Plan: Beschermd Dorpsgezicht Het Oranjewoud
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNoranjewoudBD-VG01

Artikel 18: Wonen-Lintbebouwing-2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-lintbebouwing-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. met daaraan ondergeschikt:
  4. wegen en paden;
  5. water
  6. met de daarbij behorende:
  7. tuinen, erven en terreinen;
  8. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

18.2 Bouwregels

18.2.1 Voor het bouwen van de in lid 18.1 sub a genoemde woonhuizen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;
  2. per bestemmingsvlak wordt ten hoogste één gebouwd dan wel het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven wooneenheden;
  3. een woonhuis wordt uitsluitend vrijstaand gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden" ten hoogste het aangegeven aantal aaneen gebouwd wordt gebouwd;
  4. een hoofdgebouw wordt in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn gebouwd;
  5. in afwijking van het bepaalde in sub d wordt een hoofdgebouw ten hoogste 4 m achter de ter plaatse van aan de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn gebouwd, mits de oppervlakte van het hoofdgebouw ten minste 100m² bedraagt;
  6. de breedte bedraagt ten hoogste 10 m , dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt;
  7. de oppervlakte bedraagt ten hoogste:
    1. 120 m²;
    2. 125% van de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw mits de oppervlakte ten hoogste 200 m2 bedraagt, of
    3. de bestaande oppervlakte;
  8. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  9. een hoofdgebouw wordt voorzien van een mansardedak, een zadeldak of een (afgeknot) schilddak, dan wel samengestelde delen van deze kapvormen;
  10. in afwijking van het bepaalde in sub i. mag een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' van een plat dak worden voorzien.
18.2.2 Voor het bouwen van de in lid 18.1 sub a genoemde woonhuizen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-afwijkende bouwregels' gelden tevens de volgende regels:
  1. in afwijking van het bepaalde in 18.2.1 sub de bedraagt de breedte ten hoogste 15 meter
  2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan ten minste één zijde ten minste 3 m
  3. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 250m²
18.2.3 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. Bijbehorende bouwwerken worden gebouwd:
    1. ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en;
    2. achter of in lijn met de naar het openbaar gebied gekeerde zijgevels van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  2. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 100 m²; dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-afwijkende bouwregels' de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 270m² bedraagt;
  3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  4. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°;
18.2.4 Voor het bouwen van „bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen welke gebouwd worden achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 2 m
  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, bedraagt ten hoogste 5 m;

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  1. een goede woonsituatie;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.4.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 18.2.2, sub b, en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 150 m²;
  2. het bepaalde in lid 18.2.2, sub b, en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits:
    1. het hoofdgebouw is aangewezen als Rijksmonument of gemeentelijk monument;
18.4.2 Afwegingskader
De in lid 18.4.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien:
  1. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  2. advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de cultuurhistorische waarden.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
    1. horeca;
    2. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit indien de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten die hiervoor worden gebruikt meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de begane grond van het woonhuis en bijbehorende bouwwerken dan wel meer dan 50 m²;
  2. het gebruiken van een bouwperceel voor meer dan één wooneenheid;
  3. het gebruik van gronden voor een paardrijbak.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 18.5 sub a onder 1 en toestaan dat gebouwen en gronden worden gebruikt voor recreatieve bewoning in het kader van logiesverstrekking, mits:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten die hiervoor worden gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. de woonsituatie;
      2. de milieusituatie.

  2. het bepaalde in lid 18.5, sub a onder 1, en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor consumptieverkooppunten, mits:
    1. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10 m² bedraagt;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie;

  3. het bepaalde in lid 18.5, sub b, en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt voor bewoning, mits:
    1. de bewoning van het bijbehorende bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    2. de oppervlakte van de woonruimte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
      1. de woonsituatie;
      2. de milieusituatie;
      3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende (agrarische) bedrijven.

  4. het bepaalde in lid 18.5, sub c, en toestaan dat gronden worden gebruikt voor een paardrijbak, mits:
    1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zich vanaf de openbaar weg wordt gesitueerd;
    2. de afstand tussen de paardrijbak en het woonhuis ten behoeve waarvan de paardrijbak dient, ten hoogtste 50m bedraagt;
    3. de afstand tussen de paardrijbak en de grens van het dichtstbijzijnde bestemmingsvlak 'wonen-lintbebouwing-1', 'wonen-lintbebouwing-2' en/of 'wonen-voormalig boerderijpand' ten minste 30 meter bedraagt;
    4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de:
      1. woonsituatie;
      2. de milieusituatie;
      3. de cultuurhistorische waarde van het bebouwingslint.