direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nes - Paasduinweg 12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20211099-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Paasduinweg 12 te Nes is een groepsaccommodatie gevestigd. De bebouwing is gedateerd en de initiatiefnemers zijn van plan om een deel van de accommodatie te slopen en een aantal nieuwe verblijfsrecreatieve gebouwen te realiseren. In de voorgenomen situatie worden de nieuwe gebouwen op de oostelijke zijde van het perceel gerealiseerd.

Dit is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Nes. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, waarin het voornemen toegelicht en geregeld wordt. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van de dorpskern Nes op Ameland. Op figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211099-VA01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Nes, dat is vastgesteld op 24 november 2014. Op basis van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Recreatie - Groepsverblijf'. Daarnaast geldt voor een deel van het noordoosten van het plangebied de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bedrijven'.

De gronden binnen de bestemming 'Recreatie - Groepsverblijf' zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van groepsaccommodaties en een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, met de bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Verder zijn bijgebouwen toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen'. Er geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 9 meter.

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' geldt dat in of op deze gronden geen kwetsbare of beperk kwetsbare objecten mogen worden gebouwd. Hier kan met een omgevingsvergunning van worden afgeweken.

De voorgenomen nieuwbouw wordt buiten het geldende bouwvlak gerealiseerd, waardoor het voornemen niet binnen de huidige planologische regeling past. Daarom wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211099-VA01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan Nes

1.4 Leeswijzer

Na bovenstaande inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en de ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de vertaling van de uitgangspunten uit hoofdstuk 2, 3 en 4 naar een juridische regeling. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft het perceel Paasduinweg 12, in het oosten van Nes. Op het perceel is groepsaccommodatie Paasduin aanwezig. De accommodatie staat centraal op het perceel en bestaat uit drie gebouwen ten behoeve van de groepsaccommodatie en een bedrijfswoning. De gebouwen bestaan allemaal uit één bouwlaag met een kap. Binnen de drie gebouwen zitten vier ruimtes die te huur zijn al groepsaccommodatie. In totaal wordt ruimte geboden aan 237 personen. rondom de bebouwing is verharding aangebracht. Het overige deel van het perceel betreft grasland. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige inrichting weergegeven. In figuur 2.2 is een schematische weergave van de verdeling van het aantal bedden over de huidige accommodaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211099-VA01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211099-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Verdeling van het aantal bedden in de huidige situatie

Ten noorden van het plangebied ligt het recreatiegebied De Vleijen en staat een voorziening van de Gasunie. Ten zuiden staan onder meer een kerk, een maatschappelijke instelling en woningen. Ook ten westen staan woningen. Ten oosten ligt de begraafplaats van Nes.

2.2 Gewenste situatie

Het initiatief bestaat uit de gedeeltelijke sloop van de huidige bebouwing en het realiseren van nieuwe gebouwen ten behoeve van de aanwezige groepsaccommodatie. De initiatiefnemers hebben het voornemen om het concept van hun groepsaccommodatie te veranderen. Waar nu nog wordt ingezet op overnachtingen van grote groepen personen, is het de bedoeling om in de nieuwe situatie juist ook meer voorzieningen voor kleinere groepen personen aan te bieden. Hierbij zal een enorme kwaliteitsslag worden gemaakt.

Het voornemen is om het bestaande Huis Zuid te slopen. Dit gebouw is bouwkundig niet geschikt om op te delen en ruimte te bieden voor kleinere groepen mensen. Om die reden is het noodzakelijk dit pand te slopen. Huis Noord en het Bovenhuus zullen door middel van een interne verbouwing opgesplitst worden in vier groepsaccommodaties van 3 keer 20 personen en 1 keer 24 personen. De accommodaties worden van hoge kwaliteit en zijn tevens gezamenlijk te huur zodat grotere groepen er gebruik van kunnen maken.

Met de sloop van Huis Zuid komt er ruimte vrij voor nieuwe accommodaties. Het is dan ook het voornemen om ten oosten van de huidige bebouwing twee nieuwe accommodaties te realiseren, met elk een 10-, een 12- en een 14-persoons appartement, die indien nodig ook te schakelen zijn. Tevens wordt in deze accommodaties ingezet op toegankelijkheid voor minder validen en ouderen. De nieuwe gebouwen worden zo energieneutraal als mogelijk uitgevoerd. De gebouwen zullen, evenals de huidige bebouwing, bestaan uit één bouwlaag met kap. In totaal wordt in de nieuwe situatie ruimte geboden aan 172 personen. Dit aantal is dus minder dan de 236 personen die momenteel hier kunnen overnachten. Aan de oostzijde van het perceel wordt een parkeerterrein aangelegd. Tevens komt aan de oostzijde van het terrein een bijgebouw te staan, waarin opslag ten behoeve van de appartementengebouwen plaatsvindt.

Tot slot krijgt ook de rest van het terrein een upgrade, door een speelterrein aan te leggen met veel speeltoestellen en veel groen. Het bedrijf gaat zich met name richten op (grote) gezinnen en 'drie generaties vakanties'. In figuur 2.3 zijn impressies weergegeven van de voorgenomen inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211099-VA01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20211099-VA01_0006.jpg"

Figuur 2.3 Voorgenomen inrichting van het plangebied

Ruimtelijke inpassing

De nieuwe gebouwen ten behoeve van de groepsaccommodatie komen op het bestaande perceel dat al in gebruik is ten behoeve van de groepsaccommodatie. Functioneel is er geen sprake van een wijziging. In het huidige plan is tevens al aangetoond dat deze functie hier goed past. Qua maatvoering en stijl wordt aangesloten bij de bestaande bebouwing door de nieuwe gebouwen uit één bouwlaag met kap te laten bestaan en aan te sluiten bij de geldende welstandseisen.

Verkeer en parkeren

De groepsaccommodatie is in de huidige situatie al in het plangebied aanwezig. Met de realisatie van de voorgenomen plannen zal het aantal bedden afnemen met 64. Echter veranderd de aard van de groepsaccommodatie ook met de voorgenomen ontwikkeling. In de huidige situatie gaat het om een recreatieve verblijfsvoorziening voor relatief grote groepen, met grote slaapzalen. In de voorgenomen situatie worden de aantal verdeeld over meerdere gebouwen, waarmee vakantieappartementen ontstaan, die deels tevens geschakeld kunnen worden tot grotere groepsvoorzieningen. Die veranderende aard zorgt ervoor dat ondanks de afname van het aantal bedden, de verkeersaantrekkende werking toeneemt doordat gelijktijdig meer verschillende bezoekers ter plaatse zullen zijn. Deze bezoekers komen onafhankelijk van elkaar naar de locatie. De omringende wegenstructuur heeft voldoende capaciteit om deze toename op te vangen. Bovendien zal een relatief groot deel van de bezoekers per fiets komen en de auto op het vaste land laten staan.

In het plangebied wordt in de beoogde situatie een parkeerterrein aangelegd aan de oostzijde. Dit parkeerterrein zal aansluiten op het Bramerduinenpad. In de huidige situatie betreft dit een fietspad. Om een veilige verkeerssituatie te creëren zal in de uitvoeringsfase worden bekeken of dit een fietspad blijft, waarbij uitsluitend gemotoriseerd bestemmingsverkeer tot aan de uitrit van het plangebied wordt toegestaan, of dat het Bramerduinenpad wordt omgevormd tot fietsstraat. In beide gevallen zal sprake zijn van een goede en veilige verkeerssituatie. De initiatiefnemer zal financieel bijdragen aan de aanpassingen die uiteindelijk nodig zijn om de veiligheid voor fietsers te garanderen.

Het parkeerterrein aan de oostzijde van het perceel zal de ontstane parkeerbehoefte in het plangebied opvangen. Deze is nu ingetekend met ruimte voor 25 parkeerplaatsen. In de praktijk zal moeten blijken of dit voldoende is, afhankelijk van de hoeveelheid bezoekers die het plangebied uitsluitend per fiets aan doen. Mocht blijken dat het parkeerterrein moet worden uitgebreid, dan is hier voldoende ruimte voor in het plangebied. In de regels van dit bestemmingsplan is bovendien geborgd dat de ontwikkeling alleen wordt toegestaan indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Daarmee is dit voldoende juridisch-planologisch vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Met betrekking tot het beleidskader wordt gekeken naar het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. In dit hoofdstuk is daarom een omschrijving van het beleid op deze drie schaalniveaus opgenomen, met daarin een toetsing van het plan aan alle relevante beleidsstukken.

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden..
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI. Wel draagt het project in algemene zin bij om de regio sterker en leefbaarder te maken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het project zijn geen nationale belangen van belang.

Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe ruimtelijke plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Binnen het plangebied wordt een bestaande groepsaccommodatie deels gesloopt en worden nieuwe gebouwen binnen het bestaande perceel herbouwd. Dit vindt plaats binnen bestaand bebouwd gebied en sluit functioneel aan op de omgeving. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van de Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijkingis als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijke project dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Met dit project wordt een bestaande groepsaccommodatie herontwikkeld. In het nieuwe concept wordt ingezet op overnachting aanbieden voor kleinere gezelschappen. Het aantal bedden neemt in de nieuwe situatie af ten opzichte van de huidige situatie. Daarom is het niet noodzakelijk de behoefte aan te tonen en is het project op voorhand niet in strijd met de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes

  • 1. rolbewust;
  • 2. decentraal wat kan;
  • 3. ja, mits;
  • 4. aansluiting zoeken;
  • 5. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Toetsing

De provincie zet in op slimme groei van de gastvrijheidseconomie. Slimme groei betekent inzetten op (cultuur)toeristen die geïnteresseerd zijn in de kwaliteit en identiteit van de provincie, meer jaarrond bezoek in plaats van pieken, en meer bezoek in heel Fryslân. Het vergroenen en circulair maken van de economie is hierbij een belangrijk uitgangspunt. De verwachting is dat het binnenlands toerisme toeneemt en dat het aantal buitenlandse toeristen dat jaarlijks naar Nederland komt in 2030 minimaal is verdubbeld.

Nieuwe ontwikkelingen worden bij voorkeur ingezet voor behoud van vitaliteit van (voorzieningen in) dorpen en steden, passend bij de Friese identiteit en de doelgroep cultuurtoerisme. De inpassing ervan in de omgeving gebeurt op basis van maatwerk, met toepassing van de principes.

Het Rijk zet in op spreiding van toeristen naar regio's zoals Fryslân. Samen met gemeenten onderzoekt de provincie de vitaliteit van logiesaccommodaties en voert zo nodig maatregelen uit.

Met de herontwikkeling van de bestaande (verouderde) groepsaccommodatie wordt ingespeeld op de veranderende vraag naar accommodaties en wordt hierop ingespeeld. Dit is met name door het richten op kleinere gezelschappen en kwalitatief hoogwaardige nieuwe voorzieningen hiervoor te realiseren. Daarmee is de ontwikkeling in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Rome Fryslân is het beleid vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Op de kaart begrenzing bestaand bebouwd gebied is weergegeven dat het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt. Stedelijke functies, waaronder de groepsaccommodatie dienen primair binnen dit gebied gerealiseerd te worden. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt hierop aangesloten.

In artikel 5 zijn regels opgenomen ten aanzien van recreatieve voorzieningen op de Waddeneilanden en de uitbreiding hiervan. In dit geval is echter sprake van herontwikkeling van een bestaande groepsaccommodatie, waarmee het aantal bedden afneemt. De recreatiedruk op het eiland neemt hiermee niet toe, waarmee de ontwikkeling in overeenstemming is met de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Nota verblijfsrecreatie Ameland

De Nota verblijfsrecreatie Ameland is opgesteld om beleid te ontwikkelen dat kan dienen als afwegingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in de verblijfsrecreatieve sector op Ameland.

De doelgroep van de sector groepsaccommodaties beperkt zich niet langer tot groepen schoolkinderen. Er is de afgelopen jaren steeds meer vraag naar groepsaccommodaties, al dan niet opdeelbaar, voor families, vrienden, tot 20 personen. Sommige bedrijven kiezen ervoor hun groepsverblijf te verbeteren, om aan de wensen van de gasten te blijven voldoen en andere bedrijven kiezen ervoor om het verder op z'n beloop te laten en minimaal te investeren. Over het algemeen geldt dat de verblijfsduur van de groepen met schoolkinderen terug loopt en dat de groepen kleiner worden. De doelstelling met betrekking tot groepsaccommodaties is dat deze in aantallen zo mogelijk gelijk moeten blijven.

Verder is in de nota opgenomen dat als de gemeente medewerking verleent aan nieuwe plannen, er sprake dient te zijn van bedrijfsmatige exploitatie en dient uitponden zoveel mogelijk te worden voorkomen.

In de voorgenomen ontwikkeling worden nieuwe voorzieningen gerealiseerd ten behoeve van de bestaande groepsaccommodatie. Er worden opdeelbare verblijven gebouwd, waarin kleinere groepen dan voorheen passen. Hierdoor neemt het aantal bedden wel af. Het voornemen sluit aan bij de vraag die omschreven wordt in de nota. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met het gestelde beleid.

Omdat in de Nota verblijfsrecreatie een groepsaccommodatie als zodanig wordt beschouwd bij minimaal 16 personen (bij minder is sprake van appartementen) is ervoor gekozen om de verblijfseenheden die minder dan 16 personen kunnen herbergen, aan te duiden als appartementen. Dit is overeenkomstig met de begripsbepalingen uit dit beleidsstuk.

Tot slot is in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen die uitponden tegengaat, op basis van de beleidsregels bedrijfsmatige exploitatie en uitponden 2021'. Daarmee is in het bestemmingsplan vastgelegd dat uitponden niet mogelijk is, in lijn met de nota verblijfsrecreatie.

Welstandsbeleid

Met de welstandsnota gemeente Ameland (2016) wil de gemeente het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving behouden. De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Het plangebied valt onder het deelgebied 'Nes' en binnen het welstandsgebied 'Oude Kern'. De ontwerpen van de groepsaccommodatie worden te zijner tijd door de welstandscommissie beoordeeld en zullen moeten voldoen aan de geldende welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het project. Meer concreet wordt beoordeeld hoe het plan zich verhoudt tot de diverse milieukaders (zoals archeologie, bodem, externe veiligheid, geluid, flora en fauna, luchtkwaliteit en water).

4.1 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming is gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

Toetsing

In de huidige situatie is het gehele perceel reeds bestemd ten behoeve van de (reeds aanwezige) groepsaccommodatie. De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats binnen de begrenzing van dit perceel. Daarom wordt per definitie geen afbreuk gedaan aan de huidige milieuzonering. Dit aspect is in het kader van het vigerende bestemmingsplan reeds beoordeeld en als voldoende beschouwd. De nieuwe gebouwen worden bovendien op een grotere afstand tot de naastgelegen woningen gebouwd dan in de huidige situatie. Om die reden is geen nader onderzoek noodzakelijk naar milieuzonering.

4.2 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening wordt in geval van ruimtelijke ontwikkelingen aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Toetsing

In het vigerende bestemmingsplan zijn de gronden reeds bestemd en daarmee goedgekeurd voor een groepsaccommodatie. Daarom kan op basis hiervan worden geconcludeerd dat de gronden geschikt zijn om de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Er is in het kader van dit bestemmingsplan geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.3 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet Geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Op grond van de Wgh geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing

De groepsaccommodatie is voor de Wet geluidhinder geen geluidgevoelig object. Er is dan ook geen noodzaak om een akoestisch onderzoek uit te voeren. Bovendien is op het perceel al een groepsaccommodatie aanwezig en is daar geen sprake van overlast door wegverkeerslawaai.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg ban te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Toetsing

Met de voorgenomen ontwikkeling neemt het aantal bedden van de groepsaccommodatie af. Dit zorgt voor minder verkeersgeneratie, waardoor de ontwikkeling niet bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is dan ook geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.5 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Op basis van de advieskaart Steentijd - Bronstijd is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Op basis van de advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen met een oppervlakte vanaf 500 m2.

Toetsing

In dit geval wordt de grenswaarde voor archeologisch onderzoek overschreden door de realisatie van de nieuwe bebouwing. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er geen aanleiding is om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Er zijn geen archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden.

4.6 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van cultuurhistorische waarden in het plangebied waar rekening mee gehouden dient te worden.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied 'Duinen Ameland' op circa 800 meter afstand tot het plangebied. Iets verder ten noorden, op 1,2 kilometer afstand ligt de Noordzeekustzone. Tot slot ligt de Waddenzee op circa 1,4 kilometer ten zuiden van het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied worden twee accommodaties ontwikkeld. De ontsluiting hiervan verloopt over bestaande infrastructuur en doorkruist geen van de beschermde natuurgebieden. Gezien de relatieve kleinschaligheid van het plan en het feit dat het aantal bedden en de verkeersbewegingen afnemen kan gesteld worden dat geen sprake is van aantasting van deze gebieden.

Stikstofdepositie

Zowel Duinen Ameland, de Noordzeekustzone als de Waddenzee zijn stikstofgevoelig. De accommodaties worden op korte afstand van deze stikstofgevoelige gebieden aangelegd, waardoor een stikstofonderzoek noodzakelijk is uitgevoerd om aan te tonen of sprake is van significante stikstofdepositie ter plaatse van deze gebieden. Er is een stikstofonderzoek uitgevoerd voor de gebruiksfase van het plan. Voor de aanlegfase geldt een vrijstelling op basis van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn).

Uit het stikstofonderzoek, dat is opgenomen als bijlage 4 is naar voren gekomen dat geen sprake is van uitkomsten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar ter plaatse van stikstofgevoelige beschermde natuurgebieden. Daarom zijn geen verdere maatregelen noodzakelijk.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

In het kader van dit plan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen als bijlage 2. Uit de quickscan zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:

  • Het te slopen gedeelte van Recreatiecentrum Paasduin op Ameland vormt geen aantrekkelijk verblijf voor vleermuizen. Bovendien zijn in de nabijheid veel geschiktere gebouwen, zodat Paasduin bepaald geen eerste en enige keus voor vleermuizen is;
  • Tijdens de veldezoeken is neit aangetroffen wat op de aanwezigheid van vleermuizen duidt. Door de sloop van het gebouw wordt enig effect op vleermuizen dan ook uitgesloten. Wel wordt geadviseerd om bij de uitvoering van de werkzaamheden toch goed op te letten omdat de aanwezigehdi van een enkel dier nooit helemaal kan worden uitgesloten (zorgvuldigheid principe). Dit geldt met name bij verwijdering van het dakbeschot;
  • De in de omgeving aanwezige bomen en bosschages worden niet veranderd en daarmee blijft de voor vleermuizen belangrijke infrastructuur intact;
  • Ook vanwege (broed)vogels of amfibieën is er geen belemmering voor de sloop van het gebouw.

Hieruit wordt geconcludeerd dat er geen nader onderzoek naar beschermde soorten noodzakelijk is.

4.8 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het project is via de digitale watertoets (kenmerk: 20200504-2-23194) kenbaar gemaakt aan het Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op deze wateraspecten. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 3.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied wordt bestaande bebouwing en verharding verwijderd, waarna er nieuwe logiesgebouwen worden gerealiseerd. Per saldo neemt hierdoor de verharding in het plangebied niet toe. Daarom is het niet noodzakelijk om watercompensatie uit te voeren. Dit is in overleg met het Wetterskip Fryslân bekeken en bepaald.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt wat betreft afvalwater aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt afgewaterd op een naastgelegen recreatievijver.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

Er is geen sprake van beschermingszones en specifieke watergangen in en grenzend aan het plangebied.

4.9 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Toetsing

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het planvoornemen kunnen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied een buisleiding loopt en een gasdrukmeet- en regelstation van Gasunie aanwezig is.

Daarom is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd (bijlage 5). Dit onderzoek richt zich op zowel de aanwezigheid van de buisleiding als het gasdrukmeet- en regelstation. Uit het onderzoek is het volgende naar voren gekomen:

Gasdrukmeet- en regelstation

Ten noorden van het plangebied bevindt zich een gasdrukmeet- en regelstation van categorie C. De capaciteit is minder dan 40.000 m3/h. Naar aanleiding van de ingediende zienswijze is bepaald dat een afstand van 25 meter in acht dient te worden gehouden ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten voor dit gasdrukmeet- en regelstation. Dit is nader uiteengezet in de zienswijzennota die is opgenomen bij het raadsbesluit. De veiligheidsafstand overlapt deels het plangebied Ten aanzien hiervan is een veiligheidszone opgenomen waarbinnen geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. De groepsaccommodaties worden buiten deze zone gerealiseerd. Dit betekent dat het station geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Aardgasleiding

Er is geen sprake van een PR 10-6-contour. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het plan. Ten aanzien van het groepsrisico is berekent dat deze wel toeneemt maar kleiner blijft dan 10% van de oriëntatiewaarde. Het plangebied ligt bovendien buiten de belemmeringenstrook van de aardgasleiding. Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Deze is hieronder opgenomen.

Beperkte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding dient op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt in westelijke richting ontsloten door het Bramerduinenpad/Paasduinweg die aansluiten op de Noorderweg waarmee het centrum van Nes bereikt kan worden. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroutes voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.

Zelfredzaamheid

Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Er wordt  uitgegaan van het feit dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan het hulpsysteem 'Hartveilig Wonen' gehanteerd worden waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren in afwachting van een ambulance.

Conclusie

De veiligheidszone van het gasdrukregel- en meetstation van de Gasunie valt buiten het plangebied en heeft geen invloed op de voorgenomen ontwikkelingen. Het plangebied valt wel (deels) binnen de veiligheidszone van de aardgasleiding. Echter is het hier voldoende om een beknopte verantwoording van het groepsrisico op te nemen. Daarmee is het niet noodzakelijk nadere maatregelen en/of onderzoek uit te voeren.

4.10 Kabels en Leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de grotere verbindingen en hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied, behalve de in de vorige paragraaf beschreven aardgasleiding, liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft één bestemmingen gekregen. Deze is afgestemd op het beoogde initiatief en de regeling uit het geldende bestemmingsplan.

Recreatie - Groepsverblijf

De bestemming sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande regeling voor het perceel. Daarbij zijn de bouwvlakken afgestemd op de voorgenomen situatie, zodat de nieuwe bebouwing juridisch-planologisch ook op de voorziene plek geregeld is. Tevens zijn de bestaande mogelijkheden ook gecontinueerd. Om beleidsmatig aan te sluiten op hetgeen is opgenomen in de Nota Verblijfsrecreatie Ameland is ervoor gekozen om de accommodaties van minder dan 16 personen aan te duiden als appartementen. De bijgebouwen zijn eveneens aangeduid en daarmee vastgelegd. Qua maatvoering is aangesloten op de huidige maatvoering, waarbij een maximum goot- en bouwhoogte van 4 en 9 meter geldt. Om te voorkomen dat bijgebouwen overal op het perceel mogelijk zijn, is ervoor gekozen om de locaties voor bijgebouwen aan te duiden op de kaart. Er zijn drie locaties aangewezen. Buiten de bouwvlakken zijn onder meer sport- en speelterreinen toegestaan om de voorgenomen speeltoestellen te kunnen realiseren.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens worden de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming.

Hierop zijn reacties binnen gekomen dat Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân.

Provincie Fryslân

In haar overlegreactie heeft de provincie laten weten dat het stikstofonderzoek een update nodig heeft en met de meest recente versie van Aerius uitgevoerd dient te worden. Verder werd geadviseerd om natuurinclusief te bouwen.

Als gevolg hiervan is een nieuw stikstofonderzoek aan dit plan toegevoegd, waar eveneens geen significante waarden uit naar voren zijn gekomen. Wat betreft natuurinclusief bouwen, zal hier bij de uitvoering rekening mee worden gehouden.

Wetterskip Fryslân

Het Wetterskip heeft in reactie adviezen gegeven over de drooglegging en grondwateronttrekking. Deze adviezen zijn waardevol in de uitvoeringsfase en er zal dan ook rekening mee worden gehouden. Het bestemmingsplan is als gevolg van deze adviezen niet gewijzigd.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. Deze is beantwoord in de reactienota die is opgenomen als bijlage bij het Vaststellingsbesluit. Op basis hiervan is het bestemmingsplan gewijzigd in die zin dat:

  • Het meest oostelijk gelegen bouwvlak is verschoven naar het zuiden om zo voldoende afstand tot het gasdrukmeet- en regelstation wordt aangehouden;
  • de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' is opgenomen op de gronden die binnen 25 meter van het gasdrukmeet- en regelstation liggen.

Daarmee is tegemoet gekomen aan de vraag van de reclamant.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens door de raad gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden die ook een zienswijze hebben ingediend om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald door de financiële haalbaarheid en de grondexploitatieregeling (uit de Wro).

Financiële haalbaarheid

Bij dit plan gaat het om een particulier initiatief van de eigenaren van de gronden in het plangebied. De initiatiefnemers hebben voldoende financiële middelen beschikbaar voor de realisatie van recreatieappartementen. De initiatiefnemer heeft bovendien voor eventuele planschadeverzoeken en voor de leges voldoende middelen gereserveerd. Zo is de ontwikkeling financieel haalbaar.

Grondexploitatieregeling

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het herhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan opstellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit moet duidelijk zijn hoe de kosten worden verhaald.

Daarnaast is in de grondexploitatieregeling, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, aangegeven dat de gemeente een exploitatieplan vaststelt bij een bestemmingsplan, wanneer hierbij een bouwplan mogelijk wordt gemaakt. In dit geval wordt aan de hand van dit bestemmingsplan een bouwplan mogelijk maakt dat voorziet in de bouw van gebouwen ten behoeve van groepsaccommodaties. De gemeente dient voor dit bestemmingsplan dus een exploitatieplan op te stellen.

Via de leges worden de door de gemeente te maken plankosten verhaald. Daarnaast worden tussen gemeente en initiatiefnemers afspraken gemaakt over de afwikkeling van mogelijke planschade. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de betaling hiervan en heeft hiervoor middelen gereserveerd.