direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Heerenveen - Aansluiting A32 (K.R. Poststraat)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32KRP-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Heerenveen - Aansluiting A32 (K.R. Poststraat)" met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32KRP-VG01 van de gemeente Heerenveen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a. bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.8 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.9 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.11 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.12 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.13 erf

onbebouwd gedeelte van een bouwperceel;

1.14 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 kantoor

ruimte die door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening zonder een publieksaantrekkende functie;

1.16 kunstwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.17 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.18 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;

1.19 peil
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.20 perceelsgrens

de grens van een perceel;

1.21 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil, tenzij in deze regels anders is bepaald, tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van kantoren;
  • b. gebouwen ten behoeve van bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als Bijlage 1;

met de daaraan ondergeschikte:

  • c. paden en wegen;
  • d. water;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. de maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt 7 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 5 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 meter.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, dit ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting en bebossing;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. fiets- en voetpaden
  • d. water;
  • e. geluidwerende voorzieningen.

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wegen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kunstwerken.

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter gemeten vanaf maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 meter gemeten vanaf maaiveld;
  • c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4,50 meter, gemeten vanaf maaiveld en, indien gebouwd op een kunstwerk, gemeten vanaf dat kunstwerk.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen aan de afmetingen van bouwwerken, dit ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' wegen en straten waarbij het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan twee rijstroken;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' wegen en straten waarbij het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan drie rijstroken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' wegen en straten waarbij het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan vier rijstroken;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 5' wegen en straten waarbij het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan vijf rijstroken;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 6' wegen en straten waarbij het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan zes rijstroken;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 7' wegen en straten waarbij het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan zeven rijstroken;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'brug' een overkruising voor wegen en straten, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal rijstroken voor wegverkeer op de brug ten hoogste het aantal bedraagt dat op de verbeelding is weergegeven;
    • 2. het aantal rijstroken voor wegverkeer onder de brug niet meer bedraagt dan 5;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' een overkruising ten behoeve van een voet- en fietspadonderdoorgang;
  • k. dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • l. water;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. kunstwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een brug bedraagt maximaal de bestaande hoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter, gemeten vanaf maaiveld;
  • c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4,50 meter, gemeten vanaf maaiveld en, indien gebouwd op een kunstwerk, gemeten vanaf dat kunstwerk.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, dit ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen en watergangen;
  • b. oevers;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken.

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 meter.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, dit ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een hoofdaardgastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met bijbehorende vrijwaringsstrook;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van deze dubbelbestemming.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het ten behoeve van deze dubbelbestemming bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter bedraagt, gemeten vanaf maaiveld.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), bij het verlenen van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, en;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplichtige activiteiten

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroerende activiteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

7.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het realiseren hoofdaardgastransportleidingen en bijbehorende voorzieningen betreft;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.5.3 Voorwaarden

De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Parkeren
  • a. indien bij het gebruik van gronden als bedoeld in 'Gemengd' sprake is van een parkeerbehoefte, moet in voldoende mate zijn voorzien in parkeergelegenheid voor auto's;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan het Uitwerkingsplan ''Heerenveense Parkeernormen', zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels'.
  • c. per bedrijf of kantoor dient op eigen terrein voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid conform het bepaalde onder sub b.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
10.2 Voorwaarden

De in lid 10.1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het Bestemmingsplan Heerenveen - Aansluiting A32 (K.R. Poststraat)" vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 23 april 2018.