direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Franeker - Arkens 9
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.WPBUIARKENS9-VAS1

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Franekeradeel is het verzoek ingediend om het voormalige agrarisch perceel Arkens 9 te Franeker te wijzigen ten behoeve van:

  • Een woonbestemming, waarbij de voormalige bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning. Daarnaast is het plan om het perceel te gaan gebruiken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden. Een voormalige agrarische bedrijfsgebouw wordt hierbij omgebouwd tot paardenboxen. Daarnaast is in de huidige situatie reeds een paardenbak op het perceel aanwezig. Deze staat er al sinds jaar en dag en stuit ook niet op problemen. De eigenaar van het perceel wenst het huidige gebruik van de paardrijbak voort te zetten.
  • Een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden.

Het perceel heeft in de huidige situatie een agrarische bestemming. Bewoning van de woning is alleen toegestaan ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Het in gebruik nemen ten behoeve van reguliere bewoning is derhalve niet toegestaan. Voor een functiewijziging is in het bestemmingsplan een bevoegdheid opgenomen om een agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven.

Met dit wijzigingsplan wordt tegelijk toepassing gegeven aan het legaliseren van de bestaande paardrijbak en het in gebruik nemen van een bijgebouw voor paardenboxen. Tevens blijft een gedeelte van het perceel de agrarische bestemming behouden. Echter zonder bebouwingsmogelijkheden.

1.2 Begrenzing plangebied

Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Franekeradeel op ongeveer 250 meter ten noordoosten van Franeker. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de gewenste bestemmingsvlakken van het woon- en agrarische perceel. De (globale) ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.WPBUIARKENS9-VAS1_0001.png"

Figuur 1 Ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied valt onder de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied 2013, dat is vastgesteld op 7 november 2013 en op 25 juni 2015 (partieel) opnieuw is vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de gebiedsbestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden, zie figuur 2.

In plangebied is daarnaast een aantal aanduidingen van toepassing, te weten:

  • Ten eerste is dit de aanduiding: 'specifieke vorm van agrarisch – bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf'. Binnen deze aanduiding is een grondgebonden agrarisch bedrijf mogelijk.
  • Ten tweede betreft de boerderij een karakteristiek bouwwerk. In het bestemmingsplan is de boerderij om deze reden beschermd door middel van de aanduiding 'karakteristiek'. Voor bepaalde werkzaamheden aan het gebouw is een omgevingsvergunning noodzakelijk.
  • Ten derde valt het plangebied in een vrijwaringszone. Dit is aangeven met de aanduiding 'vrijwaringszone radarverstoringsgebied'. Deze regeling is bedoeld voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Dit regelt dat bouwwerken een maximale bouwhoogte mogen hebben. Voor het plangebied is een radarzone van toepassing van circa 89 meter.

Daarnaast zijn de kwelderwallen in de gemeente van cultuurhistorische waarde. Deze zijn beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen'. Deze is ook op het plangebied van toepassing. Dit houdt in dat voor het afgegraven en/of ophogen, dan wel het dempen en/of graven van water een vergunning is vereist.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestaande bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel (artikel 3.7.10). Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.4 wordt op de voorwaarden ingegaan.

Tot slot wordt met dit wijzigingsplan toepassing gegeven aan de legalisatie van de bestaande paardrijbak en het in gebruik nemen van een bestaand bijgebouw als paardenboxen. In artikel 3.3.13 is hiervoor een binnenplanse afwijking opgenomen. In artikel 3.5.9 zijn hiervoor voorwaarden opgenomen. In paragraaf 2.4 wordt ook op deze voorwaarden ingegaan. Ook wordt met dit wijzigingsplan het niet meer mogelijk om op de resterende agrarische gronden bebouwing toe te staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.WPBUIARKENS9-VAS1_0002.png"

Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van dit wijzigingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de nieuwe situatie. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en de binnenplanse afwijking voor de paardenbak. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Dit is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de juridische regeling opgenomen.

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Omgeving van het plangebied

Het landschap

Het plangebied ligt in het halfopen kwelderwallenlandschap. Dit gebied wordt gekenmerkt door een halfopen agrarisch landschap met een hogere ligging, door een aaneenschakeling van terpen en kruinige percelen. Het plangebied zelf ligt op een kwelderwal tussen twee terpen in.

Het open landschap rondom het perceel is opgebouwd uit kruinige percelen met een onregelmatige verkaveling.

Functies in de directe omgeving

Het plangebied ligt redelijk solitair in het buitengebied. De dichtstbijzijnde functies betreffen:

  • het agrarisch bedrijf aan de Franekerweg 26 (op circa 280 meter ten oosten van het plangebied);
  • de woningen in de woonwijk ten zuiden van het plangebied (deze ligt op circa 280 afstand);
  • en de agrarische bedrijven aan de Arkens 5 en 7 (op circa 280 meter ten zuidwesten van het plangebied).

Figuur 3 geeft een in een luchtfoto de directe omgeving van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.WPBUIARKENS9-VAS1_0003.png"

Figuur 3 Luchtfoto directe omgeving plangebied 

2.2 De bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich aan de Arkens 9 te Franeker. Het betreft een voormalig agrarisch bedrijf. De bedrijfsvoering is onlangs beëindigd.

Op het perceel staat agrarische bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Deze bevindt zich aan de zuidzijde van het perceel. Tevens is een karakteristieke boerderij aanwezig. Daarnaast is centraal in het plangebied een paardrijbak aanwezig. Het perceel is ingepast door middel van houtsingels aan de westkant van het perceel. De gronden van dit gedeelte van het plangebied zijn in eigendom van de initiatiefnemer.

Het noordelijke en noordoostelijke deel van het perceel is op dit moment in eigendom van de Stichting Het Klaarkampster Weeshuis en bestaat uit agrarische gronden.

Een overzicht van de bestaande situatie is weergeven in figuur 4. Een aanzicht (vanaf de Franekerweg) op het plangebied is weergeven in figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.WPBUIARKENS9-VAS1_0004.png"

Figuur 4 Overzicht huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.WPBUIARKENS9-VAS1_0005.png"

Figuur 5 Aanzicht (vanaf de Franekerweg) op het plangebied

2.3 Gewenste situatie

De gewenste situatie bestaat uit:

  • het in gebruik nemen van de voormalige boerderij ten behoeve van reguliere bewoning. Het uiterlijk van de bebouwing blijft ongewijzigd;
  • het in gebruik nemen van de gronden aan de noordkant van het plangebied ten behoeve van de woonfunctie. De gronden worden hierbij van de stichting gekocht;
  • het in gebruik nemen van een bestaand bijgebouw voor paardenboxen. In figuur 6 is het gebouw met horizontale zwarte strepen aangegeven;
  • het legaliseren van de bestaande paardenbak. Hier is en blijft sprake van hobbymatig gebruik;
  • het huidige agrarisch gebruik van het noordoostelijke deel van het bestaande agrarische bouwvlak voortzetten, echter zonder bouwvlak. Deze blijft in eigendom van de stichting. In figuur 6 zijn deze gronden aangegeven met de diagonale zwarte lijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.WPBUIARKENS9-VAS1_0006.png"

Figuur 6 Toekomstige woonperceel inclusief toekomstig agrarische gronden

Functionele inpassing

De ontwikkeling vindt plaats in een gebied waar woonfuncties met enkele agrarische functies voorkomen. De agrarische bedrijven liggen op voldoende afstand. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de milieutechnische aanvaardbaarheid van deze situatie.

Landschappelijke inpassing

De inrichting van het perceel blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd. Aan de landschappelijke elementen vinden geen aanpassingen plaats. De huidige ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee gecontinueerd.

Verkeer en parkeren

De Arkens is een verkeersluwe ontsluitingsroute bestemd voor bestemmingsverkeer aan deze weg. Deze weg vormt geen doorgaande route en wordt relatief weinig gebruikt door ander verkeer.

De Arkens heeft een aansluiting op de Franekerweg. Deze 80-km/uur-weg heeft ruim voldoende capaciteit voor de nieuwe functie van het perceel. In de toekomst wordt deze weg naar alle waarschijnlijkheid aangepast naar een 60-km/uur-weg. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande aansluiting op deze weg. Aan deze weg worden geen aanpassingen voorgesteld. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid.

Het parkeren vindt plaats op het bestaande terrein. Hierbij wordt uitgegaan van de parkeernormen volgens kencijfers van het CROW (Publicatie 317). Volgens de publicatie geld dat er 2,0 tot 2,8 parkeerplaatsen op het erf aanwezig moeten zijn als er sprake is van een vrijstaande koopwoning in het buitengebied. Hiervoor is op het terrein voldoende ruimte.

2.4 Planologische inpasbaarheid

De functiewijziging naar de bestemming 'Wonen - Voormalige Boerderijen' wordt planologisch mogelijk gemaakt door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.7.10 van het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Hiermee kan het bestemmingsplan door Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro worden gewijzigd. Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden. Deze worden hieronder besproken en getoetst.

Met het toepassen van de wijzigingsbevoegheid worden de regels van de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen' van toepassing. In deze bestemming (artikel 32.3.10) is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een paardenbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken toe te staan. Met het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheid wordt de bestaande paardenbak gelegaliseerd. Ook hier zijn enkele voorwaarden aan verbonden en deze worden hierna eveneens besproken en getoetst.

Tot slot wordt met dit wijzigingsbevoegdheid het agrarische deel van het plangebied het bestaande bouwvlak verwijderd waardoor geen bouwmogelijkheden op deze gronden meer mogelijk is.

Toetsing wijzigingscriteria artikel 3, lid 7, sub 10

Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' van overeenkomstige toepassing.

De gronden in het plangebied die in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' hebben, krijgen in dit wijzigingsplan deels de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' . De gronden die in eigendom van de stichting blijven, blijft de bestemming 'Agrarisch' behouden, zonder een bouwvlak en functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf'.

De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van een bedrijfskavel.

Het wordt toepassing aangeven. Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft de gronden van de voormalige bedrijfskavel.

De bedrijfskavel en het bouwvlak ter plaatse van de bedrijfsbeëindiging worden verwijderd.

Hier wordt toepassing aan gegeven door op de verbeelding het beoogde woonperceel te voorzien van de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen' en de overige gronden te voorzien van de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak en functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf'.

Dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.

In paragraaf 4.2 wordt beschreven dat bedrijven in de omgeving niet worden gehinderd.

Dat de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden. De woonfunctie moet hierbij ondergebracht worden in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand.

In paragraaf 2.3 is de toekomstige situatie beschreven. Hierbij blijft de woonfunctie in de bestaande bedrijfswoning gehandhaafd. Verder is geen sprake van nieuwbouw.

Met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.

Met dit wijzigingsplan is slechts sprake van een beperkte wijziging van het plangebied. Zoals in paragraaf 2.3 is beschreven is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie sprake van een goede landschappelijke inpassing. Omdat met dit wijzigingsplan geen ingrepen in de landschappelijke kenmerken worden voorgesteld, wordt in dit wijzigingsplan afgezien van een erfinrichtingsplan.

Bij wijziging naar een gebruiksgerichte paardenhouderij of een manege wordt aangesloten bij bestaand stedelijk gebied.

Hier is in dit wijzigingsplan geen sprake van en hoeft daarom niet getoetst te worden. Het houden van paarden heeft hier een hobbymatig karakter.

Er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In hoofdstuk 4 wordt geconcludeerd dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In paragraaf 2.3 is beschreven dat geen afbreuk gedaan wordt aan de verkeersveiligheid.

Toetsing binnenplanse afwijkings artikel 32, lid 5, sub 4

De paardrijbak moet zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing.

In figuur 5 is een aanzicht vanaf de openbare weg de Franekerweg weergeven. Hierin is te zien dat de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht is gesitueerd. Derhalve is sprake van een goede landschappelijke inpassing.

Er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens)

In hoofdstuk 4 wordt geconcludeerd dat de paardrijbak geen onevenredige hinder veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden.

Er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt

De paardenbak is reeds aanwezig. Met dit wijzigingsplan worden ingrepen voorzien die het bodemarchief verstoren.

De oppervlakte van de paardrijbak bedraagt ten hoogste 1.200 m²

De paardrijbak is circa 600 m² (20x30 meter) en blijft daarmee ruim onder de toegestane oppervlakte. Met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak' wordt de bestaande paardrijbak vastgelegd. Hiermee is een eventuele grotere paardenbak vooreerst niet mogelijk.

De bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken bedraagt ten hoogste 5,00 m

Hier wordt toepassing aan gegeven door in de regels een regeling op te nemen waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak' de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 5,00 meter bedraagt.

De lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak

Hier wordt toepassing aan gegeven door in de regels een regeling op te nemen waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak' de lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak. Op dit moment zijn overigens geen lichtmasten aanwezig.

De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 m zal bedragen

Hier wordt toepassing aan gegeven door in de regels een regeling op te nemen waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak' de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 m zal bedragen

Hoofdstuk 3 BELEID

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Eén van de aspecten die is opgenomen , betreft de zones rond radarstations. Door het plangebied loopt een radarverstoringsgebied. Er geldt hierbij een verbod op bouwwerken hoger dan 65 meter. Met dit wijzigingsplan worden geen bouwwerken mogelijk gemaakt groter dan 65 meter. Het rijksbeleid vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

Tevens zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe ruimtelijke plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Met wijzigingsplan worden geen ingrepen in de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Waddengebied voorgesteld. Er is slechts sprake van een functiewijziging. Het initiatief leidt niet tot aantasting van deze kernkwaliteiten.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit drie treden. In trede 1 wordt actuele regionale behoefte aangetoond en in trede 2 wordt beschreven of de ontwikkeling plaats kan vinden in bestaand stedelijk gebied. Indien het niet mogelijk is om de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Een plan om een bedrijfsfunctie naar woonfunctie om te zetten is, vanwege de kleinschaligheid, geen een stedelijke ontwikkeling). Om deze reden is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan "Om de kwaliteit van de romte" (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie geeft aan dat het landelijk gebied primair bestemd is voor functies die een ruimtelijk-functionele relatie met het landelijk gebied hebben. Het gaat daarbij vooral om de functies landbouw, recreatie, natuur en waterberging en bestaande woon- en werkfuncties en voorzieningen. Voor de andere nieuwe functies, waaronder nieuwe woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en andere publiekstrekkende functies, wordt de randvoorwaarde gegeven dat ruimte gezocht moet worden in of aansluitend aan kernen en dat een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd is.

De provincie wil de vitaliteit van het platteland versterken verder door ‘kwaliteitsarrangementen’. Een kwaliteitsarrangement is een concreet project waarin nieuwe passende vormen van wonen, werken, recreëren, verzorging, cultuur, educatie en/of de wijziging van bestaande functies gelijktijdig worden gecombineerd met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Een voorbeeld hiervan is hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing ten behoeve van bewoning.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van vrijkomende agrarische bebouwing ten behoeve van bewoning. In de huidige- en toekomstig situatie is sprake van een goede landschappelijke inpassing (zie paragraaf 2.3). Dat betekent een continuering van de bestaande situatie. De karakteristieke monumentale boerderij blijft met dit wijzigingsplan behouden. Hiermee wordt aangesloten bij de ambities van de provincie.

Grutsk op 'e Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Kleigebied Westergo'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Voor dit plan is het stelsel van kwelderwallen met daarop terpen en terpdorpen met daartussen kweldervlaktes van belang. Een belangrijke eigenschap van de kwelderwal is het aanwezige microreliëf, zowel natuurlijk als kunstmatig (akkers en terpen).

De functiewijziging, die dit plan voorstelt, doet geen afbreuk aan de provinciale belangen.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 1.2 van de verordening worden regels gegeven gericht op het hergebruiken van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Wonen is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en in aanwezige karakteristieke gebouwen. Tevens dienen bestaande karakteristieke en monumentale gebouwen behouden te blijven en mogen geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen omvat.

Met de onderhavige functiewijziging is sprake van hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing. De woonfunctie gaat plaats vinden in de karakteristieke boerderij. Hier vinden geen wijzigingen in plaats. Per saldo ontstaat er ook geen extra woning. Tevens ontstaan er geen beperkingen voor de ontwikkelingen van agrarische bedrijven in de omgeving. Hier wordt in paragraaf 4.2 specifiek op ingegaan. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie buitengebied Franekeradeel 2010-2020

De gemeenteraad heeft in 2009 een ruimtelijk beleidskader in de vorm van een structuurvisie voor het hele buitengebied vastgesteld om een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied van Franekeradeel mogelijk te maken. Voor een gezonde toekomst van het buitengebied is (planologische) ruimte voor nieuwe ontwikkelingen een noodzaak. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk mits zorgvuldig wordt omgegaan met de omgeving en de ontwikkeling samen gaat met het behoud, herstel of zelfs het toevoegen van landschappelijke kwaliteiten.

Het bieden van mogelijkheden voor een niet-agrarisch bedrijf in het landelijk gebied past binnen de beleidsuitgangspunten. Door veranderingen in de landbouw (schaalvergroting en extensivering) verliest veel agrarische bebouwing namelijk haar functie. Deze ontwikkeling is ook binnen de gemeente Franekeradeel zichtbaar en zal zich op de langere termijn voortzetten. Hergebruik van vrijkomende agrarische percelen (bijvoorbeeld voor wonen of kleinschalige bedrijvigheid) komt de leefbaarheid van het buitengebied ten goede. Door hergebruik kunnen monumentale en cultuurhistorisch waardevolle boerderijen worden behouden. Bij functieverandering moet aandacht worden geschonken aan de kwaliteiten van de omgeving. Handhaving van karakteristieke waarden en kwaliteit moet bij herinvulling van vrijkomende boerderijen voorop staan.

Daarnaast lenen vrijkomende boerderijen zich bij uitstek voor paardensportactiviteiten. Hierbij dient extra aandacht te worden besteed aan de landschappelijke inpassing.

Met dit wijzigingsplan wordt de leefbaarheid van het buitengebied bevorderd. Er is sprake van hergebruik van een agrarische perceel dat niet meer als zodanig gebruikt wordt. De bestaande landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten (waaronder de karakteristieke boerderij) blijven behouden. Er is sprake van een perceelsgebonden ontwikkelingen waarbij geen ingrepen aan de natuurlijke en landschappelijke waarden plaats vinden. De bestaande beplanting blijft behouden. Ook aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden wordt geen afbreuk gedaan. Dit is in paragraaf 4.2 beschreven.

Bestemmingsplan Buitengebied

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied is binnen de bestemming 'Agrarisch' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming deels te wijzigen naar de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderij panden. Hier is een aantal voorwaarden aan verbonden. In paragraaf 2.4 is getoetst aan de voorwaarden die hiervoor gelden.

Daarnaast is in het geldende bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van paardrijbakken en de daarbij behorende (bij)gebouwen. Deze bevoegdheid is onder andere in de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' opgenomen. In paragraaf 2.4 is getoetst aan de voorwaarden die hiervoor gelden.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in lijn is met de voorwaarden en daarmee passend binnen het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

 

4.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 7,5 kilometer afstand, namelijk de Waddenzee. Dit is tevens een NNN-gebied. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.

Soortenbescherming

De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten, en/of het slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Het plangebied ligt redelijk solitair in het buitengebied. De dichtstbijzijnde functies liggen op grote afstand. Het betreft een agrarisch bedrijf aan de Franekerweg 26 (op circa 280 meter ten oosten van het plangebied) en de agrarische bedrijven aan de Arkens 5 en 7 (op circa 280 meter ten zuidwesten van het plangebied). Voor deze bedrijven gelden de vaste afstanden uit het Activiteitenbesluit. Ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom geldt een (vaste) afstand van 50 meter. De bedrijven bevinden zich op circa 280 meter van het plangebied. Het plangebied ligt dus op voldoende afstand van deze bedrijven. De voorgestelde functiewijziging levert daardoor geen beperkingen voor bestaande bedrijfsactiviteiten op. Van geurhinder zal geen sprake zijn.

Daarnaast dient ten opzichte van de paardrijbak een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van woningen in de omgeving gecreëerd te worden. Hiervoor geldt een minimale afstand van 50 meter vanaf de paardrijbak tot aan de omliggende woningen. Hier wordt aan voldaan. De dichtstbijzijnde woningen liggen namelijk op meer dan 250 van de paardrijbak. Ter plaatse van de omliggende woningen kan dan ook gesteld worden dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Er is geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning houdt deze functie en er worden geen woningen toegevoegd. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het wegverkeerslawaai is daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

4.4 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20170407-2-15018). Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding en afvalwaterketen. Voor de ontwikkeling wordt daarom de procedure 'geen waterschapsbelang' gevolgd (zie bijlage 1). Verder contact met het Wetterskip is niet noodzakelijk. De watertoets wordt als melding gezien en de watertoets is hiermee voor het Wetterskip afgrond.

4.5 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

Franekeradeel kent ter plaatse van de locatie in het plangebied geen knelpunten met betrekking tot luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn bovendien dusdanig van schaal en aard dat na realisatie ervan de maatgevende waarden niet overschreden worden.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Volgens deze kaart is de kans op het aantreffen van archeologische resten uit de periode steentijd - bronstijd zodanig laag dat de kans op aantasting bij het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling zeer klein is . Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Wel bestaat een kans op archeologische resten uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Onderzoek is noodzakelijk bij ingrepen groter dan 500 m2. Onder een ‘grootte van een ingreep' wordt verstaan de totale oppervlakte van een bestemmingswijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Mocht een ingreep kleiner zijn dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone wordt aangegeven, dan is archeologisch onderzoek in beginsel niet noodzakelijk.

Binnen het vigerende bestemmingsplan is een bouwvlak aanwezig in het plangebied op basis waarvan bouwactiviteiten al zijn toegestaan. Met dit wijzigingsplan worden geen ruimere bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt, het voorziet slechts in een functiewijziging. Deze leidt er toe dat de bouwmogelijkheden afnemen. Daarnaast wordt met dit wijzigingsplan geen bodemingrepen voorzien. De bestaande bebouwing blijft gehandhaafd. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een wijzigingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

De boerderij in het plangebied is van cultuurhistorische waarde. Het betreft een gemeentelijk monument dat in het geldende bestemmingsplan wordt beschermd door middel van de aanduiding 'karakteristiek'. Dit houdt in dat voor bepaalde werkzaamheden aan de boerderij een vergunning noodzakelijk is. Met dit wijzigingsplan worden geen aanpassingen aan de boerderij voorgesteld. Ook in dit wijzigingsplan blijft de genoemde aanduiding van toepassing. Hiermee wordt het monument en daarmee de cultuurhistorische waarden behouden.

Daarnaast is de kwelderwal een prominent cultuurhistorisch landschapstype in de omgeving. Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen in de kwelderwal voorgesteld. Door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' blijft dit beschermd.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functie gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De ontwikkeling heeft weliswaar betrekking op uitvoering voor milieugevoelige functie (wonen), maar de situatie is reeds bestaand. In milieuhygiënische zin verandert het gebruik niet. De ontwikkeling vormt op dit punt geen belemmeringen. In het kader van dit wijzigingsplan kan het uitvoeren van een bodemonderzoek achterwege worden gelaten.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd.

Risicorelevante inrichtingen

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Circa 675 meter ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de A31. Het vervoer over deze weg is beperkt. De weg heeft geen PR-plafond en heeft ook geen invloedsgebied.

Met dit wijzigingsplan worden geen nieuwe kwetsbare objecten voorgesteld. In principe neemt het aantal personen binnen het plangebied niet toe, waardoor er geen effecten op de externe veiligheidssituatie bestaan. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit wijzigingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming. Daarnaast loopt door het plangebied een radarverstoringsgebied met daarbij een verbod op bouwwerken hoger dan 65 meter. Met dit wijzigingsplan worden dergelijke bouwwerken niet mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 5 UITVOERBAARHEID

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 5.1 volgt een nadere toelichting.

Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 5.1 ingegaan.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar reacties tegen het voorontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. De provincie heeft in zijn brief (zie bijlage 2 van 23 mei 2017 aangeven geen aanleiding te hebben tot het maken van opmerkingen. Verder is door niemand anders van de gelegenheid gebruikt gemaakt.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Omdat dit wijzigingsplan deels betrekking heeft op gronden die in eigendom zijn van de Stichting Klaarkampster Weeshuis, is de stichting in de ontwerpfase rechtstreeks bericht ontvangen over de procedure. Gedurende de termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.

Het wijzigingsplan is vervolgens op 28 augustus 2017 ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien. Tevens is bepaald dat bij exploitatiebedragen minder dan €10.000 er sprake is van een 'kruimelgeval' waarbij het opstellen van een exploitatieplan niet verplicht is. In dit geval kan met leges worden volstaan aangezien er geen sprake is van fysieke kosten voor de gemeente en de gemeentelijke kosten minder bedragen dan € 10.000,-. De plankosten worden via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.

Ook wordt er geen anterieure overeenkomsten afgesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. De gemeentelijke kosten worden gedekt vanuit de leges. Voor het overige wordt het initiatief volledig door de initiatiefnemer bekostigd. Gemeente en initiatiefnemer sluiten een planschadeverhaalsovereenkomst af.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE REGELING

Verbeelding

Een bijbehorende verbeelding maakt deel uit van dit wijzigingsplan Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied 2013. zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan betreffen in dit geval de bestemmingen 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', 'Agrarisch', Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen', de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' en de bouwaanduiding 'karakteristiek'. Daarnaast wordt met dit wijzigingsplan de bestaande paardrijbak gelegaliseerd. Om de positie van de paardrijbak vast te leggen wordt deze aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak'.

De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' en het bouwvlak uit het geldende bestemmingsplan zijn met toepassing van dit wijzigingsplan verwijderd. Dit geldt ook voor de gronden met de bestemming 'Agrarisch' van dit wijzigingsplan. Hiermee komen de bouwmogelijkheden aan de noordoostkant van het plangebied te vervallen.