direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heerenveen - Oranjewoud Wonen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.OranjewoudWonen-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In een bosrijke zone in het zuidelijk deel van Heerenveen staat de Serviceflat Oranjewoud. Dit flatgebouw uit de jaren '60 van de vorige eeuw biedt ruimte voor 230 appartementen, waar zorg kan worden ingekocht van de Stichting Service Appartementen Oranjewoud. Het gebouw past niet meer bij de huidige en toekomstige visie van deze stichting en het hiertoe aanpassen van de flat is geen optie gebleken. De initiatiefnemer heeft het plan opgevat om in de groenstructuur een nieuw woonprogramma te realiseren, bestaande uit vier woongebouwen en vier rijen grondgebonden woningen. De huidige flat wordt hiertoe gefaseerd gesloopt.

In het geldende bestemmingsplan is de bestaande bebouwing en infrastructuur op het terrein vastgelegd. Daardoor is de voorgestelde herinrichting in strijd met het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader, waarbinnen het gewenste programma mogelijk is.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten westen van de Marktweg en ten zuiden van de Amelandlaan, waarop het ontsloten is. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale perceelsgrenzen en de groenstructuur rondom het terrein. Het plangebied is onderdeel van een oost-west lopende groenstructuur waarin nu centraal een gedateerd woongebouw en een servicegebouw staat. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.OranjewoudWonen-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan De Akkers / Ten Woude, dat is vastgesteld op 14 oktober 2013. Het is vrijwel geheel bestemd als 'Wonen - Woongebouw'. Het woongebouw en het servicegebouw zijn vastgelegd binnen een bouwvlak. Buiten dit bouwvlak mogen geen woongebouwen worden gebouwd.

De verkeersstructuur valt onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. Het gaat om de ontsluiting en het parkeerterrein, dat in het noordwestelijk deel ligt. De brede bosstrook langs de noord- en westzijde is bestemd als 'Groen'. Dit deel ligt grotendeel buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. De verbeelding van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2. De grens van het plangebied van dit bestemmingsplan is hierin in rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.OranjewoudWonen-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Fragment verbeelding geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Uitgangssituatie

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in de van oost naar west lopende groenstructuur, in het zuidelijk deel van Heerenveen. Het is aan de westzijde globaal begrenst door de het terrein van sportcomplex Thialf en aan de oostzijde door de Marktweg. Het plangebied is hier ingepast in een brede bossingel, die binnen het plangebied overgaat in een parkachtige setting. Het gebied rondom het plangebied heeft een gemengd karakter. Aan de overzijde van de Amelandlaan, die langs de noordzijde van het plangebied ligt, zijn enkele dienstverlenende functies aanwezig. Aan de oostzijde van de Marktweg ligt een grote zorginstelling. Ook ten zuiden van het plangebied is een zorginstelling aanwezig. Verder zijn er verspreid woningen en woongebouwen aanwezig.

Binnen het plangebied staat een gedateerd woongebouw met 230 appartementen. Aan de noordzijde hiervan staat een servicegebouw, met daarin verschillende ondersteunende functies. De noordwestelijke hoek van het terrein is ingericht als een parkeerterrein. Het terrein is vanaf de Marktweg via de Amelandlaan bereikbaar over een eigen oprijlaan, die zich in het noordoosten van het plangebied bevindt.

Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving gebied is weergeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.OranjewoudWonen-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en omgeving

2.2 Nieuwe situatie

Algemeen

Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het terrein van de serviceflat mogelijk. In het plangebied wordt een nieuw, gedifferentieerd woonprogramma mogelijk gemaakt. In deze paragraaf worden de doelstelling van de herontwikkeling, de strategie, het concept en uitwerking daarvan in programma en stedenbouwkundige plan behandeld. Ook wordt ingegaan op de inpassing van de herontwikkeling in de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur van dit deel van Heerenveen.

Doelstelling en strategie

In algemene zin wordt de Nederlandse bevolking ouder en blijft deze langer gezond. Het aantal 55-plussers in Friesland groeit de komende 20 jaar met circa 70.000 het aandeel 75-plussers groeit in Friesland sneller dan in de rest van Nederland. Er worden meer eisen gesteld aan het wonen. Bovendien vergen maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het scheiden van wonen en zorg, extra aandacht voor afstemming en samenwerking. Deze ontwikkelingen vergroten de vraag naar wonen met mogelijkheden voor service, zorg en andere dienstverlening.

Het statutair vastgelegde doel van de Stichting Service Appartementen Oranjewoud is het verschaffen van woongenot en/of het verlenen van diensten en/of levering van goederen aan ouderen. De Stichting wil haar woningvoorraad vernieuwen door de huidige flat te slopen en nieuwbouw te realiseren. Het plan bestaat uit 154 woningen, die geschikt zijn voor een brede doelgroep en voorzien zijn van alle gemakken en diverse services. Alle appartementen zijn betaalbaar voor het middensegment en het concept kent een hoge mate van keuzevrijheid binnen een ruim palet van services en diensten. De financiële uitgangspunten van het plan zijn opgenomen in een separaat begeleidend document.

De Stichting verwacht dat de nieuwe appartementen een nieuwe doelgroep zal aanspreken en daarmee de gemiddelde leeftijd van de bewoners omlaag brengt. De verwachting is dat dan ook 70 plussers belangstelling krijgen voor deze locatie. Dit wordt ondersteund door maatschappelijke trends zoals afnemend huisbezit onder senioren met als gevolg dat men eerder geneigd is om te huren met faciliteiten passend bij het ouder worden. Het uitgangspunt is dat er in eerste plaats zelfstandig gewoond wordt, waarbij bewoners de mogelijkheid krijgen om zelf te bepalen of men gebruik maakt van diensten, service of zorg, die vanuit het voorzieningengebouw op het terrein worden aangeboden.

Het programma

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van het volgende programma mogelijk:

  • 136 appartementen in 4 woongebouwen;
  • 18 grondgebonden woningen in 3 rijtjes van 6 woningen;
  • een voorzieningengebouw met horeca, detailhandel en dienstverlening.

Het stedenbouwkundig plan

In het nieuwe plan wordt de bestaande groenstructuur versterkt en Engels landschap ontwikkeld waarin verschillende gebouwen staan. Alzijdige oriëntatie, lange zichtlijnen en een centraal gelegen waterpartij vormen de landschappelijke basis in het landschapsplan.

In het bestaande landschap van groen en bomen liggen een aantal groene eilanden waarin de individuele gebouwen staan. Deze zijn op een zodanige manier gesitueerd dat mooie zichtlijnen over het terrein blijven bestaan. En natuurlijk is er vanuit de woning een ruim zicht over het gebied. Rondom het woongebouw bestaat deze omzoming uit hagen, middelhoge borders en bloemperken. Ook het parkeren is omzoomd door groen waardoor de auto’s uit het directe zicht verdwijnen.

Tussen en rondom deze eilanden ligt een landschap van gebogen paden, waterpartijen en glooiende grasvelden. In deze parkachtige omgeving is de auto ‘te gast’. Het gebied kent uiteraard geen doorgaande wegen voor auto’s. Maar het gebied is wel voor iedereen toegankelijk; wandelaars en fietsers worden juist uitgenodigd het gebied te verkennen.

Het stedenbouwkundig plan dat aan dit bestemmingsplan ten grondslag ligt, is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.OranjewoudWonen-VG01_0004.png" Figuur 2.2 Stedenbouwkundig plan (d.d. 12 juni 2018)

Stedenbouwkundige inpassing en beeldkwaliteit

Net als op de landgoederen van Oranjewoud worden de appartementen en woningen in een sterke landschappelijke compositie gerealiseerd. De route, met het ‘landhuis’ als visueel eindpunt, is een belangrijk onderdeel van deze klassieke setting. Waar bij de klassieke landgoederen vooral het hoofdgebouw centraal staat in een landschappelijke compositie ligt de nadruk in dit plan anders. In dit plan staan meerdere gebouwen als familie in een totaalcompositie, waarbij de glooiende lijnen een symbiose bewerkstelligen tussen landschap, infrastructuur en bebouwing.

Aansluitend op het woonlandschap kenmerken de woongebouwen op de eilanden zich door glooiingen van de buitenruimten rondom de appartementen. Door deze op elke verdieping te variëren ontstaat een levendig beeld van verspringende, ruime terrassen. Door het verdiepingshoge glas in de gevel wordt het park ook vanuit elke woning optimaal beleefd.

Ook de bungalows zijn omzoomd door groen en hebben een bijzondere buitenruimen. Brede, op het zuidwesten georiënteerde veranda’s grenzen aan een collectief gebiedje dat rondom het hele blok is gesitueerd. Parkeren is hier mogelijk direct bij de woning.

De gemeenschappelijke facilitaire ruimten zoals een winkelvoorziening, het grandcafé, de schoonheidsspecialiste, de bibliotheek, de kapsalon, de pedicure en het atelier liggen centraal in het gebied. Deze diensten worden aangeboden door lokale ondernemers.

Het voorgestelde materiaalgebruik is licht en natuurlijk en in de sfeer van de landgoederen: witte gebouwen in een groen landschap.

De bestaande bomen zijn in kaart gebracht en waardevolle bomen blijven zoveel mogelijk gehandhaafd. De randen van het gebied maken een dichtgegroeide indruk. Daar wordt de lage en niet waardevolle begroeiing verwijderd waardoor er een veel opener beeld ontstaat zodat het gebied ook vanaf de randen beleefd kan worden.

2.3 Verkeer en parkeren

Algemeen

In Bijlage 1 is een uitgebreide verkeerskundige toets opgenomen. In deze toets is ook de parkeerbehoefte bepaald en de parkeersituatie beschreven. Sinds het opstellen van dit verkeerskundig onderzoek is het plan voor de herontwikkeling binnen het plangebied naar aanleiding van inspraakreacties aangepast. Voor verkeer en parkeren is relevant dat 120 appartementen en 24 grondgebonden woningen zijn gewijzigd in 136 appartementen en 18 grondgebonden woningen. De uitgangspunten en conclusies van de verkeerskundige toets wijken niet significant af van het eerdere plan en behoeven daarom geen aanpassing.

Verkeersafwikkeling

Het terrein wordt ontsloten op de bestaande inrit op de Amelandlaan. Deze aansluiting ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en behoudt zodoende de verkeersbestemming. Aangezien het plangebied verder is ingekaderd in een groenbestemming, is deze wijze van ontsluiten gewaarborgd. Omdat het aantal woningen binnen het plangebied afneemt, neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitende wegen als gevolg van dit plan niet toe. De interne infrastructuur blijft eigendom en verantwoordelijkheid van de stichting. Deze is op zodanige wijze gedimensioneerd dat deze toereikend is voor de verkeersafwikkeling op het terrein. Uit de verkeerskundige toets blijkt ook dat de ontwikkeling een positief effect op de verkeerssituatie heeft.

Parkeren

Voor het parkeren geldt als uitgangspunt dat er binnen het plangebied voldoende ruimte moet zijn voor het opvangen van de parkeerbehoefte. Op die manier wordt parkeeroverlast in de omgeving van het plangebied voorkomen. Hierbij wordt uitgegaan van de kencijfers van het CROW.

Bij ieder woongebouw wordt een parkeerterrein aangelegd met circa 40 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voldaan aan de hoogste parkeernorm. Bij iedere grondgebonden woning wordt een eigen parkeerplaats aangelegd. In beginsel is dit voor de doelgroep voldoende. Voor bezoekers geldt dat deze een parkeerplaats in de 'openbare' ruimte moeten vinden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de wegen of de parkeerterreinen binnen het plangebied.

In het totale plan is de parkeerbehoefte bepaald op 144 tot 213. Er worden in totaal 188 parkeerplaatsen gerealiseerd (inclusief de parkeerplaatsen bij de grondgebonden woningen). Daarmee wordt voldaan aan de gemiddelde parkeernorm. In het plangebied zijn voldoende parkeerplaatsen voorzien. De aanleg van voldoende parkeerplaatsen is gewaarborgd door het opnemen van een parkeerbepaling in de regels (lid 11.1). Het plan veroorzaakt zodoende geen parkeeroverlast in de omgeving omdat het plangebied voorziet in haar eigen parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De Nationale belangen hebben betrekking op zaken als werelderfgoed, de ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen en ruimtelijke belangen van defensie. In het plangebied zijn deze Nationale Ruimtelijke belangen niet aanwezig.

Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit bestemmingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro. Daarom hoeft alleen een beschrijving van de behoefte worden gegeven.

De ontwikkeling omvat een kwalitatieve opwaardering van de bestaande woningvoorraad, waarbij het aantal (kwantiatief) afneemt van 230 naar 154. De voorgestelde mix van appartementen en grondgebonden woningen komt voort uit de vraag vanuit de markt. De setting van dit woonprogramma, verspreid in de fraaie parkachtige setting, maakt een aantrekkelijk woonmilieu. Gelet op de bestaande bouwmassa en het aantal woningen ten opzichte van de nieuwe situatie, is er wellicht geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Wel is op basis van de 'oude ladder' een uitgebreid behoefteonderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 2. Geconcludeerd wordt dat de geplande woningen van Oranjewoud Wonen aansluiten bij de actuele behoefte in de gemeente Heerenveen. Er is een krappe woningmarkt en met name de behoefte aan wonen met zorg zal naar verwachting de komende jaren toenemen. Daarbij dient het aanbod kwalitatief goed aan te sluiten op de vraag om mismatch en daarmee leegstand te voorkomen. De herstructurering van het plangebied draagt hieraan bij.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', dat is vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie zet in op concentratie van nieuwe woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra. Heerenveen is samen met Joure één van de bundelingsgebieden die door de provincie is onderscheiden. De ambitie is de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik. De herinrichting van een binnenstedelijke woonlocatie teneinde de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren en beter aan te laten sluiten op de vraag past binnen deze ambitie.

Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân 2014 stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het stedelijk gebied ligt het plangebied binnen het stedelijk gebied. Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.

In Artikel 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Dit bestemmingsplan stelt een kwantitatieve afname van het aantal woningen voor. Voor wat betreft de kwaliteit passen de woningen in de provincie geaccordeerde regionale woningbouwafspraken. Hierin wordt onder andere genoemd dat de inzet vanuit de regio Zuidoost vooral is gericht op de kwaliteit van de woningvoorraad. De woningvoorraad in Zuidoost Fryslân moet voldoen aan de behoefte van onze inwoners, nu en in de toekomst. Aspecten als herstructurering en verduurzaming van de bestaande voorraad en inspelen op demografische ontwikkelingen (met name vergrijzing) zijn hierbij van eminent belang. Het voorgestelde programma sluit hier naadloos op aan.

Dit plan is dus in overeenstemming met de regels van de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie gemeente Heerenveen 2015-2020

Het in werking treden van de gewijzigde Woningwet per 1 juli 2015 en ontwikkelingen op de woningmarkt vormden aanleiding voor het vaststellen van een nieuwe woonvisie. In deze visie 'nieuwe stijl' zijn concrete prestatieafspraken gemaakt met woningbouwcoporaties en huurdersorganisaties over de opgaven in de sociale huursector. in de visie staan 4 thema's centraal:

  • 1. De match tussen vraag en aanbod: naar een optimale woningvoorraad;
  • 2. Goed wonen voor iedereen: betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen;
  • 3. Kwaliteit en Verduurzaming: naar een duurzame woningvoorraad;
  • 4. Wonen, zorg en welzijn: aandacht voor vergrijzing en kwetsbare groepen.

Het voorgenomen woningbouwprogramma speelt in op al deze 4 thema's. Er worden levensloopbestendige en energiezuinige woningen aangeboden voor de toenemende doelgroep senioren. In het nieuwbouwprogramma tot 2020 wordt uitgegaan dat de ontwikkeling van vraaggerichte nieuwbouw plaatsvindt op inbreidingslocaties. Een uitgebreide onderbouwing van de match tussen vraag en aanbod (behoefte) is opgenomen in Bijlage 2. Verder wordt een nieuw gedifferentieerd woningaanbod met centraal gelegen voorzieningen gerealiseerd.

Woningbouwprogramma 2014-2020 (peildatum 01-09-15)

Binnen de regio Zuidoost Fryslân, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde Staten van provincie Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de provinciale huishoudensprognose 2013, waar voor de gemeente Heerenveen van 2012 tot 2030 een groei van 2339 huishoudens wordt voorzien.

De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Het woningbouwprogramma van Heerenveen bestaat voor circa 70% uit locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar sprake is van inbreiding, transformatie of wijkvernieuwing. Voor Heerenveen geldt de afspraak dat binnenstedelijk plafondloos kan worden gebouwd. Dit betekent dat voor binnenstedelijk bouwen, zoals in het plangebied, geen sprake is van een beperkingen voor het bouwvolume. Het woningbouwprogramma 2014-2020 geeft een overzicht van de realiseerbare capaciteit in verschillende deelgebieden in de gemeente. De Serviceflat Oranjewoud is hierin niet opgenomen. Opgemerkt wordt dat het plan een forse afname van het aantal woningen inhoudt en er zodoende geen belemmeringen zijn vanuit het woningbouwprogramma. Bovendien komt een deel van de huidige bewoners weer in de nieuwe woongebouwen te wonen. Het is geen concurrerend project voor projecten die wel zijn opgenomen in het woningbouwprogramma.

Welstandsnota 2016

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21 december 2015. De welstandsnota bevat een gebiedsindeling, die wordt bepaald door het onderscheid in type gebieden met verschillende kwaliteiten. In het ene gebied ligt de nadruk meer op bescherming van bestaande waarden, in het andere meer op het faciliteren van ontwikkelingen/wijzigingen.

Het plangebied valt in het welstandsgebied 8, Groenstructuren. Hier geldt welstandsniveau 2 (licht). Dit gebied is van toepassingen op de 'landgoederen zone (oost-west)'. Het gebied bevindt zich op de zandgronden, in het verlengde van het oost-west gelegen woudontginging gebied in het buitengebied. Deze groene structuur verbindt het groene Oranjewoud met de groene noord-zuid hoofdstructuur aan De Zanden en het parkgebied De Heide / Heidemeer. Er is een sterke wisselwerking tussen groen en gebouwen, waarbij de gebouwen vaak een behoorlijke schaal hebben en/of karakteristiek zijn. De gebouwen, zoals Thialf en de zorginstellingen, hebben dusdanige (publieke) functies dat relatief veel publiek in deze omgeving komt. Het karakter van het gebied is daarmee mede bepalend voor de identiteit van Heerenveen.

De groene oost -west structuur in samenhang met de functies van de gebouwen vormen een belangrijk onderdeel van de publieke beleving. De bebouwing moet een representatief karakter hebben waarbij de groene karakteristiek wordt ondersteund. De voorgestelde plannen passen binnen deze beleidsintentie.

Wmo & Gezondheidsplan 2015 t/m 2018 'Iedereen doet mee'

De beleidsnota is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 24 november 2014. In deze Wmo-visie zijn vijf speerpunten benoemd:

  • 1. In Heerenveen hebben wij in de dorpen en wijken oog voor elkaar en bieden wij elkaar een helpende hand!;
  • 2. In Heerenveen zijn mantelzorgers en vrijwilligers van groot maatschappelijke belang!;
  • 3. In Heerenveen voorkomen wij dat inwoners aangewezen zullen zijn op maatschappelijke ondersteuning (preventie)!;
  • 4. Heerenveen zet in op algemene voorzieningen en biedt, waar dit nog niet mogelijk is, een maatwerkvoorziening!;
  • 5. In Heerenveen letten wij op onze gezondheid!

 

Het plan draagt bij aan de invulling van de speerpunten van de gemeente door het bieden van mogelijkheden voor woningen met zorg op maat en bijbehorende lokale voorzieningen. De woningen zijn geschikt voor levensloopbestendig wonen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts 154 woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling.

Kenmerken van het project

Het plan omvat de bouw van maximaal 154 woningen. Daarmee samenhangend worden enkele wegen en parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit wordt gerealiseerd op een locatie van ruim 5 hectare. In een stad met ruim 30.000 inwoners is de omvang van het project relatief klein en rechtvaardigt dit aspect geen mer-procedure. Bovendien betreft het een herontwikkeling van een bestaand woongebied, waarin meer woningen aanwezig zijn.

Plaats van het project

Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Nederlands Natuurnetwerk. De locatie ligt binnen de stedelijke structuur van Heerenveen, op een locatie waarop al een fors volume aan woningbouw staat. De plaats van het project rechtvaardigt geen mer-procedure.

Kenmerken potentiële effecten

Een woningbouwlocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met de verkeersaantrekkende werking. De huidige wegenstructuur is heeft voldoende capaciteit hiervoor. De verkeergeneratie neemt ook niet toen, omdat het aantal woningen afneemt. Op basis daarvan wordt dat de kenmerken van de effecten geen volledige mer-procedure rechtvaardigen.

Conclusie

Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Per bedrijfsvorm is voor de hinderfactoren: geluid, gevaar, stof en geur een aan te houden afstand bepaald. De grootste afstand vormt de richtafstand en bepaalt de milieucategorie.

Het plangebied ligt in een omgeving waarin diverse functies voorkomen. De omgeving wordt gekenmerkt als een 'gemengde woonomgeving'. De meeste zijn goede verenigbaar met woningen, zoals dienstverlening en zorgfuncties. Het gaat om functies die ten hoogste in milieucategorie 2 vallen. Hierbij hoort een richtafstand van 30 meter. De bouwvlakken voor de woningen en woongebouwen binnen het plangebied liggen allemaal op meer dan 30 meter vanaf de betreffende functies.

De ijshal Thialf en bijbehorende voorzieningen vormt hierop een uitzondering. Overdekte kunstijshallen vallen in milieucategorie 3.2, waarbij een richtafstand van 100 meter geldt. De bepalende factor hierin is geluidhinder. De bouwvlakken binnen het plangebied liggen op minimaal circa 40 meter vanaf het terrein van Thialf. In dit kader is een akoestisch onderzoek naar inrichtingslawaai van Thialf uitgevoerd. De bij dit onderzoek behorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3. In dit onderzoek is de geluidsuitstraling van Thialf op basis van de representatieve bedrijfssituatie (recreatief schaatsen en schaatstrainingen), de afwijkende bedrijfssituaties (schaatsevenementen) en incidentele bedrijfssituaties (danceparty's en concerten en kermis) in beeld gebracht. Op basis daarvan is de geluidsbelasting op de nieuwe woningen en woongebouwen binnen het plangebied bepaald en getoetst aan de richtwaarden conform de VNG-brochure. Indien hieraan wordt voldaan kan gesproken worden van een 'goede ruimtelijke ordening'. Er is ook getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit en het evenementenbeleid van de gemeente.

Het onderzoek concludeert dat in de representatieve en afwijkende bedrijfssituatie ter plaatse van de beoogde nieuwbouw aan de richtwaarden voor een gemengde woonomgeving kan worden voldaan. In de incidentele bedrijfssituatie kan voldaan worden aan de geluidsgrenswaarden zoals vastgelegd in het evenementenbeleid van de gemeente. De beoogde nieuwbouw vormt daarmee geen belemmering voor deze evenementen.

Het stedenbouwkundig plan is naar aanleiding van inspraakreactie aangepast, waarbij enkele bouwvlakken voor woongebouwen zijn verschoven. De maatgevende punten met de hoogste geluidsbelasting in het hiervoor beschreven onderzoek liggen op woontoren in de zuidelijke hoek van het plangebied. Deze is niet is niet verplaatst. De grondgebonden woningen zijn ten opzichte van de uitgangspunten van het onderzoek iets richting het terrein van de Thialf verschoven, maar niet zodanig dat dit tot andere conclusies leidt.

Mede op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat bij de nieuwe woongebouwen en woningen. Ook worden bedrijven niet in hun mogelijkheden beperkt door dit plan. Er is zodoende sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.3 Geluidzonering Wet geluidhinder

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom spoorwegen en wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur en wettelijk gezoneerde bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

De locatie is gelegen binnen de geluidszone van verschillende wegen en die van de spoorlijn tussen Leeuwarden en Zwolle.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen de geluidszones van de Rijksweg A32 en die van de Marktweg en de Amelandlaan. Om de geluidsbelasting op de geprojecteerde bouwvlakken te bepalen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 4.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat alleen ten gevolge van het verkeer op de A32 en de Marktweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, op een aantal rekenpunten wordt overschreden. Als gevolg van verkeer op de A32 bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 50 dB. In het geval van de Marktweg bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 55 dB. Als gevolg van de maximaal vast te stellen hogere waarden worden niet overschreden. Het nemen van maatregelen om de geluidsbelasting op de woningen te reduceren worden niet doelmatig geacht. Daarom worden op basis van het onderzoek hogere waarden vastgesteld.

Spoorweglawaai

Om de geluidsbelasting als gevolg van spoorweglawaai in beeld te brengen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 5. Uit de berekeningsresultaten volgt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwbouw ten hoogste 54 dB bedraagt. Aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor spoorweglawaai wordt voldaan. Spoorweglawaai vormt daarmee geen belemmering voor de ruimtelijke inpassing van het nieuwbouwplan.

Cumulatie van geluidhinder wegen/spoorwegen

In de Wgh is aangegeven dat bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden ook cumulatie in acht dient te worden genomen. Uit het voorgaande volgt dat alleen als gevolg van het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. In geval van spoorweglawaai is dat niet het geval. Onderzoek naar cumulatie hoeft derhalve niet te worden uitgevoerd.

Conclusie

Ter plaatse van de nieuwe woningen binnen het plangebied is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Op basis van de informatie uit het onderzoek wordt een procedure hogere grenswaarden gevoerd. Voor de gebouwen betekent dit dat mogelijk aanvullende gevelisolatie toegepast moet worden. Het uitgangspunt is dat hierbij wordt gerekend met de gecumuleerde geluidsbelasting van de verschillende wegen. Hiernaar is wel onderzoek verricht. De resultaten hiervan zijn opgenomen in tabel 5 in Bijlage 4.

Aangepast stedenbouwkundig plan

Naar aanleiding van inspraakreacties is het stedenbouwkundig plan aangepast ten opzichte van de uitgangspunten van de onderzoeken. Omdat de bouwvlakken ten opzichte van het eerdere ontwerp niet dichter naar de randen van het plangebied zijn verplaatst, is de akoestische situatie niet significant gewijzigd.

4.4 Water

Inleiding

De waterparagraaf bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Waterparagraaf

In het kader van de planvorming is een uitgebreide waterparagraaf opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 6.

Watertoetsproces

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Hieruit blijkt dat de invloed van het plan mogelijk zodanig is dat de normale procedure van de watertoets van toepassing is. Het wateradvies heeft op basis van de geleverde informatie een wateradvies uitgebracht. Dit is verwerkt in de waterparagraaf. Deze waterparagraaf is gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan. De watertoets is hiermee afgerond.

4.5 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is (zonder bijlagen) opgenomen in Bijlage 7. Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem binnen het plangebied.

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de locatie niet vrij is van verontreinigingen. Ter plaatse van een gedempte sloot in het noordwestelijk deel van het plangebied is asbest aangetroffen. Verder is er centraal in het plangebied, ten noorden van de oostvleugel van de huidige flat, baksteenhoudende grond aangetroffen. Geadviseerd wordt om ter plaatse van de gedempte sloot nader onderzoek te verrichten naar de aangetroffen verontreinigingen om het gemiddelde gehalte aan asbest en/of de ruimtelijke omvang van de verontreiniging met asbest in beeld te brengen en teneinde na te gaan of vanuit milieuhygiënisch oogpunt maatregelen moeten worden genomen om de locatie geschikt te maken voor het toekomstige gebruik. Voor het overig deel zijn de gemeten gehalten relatief laag. Gelet op de toekomstige bestemming van de locatie is er geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in het geding is voor wat betreft de bodemkwaliteit. De omvang van de potentiële sanering is zodanig dat deze financieel ondergeschikt zijn aan de totale ontwikkelingskosten. Voorafgaand aan de uitvoering wordt plaatselijk nader onderzoek uitgevoerd. Op deze manier is gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid optreden. Hiermee is voldoende duidelijk dat er vanuit de bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaan voor de uitvoering van de plannen.

4.6 Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Heerenveen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr). Voor de periode steentijd - bronstijd valt het plangebied in het gebied waar het advies om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een quickscan te verrichten. Voor de periode IJzertijd - middeleeuwen valt het plangebied in een zone waar het advies 'karterend onderzoek 3' geldt. De provincie beveelt in deze zone aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten. Omdat de totale omvang van de ingreep groter is, is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 8.

De belangrijkste resultaten van dit onderzoek zijn dat binnen duizend meter omtrek vanaf het plangebied geen archeologische vondsten zijn gemeld. Tijdens de jaren '60 van de twintigste eeuw is de serviceflat gebouwd op het terrein. Voorheen lag er grasland. In het plangebied ligt dekzand. Lagen keileem of veen zijn niet aangeboord. In verreweg het grootste deel van het gebied is de bodem sterk verstoord. Noordelijk van de flat ligt een zone waar de bodem lokaal wel bewaard gebleven is. Deze zone was in het oorspronkelijk landschap juist het laagste deel van het gebied. Het onderzoek heeft geen vondsten opgeleverd die eenduidig gedateerd kunnen worden in de middeleeuwen of eerdere periodes.

Voor menselijke bewoning tijdens de periodes steentijd en bronstijd zijn de hogere delen van het landschap doorgaans het meest geschikt voor menselijke bewoning. In het plangebied zijn die delen sterk verstoord waardoor eventuele archeologische grondsporen daar verloren zijn gegaan. Aangezien er geen veen bewaard is gebleven, is het loopvlak uit de middeleeuwen hoogstwaarschijnlijk verloren. Door de sterke verstoring van het dekzand zullen eventuele middeleeuwse sporen ook sterk zijn aangetast. Daarom kan de archeologische verwachting naar beneden worden bijgesteld en wordt geen nader archeologisch onderzoek aanbevolen. Op basis van het onderzoek wordt het terrein vrijgeven voor de voorgenomen werkzaamheden. Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dan moet hiervan direct melding worden gemaakt conform de Erfgoedwet.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het plangebied maakt geen deel uit van een cultuurhistorisch waardevol gebied. Ook ligt het niet in de invloedsfeer van cultuurhistorisch waardevolle objecten. Wel is de vanuit het buitengebied doorlopende groenstructuur in oost-westelijke richting van cultuurhistorische betekenis. Het behoud hiervan is een uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. De belangrijkste groenstructuur is daarom vastgelegd binnen een aparte bestemming, waarbinnen het behoud van groen voorop staat. Verder is het stedenbouwkundig ontwerp voor de locatie met respect voor de groenstructuur tot stand gekomen. Het woonprogramma wordt ontwikkeld binnen een groene en parkachtige setting. Op de hiervoor beschreven wijze worden de cultuurhistorische waarden gerespecteerd en waar mogelijk versterkt.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Gebiedsbescherming gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

Binnen het plangebied vinden ingrepen plaats die mogelijk effecten hebben op beschermde soorten. Het gaat met name om de sloop van de serviceflat en de geplande nieuwbouw, alsmede het verwijderen van beplanting en het graven van een vijver. In dit kader is een quickscan soortenbescherming uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 9. Uit de quickscan blijkt het volgende:

  • In en rond het plangebied is geschikt broedbiotoop voor een aantal algemene vogels aanwezig. Met name de beplanting rondom de flat en de vele nestkasten zijn hiervoor geschikt.
  • In de Oranjewoudflat is de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen niet uit te sluiten. De aanwezige bomen op het terrein (met name aan de westzijde) zijn potentieel geschikt als onderdeel van een essentiële vliegroute voor vleermuizen.
  • Het plangebied maakt deel uit van het leefgebied van de eekhoorn en een aantal andere Nationaal beschermde soorten. Voor de meeste van deze soorten (met uitzondering van de eekhoorn) geldt een vrijstelling.

Om te bepalen of er daadwerkelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn en welke eventuele vervolgstappen volgens de Wet natuurbescherming nodig zijn is aanvullend vleermuisonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de notitie in Bijlage 10.

Het nader onderzoek heeft aangetoond dat er verblijfplaatsen aanwezig zijn van verschillende soorten vleermuizen. Het verdwijnen van de flat leidt in elk geval voor de gewone dwergvleermuis tot aantasting van de lokale populatie, omdat de flat in alle gebruiksfuncties in de levenscyclus voorziet. Ruige dwergvleermuizen verblijven met name in de nazomer in gering aantal in de Oranjewoudflat. Met de sloop verdwijnen de mogelijkheden om in de flat te verblijven. Vanwege het geringe aantal vastgestelde verblijfplaatsen is het waarschijnlijk dat het verlies kan worden opgevangen door de omgeving. De parkachtige omgeving met veel oudere typen woningen en hoogbouw biedt veel alternatieven.

De gebouwen kunnen pas gesloopt en worden als hiervoor een ontheffing door de provincie Fryslân is afgegeven. Hiervoor zijn mitigerende en compenserende maatregelen nodig, die worden vastgelegd in een activiteitenplan. Op deze manier kan het plan worden uitgevoerd binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van de planvorming is een quickscan uitgevoerd naar de externe veiligheidssituatie in relatie tot het initiatief. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 11. Gebleken is dat met betrekking tot de externe veiligheid alleen de volgende risicobronnen mogelijk relevant zijn voor het plangebied:

  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A32;
  • Gastransportleidingen ten zuidoosten en ten oosten van het plangebied.

Uit een nadere beoordeling blijkt dat het aspect externe veiligheid als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen door vervoer over weg, water of spoor en door buisleidingen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied vormt.

4.10 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof en stikstofdioxide gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Heerenveen en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleinere woningbouwlocaties (minder dan 1.500 woningen), vallen onder deze regeling. Vanuit de luchtkwaliteit bestaan dus geen belemmeringen voor het plan. Dit blijkt ook uit een door de FUMO uitgevoerd luchtkwaliteitsonderzoek, dat is opgenomen in Bijlage 12.

4.11 Kabels leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen planologisch relevante kabels of leidingen. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

De wijze van bestemmen is afgestemd op de actuele bestemmingsplannen voor de wijken van Heerenveen. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Gemengd

Het voorzieningengebouw is geregeld in de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn verschillende functies mogelijk, namelijk:

  • één horecabedrijf, dat is beperkt in oppervlakte om te voorkomen dat het concurrerend werkt ten opzichte van andere horecabedrijven in Heerenveen. De horecafunctie is mede bedoeld als maaltijdverstrekker als bezorgservice;
  • dienstverlening ten dienste van het woongebied (bibliotheek, kapper, pedicure, schoonheidsalon);
  • een kantoor van de stichting;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • een winkel van maximale 150 m2 voor de dagelijkse boodschappen.

Groen 

Het structuurbepalend openbaar groen rondom het plangebied is bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming wordt in eerste plaats voorzien in groenvoorzieningen. Ook zijn onder andere waterpartijen, paden en andere openbare voorzieningen mogelijk.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Overige bouwwerken zoals kunstwerken of speeltoestellen zijn wel toegestaan.

Wonen

Op de grondgebonden woningen is de bestemming 'Wonen' van toepassing. Deze bestemming is bedoeld voor grondgebonden woningen met bijbehorende bouwwerken. Er is een algemene regeling opgenomen voor beroepen aan huis.

De hoofdgebouwen c.q. de woningen moeten binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Deze zijn afgestemd op het in paragraaf 2.2 weergegeven stedenbouwkundig plan. De maximum bouwhoogte voor de woningen is op de verbeelding aangeduid. Dit geldt ook voor het maximum aantal woningen per bouwvlak.

In de ruimten buiten de bouwvlakken kan de parkinrichting worden gehandhaafd en waar nodig versterkt.

Wonen - Woongebouw

Het appartementengebouwen zijn geregeld in de bestemming 'Wonen - Woongebouw'.

De hoofdgebouwen moeten binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Deze zijn afgestemd op het in paragraaf 2.2 weergegeven stedenbouwkundig plan. De maximum bouwhoogte voor de woningen is op de verbeelding aangeduid. Dit geldt ook voor het maximum aantal woningen per bouwvlak.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het bestemmingsplan de in de wet vastgelegde bestemmingsplanprocedure:

Inspraak op het ontwerp

De gemeente vindt het belangrijk om belanghebbenden te betrekken bij de planvorming. In dit kader is de mogelijkheid tot inspraak geboden op het stedenbouwkundig ontwerp. Daarbij zijn belanghebbenden ook op de hoogte gesteld van de te doorlopen procedure. De inspraakronde bestond uit een inloopbijeenkomst op 4 juni 2017 en het ter inzage leggen van het ontwerp gedurende 4 weken.

Er zijn zes inspraakreacties ingediend. Een verslag hiervan en de beantwoording hierop is opgenomen in de antwoordnota inspraak, in Bijlage 13. Naar aanleiding van de inspraakreacties is het ontwerp op enkele onderdelen aangepast:

  • Het appartementengebouw aan de Marktweg opschuiven in noordwestelijke richting, zodat een karakteristieke eik wordt gespaard en grotere afstand bestaat met de tegenoverliggende woningen aan de Marktweg / Koningin Wilhelminaweg.
  • Zes grondgebonden woningen nabij Residence Heerenwoud laten vervallen. Hierdoor ontstaat meer afstand van de nieuwbouw ten opzichte van Residence Heerenwoud en worden bomen gespaard.


Met dit bestemmingsplan wordt het aangepaste stedenbouwkundig ontwerp mogelijk gemaakt en wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de wensen van de insprekers.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn in deze periode drie zienswijzen binnen gekomen op het ontwerp-bestemmingsplan. De zienswijzen gaven aanleiding het bestemmingsplan bij vaststelling op enkele onderdelen aan te passen. Hierna onder vaststelling zijn de wijzigingen uiteengezet.

Vaststelling

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De wijzigingen betroffen:

Verbeelding (plankaart):

  • Het verschuiven van het bouwvlak voor het appartementengebouw in de noordoosthoek van het plangebied, in zuidwestelijke richting, zodat een grotere afstand ontstaat ten opzichte van de tegenoverliggende woningen aan de Marktweg en de Koningin Wilhelminaweg.
  • Het verschuiven van het bouwvlak ten noordwesten van Residence Heerenwoud in zuidwestelijke richting.

Regels:

  • Vastgelegd dat de afstand tussen het bestaande appartementengebouw Marktweg 79 en het geplande parkeerterrein bij het nabijgelegen geplande appartementengebouw ten minste 30,00 m bedraagt.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De te maken kosten worden verhaald uit de verkoop van woningen en het wooncentrum. De ontwikkelaar heeft een kosten/baten-analyse gedaan en daaruit geconcludeerd dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure.

De gronden zijn in eigendom van een ontwikkelaar. In dit geval heeft gemeente een anterieure overeenkomst gesloten, op basis waarvan gemeentelijke kosten worden vergoed. Hiermee is het kostenverhaal 'anderzins' verzekerd. Er hoeft daardoor geen exploitatieplan opgesteld te worden.