direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Ameland
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.BG110206-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Ameland als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0060.BG110206-VO01 van de gemeente Ameland;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen dan wel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, al dan niet in combinatie met bedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage (minivergisters, zoals omschreven in paragraaf 3.1.6 van de toelichting);

1.7 agrarisch deeltijdbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een beperkte bedrijfsomvang waar naast inkomsten uit het agrarisch bedrijf nog andere inkomsten worden verkregen;

1.8 agrarisch grondgebruik:

grasland en akkerbouw- en tuinbouwgronden die bedrijfsmatig en/of hobbymatig in gebruik zijn;

1.9 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.10 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik gericht op het hobbymatig houden van dieren;

1.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.12 appartement:

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijke gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, daaronder mede begrepen de huisvesting van seizoenspersoneel;

1.13 archeologisch monument:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Erfgoedwet worden beschermd;

1.14 archeologisch onderzoek:

een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden, overeenkomstig de onderzoeksmethoden zoals geadviseerd in FAMKE) verricht door een daartoe bevoegde instantie conform de kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.15 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.16 bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken;

1.17 bar-/dancing:

een bar waar tevens de gelegenheid wordt geboden tot dansen, en een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, zoals een discotheek of een nachtclub;

1.18 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;

1.19 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.20 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.21 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.22 (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting:

de verwerking van op het bedrijf zelf geproduceerde en van andere bedrijven aangevoerde mest, waaraan eigen en/of van derden afkomstige co-substraten (bijvoorbeeld maïs) worden toegevoegd. Het digestaat (restproduct) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;

1.23 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.24 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.25 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.26 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.27 bestaande ammoniakemissie:

de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan feitelijk en legaal tot stand gekomen ammoniakemissie van een agrarisch bedrijf, daaronder mede begrepen de ammoniakemissie die het agrarisch bedrijf op grond van een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan onherroepelijk verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 Wet natuurbescherming mag voortbrengen, mits deze vergunning staat vermeld in bijlage 40.2.1 van de planregels;

1.28 bestaande stikstofdepositie:

de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan feitelijk en legaal tot stand gekomen stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied, voortgebracht door een agrarisch bedrijf, daaronder mede begrepen de stikstofdepositie die het agrarisch bedrijf op grond van een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan onherroepelijk verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 Wet natuurbescherming mag voortbrengen, mits deze vergunning staat vermeld in bijlage 40.2.1 van de planregels;

1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.31 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen);

1.32 bijbehorend bouwwerk:

een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een woonhuis/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend woonhuis/bedrijfswoning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.33 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het bestaande agrarisch bedrijf of het voormalige agrarisch bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.34 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.35 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.36 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.37 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.40 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.41 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.43 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.44 erfbeplanting:

opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een scherm vormt op de grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt of die verspreid over een bouwperceel voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende bebouwing in het landschap;

1.45 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.46 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals en dergelijke;

1.47 extensief agrarisch medegebruik:

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuurwaarden en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden;

1.48 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.49 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.50 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.51 gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening:

gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening op een kampeerterrein, zoals een kantoor, een ziekenboeg en een kantine, welke in hoofdzaak ten dienste staan van het kampeerterrein;

1.52 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, het geven van instructies aan derden, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 gebruiksvloeroppervlakte:

het totaal van de horizontale vloeroppervlaktes van alle in gebruik zijnde of te gebruiken ruimtes van een gebouw;

1.54 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

1.55 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.56 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.57 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.58 groepsaccommodatie:

een bouwwerk, geen appartement, hotel of pension zijnde, die blijkens haar indeling geschikt en bestemd is om voor een groep of groepen van personen te dienen als recreatief dag- en nachtverblijf;

1.59 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden in de omgeving van het bedrijf noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals omschreven in paragraaf 3.1.1 van de toelichting, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegericht paardenhouderijbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven; bij toepassing van de regels wordt hieronder niet begrepen een boomkwekerijbedrijf, een glastuinbouwbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij en een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

1.60 grondgebonden veehouderij:

een veehouderij waarbij voldoende grond in de omgeving van het bedrijf aanwezig is om overwegend te voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van de veehouderij;

1.61 hobbyboer:

een persoon die hobbymatig landbouwhuisdieren houdt met een omvang die niet bedrijfsmatig;

1.62 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.63 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.64 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.65 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.66 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.67 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.68 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, op de wijze van een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een vis- schaaldier- en schelpdierkwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.69 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, op de wijze van een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.70 interne saldering binnen de bestaande ammoniakemissie:

het binnen de bestaande ammoniakemissie door middel van een uitbreiding van de veestapel opvullen van ammoniakemissie die beschikbaar komt bij het emissie verlagend aanpassen of wijzigen van het stalsysteem;

1.71 inwoning:

het wonen met meer dan één huishouden, niet zijnde logeren, in een bestaande woning;

1.72 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.73 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.74 kantine:

een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;

1.75 karakteristiek pand:

gemeentelijke monumenten, beeldbepalende objecten en structureel bepalende objecten;

1.76 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;

1.77 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat geheel of vrijwel geheel onder de grond (onder het maaiveld) is gelegen en niet rechtstreeks toegankelijk is;

1.78 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

kleinschalige bedrijvigheid, waaronder de exploitatie van ten hoogste één recreatieappartement of een daarmee vergelijkbare verblijfsrecreatieve voorziening, die door de beperkte omvang in of bij een woonhuis/bedrijfswoning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.79 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden (bouwpercelen) bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.80 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.81 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen), het stallen van paarden van derden en al dan niet met een horecavoorziening gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het manegebedrijf;

1.82 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt. Dit methaangas wordt gebruikt om een warmte-kracht-koppeling installatie aan te drijven. Dit is een speciale motor die methaangas als brandstof heeft en die een generator aandrijft. De verkregen elektriciteit wordt gebruikt op het eigen bedrijf en geleverd aan het net;

1.83 mestbewerking:

de behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product, zoals mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven;

1.84 mestverwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals bezinking, toevoeging van additieven, vergisting, beluchting, droging, compostering, indamping, vergassing en verbranding;

1.85 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.86 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.87 netto horecavloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor horeca, inclusief keuken en dergelijke, exclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.88 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.89 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.90 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.91 normaal onderhoud (in het kader van archeologie):

onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

1.92 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.93 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.94 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een niet-grondgebonden agrarische tak of een bedrijfseigen mestvergisting;

1.95 ondergronds:

beneden peil;

1.96 opgaande meerjarige teelt:

de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.97 overkapping:

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.98 paardrijbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras dat is ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden en/of pony's;

1.99 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd:
      • min 0,52 NAP;
1.100 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

1.101 personeelsverblijf:

een ruimte in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van tijdelijk personeel;

1.102 plattelandswoning:

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.103 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie, alsmede al dan niet in combinatie met specifieke Amelander producten;

1.104 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.105 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.106 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.107 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.108 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.109 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.110 relatie:

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor de toepassing van de regels sprake is van een bestemmingsvlak;

1.111 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.112 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.113 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.114 silo:

een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.115 souterrain:

de geheel of gedeeltelijk onder de grond gelegen ruimten van een gebouw;

1.116 stacaravan:

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.117 strandpaviljoen:

een gebouw van demontabele constructie, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het verstrekken van dranken en maaltijden voor gebruik ter plaatse ten behoeve van de strandrecreatie;

1.118 torensilo:

een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.119 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk;

1.120 vaste woonplaats:

de plaats waar een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen) gedurende een gedeelte van het jaar (ten minste 180 dagen), waaronder in ieder geval een aanzienlijk gedeelte (tenminste 50 dagen) van de maanden december, januari en februari, gehuisvest is;

1.121 veldschuur:

een vrij buiten een bouwperceel of bestemmingsvlak in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, de opslag van agrarisch materieel of agrarische producten en/of niet-agrarische opslag;

1.122 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.123 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.124 weekend- en/of verblijfsrecreatie:

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.125 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw:

1.126 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.99, tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.99, tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, dakoverstekken met een overschrijding van maximaal 1,00 m niet meegerekend;

2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.8 de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.9 de breedte van randbeplanting/afschermende elzensingel

de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de randbeplanting/elzenzingels;

2.10 de verticale diepte van een bouwwerk:

de diepte gemeten vanaf peil, zoals genoemd in artikel 1, lid 1.99, tot aan de onderzijde van de vloerconstructie van het ondergrondse bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  • c. de uitoefening van het volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" in ondergeschikte mate in combinatie met:
    • 1. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie";
    • 2. standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
  • d. de uitoefening van een agrarisch deeltijdbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel deeltijdbedrijf";
  • e. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  • f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding "natuurwaarden";
  • g. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • h. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • i. een postduivenvereniging, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - postduivenvereniging";

met daaraan ondergeschikt:

  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • m. erftoegangswegen, onverharde paden en agrarische kavelpaden;
  • n. bestaande openbare fiets- en wandelpaden;
  • o. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • p. evenementen;
  • q. verblijfsrecreatief medegebruik in het boerderijpand op de wijze van maximaal twee zelfstandige verblijfseenheden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";

met daarbijbehorende:

  • r. bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, en overkappingen;
  • s. torensilo's;
  • t. veldschuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • u. een mestsilo, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestsilo";
  • v. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • w. tuinen, erven en terreinen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel”;
  • x. paardrijbakken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak";
  • y. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in lid 3.1 onder b en c genoemde volwaardige agrarische bedrijven met de daarbijbehorende bedrijfswoningen worden gebouwd, alsmede één gebouw ten behoeve van een postduivenvereniging en veldschuren;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren en het gebouw ten behoeve van de postduivenvereniging, dat uitsluitend gebouwd mag worden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - postduivenvereniging";
  • c. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning", in welk geval een tweede bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel in geval sprake is van de bouw van een bedrijfswoning op een plek waar eerder nog geen bedrijfswoning aanwezig was zal de geluidbelasting op de gevel van de bedrijfswoning ten minste de voorkeursgrenswaarde bedragen;
  • f. het aantal veldschuren zal per aanduiding ten hoogste 1 bedragen;
  • g. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij bestaande bedrijfsgebouwen en bestaande overkappingen vóór de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande situering ten opzichte van de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning geldt;
  • h. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • i. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   12,00  
Torensilo   -   -   -   -   -   15,00  
Kassen   -   500 m²   4,00   -   30   7,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   4,00   30   60   8,50  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   50 m²   3,00   -   60   6,00  
Gebouw ten behoeve van postduiven-
vereniging  
bestaand   -   bestaand   -   -   bestaand  
Veldschuur   bestaand   -   bestaand   -   -   bestaand  

3.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische deeltijdbedrijven

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in lid 3.1 onder d genoemde agrarische deeltijdbedrijven bedrijven worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel deeltijdbedrijf" worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde grondgebonden agrarisch deeltijdbedrijf worden gebouwd;
  • d. er zullen geen bedrijfswoningen en torensilo's worden gebouwd;
  • e. het aantal bedrijfsgebouwen of overkappingen zal per bouwperceel ten hoogste 1 bedragen;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal ten hoogste 250 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • g. de goothoogte van het bedrijfsgebouw of de overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • h. de dakhelling van het bedrijfsgebouw of de overkappingen zal ten minste 15° en ten hoogste 60° bedragen;
  • i. de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw of de overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
3.2.3 Andere bouwwerken bij agrarische deeltijdbedrijven

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de erf- en terreinafscheidingen zullen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel deeltijdbedrijf" worden gebouwd;
  • b. er zullen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen.
3.2.4 Overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. silo's en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", tenzij ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestsilo", in welk geval een mestsilo buiten een bouwvlak mag worden gebouwd;
    • 2. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - kuilplaten", in welk geval kuilplaten buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak", in welk geval ter plaatse van de aanduiding het aantal paardrijbakken ten hoogste één zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een mest- of sleufsilo of een mestbassin zal, exclusief afdekking, ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, waaronder voedersilo's, binnen het bouwvlak zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken buiten het bouwvlak zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan", zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • h. de plaatsing van tijdelijke boog- en gaaskassen is niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a en c en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie bij een agrarisch bedrijf worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van mestvergisting en de verhandeling van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
  • d. tevens de in lid 3.5.1 genoemde afwijking wordt verleend;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Ondergeschikte tweede tak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a en c in die zin dat gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte binnen de gebouwen ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast ;
  • c. tevens de in 3.5.2 genoemde omgevingsvergunning voor afwijking wordt verleend.
3.3.3 Situering bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw, overkapping en/of bijbehorende bouwwerk bij een bedrijfswoning minder dan 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
3.3.4 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1. onder i in die zin dat de goothoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.5 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder i in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. er ten behoeve van de situering van de stal in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.6 Vergroten gebouwen ten behoeve van deeltijdbedrijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder f in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfsgebouw of een overkapping ten behoeve van een agrarisch deeltijdbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel deeltijdbedrijf", wordt vergroot tot ten hoogste 400 m², mits:

  • a. het agrarisch deeltijdbedrijf enige mate van bedrijfsmatigheid en ten minste 5 hectare grond in eigendom dan wel voor ten minste 6 jaar in pacht heeft;
  • b. er een bedrijfstechnische noodzaak is voor de vergroting van het bedrijfsgebouw of de overkapping;
  • c. er ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan wordt opgesteld;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.7 Mestopslag buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 onder a in die zin dat mest- of sleufsilo's, -platen en -bassins buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de mest- of sleufsilo, de mestplaat of het mestbassin direct aansluitend op het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van een mest- of sleufsilo of een mestbassin ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • c. de oppervlakte van een mestplaat zal ten hoogste 200 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een mest- of sleufsilo ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van afschermende bouwwerken dan wel de randen van een mestplaat of een mestbassin ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. er ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan wordt opgesteld;
  • g. tevens de in lid 3.5.3 genoemde afwijking wordt toegepast;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 3.5.6 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.3.9 Kleine windturbines

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 onder b in die zin dat kleine windturbines worden toegestaan, mits:

  • a. kleine windturbines in een samenhangend stelsel gebouwd worden binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  • b. de tiphoogte van een kleine windturbine ten hoogste 10,00 m bedraagt;
  • c. wordt voldaan aan de beleidsnotitie 'Kleine windturbines Ameland' van 12 januari 2016.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden met uitzondering van verblijfsrecreatief medegebruik op de wijze van twee verblijfsrecreatieve eenheden per agrarisch bouwperceel en:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie", waarbij de gezamenlijke gebruiksoppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie", ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, zodanig dat:
      • er meer dan 15 kampeermiddelen worden geplaatst;
      • er kampeermiddelen worden geplaatst buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
      • het parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegerichte detailhandel en detailhandel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden;
  • g. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en/of de uitoefening van een beroep of een bedrijf;
  • j. het gebruik van gronden buiten de bouwpercelen ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  • k. het aanplanten van bebossing en/of opgaande beplanting anders dan ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting, schuilgelegenheid voor vee en/of beplanting die noodzakelijk is ten behoeve van grondverbetering;
  • l. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van nieuwe wegen en paden buiten het bouwvlak anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de noodzakelijke bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  • m. het gebruik van bedrijfsgebouwen zodanig dat de lichtuitstraling vanuit de bedrijfsgebouwen meer dan 150 lux bedraagt. In geval in de bestaande situatie de lichtuitstraling meer bedraagt, dan moet boven de 150 lux de lichtuitstraling vanuit de bedrijfsgebouwen tussen 20.00 uur en 6.00 uur met tenminste 90% worden gereduceerd;
  • n. het gebruik van de gronden ten behoeve van exploratieboringen;
  • o. het gebruik van gronden in de zin van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende andere bouwwerken;
  • p. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee indien en voor zover de bestaande ammoniakemissie en/of de bestaande stikstofdepositie toeneemt, met dien verstande dat interne saldering binnen de bestaande ammoniakemissie niet is toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mestvergisting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien er sprake is van de volgende wijze van mestvergisting:

  • het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en/of naar derden afgevoerd;

mits:

  • a. de gronden zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 25.000 m³ zal bedragen;
  • d. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
  • e. er sprake is van een bouwvlak, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
  • f. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
  • d. niet meer dan 400 m² ten tijde van de verleende omgevingsvergunning wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
  • e. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • g. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen bestaande bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Mestopslag buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag van de mest direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f in die zin dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.5 Opgaande meerjarige teeltvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder j in die zin dat de gronden worden gebruikt voor fruitteelt of daarmee vergelijkbare overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:

  • a. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op de dorpskommen dan wel bestaande opgaande landschapselementen;
  • b. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woon- en recreatiebestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
  • c. met een inpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
3.5.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • e. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.
3.5.7 Interne saldering ammoniakemissie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder p in die zin dat interne saldering binnen de bestaande ammoniakemissie kan worden toegestaan, mits:

  • de bestaande stikstofdepositie als bedoeld in 1.28 niet toeneemt.
3.5.8 Toename ammoniakemissie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder p in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie kan worden toegestaan, mits:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegepast om, in geval op vergunningenniveau toename van de bestaande ammoniakemissie is toegestaan, de strijdigheid tussen de vergunning en de planregels op te heffen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden buiten het bouwperceel;
  • b. het dempen, graven, verdiepen en verbreden van sloten en andere watergangen;
  • c. het scheuren en frezen van grasland;
  • d. het aanbrengen van drainage;
  • e. het verharden van onverharde paden en perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • h. het verrichten van seismologisch onderzoek;
  • i. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria a t/m h

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.

3.6.4 Toetsingscriteria i

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare;
  • b. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid en duurzaamheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • c. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. de situering van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.2 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwvlak te wijzigen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.3 Geheel of gedeeltelijk verwijderen bouwperceel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bouwperceel, met inbegrip van een wijziging of verwijdering van het daarbinnen gelegen bouwvlak, geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

  • de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk is beëindigd;
3.7.4 Wijziging nieuw agrarisch bouwperceel ten behoeve van verplaatsing van een volwaardig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse een nieuw bouwperceel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" ten behoeve van een volwaardige grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangebracht, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de verplaatsing van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij uitbreiding op de bestaande bedrijfslocatie niet mogelijk is en waarbij het aantal volwaardige agrarische bedrijven op Ameland niet toeneemt;
  • b. deze wijziging niet wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "natuurwaarden" en aan de Kooiweg tussen Nes en Buren;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 1,50 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. de situering van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • g. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.5 Wijziging nieuw agrarisch bouwperceel ten behoeve van een agrarisch deeltijdbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse een nieuw bouwperceel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel deeltijdbedrijf" ten behoeve van een agrarisch deeltijdbedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangebracht, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - gebied voor agrarische deeltijdbedrijven", ten behoeve van de vestiging van een deeltijdbedrijf;
  • b. de omvang van het bouwvlak maximaal 0,50 hectare zal bedragen;
  • c. er sprake is van een duurzaam deeltijdbedrijf dat ten minste 3 jaar enige mate van bedrijfsmatige omvang moet hebben en ten minste 5 hectare grond in eigendom dan wel voor ten minste 6 jaar in pacht moet hebben;
  • d. er binnen het bouwvlak ten hoogste 1 bedrijfsgebouwen zal worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
  • e. de goothoogte van het bedrijfsgebouw ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
  • f. de dakhelling van het bedrijfsgebouw ten minste 20° en ten hoogste 60° zal bedragen;
  • g. de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  • h. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • i. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • j. de situering van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • k. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • l. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • m. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.6 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. er sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 100 NGE aanwezig en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. de tweede bedrijfswoning wordt niet toegestaan vanwege toegenomen bedrijfsactiviteiten als gevolg van de vestiging van niet-agrarische nevenactiviteiten;
  • c. er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur;
  • d. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd.
3.7.7 Wijziging naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de natuurontwikkeling, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling in eigendom zijn verworven en de gronden ten behoeve van de natuurontwikkeling zijn ingericht;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.8 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. ten minste 50% van het te verwijderen bouwperceel onbebouwd blijft en in gebruik wordt gegeven aan een agrariër of een natuurorganisatie;
  • e. in de voormalige bedrijfswoning een woonfunctie wordt ondergebracht;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.9 Wijzigen bouwperceel naar wonen met compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'' ten behoeve van een functieverandering in combinatie met de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, dan wel gezamenlijk op meerdere voormalige bouwpercelen ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, waarbij per bouwperceel minimaal 250 m² moet worden gesloopt;
  • e. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen of die als karakteristiek zijn aangemerkt;
  • f. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • g. de wijziging in overeenstemming is met het geldende Woonplan;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast de voormalige bedrijfswoning of het voormalig boerderijpand wordt gebouwd, zodat er ten hoogste twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' worden gerealiseerd;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' en 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 5 en 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.11 Wijziging naar een groepsaccommodatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - Groepsaccommodatie' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie";
  • c. het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
  • d. de functieverandering gericht is op kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve product van Ameland en vergroting van de verscheidenheid van het aanbod;
  • e. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden;
  • h. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
  • i. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • j. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Viskwekerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Viskwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een viskwekerijbedrijf;
  • b. visvijvers;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • d. dagrecreatief en educatief medegebruik;
  • e. productiegerichte detailhandel;
  • f. ondergeschikte horeca;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. overig water;

met de daarbijbehorende:

  • j. terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 4.1 onder a bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoog te in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,50   15   60   10,00  

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Kleine windturbines

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder a in die zin dat kleine windturbines worden toegestaan, mits:

  • a. de tiphoogte van een kleine windturbine ten hoogste 10,00 m bedraagt;
  • b. wordt voldaan aan de beleidsnotitie 'Kleine windturbines Ameland' van 12 januari 2016.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan in de vorm van productiegerichte detailhandel, waarbij de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², bedraagt;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Viskwekerij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding 'bouwvlak' wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het bouwvlak maximaal 1,50 hectare zal bedragen;
  • c. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • d. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • e. de situering van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • f. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, alsmede:
    • 1. een bierbrouwerij, inclusief bijbehorende horeca en detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bierbrouwerij";
    • 2. een kaasboerderij waar kaas wordt gemaakt en verkocht in combinatie met ijs en bijbehorend assortiment, alsmede in ondergeschikte mate in combinatie met zaalverhuur en bijbehorende horeca, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kaasboerderij";
    • 3. een strandrittenverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - strandrittenverhuurbedrijf";

niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. een zend- en ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie";
  • h. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

5.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel in geval sprake is van de bouw van een bedrijfswoning op een plek waar eerder nog geen bedrijfswoning aanwezig was zal de geluidbelasting op de gevel van de bedrijfswoning ten minste de voorkeursgrenswaarde bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoog te in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,50   15   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   3,50   30   60   8,50  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   50 m²   3,00   -   60   6,00  
5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. een zend-/ontvangstinstallatie zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie";
  • d. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie zal ten hoogste 40,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 5.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 5.1 onder a;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan:
    • 1. de verkoop van kaas, ijs en bijbehorend assortiment ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kaasboerderij";
    • 2. de verkoop van bier en bijbehorend assortiment ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bierbrouwerij";
  • c. het splitsen van gedeelten van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de gronden voor exploratieboringen en/of exploitatieboringen;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Gelijkwaardige bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
  • c. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
  • d. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.2 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder b in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • c. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.6.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
5.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van het bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.2 Wijziging ten behoeve van vergister

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gronden mede worden gebruikt ten behoeve van een vergister, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied vergister";
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van een de vergistingsinstallatie ten hoogste 1200 m² zal bedragen, exclusief de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de opslag van slib, afval, en dergelijke;
  • c. de bouwhoogte van platen en bassins voor opslag ten behoeve van de vergistingsinstallatie ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de vergistingsinstallatie ten hoogste 15,00 m zal bedragen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.3 Wijziging naar exploratieboringen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gronden mede worden gebruikt voor exploratieboringen, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied exploratieboringen"
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf, al dan niet in ondergeschikte mate in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, alsmede:
    • 1. een slopersbedrijf voor caravans, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - caravansloperij";

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch loonbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel in geval sprake is van de bouw van een bedrijfswoning op een plek waar eerder nog geen bedrijfswoning aanwezig was zal de geluidbelasting op de gevel van de bedrijfswoning ten minste de voorkeursgrenswaarde bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,50   15   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   3,50   30   60   8,50  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   50 m²   3,00   -   60   6,00  

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 6.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder e in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • c. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding 'bouwvlak' wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het bouwvlak maximaal 1,50 hectare zal bedragen;
  • c. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • d. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • e. de situering van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • f. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
6.6.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bedrijf - Delfstof- en energiewinning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Delfstof- en energiewinning" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van delfstoffenonderzoek en -winning, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. gebouwen en overkappingen;
  • f. terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage zal per bestemmingsvlak ten hoogste 10% bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid
7.3.1 Wijziging naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Delfstof- en energiewinning' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsmatige winning van delfstoffen ter plaatse is beëindigd;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Bedrijf - Milieustraat

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieustraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een vuiloverslagstation, niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting, een risicovolle inrichting en/of een vuurwerkbedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. terreinen;
  • f. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van het ter plaatse gevestigde vuiloverslagstation worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
8.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van de andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding en -zuivering, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. terreinen;
  • f. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
9.3.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
9.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 10 Bedrijf - Recycling- en composteerbedrijf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Recycling- en composteerbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een bedrijf dat voorbereidt tot recycling van bouwpuin (malen, breken, mechanisch sorteren van bouw- en sloopafval, beton menggranulaat en asfalt), dat is genoemd in bijlage 1 onder de categorie 4.2 en een bedrijf dat groenafval composteert, dat is genoemd in bijlage 1 onder de categorieen 4.1 of 4.2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - recycling en compostering";
    • 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor appartementen, voorzover ondergeschikt aan het wonen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. andere bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak zal ten hoogste 70% bedragen;
  • c. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter (het verlengde van) de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. indien de bijbehorende bouwwerken worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan:
    • 1. de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2;
    • 2. een bedrijf dat voorbereidt tot recycling van bouwpuin (malen, breken, mechanisch sorteren van bouw- en sloopafval, beton menggranulaat en asfalt), genoemd in bijlage 1 onder de categorie 4.2 en een bedrijf dat groenafval composteert, genoemd in bijlage 1 onder de categorieen 4.1 of 4.2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - recycling en compostering";
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een mobiele puinbreker voor meer dan 10 dagen per jaar;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van vervuilde grond zodanig dat meer dan 10.000 m³ vervuilde grond wordt opgeslagen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van calamiteitenopslag zodanig dat meer dan 500 m³ wordt opgeslagen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals asbest of verbrand afval, met uitzondering van calamiteitenopslag;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bedrijf dat groenafval composteert zodanig dat de verwerkingscapaciteit meer bedraagt dan 100 ton per dag;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding bedrijfswoning", in welk geval:
    • 1. het aantal appartementen per aanduiding niet meer dan één mag bedragen;
    • 2. de appartementen niet in bijgebouwen mogen worden gevestigd;
    • 3. de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte van een appartement ten hoogste 70 m² zal bedragen;
  • i. het in gebruik nemen van bouwwerken zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Afwijken

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.4 onder b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
10.5.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting, een risicovolle inrichting en/of een vuurwerkbedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. terreinen;
  • f. andere bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van het ter plaatse gevestigde rioolwaterzuiveringsbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van de andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 12 Bedrijf - Zonnepark

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Zonnepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. het agrarisch grondgebruik;
  • c. extensief dagrecreatie en educatief medegebruik;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder afschermende beplanting;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbij behorende:

  • h. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • i. andere bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen bedrijfsgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van het opwekken, het opslaan en de distributie van duurzame energie, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en een inkoopstation;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 500 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van zonnepanelen en de daarbij behorende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. er zal ten hoogste één plaatsingssysteem worden toegepast;
  • b. de zonnepanelen zullen in één richting worden geplaatst;
  • c. de bouwhoogte van de zonnepanelen zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen in geval de landschappelijke inpassing met duin, wetlands en groen, zoals opgenomen in de vergunning 14080 van 23 oktober 2014, niet langer in stand wordt gehouden dan wel zodanig wordt aangetast of vernield dat daarmee de landschappelijke inpassing teniet wordt gedaan.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grasvelden, ruigtes, bomen en struiken en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de groengebieden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het extensief agrarisch medegebruik;
  • d. paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het dempen van sloten, poelen en/of andere waterlopen en/of -partijen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven, niet zijnde bars en bar-/dancings, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - horecabedrijf";
    • 2. een thee-/koffiehuis, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - thee-/koffiehuis";
    • 3. appartementen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - appartementen";
    • 4. een hostel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - hostel";

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
14.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel in geval sprake is van de bouw van een bedrijfswoning op een plek waar eerder nog geen bedrijfswoning aanwezig was zal de geluidbelasting op de gevel van de bedrijfswoning ten minste de voorkeursgrenswaarde bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoog
te in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouwen of overkappingen 14.1 onder a sub 1   -   400 m²   3,00   -   60   9,00  
Bedrijfsgebouwen of overkappingen 14.1 onder a sub 2   -   500 m²   4,00   30   60   9,00  
Bedrijfsgebouwen of overkappingen 14.1 onder a sub 3   -   1.250 m²   4,50   -   60   8,00  
Bedrijfsgebouwen of overkappingen 14.1 onder a sub 4   -   1.500 m²   5,00   -   60   8,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   3,50   30   60   8,50  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   50 m²   3,00   -   60   6,00  

14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van appartementen ten behoeve van permanente bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • c. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.

 

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. verhardingen;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen en overkappingen;
  • e. terreinen;
  • f. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van de ter plaatse aanwezige begraafplaats worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
15.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,50 m bedragen.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
15.3.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
15.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

Artikel 16 Maatschappelijk - Museum

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Museum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebouw in de vorm van een bunker ten behoeve van een museale functie, in ondergeschikte mate in combinatie met aan de museumfunctie verwante vorm van ondergeschikte horeca;
  • b. een museale recreatiewoning, ter plaatsen van de aanduiding "recreatiewoning";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen;
  • h. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 16.1. onder a en b bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening en de recreatiewoning worden gebouwd;
  • b. er zal geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoog te in m   Dakhelling in °   Bouwhoog te in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Een gebouw in de vorm van een bunker   bestaand   -   bestaande   bestaand   bestaand   bestaand  
Recreatiewoning   100 m²   -   3,00   30   60   8,00  

16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de maatschappelijke functie;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
16.4.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
16.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
16.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

Artikel 17 Maatschappelijke - Vuurtoren

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijke - Vuurtoren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebouw ten behoeve van een vuurtoren;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nuts- en communicatievoorzieningen;
  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. detailhandel in souvenirs en daarmee vergelijkbare zaken;
  • e. dagrecreatief medegebruik;
  • f. museale functie;

met daarbij behorende:

  • g. terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Vuurtoren

Voor het bouwen van een vuurtoren geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van de vuurtoren zal ten hoogste 60,00 m bedragen.
17.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van de andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan genoemd in lid 17.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 18 Natuur

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het beheer, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, aardkundige, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden;
  • b. eendenkooien met de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik, ter plaatse van de aanduiding “eendenkooi”;
  • c. een eendenvijver met de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - eendenvijver";
  • d. de zeedefensie en waterkering;
  • e. sloten, plassen, dobbes, en daarmee gelijk te stellen water;
  • f. een klimbospark en paintballactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - klimbospark en paintball";

met daaraan ondergeschikt:

  • g. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging en beheer en onderhoud waterstaatswerken;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • i. activiteiten ten behoeve van onderzoek en monitoring;
  • j. strandrecreatie, waaronder vissen en gemotoriseerd rijden;
  • k. onverharde paden;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. evenementen;

met daarbijbehorende:

  • n. gebouwen en overkappingen ten behoeve van strandpaviljoens, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen";
  • o. gebouwen ten behoeve van strandbewaking, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen";
  • p. gebouwen en overkappingen ten behoeve van strandactiviteiten, waaronder begrepen daarbij behorende ondergeschikte lichte horeca, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand 1" en "specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand 2";
  • q. een gebouw in de vorm van een vogelkijkhut, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vogelkijkhut";
  • r. een gebouw in de vorm van een schuilhut ten behoeve van schuilen en educatieve doeleinden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - schuilhut";
  • s. een gebouw ten behoeve van een klimbospark en paintballactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - klimbospark en paintball";
  • t. affakkelpijp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - affakkelpijp";
  • u. een zend- en ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie";
  • v. andere bouwwerken, waaronder navigatiekenmerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen, behoudens kooihuisjes, gebouwen en overkappingen ten behoeve van strandpaviljoens, worden gebouwd.

18.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van een eendenkooi

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "eendenkooi" worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de hoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.2.3 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van een eendenvijver

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - eendenvijver" binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • b. de hoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.2.4 Strandpaviljoens

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van strandpaviljoens gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of een overkapping ten behoeve van een strandpaviljoen zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen';
  • b. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten behoeve van een strandpaviljoen, exclusief het daarbij behorende terras, zal ten hoogste 400 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van een gebouw of een overkapping, inclusief het daarbij behorende terras, zal ten hoogste 800 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten behoeve van een strandpaviljoen zal, exclusief de hoogte van de palen, ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • e. een strandpaviljoen moet worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten hoogste 30° zal bedragen.
18.2.5 Gebouwen ten behoeve van de strandbewaking

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de strandbewaking gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de bestaande locaties;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 7,00 m bedragen.
18.2.6 Gebouw in de vorm van een vogelkijkhut

Voor het bouwen van een gebouw in de vorm van een vogelkijkhut gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vogelkijkhut";
  • b. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 25 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.2.7 Gebouw in de vorm van een schuilhut

Voor het bouwen van een gebouw in de vorm van een schuilhut gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - schuilhut";
  • b. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 25 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.2.8 Gebouw ten behoeve van een klimbospark en paintballactiviteiten

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een klimbospark en paintballactiviteiten gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - klimbospark en paintball";
  • b. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.2.9 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van strandrecreatie

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van strandrecreatie gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand 1" en "specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand 2";
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand 1" zullen ten hoogste drie gebouwen of overkappingen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand 2" zal ten hoogste één gebouw of overkapping worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per aanduidingsvlak ten hoogste 150 m² bedragen, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen, inclusief daarbij behorende terrassen, ten hoogste 200 m² zal bedragen;
  • e. de gebouwen en overkappingen zullen op palen worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal, exclusief de hoogte van de palen, ten hoogste 3,50 m bedragen.
18.2.10 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. een affakkelpijp zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - affakkelpijp";
  • c. de bouwhoogte van een affakkelpijp zal ten hoogste 50,00 m bedragen;
  • d. een zend- en ontvangstinstallatie zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie";
  • e. de bouwhoogte van een zend- en ontvangstinstallatie zal ten hoogste 25,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van het klimbospark, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - klimbospark en paintball", zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van zeedefensie of natuur- en landschapsbeheer

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2.1 in die zin dat niet voor bewoning bedoelde gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de zeedefensie en/of het natuur- en landschapsbeheer worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 50,00 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten hoogste 60° zal bedragen.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het omzetten van gras- en/of schraalland ten behoeve van een ander agrarisch gebruik;
  • d. het ploegen en frezen van gronden;
  • e. het gebruik van gebouwen ten behoeve van bewoning;
  • f. het gebruik van de stranden als parkeerterrein ten behoeve van het gebruik van de strandpaviljoens;
  • g. de opslag van goederen ten behoeve van de strandpaviljoens buiten de gebouwen. Opslag onder de strandpaviljoens, inclusief terras, is wel toegelaten onder de volgende voorwaarden:
    • 1. opslag is alleen toegestaan buiten het stormseizoen (1 oktober-1 april);
    • 2. opslag is voor eigen gebruik. Opslag voor derden is strijdig;
    • 3. gebruik van de opslagruimte ten behoeve van verkoop van horeca-gerelateerde zaken is strijdig;
    • 4. opslag dient minimaal 5 meter uit de buitenkant van het terras, met een loodrechte projectie naar beneden, gesitueerd te zijn;
    • 5. de hoogte van de opslag bedraagt maximaal 3 meter;
    • 6. de oppervlakte van de opslag bedraagt maximaal 200 m²;
  • h. de opslag van goederen ten behoeve van een activiteitenstrand buiten de daar toegelaten gebouwen. Opslag onder de gebouwen, inclusief terrassen, is wel toegelaten onder de volgende voorwaarden:
    • 1. opslag is alleen toegestaan buiten het stormseizoen (1 oktober-1 april);
    • 2. opslag is voor eigen gebruik. Opslag voor derden is strijdig;
    • 3. gebruik van de opslagruimte ten behoeve van verkoop van horeca-gerelateerde zaken is strijdig;
    • 4. de oppervlakte van de opslag bedraagt maximaal 200 m², maar is niet groter dan het bestaande bouwwerk (gebouw en terras);
  • i. het nalaten en/of het plegen van onderhoud en ingrepen, die de veiligheid van de zeekering in gevaar brengen;
  • j. het gebruik van de gronden voor exploratieboringen en/of seismologisch onderzoek.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
18.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
  • b. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en/of verbreden van plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen en paden;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  • h. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
18.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 18.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. passen binnen een beheersplan vastgesteld op basis van de Wet natuurbescherming
18.5.3 Toetsingscriteria a t/m g

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de aardkundige, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden.

18.5.4 Toetsingscriteria h

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 19 Recreatie - Appartementen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Appartementen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van appartementenverhuur en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

19.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoog te in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   4,50   15   60   9,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   4,50   30   60   8,50  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   50 m²   3,00   -   60   6,00  
19.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan twee appartementen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal recreatieappartementen";
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
19.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
19.5.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Recreatie - Appartementen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Recreatie - Dagrecreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn:

  • a. terreinen ten behoeve van de dagrecreatie;
  • b. water;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • d. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • f. paden;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Er zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
20.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
  • b. het verwijderen van bodem- en oevervegetaties;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en/of verbreden van plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het aanleggen, verharden en/of verbreden van paden;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
20.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 20.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden.

 

Artikel 21 Recreatie - Groepsaccommodatie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Groepsaccommodatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve voorzieningen al dan niet in combinatie met sociaal - culturele doeleinden en horeca;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

21.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd, indien en voorover ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", tenzij ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", in welk geval bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak zullen worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoog te in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   4,50   15   60   9,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   4,50   30   60   8,50  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   50 m²   3,00   -   60   6,00  
21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Vergroten goothoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
21.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 21.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • c. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
21.6.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
21.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 21.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
21.7 Wijzigingsbevoegdheid
21.7.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Recreatie - Groepsaccommodatie' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het bouwvlak maximaal 1,50 hectare zal bedragen;
  • c. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • d. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • e. de situering van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • f. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
21.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Recreatie - Groepsaccommodatie' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 22 Recreatie - Kampeerterrein

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kampeermiddelen in de vorm van tenten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen ten dienste van het kampeerterrein ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer;
  • d. sport- en speelterreinen;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. beplanting en bebossing;
  • h. waterlopen;
  • i. andere bouwwerken.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 120 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
22.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen, inclusief de toegangspoorten, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
22.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen anders dan tenten;
  • c. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.

Artikel 23 Recreatie - Recreatiewoning

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één recreatiewoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal recreatiewoningen", in welk geval het aantal recreatiewoningen, inclusief bijbehorende bouwwerken, per bestemmingsvlak ten hoogste het aangegeven aantal zal bedragen;
  • b. indien en voor zover een bouwvlak is toegekend, zal een recreatiewoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, binnen een bouwvlak worden gebouwd;'
  • c. ondergronds mag uitsluitend worden gebouwd in de vorm van kelders, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. een kelder dient binnen de buitenwerkse gevelvlakken van de recreatiewoning te worden gebouwd;
    • 2. de verticale diepte van een kelder mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 120 m² bedragen;
  • e. de goothoogte van een recreatiewoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte", in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
  • g. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte", in welk geval de dakhelling ten minste 15° en ten hoogste 25° zal bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 1,00 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende recreatiewoning
  • i. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen;
  • j. indien geen bouwvlak is toegekend zal de afstand van een recreatiewoning tot een naastgelegen recreatiewoning ten minste 25 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand van toepassing is;
  • k. de afstand van een recreatiewoning ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 3,00 m bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
23.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
23.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. andere bouwwerken.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ondergronds mag uitsluitend worden gebouwd in de vorm van kelders, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. een kelder dient binnen de buitenwerkse gevelvlakken van de recreatiewoning te worden gebouwd;
    • 2. de verticale diepte van een kelder mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • f. de afstand van een recreatiewoning ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 3,00 m bedragen.
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. bij een recreatiewoning zal ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 20,00 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
24.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. er zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8,50 m bedragen.
24.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
24.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een recreatiewoning voor meer dan drie verblijfsrecreatieve eenheden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 25 Sport - Golfbaan

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfbaan;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan;
  • e. gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitair en/of schuilgelegenheid;
  • f. terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. beplanting en bebossing;
  • i. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • j. andere bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde golfbaan worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen zal ten hoogste 2.500 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
25.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitair en/of schuilgelegenheid

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitair en/of schuilgelegenheid gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde golfbaan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 250 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
25.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
25.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan in de vorm van ondergeschikte horeca ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het graven en dempen van sloten;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • d. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
25.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 26 Sport - Manege

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege met ondergeschikte horeca;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. evenementen gerelateerd aan de paardensport;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. andere bouwwerken.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder a en f genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde bedrijvigheid worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,50   15   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   3,50   30   60   8,50  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   50 m²   3,00   -   60   6,00  

26.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning dan wel de uitoefening van een beroep of bedrijf;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte groter dan 60 m²;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m².

Artikel 27 Sport - Sportvelden

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sportvelden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden ten behoeve van doeleinden van sport, spel en ontspanning;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. beplanting en bebossing;
  • g. water;
  • h. andere bouwwerken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse aanwezige sportveld worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen zal ten hoogste 2500 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
27.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
27.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan in de vorm van een horecagelegenheid ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten.

Artikel 28 Verkeer

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verharde en onverharde wegen en paden;
  • b. het behoud en herstel van de landschappelijke waarden van wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. sloten, bermen en beplanting;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • e. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. andere bouwwerken;

met dien verstande dat:

  • 1. behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft;
  • 2. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

28.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verharden van wegen en paden;
  • b. het verbreden van een verhardingsgedeelte;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
28.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
28.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.

 

Artikel 29 Verkeer - Luchthaven

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Luchthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een vliegveld met bijbehorende start- en landingsbanen;
  • b. het behoud en het herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. de luchtvaart, waaronder hangaars, een havengebouw en stalling;
    • 2. beleef- en slechtweervoorzieningen, waaronder wordt verstaan horeca, museum en activiteiten zoals sport, dagrecreatie en out en indoor;
  • e. helikopterlandingsplaats en - tankstation;
  • f. terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. beplanting en bebossing;
  • i. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • j. andere bouwwerken.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van het vliegveld

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het vliegveld gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde vliegveld worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak zal ten hoogste 25% bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 9,00 m bedragen.

29.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
29.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gebruiken van kunstmest en bestrijdingsmiddelen;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde start- en landingsbanen;
  • c. het scheuren van grasland;
  • d. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse leidingen;
  • e. het aanleggen van drainagemiddelen.

29.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

29.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 30 Water

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de visserij;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik van het water en de oevers;

met de daarbijbehorende:

  • c. kaden, dijken en oeverstroken;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • f. paden;
  • g. andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en duikers, walbeschoeiingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

30.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 1,50 m bedragen.
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Bruggen, dammen, duikers en/of daarmee gelijk te stellen overspanningen en overkluizingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 30.2.2 in die zin dat tevens bruggen, dammen, duikers en/of daarmee gelijk te stellen overspanningen en overkluizingen worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:

  • a. de bruggen, dammen, duikers en/of daarmee gelijk te stellen overspanningen en overkluizingen noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen;
  • b. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 31 Water - Waterkering

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering voor zeedefensie;
  • b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het agrarisch en recreatief medegebruik;
  • d. wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  • e. water;
  • f. cultuurgrond;
  • g. andere bouwwerken, waaronder dammen en/of duikers.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

31.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 31.2.1 in die zin dat gebouwen, zoals een meetverblijf, een peilschaalstation, of naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat over de vraag of geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de zeedefensie;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw ten hoogste 30º zal bedragen.
31.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ophogen, afgraven, ontgronden en/of egaliseren van gronden anders dan ten behoeve van de aanpassing/versterking van de bestaande waterkering;
  • b. het diepploegen van gronden;
  • c. het gebruik van gronden anders dan als grasland.

Artikel 32 Wonen

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in ondergeschikte mate in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in ondergeschikte mate in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit op de wijze van een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  • c. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in ondergeschikte mate in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit; , alsmede in ondergeschikte mate in combinatie met:
    • 1. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatieappartementen, ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van de karakteristieke bouwwerken wordt nagestreefd.

32.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

32.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd, indien en voorover ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • d. ondergronds mag uitsluitend worden gebouwd in de vorm van kelders, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. een kelder dient binnen de buitenwerkse gevelvlakken van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. de verticale diepte van een kelder mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • g. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,50 m bedragen.
32.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50,00 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
32.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken in de zin van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Vergroten goothoogte hoofdgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 32.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 4,50 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
32.3.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2.2 onder b in die zin dat, met behoud van het bepaalde in lid 32.2.2 onder c, de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits;

  • a. er voor de vergroting van bijbehorende bouwwerken sprake is van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies;
  • b. bij vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
  • c. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
32.3.3 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken in combinatie met saneren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 32.2.2 onder b in die zin dat, met behoud van het bepaalde in lid 32.2.2 onder c, de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw meer mag bedragen dan 100 m², mits:

  • a. bij vervanging boven de maximaal toelaatbare 100 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd;
  • b. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
32.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2.3 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 32.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
32.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen minder bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het woonhuis met bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in het woonhuis uitvoert, bewoner van het woonhuis is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning of de uitoefening van een beroep of bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie", in welk geval:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in het woonhuis bevindt en direct toegankelijk is vanuit het woonhuis;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie,
      zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van het woonhuis, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij het woonhuis wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van het woonhuis met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
32.5 Afwijken van de gebruiksregels
32.5.1 Agrarisch nevenbedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 32.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor een agrarisch nevenbedrijf, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
32.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • c. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.
32.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
32.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
32.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 32.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
32.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw niet onevenredig wordt aangetast.
32.7 Wijzigingsbevoegdheid

32.7.1 Verwijderen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt verwijderd, in geval de inrichting waartoe de voormalige agrarische bedrijfswoning behoorde is beëindigd.

Artikel 33 Leiding - Gas

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. andere bouwwerken.
33.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

33.3 Bouwregels
33.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

33.3.2 Geen gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

33.3.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,50 m bedragen.
33.4 Afwijken van de bouwregels
33.4.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 33.3.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • b. een positief advies van de brandweer is verkregen.
33.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het langdurig of permanent opslaan van goederen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als risicogevoelig bouwwerk c.q. object.
33.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • d. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • e. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.
33.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 33.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.

33.7 Wijzigingsbevoegdheid
33.7.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd, mits:

  • deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 1

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
34.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
34.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
34.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 35 Waarde - Archeologie 2

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
35.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in 35.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 35.2.2, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het graven van watergangen;
  • c. het graven van sleuven breder dan 50 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • d. het permanent verlagen van het waterpeil.
35.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 35.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
35.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.

35.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 36 Waarde - Cultuurhistorie

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. oude dijkjes, dôbbes (drinkkuilen), wielen (dijkdoorbraken), stuifdijken , oude kerkhoven, eendenkooien, en overige waardevolle cultuurhistorische elementen;
  • b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de in a genoemde elementen;

met de daarbijbehorende:

  • c. andere bouwwerken.
36.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen van het beloop en/of het profiel van de dijken;
  • b. het dempen of vergraven van dobbes;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur.
36.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 36.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
36.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 37 Waarde - Landschap open gebied

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap open gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de openheid van de poldergebieden ten behoeve van het zicht op de dorpen en de sterke ruimtelijke relatie tussen de openheid van het poldergebied en de dorpen Hollum en Ballum.
37.2 Bouwwerken

Op of in deze gronden zullen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens andere bouwwerken tot een bouwhoogte van ten hoogste 2,00 m.

37.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van de bosbouw, sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  • b. het anderszins aanplanten of laten ontstaan van bomen en/of ander opgaand houtgewas.
37.4 Afwijken van de gebruiksregels
37.4.1 Beplanting ten behoeve van landschappelijke inpassing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.3 onder b in die zin dat bomen en/of ander opgaand houtgewas wordt aangeplant ten behoeve van de landschappelijke inpassing van bebouwde percelen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de openheid van de gebieden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 38 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 39 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking ter plaatse en de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

40.1 Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden die zijn bestemd voor het plaatsen van kampeermiddelen dan wel waar een afwijking is verleend voor de plaatsing van kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken als standplaats voor doeleinden van (detail)handel of bedrijf alsmede als standplaats voor wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van (detail)handel ter plaatse;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de beoefening van de parasport en voor het gebruik van ultra lichte vliegtuigen;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zonnepanelen anders dan op daken van gebouwen of overkappingen.

40.2 Afwijken van de gebruiksregels
40.2.1 Seksinrichting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.1 onder b in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van seksuele dienstverlening of een escortbedrijf, mits:

  • a. afwijking voor ten hoogste één seksinrichting of escortbedrijf zal worden verleend;
  • b. er geen afwijking voor raam- of straatprostitutie zal worden verleend;
  • c. de ondernemers van de seksinrichting of het escortbedrijf een bedrijfsplan in moet dienen;
  • d. er volledig op eigen terrein geparkeerd zal worden;
  • e. de activiteit, gelet op de aard en invloed, niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het karakter van de woonomgeving, waarbij wordt gelet op de aanwezigheid van gevoelige functies, zoals woningen, scholen en onderwijsinstellingen en de daarbij behorende aanlooproutes, alsmede op het voorkomen en beperken van overlast gelet op de aard van de activiteit, te weten een overwegende avond- en nachtactiviteit;
  • f. de bouwwerken voldoen aan de brandveiligheidseisen.

40.2.2 Afwijking zonnepanelen anders dan op daken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 40.1 onder k in die zin dat zonnepanelen anders dan op daken van gebouwen of overkappingen worden geplaatst, mits:

  • a. de zonnepanelen uitsluitend op bouwpercelen binnen de daarvoor op de verbeelding opgenomen bestemmingsvlakken of binnen de bouwvlakken binnen de op de verbeelding aangeduide agrarische bouwpercelen worden toegelaten;
  • b. de zonnepanelen uitsluitend ten behoeve van het eigen gebruik worden opgericht;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

41.1 geluidzone - vliegverkeer
41.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - vliegverkeer' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege de geluidzone van het vliegverkeer van het vliegveld Ameland.

41.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • er zullen geen nieuwe geluidsgevoelige bouwwerken of uitbreidingen van bestaande geluidsgevoelige bouwwerken worden gebouwd.
41.2 milieuzone - waterwingebied
41.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - waterwingebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied.

41.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het oprichten van inrichtingen die staan vermeld op een bij de Provinciale Omgevingsverordening 2010 behorende lijst;
  • b. nieuwe woonhuizen, niet zijnde het vervangen van bestaande woonhuizen;
  • c. nieuwe infrastructurele werken (wegen, parkeerplaatsen, spoorwegen, buisleidingen en dergelijke), tenzij bedoeld voor ontsluiting van woningbouw;
  • d. ondergrondse opslag van vloeistoffen, anders dan voor schoon water;
  • e. opslag van afvalstoffen op of in de bodem;
  • f. lozing van huishoudelijk afvalwater in de bodem daar waar aansluiting is op riolering;
  • g. nieuwe begraafplaatsen of terreinen waar verstrooiing plaatsvindt;
  • h. industriële en grootschalige recreatieve ontwikkelingen;
  • i. het gebruik van zwarte lijst bestrijdingsmiddelen, compost, zwarte grond, zuiveringsslib, reststoffen als meststoffen en bouwstoffen die vallen onder de reikwijdte van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming;
  • j. nieuwe (grootschalige) ontgrondingen;
  • k. nieuwe delfstoffenwinning;
  • l. het roeren van de grond dieper dan 2,00 m;
  • m. duurzame energiebronnen die negatieve invloed hebben op of gevaar opleveren voor de kwaliteit van het grondwater;
  • n. nieuwe militaire activiteiten;
  • o. verkeersaantrekkende voorzieningen.
41.3 veiligheidszone - bedrijven
41.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bedrijven' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

41.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

41.3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.3.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
41.3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
41.3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.3.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
41.4 vrijwaringszone - dijk
41.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkeringen.

41.4.2 Bouwregels gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding.

41.4.3 Bouwregels andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze aanvullende bestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
41.4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.4.2 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
41.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast.
41.5 vrijwaringszone - molenbiotoop
41.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

41.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen bouwwerken niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
41.5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.5.2 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
41.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 41.5.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 41.5.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 41.5.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

b Uitzonderingen

Het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

c Voorwaarden

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

41.6 vrijwaringszone - recht van afpaling
41.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - recht van afpaling' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de rust in het gebied rondom eendenkooien ten behoeve van het functioneren van eendenkooien.

41.6.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden zodanig dat de rust in een gebied zodanig wordt verstoord dat daarmee het functioneren van eendenkooien onevenredig wordt geschaad.

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen in die zin dat ten behoeve van het kamperen bij woonhuizen en (agrarische) bedrijven, gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. tevens de in artikel 3.5.2 genoemde omgevingsvergunning is verleend;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt aangebracht, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien er sprake is van het verleggen van een bestaande leiding;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de gebiedsaanduiding aan dit tracé wordt aangepast;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 41.4 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, aanleg van rotondes, oversteekplaatsen, e.d. van wegen en paden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, waarbij met name waardevolle weidevogelgebieden zoveel mogelijk worden gemeden;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 28 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 44 Overige regels

44.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

45.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Buitengebied Ameland

van de gemeente Ameland