direct naar inhoud van Artikel 26 Waarde - Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.030506-DE01

Artikel 26 Waarde - Archeologie en cultuurhistorie

 

26. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie en cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbe­stemmingen), tevens bestemd voor:

-       het behoud en de bescherming van de archeologische en cul­tuurhistorische waarden.

26. 2.    Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

a.    bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij het bestaande oppervlak met niet meer dan 50 m² wordt vergroot;

b.    bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek;

c.    bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen.

26. 3.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 26.2. onder a en c en toestaan dat bestaande bouwwerken worden uitgebreid en bouwwerken ten behoeve van de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen worden opgericht met een oppervlakte groter dan 50 m², mits:

1.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;

2.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;

3.    de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:

-       een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;

-       een verplichting tot het doen van opgravingen, of;

-       een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoeld onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.

26. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

 

-       het planten van diepwortelende beplanting.

26. 5.    Aanlegvergunningen

26. 5. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

a.    het ontgronden, afgraven en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;

b.    het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten en andere watergangen;

c.    het aanbrengen van drainage;

d.    het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;

e.    het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd, dieper dan 30 cm.

26. 5. 2. Het in lid 26.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

a.    reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

b.    het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen tot een diepte in de grond van ten hoogste 30 cm;

c.    mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;

d.    op archeologisch onderzoek gericht zijn.

26. 5. 3. De in lid 26.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

a.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;

b.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;

c.    de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

-       een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;

-       een verplichting tot het doen van opgravingen, of;

-       een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoeld onder c wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.

26. 6.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

 

-       de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt verwijderd, mits:

-       na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.