direct naar inhoud van Artikel 4 Bouwen
vastgesteld
NL.IMRO.0072.beheerstation-VA01

Artikel 4 Bouwen

4.1 Bestaande bouwwerken

Binnen het verordeningsgebied aanwezige bestaande bouwwerken zijn toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.

4.2 Vergroting van en nieuwe bouwwerken
4.2.1 Woonhuizen en bijgebouwen

Een woonhuis mag worden vergroot, bijgebouwen bij een woonhuis mogen worden gebouwd en/of vergroot, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal per bouwperceel van een woonhuis ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw of van een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de besluitsubvlakken 'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogten
  • d. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bijgebouwen zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. het aantal bijgebouwen zal ten hoogste twee per hoofdgebouw bedragen;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 45 m² bedragen;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal per hoofdgebouw ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • i. gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • j. de goothoogte van de bijgebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • k. de dakhelling van de bijgebouwen zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van nieuwe en het vergroten van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor of op een afstand van minder dan 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een woonhuis dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Afwijkingsregels bouwen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub b in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind tot ten minste 2,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 sub d in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind dan wel (over een gedeelte) wordt voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.1 sub d in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.1 sub g en h in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw ten behoeve van de woonfunctie wordt vergroot tot 60 m², mits:
    • 1. aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
    • 2. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.1 sub g en h in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot 100 m², mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep, met dien verstande dat het om een bedrijfstechnische of bedrijfseconomische noodzaak tot uitbreiding zal gaan.