direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Vrouwenparochie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.120520-VA01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. een winkel in ruitersportartikelen, ter plaatse van de aanduiding ''detailhandel";
    • 3. een verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
    • 4. een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg"
    • 5. een afleverzuil voor LPG, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg";
    • 6. een opslagpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslagpunt lpg";

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, anders dan een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg", en/of vuurwerkbedrijven;

  • b. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen,

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. straten en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning zal zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 60° zal bedragen, tenzij bestaande gebouwen voorzien zijn van een plat dak, in welk geval een plat dak is toegestaan.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 80° bedragen.
4.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (of de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van een incidentele uitbreiding;
  • b. er een bedrijfstechnische aantoonbare noodzaak tot uitbreiding is;
  • c. uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak worden gebouwd.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van een winkel in ruitersportartikelen ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van gronden ter plaatste van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
  • c. het gebruik van de gronden als vulpunt voor LPG ten behoeve van en verkooppunt van motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg";
  • d. het gebruik van de gronden als opslagpunt voor LPG ten behoeve van een afleverzuil van motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg";
  • e. het gebruik van de gronden als opslagpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslagpunt lpg";
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • g. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan één woning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen zal bedragen, met een maximale oppervlakte van 50 m²;
    • 2. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
    • 3. het gebruik plaatsvindt in de bestaande gebouwen;
    • 4. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het winkelapparaat in de diverse kernen;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 onder f in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de milieusituatie, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "detailhandel", "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg", "vulpunt lpg", "specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil" en "specifieke vorm van bedrijf - opslagpunt lpg" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • b. de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Wonen - 1' en/of 'Wonen - 2', met dien verstande dat:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast na beëindiging van het bedrijf;
    • 2. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijke woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
    • 3. de regels van artikel 6, 8, 12, 16 en/of 17 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.