direct naar inhoud van Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Plan: Vrouwenparochie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.120520-VA01

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 veiligheidszone - lpg
23.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.

23.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel:

  • anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 23.1.1 bedoelde gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
23.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.1.2 en toegestaan worden dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

23.1.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object (met uitzondering van het bestaande gebruik, voor zover het gebruik betreft dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan).
23.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.1.1 en toegestaan worden dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

23.1.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  • b. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de betreffende risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
23.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
23.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het voorkomen dat het huidige en/of toekomstige functioneren van de betreffende molen door windbelemmering wordt beperkt, en de landschappelijke en cultuurhistorische betekenis wordt aangetast.

23.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen mag niet hoger gebouwd worden dan de hoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen mag niet hoger gebouwd worden dan de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
23.2.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.2 en toegestaan worden dat de in de basisbestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die afwijken van de voorgeschreven hoogtes zoals bepaald in lid 23.2.2, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.

23.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het ophogen van de gronden hoger dan de op grond van de in lid 23.2.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
    • 2. het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 23.2.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
    • 3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 23.2.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De in sub a genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan tegemoet gekomen kan worden. Vooraf moet advies ingewonnen worden bij de beheerder van de molen.