig. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder ander voor een woningbouwproject met minder dan 1.500 woningen. Dergelijke projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden en dragen 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Bovendien is de lucht in Heerenveen schoon en worden geen grenswaarden overschreden.

Daarnaast heeft in het kader van het geldende bestemmingsplan een luchtkwaliteitsonderzoek plaats gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat de berekende jaargemiddelde concentraties voor de stoffen NO2, PM10, PM2,5, in de drie zichtjaren op alle onderzochte locaties aan de wettelijke grenswaarden voldoen. De conclusie is dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt het volgende:

Risicorelevante inrichtingen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van risicovolle inrichtingen vallen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten westen van het plangebied ligt de Rijksweg A32. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De A32 maakt deel uit van het Basisnet Weg. De PR-contour valt samen met het wegtracé (0 meter). Dit houdt in dat er langs de route geen plaatsgebonden risico-beperkingen gelden. Geconcludeerd kan worden dat het PR geen knelpunten vormt voor het uitwerkingsplan.

In het Bevi staat dat wanneer een bestemmingsplan binnen een afstand van 200 meter van een transportroute is gelegen, het GR dient te worden verantwoord. In dit geval bevindt het plangebied zich op een afstand van ruim 500 meter. Een verantwoording van het groepsrisico is daardoor niet nodig.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde buisleidingen liggen op circa 450 meter ten westen van het plangebied. De invloedszone, respectievelijk 95 en 140 meter, van deze buisleidingen overlappen de planlocatie niet waardoor deze buisleiding de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt voor dit uitwerkingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Algemeen

Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Verbeelding

Het uitwerkingsplan gaat vergezeld met een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met het toekomstige bouwvlak en bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het uitwerkingsplan de bestemming 'Wonen - Uit te werken' van de gronden in het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase. Na onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase.

5.3 Regels

Voor de woningen in het plangebied is de bestemming 'Wonen -5' opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de uitwerkingsregels zoals genoemd in paragraaf 1.3. Verder blijft de aanduiding 'overige zone - aantal woningen gebied 1' van toepassing. Ter plaatse van deze aanduiding mogen minimaal 50 en maximaal 70 woningen gerealiseerd worden.

Voor de verschillende tuinen, die grenzen aan de openbare ruimte en essentieel zijn voor het bereiken van de hoge ambitie en de beleving van het parkachtig ingerichte gebied, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Deze gronden mogen niet worden ingericht als erf behorende bij de woning. Alleen een inrichting als tuin is toegelaten. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen. In de specifieke gebruiksregels is daarbij het volgende opgenomen 'het gebruiken van gronden voor de plaatsing van afschermende beplanting, zoals hagen, hoger dan 2 m.' Hiermee wordt voorkomen dat er hoge afschermende beplanting wordt gerealiseerd, die afbreuk doet aan de beleving van het gebied en de relatie van de woonpercelen met de openbare ruimtes.

Daarnaast is de bestemming 'Groen - Water' opgenomen. Hiermee wordt de kwalitatieve uitwerking van het plangebied met daarin een parkachtige structuur gelegen in een waterrijke omgeving met eilanden en oevers gewaarborgd. Binnen deze bestemming zijn ook dagrecreatie, bruggen, dammen, duikers en nutsvoorzieningen toegestaan. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. In de specifieke gebruiksregels is daarbij het volgende opgenomen 'het gebruiken van gronden zodanig dat er minder dan 30% van de gronden ingericht is als water'. Hiermee wordt voldaan aan de eis dat ten minste 30% uit water bestaat.

Tot slot is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen ten behoeve van de ontsluitingswegen in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een uitwerkingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

De gronden zijn eigendom van de gemeente. De ontwikkeling vindt plaats binnen de kaders van de grondexploitatie Skoatterwâld. Een anterieure overeenkomst is derhalve niet nodig. De gemeente verkoopt de gronden aan de ontwikkelaar. Hierdoor wordt anderszins voorzien in het verhalen van de gemeentelijke kosten.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is overleg gevoerd met de betrokken  adviespartners en overheden. De provincie en het waterschap hebben in het kader van het vooroverleg gereageerd. De reacties zijn als bijlage 9 en 10 toegevoegd. De gemeentelijke reactie op de vooroverlegreactie van het waterschap is opgenomen in bijlage 11 en waar nodig verwerkt in paragraaf 4.6 Water. De reactie van de provincie heeft niet geleid tot wijzigingen in het uitwerkingsplan. De provincie heeft aangegeven dat de provinciale belangen in het plan op een juiste wijze zijn verwerkt en heeft verder geen opmerkingen op het plan.

Inspraak

Daarnaast is inspraak gegeven op de voorlopige ontwerpen van de toekomstige bebouwing en inrichting van het plangebied. Gedurende vier weken kon worden gereageerd op de voorlopige ontwerpen. Er kwamen tien inspraakreacties binnen. De inspraak gaf geen aanleiding tot aanpassing van de plannen. Wel zegden burgemeester en wethouders toe over een aantal aspecten betreffende De Treffe en omgeving nader overleg te voeren met de buurt. De antwoordnota inspraak is als bijlage 12 bij deze toelichting gevoegd.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpuitwerkingsplan voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode wordt aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen.

Beroep

Het uitwerkingsplan wordt vervolgens vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.