direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Fietspad Wijnaldum - Midlum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.FietspadWijnaMidlu-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Harlingen heeft het voornemen om tussen de twee dorpen Wijnaldum en Midlum een fietspad aan te leggen. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Harlingen" heeft het plangebied voornamelijk een agrarische bestemming. De gronden binnen deze bestemming zijn alleen bedoeld voor het agrarisch grondgebruik. Openbare fiets- en wandelpaden zijn alleen als ondergeschikte functie toegestaan.

Voor de functiewijziging is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan op genomen. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt om de gronden binnen de aanduiding 'wetgevingzone - fietspad' (onder voorwaarden) te wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden'. Echter een klein gedeelte van het beoogde tracé (het zuidelijke deel) valt buiten de contouren aanduiding. Om deze reden kan voor dit gedeelte geen gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken, wordt voor het gehele tracé daarom een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan geeft hieraan invulling.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Harlingen. Het plangebied ligt tussen de twee dorpen Wijnaldum en Midlum. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.FietspadWijnaMidlu-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan ' Buitengebied Harlingen'. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied meerdere bestemmingen. Het grootse en noordelijke gedeelte is bestemd met de bestemming 'Agrarisch'. Voor het zuidelijke deel van het plangebied geldt de bestemming 'Bos'. In figuur 1.2 is dit aangegeven.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn fietspaden alleen toegestaan als ondergeschikte functie. Binnen de bestemmingen 'Bos' zijn paden toegestaan.

Daarnaast wordt het tracé doorkruist door twee gasleidingen. Deze leidingen zijn beschermd door een dubbelbestemming 'leiding - Gas'. Binnen deze dubbelbestemming zijn bouwwerken en of kwetsbare objecten niet toegestaan. In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op kabels en leidingen. In het zuidelijke deel van het plangebied geldt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen'. Deze dubbelbestemming is voor het behouden, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de reliëfrijke gronden van de kwelderwal, terpen en kruinige percelen. In paragraaf 4.1 wordt hier nader op ingegaan.

Binnen het plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - Fietspad'. De regeling hiervoor is opgenomen in het geldende bestemmingsplan in artikel 34 onder b. Op 19 april 2018 heeft hierover gerechtelijke uitspraak plaatsgevonden. Na deze gerechtelijke uitspraak zijn de planregels ten behoeve van deze gebiedsaanduiding gewijzigd. Onderhavige planregels en voorwaarden zijn na aanleiding van deze gerechtelijke uitspraak.

Deze wijzigingsbevoegdheid houdt in dat Burgemeester en Wethouders het plan kunnen wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - fietspad' de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Bos' wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden'. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 13 van toepassing zijn;
  • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de openheid en rust van weidevogelgebieden zoals weergegeven op kaart 7 van de provinciale verordening van 25 juni 2014;
  • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de cultuurhistorische waarden;

Het grootste gedeelte van het tracé kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Een klein gedeelte, zie figuur 1.3, valt net buiten deze aanduiding. Omdat het om een zeer beperkt gedeelte gaat en omdat in het moederplan ' Buitengebied Harlingen' rekening is gehouden met een fietspad wordt dit bestemmingsplan opgesteld aan de hand van de wijzigingscriteria voor een wijzigingsplan. In paragraaf 2.2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

Paraplubestemmingsplan Harlingen

Voor de gehele gemeente Harlingen is een paraplubestemmingsplan op 21-02-2018 vastgesteld. In dit parapluplan is een parkeerregeling opgenomen waarin het parkeerbeleid van de gemeente Harlingen wordt geregeld. Daarnaast voorziet dit parapluplan in een regeling voor het beperken van autostallingen. In dit bestemmingsplan worden deze regelingen overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.FietspadWijnaMidlu-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Harlingen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.FietspadWijnaMidlu-VA01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingplan (zuidelijke deel) fietspad tracé

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie wordt het plangebied gebruikt voor agrarische doeleinden. De agrarische percelen worden begrensd door sloten. Met de noordelijke grens van het plangebied wordt aangesloten op de Alde Leane. Deze weg loopt richting het noordelijke gelegen dorp Wijnaldum. Het zuidelijke deel van het plangebied wordt doorkruist door de Zuidwalweg. Deze provinciale weg verbindt Harlingen met de N31. De zuidelijke grens van het plangebied wordt gevormd door het dorp Midlum. Het plangebied is op een luchtfoto weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.FietspadWijnaMidlu-VA01_0004.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige inrichting van het plangebied

2.2 Voorgenomen situatie

De gemeente Harlingen wil het fietsen binnen de gemeente stimuleren. Indien mogelijk moet dit worden ondersteund door het aanpassen van de infrastructuur. De wens om een fietspad te realiseren van Wijnaldum naar Midlum en Harlingen bestaat al langer. Nu de basisschool in Wijnaldum is gesloten, bestaat de behoefte om schoolgaande kinderen een veilige route naar de dichtstbijzijnde basisschool te gunnen. Daarnaast is het fietspad bedoeld voor recreanten.

Ten hoogte van Wijnaldum begint het tracé bij de Alde Leane. Vanaf hier loopt het tracé in zuidelijke richting naar de Zuidwalweg. Het tracé van het fietspad volgt de watergangen langs het de bestaande agrarische percelen. Hierdoor worden de agrarische percelen minimaal aangetast en blijven bestaande structuren van het open landschap behouden.

Om een veilige situatie te garanderen wordt bij de kruising met de Zuidwalweg een fietstunnel aangelegd. Figuur 2.2 is het tracé van het beoogde fietspad weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.FietspadWijnaMidlu-VA01_0005.jpeg"

Figuur 2.2 Situatietekening van het voorgenomen tracé

Toetsing aan wijzigingscriteria

Zoals beschreven in paragraaf 1.3 wordt dit bestemmingsplan getoetst aan de wijzigingscriteria zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Harlingen'. De wijzigingsbevoegdheid is als volgt geformuleerd: Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - fietspad' de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Bos' wordt gewijzigd in de bestemming ' Verkeer - Fiets- en voetpaden', mits:

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 13 van toepassing zijn.

De gronden in het plangebied die in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' en/of bos hebben, krijgen in dit bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden'. De juridische regeling van dit bestemmingsplan komt daarmee overeen met de beoogde regeling van de wijzigingsbevoegdheid.

Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de openheid en rust van weidevogelgebieden zoals weergegeven op kaart 7 van de provinciale verordening van 25 juni 2014.

In paragraaf 3.1 en in paragraaf 4.2 wordt beschreven dat de beoogde ontwikkeling geen negatief effect heeft op het weidevogelgebied. Hiermee wordt voldaan aan het criterium van de wijzigingsbevoegdheid.

Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de cultuurhistorische waarden.

In paragraaf 4.1 wordt beschreven dat de beoogde ontwikkeling geen negatief effect heeft op de archeologische en cultuurhistorische waarden. Hiermee wordt voldaan aan het criterium van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingplan. Hierbij komt gemeentelijk beleid en het weidenvogelbeleid van de provincie Fryslân aan bod. Deze beleidsstukken zijn afgestemd op het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het rijks- en het overige provinciaal beleid. Het project is niet in strijd met dit andere beleid.

3.1 Provinciaal beleid

Weidevogelbeleid

Werkplan Weidevogels (2007-2013)

In 2006 hebben de Gedeputeerde Staten van Fryslân het Werkplan Weidevogels vastgesteld. Met het werkplan wordt ingezet op het beschermen van gebieden die vanwege de rust en openheid geschikt zijn voor weidevogels. Bij plannen en projecten die leiden tot verstoring van dergelijke gebieden en niet op een andere plek kunnen worden gerealiseerd, moet compensatie worden gezocht. Dit kan door verwerving van gronden, agrarisch natuurbeheer of een geldelijke bijdrage. Ontwikkelingen die leiden tot een verstoring van minder dan 0,5 hectare weidevogelgebied en uitbreidingen van agrarische bedrijven zijn uitgezonderd van deze compensatieregels.

De beoogde ontwikkeling ligt niet in een weidenvogelgebied. Daarnaast is het plangebied kleiner dan 0,5 hectare en is compensatie is dan ook niet nodig.

Weidevogelnota 2014-2020

In deze nota staat het beleid voor weidevogels beschreven tot en met 2020. Doel van deze nota is om in 2020 minimaal 10.000 gruttobroedparen in Fryslân te hebben. Om dit te bereiken is een koerswijziging nodig. Dit begint met het aanwijzen van weidevogelkansgebieden.

Om de weidevogels meer kansen te geven in Fryslân zijn er weidevogelkansgebieden aangewezen. Kansgebieden zijn ruime kansrijke ‘zoekgebieden’ waar vanaf 2016 weidevogelkerngebieden worden aangewezen. De kerngebieden die men vormt zijn stukken land die optimaal zijn afgestemd op de ‘steltlopers’. Totaal gaat het om 40.000 hectare kerngebieden. Figuur 3.1 is een uitsnede waarin de weidevogelkansgebieden rondom het plangebied zijn weergegeven. Hieruit blijkt dat het plangebied niet in een weidevogelkansgebieden ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.FietspadWijnaMidlu-VA01_0006.png"

Figuur 3.1 Weidevogelzoekgebieden (Bron: kaart 7 verordening-romte-Fryslân)

Naast de kans- en kerngebieden speelt predatie een belangrijke rol. Binnen de wettelijke kaders zetten de partners zich maximaal in voor het hinderen van predatoren (roofdieren die een vijand vormen). Een voorbeeld hiervan is het creëren van een open landschap zodat de roofdieren minder dekking hebben door hoog gras. Ook is de ruimtelijke afweging een belangrijk onderdeel van de notitie. Ruimtelijke ontwikkelingen die de rust en openheid voor de weidevogels aantasten zijn niet toegestaan in kans- en kerngebieden (behalve bij agrarische ontwikkelingen).

Verordening Romte 2014

In de verordening Romte 2014 wordt ten aanzien van weidevogels het volgende opgenomen: "Een ruimtelijk plan voor landelijk gebied dat betrekking heeft op gronden die gelegen zijn in of grenzen aan gebieden die op de kaart Weidevogelgebieden (figuur 3.1) zijn aangewezen als weidevogelkansgebieden of weidevogelparels, voorziet in een regeling waarmee voldoende openheid en rust van die gebieden wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de agrarische productiefunctie inclusief de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven zijn toegestaan. Indien sprake is van het verloren gaan van gebied groter dan 0,5 ha dat vanwege rust en openheid voor weidevogels geschikt is, wordt dit financieel gecompenseerd door storting van een bedrag in een weidevogelfonds, volgens door Gedeputeerde Staten vast te stellen regels."

Het weidevogelbeleid is gericht op het bewaren van de rust en openheid in de weidevogelkansgebieden. Binnen het gemeentelijk grondgebied van Harlingen zijn geen kansgebieden aanwezig. Wel grenst een kansgebied binnen Waadhoeke aan de gemeentegrens. In de wijzigingsbevoegdheid om dit nieuwe fiets- en voetpaden mogelijk te maken, is een criterium toegevoegd op grond waarvan de toelaatbaarheid van het fiets- of voetpad getoetst moet worden aan het beleid voor weidevogels.

Voor dit plan is op basis van dit criterium een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd aan deze toelichting. Hieruit blijkt dat, gezien de grote afstand en de kleinschaligheid van de ingreep zijn er geen negatieve effecten van de werkzaamheden op deze gebieden te verwachten. In paragraaf 4.2 wordt het aspect ecologie uitgebreid beschreven.

3.2 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied Harlingen

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Harlingen' is het plangebied bestemd voor agrarisch grondgebruik. Het bestemmingsplan maakt ook een fietspad mogelijk. Beleidsmatig is het beoogde fietspad tot uitdrukking gebracht in de wijzigingsbevoegdheid dat is opgenomen in de 'Wetgevingszone – Fietspad' zoals opgenomen in artikel 34 onder b van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied ligt grotendeels in deze wetgevingszone. Tevens zijn fietspaden binnen de bestemming 'agrarisch' toegestaan. De gemeente voorziet hiermee in de mogelijkheid om de voorgenomen ontwikkelingen uit te voeren. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen de relevante beleidskaders tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt is dat er een goede ruimtelijke omgevingssituatie ontstaat. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen zijn niet alle milieu- en omgevingsaspecten relevant.

Het plangebied is op dit moment ingericht als agrarisch grondgebied. Met de realisatie van het fietspad blijft deze functie in de omgeving behouden. Voor een motivering met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan Buitengebied Harlingen. Wel wordt een ecologisch onderzoek uitgevoerd en is de wettelijk verplichte watertoets opnieuw doorlopen. De volgende paragrafen gaan hierop in.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Ten aanzien van cultuurhistorische waarden kan een onderscheid worden gemaakt tussen zichtbare en onzichtbare (archeologische) waarden.

Cultuurhistorie

Wat betreft de zichtbare cultuurhistorische waarden gaat het in het buitengebied van Harlingen om de tuin van Roptastate, oude dijken, terpen, sloten en kreken, de kenmerkende verkavelingspatronen.

Landschappelijke kenmerken

Het plangebied ligt in het landschapstype: kweldervlakte. (Dit onderscheid is gebaseerd op de landschapstypenkaart als onderdeel van de Cultuurhistorische kaart (CHK) provincie Fryslân). De kenmerken van het landschapstype is als volgt:

Kweldervlakte:

  • open landschap
  • grote continuïteit in open ruimte in de parallel richting;
  • parallelle samenhang in richting en structuur met de kwelderwal;
  • de watergangen liggen aan de rand van de kwelderwal of zijn dwars op de kwelderwal gesitueerd als opvaart naar de dorpen;
  • het slotenpatroon haaks in de kweldervlakte is recht en kleinschalig van structuur, de waterlopen parallel aan de kwelderwal zijn gebogen van structuur.
  • incidentele agrarische bebouwing op een eilanderf.

In het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn specifieke elementen die uniek zijn in vorm en liggen beschermd door middel van een dubbelbestemming. Een zeer klein gedeelte van het plangebied tussen het dorp Midlum en de provinciale weg is bestemd met een dubbelbestemming 'Waarde Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen'. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud, her herstel en de uitbouw van landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de reliëfrijke gronden van de Kwelderwal, terpen en kruinige percelen.

Met de beoogde ontwikkeling worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. Door dat het tracé de huidige verkavelingspatronen volgt worden deze niet aangetast. Met dit plan wordt alleen een fietspad mogelijk gemaakt. Er worden dus geen hoogtes toegevoegd. Hierdoor blijft het open landschap blijft. De gronden in het huidige bestemmingsplan aangeduid met een dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' worden met dit bestemmingsplan overgenomen.

Archeologie

De archeologisch waardevolle terreinen die in het buitengebied aanwezig zijn, zijn weergegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden variëren van ‘streven naar behoud' tot ‘geen nader onderzoek nodig'. Voor de waardevolle terreinen geldt het advies 'streven naar behoud'.

Op basis van de Famke ligt het plangebied in de zone ' geen nader onderzoek nodig'. Er is dus geen archeologisch onderzoek nodig.

4.2 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ten behoeve van de voorgestane ontwikkeling wordt een ecologische quickscan uitgevoerd. De rapportage is als bijlage 1 opgenomen bij de toelichting. Op 3 juli is dit onderzoek aangevuld (bijalge 2)

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Waddenzee' en 'IJsselmeer', respectievelijk gelegen op een afstand van circa 1,5 km en circa 13 kilometer vanaf het plangebied.

Meervleermuis

Eén van de soorten waarvoor het Natura 2000-gebied 'IJsselmeer' is aangewezen en die mogelijk een ecologische relatie heeft met gebieden op enige afstand, is de Meervleermuis. Door het ontbreken van brede watergangen is het plangebied ook niet geschikt als vliegroute en foerageergebied voor de Meervleermuis

Ganzen en Smienten

De ganzen en smienten, waarvoor de Natura 2000-gebieden 'Waddenzee' en 'IJsselmeer' zijn aangewezen, slapen in de Natura 2000-gebieden en foerageren in gebieden buiten de grenzen van deze gebieden. Uit het onderzoek blijkt dat de aanleg van het fietspad niet zal leiden tot aantasting van een belangrijk foerageergebied van ganzen en smienten. Daarnaast zullen de kleine aantallen ganzen en smienten, die in en rond het plangebied voorkomen, in de omgeving voldoende alternatieve rust- en foerageergebieden vinden. Daarom komen de instandhoudingsdoelen van ganzen en smienten in de bovengenoemde Natura 2000-gebieden door uitvoering van de plannen niet in gevaar.

Ganzenfoerageergebieden en Weidevogelkansgebieden

Het plangebied is geen onderdeel van gebieden die door de provincie zijn aangewezen als Ganzenfoerageergebieden. Het dichtstbijzijnde Ganzenfoerageergebied is gelegen ten noorden van Makkum, op meer dan 10 kilometer vanaf het plangebied.

Uit de conclusie van het onderzoek (bijlage 1) blijkt dat, door uitvoering van de plannen geen conflict zal ontstaan met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van Natura 2000-gebiedsbescherming.

Door uitvoering van de geplande werkzaamheden zal een klein gedeelte 'Beheergebied en natuur buiten EHS' verloren gaan. Daarom wordt hierover contact gelegd met de provincie Fryslân.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming mogen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, niet verstoord worden. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Wet natuurbescherming niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.

Gezien de ligging van het plangebied in landbouwgebied zijn er beperkte mogelijkheden voor soorten die beschermd zijn volgens de Wnb. In het onderzoek en de aanvulling daarop (bijlage 1 en bijalge 2) wordt elke soort uitgebreid beschreven. Uit de conclusie blijkt dat door uitvoering van de geplande werkzaamheden er geen conflict zal ontstaan met de Wet natuurbescherming, mits het verstoren van broedende vogels en hun nesten wordt voorkomen. Maatregelen om het verstoren van broedende vogels en hun nesten te voorkomen worden beschreven in het rapport..

4.3 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân.

Ter invulling van de watertoets is het bestemmingsplan aangemeld via www.dewatertoets.nl. Na het doorlopen van een aantal standaardvragen is gebleken dat voor het plan de 'normale procedure' geldt. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Nader onderzoek naar het aspect water is niet noodzakelijk.

Het projectgebied is gelegen in het beheersgebied van het Wetterskip. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is op 27 maart 2019 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20190327-2-20196 ), het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 3. Uit deze digitale watertoets blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Voldoende

Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 1.500 m2 in het buitengebied.

In de huidige situatie is circa 0 m2 aan verharding aanwezig. Met de beoogde ontwikkeling wordt een fietspad met een lengte van circa 1.000 m en een breedte van 2,75 m gerealiseerd. Er is dus 2.750 m2 toename aan verharding. Binnen en rondom het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om deze compensatie op te vangen. Over de gehele lengte van tracé wordt een nieuwe watergang aangelegd. Door het aanleggen van deze watergang wordt er ruim voldaan aan het te compenseren water.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. Schoon hemelwater loopt vanaf het nieuwe fietspad richting de nieuwe en bestaande watergang.

Vervolg

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet. Dit bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Wetterskip Fryslân. Indien hieruit nog aanbevelingen volgen, worden die in deze waterparagraaf verwerkt en wordt hier rekening mee gehouden bij de verdere uitwerking van het projecten. De watertoets is hiermee afgerond.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Voor het aanleggen van een fietspad is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Indien gronden worden afgevoerd en of hergebruikt worden moet de herbruikbaarheid inzichtelijk worden gemaakt. Daarom zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 4 van deze toelichting.

Op basis van de resultaten van het verkennend asbest-, bodem- en waterbodemonderzoek worden, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen belemmeringen verwacht ten aanzien van de voorgenomen aanleg van een fietspad van Midlum, richting Wijnaldum. Vanuit bodem zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.5 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 63 dB. Voor spoorwegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB en een maximale ontheffingswaarde van 68 dB.

Met de ontwikkeling in het plangebied wordt alleen een fietspad mogelijk gemaakt en geen weg voor autoverkeer. Vanuit de Wgh behoeft voor een nieuw fietspad geen akoestisch onderzoek te worden gedaan. Vanuit geluid zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

De realisatie van het fietspad heeft geen verkeersaantrekkende werking voor autoverkeer tot gevolg. De ontwikkeling is er juist mede op gericht om in plaats van de auto vaker de fiets te pakken waardoor de luchtkwaliteit per saldo verbetert. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

4.7 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Op drie locaties in het plangebied lopen gasleidingen van de Gasunie, Liander en Vermilion. Twee van deze drie gasleidingen zijn in het huidige bestemmingsplan aangeduid met een dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Deze dubbelbestemming wordt met dit bestemmingsplan overgenomen. Voor de beoogde ontwikkeling is contact geweest met de desbetreffende partijen. Met deze partijen zijn nadere afspraken gemaakt.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied Harlingen'

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Regels

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het bestemmingsplan, in dit geval de bestemmingen 'Verkeer - Fiets- en voetpaden', dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' zijn afgestemd op het bestemmingsplan 'Buitengebied Harlingen'. Het plangebied waar de regeling op van toepassing is, is afgestemd op het beoogde tracé.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat overleg gepleegd moet worden met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Voorbereidingfase

Het concept-ontwerpbestemmingsplan Fietspad Wijnaldum – Midlum is om advies naar diverse overleginstanties gestuurd. De overlegreacties zijn onderstaand samengevat en voorzien van een antwoord. De overlegreacties zijn als bijlage 5 bijgevoegd aan de toelichting

Overlegreactie Provincie Fryslân:

De provincie maakt in kader van de provinciale belangen een opmerking dat tijdig een kapmelding moet worden gedaan en dat er herplant dient plaats te vinden.

Reactie gemeente: 

Voor de start van de uitvoering van het werk zal tijdig de benodigde melding worden gedaan. Voor herplant zal worden gezorgd.

Overlegreactie Brandweer Fryslân:

De brandweer geeft aan dat er geen noodzaak is om opmerkingen te plaatsen.

Reactie gemeente:

De reactie kan voor kennisgeving worden aangenomen.

Overlegreactie Gasunie:

De Gasunie heeft aangegeven dat er geen aanleiding is inhoudelijk te reageren behoudens de opmerking dat de regels iets afwijken van wat bij de Gasunie standaard is. Dit is echter geen probleem.

Reactie gemeente:

De reactie kan voor kennisgeving worden aangenomen.

Overlegreactie Wetterskip:

Het Wetterskip heeft per email aangegeven dat er geen aanleiding is een reactie te geven.

Reactie gemeente:

De reactie kan voor kennisgeving worden aangenomen.

Ontwerpfase

Het plan is vervolgens als ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode werd aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er is één zienswijze ontvangen.

Vaststellingsfase

De ingebrachte zienswijze gaf geen aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad op 22 januari 2020 ongewijzigd vastgesteld. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.3 Grondexploitatie

Ten behoeve van de realisering van het fietspad wordt in het kader van de Gebiedsontwikkeling Waadhoeke – Harlingen grond geruild. Hiervoor is een ruilplan als bedoeld in artikel 47 Wet Inrichting landelijk gebied opgesteld en ter inzage gelegd. Het ruilplan is nog niet definitief.

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt geen exploitatieplan opgesteld. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de uitvoeringskosten van het project komen geheel voor rekening van de gemeente Harlingen.