direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Harlingen - Herstructurering Kluerd - Ropens
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.uitwerkingKluerd-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bebouwingsblokken gelegen binnen de Pieter Sjoerds Gebrandstraat, de F. Domela Nieuwenhuisstraat, de Pieter Jelles Troelstrastraat en de Ropens te Harlingen, worden opnieuw geconstrueerd. Het voornemen is om hierbij verschillende type woningen te realiseren, waaronder woningen met plat dak en woningen met een andere goot- en bouwhoogte (in twee bouwlagen met een kap) dan in de huidige situatie. Om dit juridisch-planologisch passend te maken, dienen enkele bouwvlakken vergroot te worden en dient de regeling voor de dakhelling aangepast te worden.

De gewenste situatie kan mogelijk worden gemaakt door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Om hier toepassing aan te geven is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft de huizenrijen in het gebied dat in de vorige paragraaf is genoemd. De locatie maakt deel uit van de wijk Het Oosterpark, in het zuidoosten van Harlingen. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.uitwerkingKluerd-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Harlingen - Het Oosterpark'. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied twee bestemmingen. De noordelijke bouwvlakken, ten noorden van de Grettingalaan hebben de bestemming 'Wonen - 1'. Het bouwvlak ten zuiden van de Grettingalaan heeft de bestemming 'Wonen - 2'. Binnen deze laatstgenoemde bestemming is een plat dak niet toegestaan.

Het plangebied valt binnen de 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1'. De regeling hiervoor is opgenomen in het geldende bestemmingsplan in artikel 21 lid 21.3. Via deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de bestemming ter plaatse van het plangebied te wijzigen in 'Wonen - 1', waarin geen minimale dakhelling hoeft te gelden. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de externe veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de extra woningbouw die tot stand kan komen, moet in overeenstemming zijn met de (provinciale) nieuwbouwruimte.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplan worden doorlopen. In paragraaf 2.2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Crisis- en herstelwet

Dit wijzigingsplan plan valt onder het bereik van de Crisis- en herstelwet. Deze wet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van een plan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de realisatie van de woningen kan worden gestart.


Hiertoe bevat de Crisis- en herstelwet een tweetal hoofdstukken met bijzondere wettelijke voorzieningen van tijdelijke aard en een hoofdstuk met wijzigingen van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening. Deze wijzigingen hebben een blijvend karakter. Het toepassen van deze wet heeft als grootste voordeel een snelle afhandeling bij beroep. Bij beroep moet de Raad van State de zaak binnen zes maanden na indiening van het beroepschrift afhandelen.


Er is ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om een pro-forma beroep in te dienen en om beroepsgronden aan te voeren na het einde van de beroepstermijn. Een ander voordeel is dat een nieuw besluit na vernietiging (of na een tussenuitspraak) gebaseerd kan worden op de feiten waarop het oude besluit berustte, behalve wanneer die feiten reden waren voor de vernietiging. Bij de Crisis- en herstelwet geldt onder andere de verplichting dat bij het besluit en de bekendmaking of mededeling van het besluit wordt vermeld dat de procedurele versnellingen van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn. De gemeente Harlingen zal dit bij de vaststelling van het wijzigingsplan expliciet vermelden.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied ingericht met rijwoningen, voorzien van twee bouwlagen en een kap. Het plangebied is gelegen in Het Oosterpark, een woonwijk in het zuidoosten van Harlingen. Het plangebied is op een luchtfoto weergegeven op figuur 2.1. De bestaande wegen maken hier overigens geen deel van uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.uitwerkingKluerd-VA01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige inrichting van het plangebied

Het plangebied ligt in een rustige woonwijk en wordt logischerwijs voornamelijk omringd door woningen. Ten westen van het plangebied is een voormalige peuterspeelzaal gevestigd. De overige zijden worden omringd door woningen.

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om de bestaande woningen in het plangebied te slopen en nieuwe woningen hiervoor in de plaats te bouwen. Hierbij worden andere woningtypen gerealiseerd ten opzichte van de huidige situatie. Zo worden er onder meer woningen mogelijk gemaakt met een plat dak en woningen met een afwijkende maatvoering dan nu het geval is. Om ervoor te zorgen dat deze nieuw te realiseren woningen juridisch-planologisch mogelijk zijn, is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk.

In figuur 2.2 is een situatietekening weergegeven van de indeling van het plangebied in de voorgenomen situatie, vanuit zuidwestelijk perspectief. Hierin is te zien dat de noordelijke woningen worden voorzien van een plat dak. In het zuidelijke deel komen in de eerste rij woningen achter de Grettingalaan, met uitzondering van de hoekwoningen, woningen met een plat dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.uitwerkingKluerd-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Situatietekening van de voorgenomen inrichting van het plangebied

Er worden minder woningen gerealiseerd dan in de huidige situatie in het plangebied staan. In de wijzigingscriteria is opgenomen dat extra woningbouw in overeenstemming moet zijn met de nieuwbouwruimte. Doordat het aantal woningen afneemt is hier in dit plan geen sprake van. De woningen komen op de plek van de huidige woningen en zullen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Er kan aangenomen worden dat om die reden wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Het plangebied bevindt zich namelijk in een 30 km/uur-gebied. Omdat in de huidige situatie al sprake is van woningen en het plangebied ook in de voorgenomen situatie met woningen wordt ingericht, wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de externe veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Het is en blijft een woongebied, in functioneel opzicht verandert er niets aan van het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de wijzigingscriteria.

Ten opzichte van de huidige planologische regeling veranderen een aantal zaken met de invoering van dit wijzigingsplan:

  • de bouwvlakken gelegen tussen de Grettingalaan en de Pieter Sjoerds Gerbrandystraat worden vergroot en uitgebreid met 1 meter naar het noorden en een halve meter naar het zuiden;
  • de maximale goot- en bouwhoogte wordt bijgesteld naar respectievelijk 6 en 11 meter;
  • de maximale dakhelling bedraagt 60 graden, er wordt geen minimale dakhelling geregeld;
  • de gronden die nu binnen de bestemming 'Wonen - 2' vallen, krijgen de bestemming 'Wonen - 1'.

De wijzigingen worden opgenomen in de regels en de verbeelding.

Verkeer en parkeren

Ten opzichte van de huidige situatie, worden er minder woningen gerealiseerd. Gezien het feit dat de verkeersafwikkeling en de opvang van de parkeerbehoefte in de huidige situatie voldoende zijn, zal dit ook in de voorgenomen situatie het geval zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het rijks- en provinciaal beleid.

3.1 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Harlingen - Het Oosterpark

In het geldende bestemmingsplan is het plangebied reeds bestemd voor wonen. Het wijzigingsplan maakt slechts mogelijk dat binnen het gebied verschillende woningtypes gerealiseerd kunnen worden, waarbij wordt afgeweken van de huidige regels omtrent de toegestane dakhelling en het vergroten van enkele bouwvlakken.

Deze wijzigingen kunnen worden mogelijk gemaakt doordat het plangebied is opgenomen in de 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1', opgenomen in artikel 21, lid 21.3 van het geldende bestemmingsplan. De gemeente voorziet hiermee in de mogelijkheid om de voorgenomen ontwikkelingen uit te voeren. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Welstandsnota

De welstandsnota van Harlingen is van toepassing op het plangebied. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen die in de eerste plaats gericht zijn op het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving. Dit betekent echter niet dat nieuwe, bijzondere of afwijkende bouwplannen niet meer mogelijk zijn. Integendeel, bijzondere bouwplannen zijn in de gemeente Harlingen welkom. Daar waar mogelijk en gewenst, biedt de welstandsnota ook een sturend en stimulerend kader. De gemeente Harlingen kent een grote verscheidenheid aan bebouwd gebied, zoals een beschermd stadsgezicht, stadsuitbreidingen, bedrijven- en industrieterreinen, havengebied, sportterreinen, twee dorpen en een buitengebied. Door middel van gebiedsgericht welstandsbeleid wordt op deze verscheidenheid ingespeeld. Op grond van de aanwezige stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en de te verwachten ontwikkelingen in de gemeente, worden voor verschillende deelgebieden specifieke criteria aan de uiterlijke verschijningsvorm van nieuwe of bestaande bouwwerken aangewezen.

Het plangebied maakt deel uit van het welstandsgebied 'Wijken 1945-2015'. Binnen dit welstandsgebied vallen de uitbreidingswijken van Harlingen die in de periode na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling kwamen. De gebieden worden gekenmerkt door architectuurstijlen uit de naoorlogse periode. Voor dit gebied geldt een aantal criteria met betrekking tot nieuwbouw en ingrijpende verbouw.

Wijzigingen dienen bij projectmatig ontwikkelde buurten en wijken minimaal op het niveau van een woningrij of blok beoordeeld te worden en dienen de samenhang niet te verstoren. Woningen dienen een eenvoudige dakvorm te hebben en de ontsluiting van de woningen vindt plaats vanaf de straat. Waar een voortuin aanwezig is, vindt dit plaats via de voortuin. Gebouwen bestaan uit 1 of 2 bouwlagen met een steile kap. Er zijn echter uitzonderingen hierop, waardoor voor bepaalde gebouwen geldt dat zij ook plat afgedekt mogen zijn.

Voor de woningen in dit wijzigingsplan geldt dat per woningrij een eenduidig ontwerp in woningen is opgenomen. De woningen worden ontsloten vanaf de straat. Een deel van de woningen wordt voorzien van 2 bouwlagen met kap. Het andere deel van de woningen betreft woningen voorzien van één bouwlaag met een plat dak. Beide type gebouwen komen al voor in de woonwijk.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen de relevante beleidskaders tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt is dat er een goede ruimtelijke omgevingssituatie ontstaat. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen zijn niet alle milieu- en omgevingsaspecten relevant. Het plangebied is op dit moment ingericht als woongebied en dat zal ook in de toekomst het geval zijn. Voor een motivering met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan Harlingen - Het Oosterpark. Wel zijn een bodemonderzoek en een ecologisch onderzoek uitgevoerd en is de wettelijk verplichte watertoets opnieuw doorlopen. De volgende paragrafen gaan hierop in.

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

Het plangebied ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Waddenzee. De directe omgeving kent een zeer sterk recreatief gebruik en er vindt drukke scheepvaart plaats. Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming mogen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, niet verstoord worden. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Wet natuurbescherming niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.

Ten behoeve van de voorgestane ontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd. De rapportage is als bijlage 1 opgenomen bij de toelichting. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om rooiwerkzaamheden van bomen en tuinen buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vooraf rooien beplantingen / vogelverschrikkers gebruiken). Deze aanbeveling wordt bij de verdere uitwerking van het project opgevolgd. Verder kan het voorkomen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (gierzwaluw) en effecten op deze soortengroepen niet worden uitgesloten. Daarom is aanvullend op dit onderzoek een gericht veldonderzoek naar de aanwezigheid van beschermde vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen gedaan.

Uit de resultaten van laatstgenoemd onderzoek komt naar voren dat in het gebied gewone en ruige dwergvleermuizen vliegen en foerageren. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vlieren en foerageren. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aangetroffen. Gierzwaluwen of overige vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen komen niet voor.

Op grond van de analyse, die is opgenomen als bijlage 2, worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen aan de Troelstrastraat en omgeving zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.2 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân.

Ter invulling van de watertoets is het wijzigingsplan aangemeld via www.dewatertoets.nl. Na het doorlopen van een aantal standaardvragen is gebleken dat voor het plan de 'Korte procedure' geldt. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Nader onderzoek naar het aspect water is niet noodzakelijk.

4.3 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Om de bodemkwaliteit aan te tonen is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4.

Uit het onderzoek blijkt dat de grond geschikt is voor de functie in het plangebied. Wel wordt aangeraden na de sloop van de woningen een aanvullend bodemonderzoek uit te voeren in verband met aangetroffen puinbijmengingen en asbestverdachte golfplaten in het plangebied. Deze aanbeveling wordt bij de verdere uitwerking van het project opgevolgd.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Harlingen - Herstructurering Het Oosterpark' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Harlingen - Het Oosterpark' van de gemeente Harlingen.

Regels

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan, in dit geval de bestemming 'Wonen - 2' zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming. Het gaat hierbij om artikel 15 van het bestemmingsplan 'Harlingen - Het Oosterpark'. Omdat het bestemmingsplan is gedigitaliseerd conform de standaarden uit de SVBP 2008 en het nieuwe wijzigingsplan moet worden opgesteld conform SVBP 2012, zijn de aanduidingsnamen enigszins gewijzigd. Dit is juridisch vertaald in de regels, behorende bij dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan is ter vooroverleg naar meerdere instanties gestuurd. Hierop zijn overlegreacties van de provincie Fryslân en Brandweer Fryslân binnen gekomen.

De Provincie Fryslân heeft op 18 juli 2017 het plan ter advisering ontvangen. In reactie hierop geeft de provincie aan dat de provinciale belangen in het wijzigingsplan op de juiste wijze zijn verwerkt. Daarom geeft het plan de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Dit leidt logischerwijs niet tot aanpassingen van het plan. De overlegreactie van de Provincie Fryslân is opgenomen als bijlage 5.

Op 19 juli 2017 heeft Brandweer Fryslân het wijzigingsplan ter advisering ontvangen. In reactie hierop heeft Brandweer Fryslân aangegeven geen noodzaak te zien om bij dit wijzigingsplan opmerkingen te plaatsen. Dit omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bei), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn. De overlegreactie van Brandweer Fryslân is opgenomen als bijlage 6.

Het ontwerpwijzigingsplan is vervolgens voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode werd aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Het wijzigingsplan is vervolgens door het College van Burgemeester en Wethouders op 28 november 2017 vastgesteld. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij dit plan worden bouwvlakken aangepast zodat nieuwe woning(typ)en kunnen worden gerealiseerd. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken om deze ontwikkeling uit te voeren. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

De grond is in eigendom van de gemeente, maar de uitvoering van de beoogde ontwikkeling ligt bij een ontwikkelaar. Door middel van een anterieure overeenkomst is de dekking van de gemaakte kosten verzekerd. Hierin zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade.