direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPSchoterl11-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

het Bestemmingsplan ''Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam'' van de gemeente Heerenveen met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPSchoterl11-VG01 van de gemeente Heerenveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aan-huis-verbonden beroep:

een in Bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daamee gelijk te stellen beroep, dat in of bij en woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.5 aan- of uitbouw:

een aan een (hoofdgebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

1.6 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van en bedrijf;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 bestaand:
  • a. ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
      • bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het plan als ontwerp;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
      • bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw:

een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.14 bijzondere paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's;

1.15 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waamee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 consumptieverkooppunt:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen ergoeding verstrekken van frisdranken, kofie, thee, ijs, gebak en andere vergelijkbare eenvoudige versnaperingen, waarbij ter plaatse de mogelijkheid wordt geboden om te consumeren;

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of warin bedrijfsmatig logies wordt erstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfuntie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 kampeermiddel:
  • 1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • 2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.30 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in Bijlage 1 bij deze regels genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.32 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf en waarbij naast het verstrekken van logies mogelijk accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.33 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.34 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.35 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.36 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteelt, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.37 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.38 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.39 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 stacaravan:

een caravan, die, ook al is hij niet bouwvergunningplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken;

1.41 standplaats:

het gedeelte van een kampeerterrein bestemd voor de plaatsin van één kampeermddel, dan wel twee kampeermiddelen indien één van de kampeermiddelen een oppervlakte heeft van niet meer dan 5 m2;

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.43 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwonderdelen als antennes, liftkokers, schoorstenen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet meegerekend;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwonderdelen als goten van dakkapellen en incidentele verhogingen ten behoeve van (stal)deuren niet meegerekend;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

de buitenwerks gemeten oppervlakte van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met inbegrip van bovengrondse onderdelen, voorzover aanwezig op 1,00 m of hoger boven peil, uitgezonderd goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met een maximale oversteek van 40 cm;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane vloerconstructie, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de afstand tot de bouwperceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch aanverwante bedrijven 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch - Agrarisch aanverwante bedrijven 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een bijzondere paardenhouderij, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen aanverwante agrarische bedrijvigheid, al dan niet gecombineerd met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in Bijlage 1;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alle bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 8 meer bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 4 m bedragen;
  • e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 15o en bedraagt niet meer dan 60o;
  • f. bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per agrarisch aanverwant bedrijf bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 120 m2 bedragen dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30o en niet meer dan 60°;
  • f. de goothoogte en dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedragen niet meer dan respectievelijk 4 m en 60°;
  • g. de bouwhoogte van een overkapping bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 3.2.1 sub b en c, en toestaan dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,5 m respectievelijk 10 m;
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor een bijzondere paardenhouderij zoals in lid 3.1 is omschreven, indien de landschappelijke inpassing in de vorm van hagen en bomen, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, zoals aangegeven op de inrichtingstekening die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor een bijzondere paardenhouderij zoals in lid 3.1 is omschreven, indien de watercompensatie door middel van het verbreden van de bestaande sloten met ten minste 190 m2 extra oppervlaktewaterberging, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, zoals aangegeven op de inrichtingstekening die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor verbijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbij behorende horeca;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • g. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning;
  • h. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zódanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m2;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 sub d en toestaan dat gronden en bouwwerken mede worden gebruikt ten behoeve van manegeactivitieten met de daarbij behorende en aan de manegeactiviteiten ondergeschikte horeca, zoals een kantine, mits:
    • 1. de horecavloeroppevlakte niet meer dan 50 m2 bedraagt;
    • 2. het bedrijf gelegen is aan of nabij een weg met een doorgaande verkeersfunctie voor ten minste interlokaal verkeer;
    • 3. er een op de aard en omvang van de manegeativiteiten afgestemde perceelsontsluiting aanwezig is;
    • 4. er op eigen terrein voldoende gelegenheid tot parkeren geboden kan worden;
  • b. het bepaalde in lid 3.5 sub e en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², bedraagt;
    • 2. de functie vanuit de bestaande gebouwen moet worden uitgeoefend;
    • 3. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
    • 4. de functie geen onevenredige invloed heeft op het winkelapparaat in de diverse kernen;
  • c. het bepaalde in lid 3.5 sub f en toestaan dat gronden en bouwwerken, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor consumptieverkooppunten, met dien verstande dat:
    • 1. er voldoende gelegenheid is voor het stallen van fietsen en/of auto's;
    • 2. het verkooppunt wordt gevestigd in een bestaand gebouw en de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
  • d. het bepaalde in 3.5 sub c en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, met dien verstande dat:
    • 1. de exploitatie van de logiesverstrekking alleen plaats mag vinden in de vorm van een ondergeschikte tweede tak bij een volwaardig agrarisch aanverwant bedrijf;
    • 2. per agrarisch aanverwant bedrijf ten behoeve van de logiesverstrekking niet meer dan 5 appartementen of kamers zijn toegestaan;
    • 3. de ruimtes voor logiesverstrekking niet in de bedrijfsgebouwen en/of vrijstaande bijgebouwen worden ondergebracht;
    • 4. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
    • 5. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Woondoeleinden I", “Woondoeleinden II”, “Woondoeleinden III”, “Woondoeleinden IV”, “Woondoeleinden V (voormalige boerderijpanden)” en/of “Agrarisch gebied 1” of “Agrarisch gebied 2” zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 8, 9, 10, 11, 12 en/of 4 of 5 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de geluidbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
    • 4. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
    • 5. bij wijziging naar de bestemming “Woondoeleinden V (voormalige boerderijpanden)” tevens een aanvulling plaatsvindt van bijlage 6 bij de voorschriften van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007';;
    • 6. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. de bestemming "Agrarisch aanverwante bedrijven" wordt gewijzigd in de bestemming "Agrarisch dienstverlenende bedrijven" of "Bedrijfsdoeleinden" zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de bepalingen van de artikelen 15 of 19 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd moet blijven;
    • 4. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
    • 5. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • e. het gebruiken van gronden ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruiken van gronden ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • g. het gebruiken van gronden ten behoeve van een crossen/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport;
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken zonder dat in voldoende mate is voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel en/óf de directe omgeving daarvan.
5.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1, sub a, voor het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, mits:
    • 1. er niet meer dan 15 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. er per woonhuis of bedrijf ten hoogste één kampeerterrein wordt toegestaan;
    • 3. deze afwijkingsbevoegdheid in ieder geval niet wordt toegestaan, indien er onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- of bedrijfssituatie op nabijgelegen erven. Aangenomen wordt dat deze woon- of bedrijfssituatie onevenredig wordt geschaad, als het perceel waar gekampeerd zal worden op minder dan 50 m afstand is gelegen van de bestemmingsgrenzen van nabijgelegen (bedrijfs-)woningen, agrarische bedrijven of niet-agrarsiche bedrijven;
    • 4. het perceel waarop het kleinschalig kamperen plaats zal vinden gelegen is op een afstand van maximaal 50 m vanaf de eigen bebouwing, waarvan het woonhuis of de bedrijfswoning onderdeel uitmaakt;
    • 5. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast indien het erf of perceel grenst aan een ander kampeerterrein, dan wel dat er een onderlinge afstand ontstaat met een ander kampeerterrein op minder dan 500 m;
    • 6. het kleinschalig kamperen inpasbaar is in het landschap.
  • b. lid 5.1, sub a, voor de uitoefening van detailhandel en/of horeca, mits:
    • 1. deze detailhandel en/of horeca plaatsvindt op een kampeerterrein als bedoeld onder sub a;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken en de gronden die voor de uitoefening van detailhandel en/of horeca niet meer bedraagt dan 50 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van bouwwerken en gronden die worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel niet meer bedraagt dan 25 m2;
    • 3. de functie geen onevenredige invleod heeft op het winkelapparaat in de diverse kernen;
    • 4. er sprake is van verkoop van streekeigen producten, die ter plaatse of in de streek worden bereid, verwerkt en/of toegepast met een lokaal verzorgingsgebied;
    • 5. indien het een kampeerterrein betreft zoals genoemd in sub a tevens de sub a genoemde omgevingsvergunning is verleend voor het desbetreffende kampeerterrein;
  • c. lid 5.1, sub h, mits op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beschikbare parkeercapaciteit in het openbaar gebied.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen voor de hoofd- en bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  • b. de bouwregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kamperen bij woningen en (agrarische) bedrijven, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m2 zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3 m zal bedragen;
    • 3. tevens de in artikel 5.2 sub a genoemde omgevingsvergunning is verleend;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeersdoeleinden" zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen e.d. van wegen en paden;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 28 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Fiets- en voetpaden" zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen e.d. van paden;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 30 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Water", mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 31 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

''Regels van het bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam''.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van .....