direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch - Glastuinbouw
Plan: Sexbierum - Uitbreiding Glastuinbouw 2011
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPSBRUITBGLAST2010-VAS1

Artikel 3: Agrarisch - Glastuinbouw

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kassen;
  • b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven (waaronder tevens begrepen gebouwen ten behoeve van de energievoorziening);
  • c. gebouwen ten behoeve van kantines, sanitaire voorzieningen, en dergelijke, ten behoeve van en ondergeschikt aan de kassen;
  • d. waterbassins;
  • e. bedrijfswoningen;
  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

waarbij wordt gestreefd naar een goede landschappelijke inpassing;

met de daarbijbehorende:

  • g. ondergeschikte (ontsluitings)wegen;
  • h. paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. leidingen voor de toevoer van energie;
  • m. sloten, bermen en beplanting;
  • n. tuinen, erven en terreinen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de energievoorziening (warmtebuffers) en watersilo's.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  • a. de kassen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per glastuinbouwbedrijf zullen de kassen in één lijn ten opzichte van de bestemming “Verkeer” dan wel ten opzichte van de zuidelijk daarvan gelegen oostelijke bestemmingsgrens tevens plangrens worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van de kassen zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de kassen zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • e. bij het bouwen van kassen dient te worden voldaan aan de bepalingen ten aanzien van lichtuitstraling zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels.

3.2.2. De in lid 3.1. sub b genoemde bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1. sub b genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de in lid 3.1. sub b genoemde gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingscluster";
  • b. de bedrijfsgebouwen zullen op een afstand van ten minste 25,00 m vanaf de aangrenzende bestemming “Verkeer” dan wel vanaf de zuidelijk daarvan gelegen oostelijke bestemmingsgrens tevens plangrens worden gebouwd;
  • c. het architectonisch accent van de gebouwen zal symmetrisch ten opzichte van de ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" aangegeven lijn worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

3.2.3. De in lid 3.1. sub c genoemde bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1. sub c genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

3.2.4. Waterbassins

Voor het bouwen van waterbassins gelden de volgende regels:

  • a. waterbassins mogen zowel onder de kassen als afzonderlijk worden gebouwd;
  • b. indien de waterbassins afzonderlijk worden gebouwd, zullen deze op een afstand tussen 8,50 m en 9,20 m vanaf de aangrenzende bestemming “Verkeer” dan wel vanaf de zuidelijk daarvan gelegen oostelijke bestemmingsgrens tevens plangrens worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van waterbassins zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

3.2.5. Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingscluster”;
  • b. bedrijfswoningen zullen op een afstand tussen 15,00 m en 16,00 m ten opzichte van de aangrenzende bestemming “Verkeer” dan wel ten opzichte van de zuidelijk daarvan gelegen oostelijke bestemmingsgrens tevens plangrens worden gebouwd;
  • c. per glastuinbouwbedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 11,00 m bedragen.

3.2.6. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

3.2.7. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. watersilo's en installaties ten behoeve van de energievoorziening zullen op een afstand van ten minste 25,00 m vanaf de aangrenzende bestemming “Verkeer” dan wel vanaf de zuidelijk daarvan gelegen oostelijke bestemmingsgrens tevens plangrens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van warmtebuffers, watersilo's en installaties ten behoeve van de energievoorziening zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing, een goede milieusituatie, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4. Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1. sub a in die zin dat kassen buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. géén kassen worden gebouwd in een gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingscluster";
    • 2. de afstand van kassen tot de aangrenzende bestemming “Verkeer” dan wel tot de zuidelijk daarvan gelegen oostelijke bestemmingsgrens tevens plangrens ten minste 40,00 m zal bedragen;
    • 3. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ingeval van verminderd waterverbruik (bij alternatieve teeltvormen of bij waterberging onder de kas) en nog steeds kan worden voldaan aan de minimale wateropslageis zoals omschreven in paragraaf 6.1.8. van de toelichting bij dit bestemmingsplan;
    • 4. de landschappelijke waarden en het ruimtelijk beeld hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2. sub a in die zin dat bedrijfsgebouwen buiten het met “specifieke bouwaanduiding - bebouwingscluster” aangeduide gebied worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ten behoeve van een insteek van de bedrijfsgebouwen in de kassen; of
    • 2. wanneer de gebouwen zichtbaar zijn vanaf de weg, de bedrijfsgebouwen geclusterd, en het architectonisch accent van de gebouwen symmetrisch ten opzichte van de ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" aangegeven lijn worden/wordt gebouwd;
    • 3. de landschappelijke waarden en het ruimtelijk beeld hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2. sub d in die zin dat de hoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot ten behoeve van het realiseren van een architectonisch accent bij de ingang, mits:
    • 1. de vergroting plaatsvindt over ten hoogste 15% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen;
    • 2. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de bij recht toegestane hoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.5. sub c in die zin dat bij een glastuinbouwbedrijf een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
    • 1. de noodzaak hiertoe uit hoofde van de bedrijfsomvang en de bedrijfsvoering in verband met de continuïteit van het bedrijf is aangetoond en de woning daarbij noodzakelijk is ten behoeve van het toezicht op het bedrijf;
    • 2. de landschappelijke waarden en het ruimtelijk beeld hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de overige regels van lid 3.2.5. van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken zodanig dat voor wat betreft lichtuitstraling niet wordt voldaan aan hetgeen is opgenomen in bijlage 3 bij deze regels;
  • b. het gebruik van de gronden zodanig dat de waterbassins aan voor- en zijkant niet zijn voorzien van een begroeide aarden wal;
  • c. het gebruik van de gronden die niet zijn voorzien van een bouwvlak dan wel van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingscluster", voor parkeerdoeleinden.