direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hollum - de Stelp e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20210491-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het woonzorgcentrum De Stelp in Hollum is verouderd en gemeente Ameland is al langere tijd bezig met plannen voor een nieuw centrum voor ouderenzorg. Nu de gemeente en de zorgaanbieder een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten komt de ontwikkeling een stap dichterbij. De nieuwe locatie voor het centrum is gesitueerd aan de rand van het dorp Hollum. Het woonzorgcentrum zal worden gerealiseerd op het terrein nabij de sporthal, sportvelden en ontmoetingscentrum 'Ons Hol' aan de Oranjeweg. Aan de Oranjeweg zijn onder meer sportclub Amelandia en het Sociaal-Cultureel Werk gevestigd, waaronder een kinderopvang en een peuterspeelzaal. Alle bestaande functies blijven gehandhaafd. Met de planontwikkeling op deze locatie wordt een aantrekkelijke mix van sport, welzijn en zorg beoogd. Het oude gebouw wordt afgebroken om ruimte te maken voor sociale woningbouw.

Het huidige woonzorgcentrum kent 45 appartementen voor mensen die vanwege een lichamelijke of geestelijke beperking zorg dichtbij nodig hebben. De beoogde nieuwbouw van het woonzorgcentrum kent circa 44 appartementen. Deze appartementen zijn deels bedoeld voor intramurele zorg, deels zullen de appartementen als zgn. 'aanleunappartement' in gebruik worden genomen.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied voor de beoogde nieuwbouw van het woonzorgcentrum is gelegen aan de noordrand van de kern Hollum. Het plangebied ligt ten zuiden van de Verbindingsweg/Oranjeweg, de doorgaande weg over het eiland die de dopen Hollum, Ballum en Nes verbindt. Ten noorden van de Verbindingsweg bevinden zich de recreatieterreinen van Hollum alsmede het Fletcher Resort-Hotel Amelander Kaap. Aan de west- en zuidkant wordt het plangebied begrensd door de Oranjeweg. Aan de oostkant vormt de Fabrieksweg de begrenzing.

De voorgenomen ontwikkeling heeft een oppervlakte van circa 0,5 ha. Het plangebied voor dit bestemmingsplan heeft een totale oppervlakte van circa 5,7 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20210491-VA01_0001.jpg"

Figuur: luchtfoto plangebied en directe omgeving (bron: Pdok viewer 2022)

1.3 Vigerende regeling

Het plangebied voor de nieuwbouw van het woonzorgcentrum valt onder het bestemmingsplan Hollum 2009, dat is vastgesteld op 14 december 2009. De bestemmingen 'Sport', 'Groen' en 'Bos' zijn van toepassing. Bebouwing is (binnen de bestemming 'Sport') binnen de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken toegestaan. De maximale bouwhoogte betreffende de maatschappelijke- en sportvoorzieningen bedraagt 10 meter. De maximale bouwhoogte van de berging bedraagt 4 meter. De bestemming 'Sport' maakt een woonzorgcentrum in planologische zin niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20210491-VA01_0002.png"

Figuur: fragment vigerend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving van het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 gaat in op de huidige situatie en de toekomstige ontwikkeling. De omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 vindt een toelichting plaats op de juridische regeling. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schets een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.

2.1.2 Ladderonderbouwing

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Accommodaties voor maatschappelijke functies zoals een zorgcomplex worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. 'In beginsel' is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag voor stedelijke ontwikkelingen, anders dan 'wonen', minder dan 500 m2 bedraagt. Bestaat de stedelijke ontwikkeling uit de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2.

De ontwikkeling van het woonzorgcentrum leidt tot een toevoeging van bebouwing met circa 2.350 m2. Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling.

Het woonzorgcentrum 'de Stelp is het enige centrum voor ouderenzorg op Ameland. Voor de Amelanders is het van groot belang dat er op het eiland een goed en compleet aanbod aan ouderenzorg is. Het ruimtelijke verzorgingsgebied bestrijkt dan ook het gehele eiland. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuw centrum mogelijk. Het bestaande pand waarin de zorg wordt verleend is verouderd. De zorg zelf is de laatste jaren juist gemoderniseerd. Daarom is nieuwbouw noodzakelijk. Het gaat dus om vervangende nieuwbouw. De bestaande 45 appartementen worden vervangen door 44 appartementen, die deels als intramurale appartementen en deels als aanleunappartement in gebruik worden genomen. De behoefte aan een dergelijk woonzorgcomplex op Ameland is al aanwezig en veranderd hierdoor dus niet. (Zie ook Woonvisie Ameland en hetgeen daarin vermeld is over wonen en zorg, zie paragraaf 2.3 Gemeentelijk beleid).

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wordt gerekend tot 'bestaand bebouwd gebied' zoals weergegeven op kaart 1 van de Verordening Romte Fryslân 2014.

Conclusie: op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling passend is binnen de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

2.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels opgesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Vervolgens is op 18 februari 2015, tegelijk met de vaststelling van de Beleidsnotitie Romte foar Sinne, de 1e partiële herziening van de verordening vastgesteld. Op 21 februari 2018 is de wijzigingsverordening ‘Verordening Romte Fryslân 2014’ vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is op 28 maart 2018 in werking getreden. In de geconsolideerde versie van de Verordening Romte Fryslân 2014, is de wijzigingsverordening, zoals vastgesteld op 21 februari 2018, verwerkt. Daarnaast zijn een aantal tekstkaders opgenomen met een toelichting op de wijzigingen.

Begrenzing bestaand bebouwd gebied

Volgens 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening ligt de beoogde locatie voor het nieuwe woonzorgcentrum in Hollum binnen het bestaand bebouwd gebied. Het concentreren van nieuwe stedelijke functies bij kernen bevordert een doelmatig gebruik van de ruimte, draagt bij aan sterke steden en vitale dorpen, en voorkomt onnodige verrommeling en versnippering van het landelijk gebied.

Conclusie: de beoogde ontwikkeling van het nieuwe woon-zorgcentrum op de beoogde locatie is passend binnen het provinciaal beleid aangaande nieuwe stedelijke functies.

Natuur

Kaart 3 - natuur' geeft aan dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van het Natuurwetwerk Nederland (NNN). Wel ligt de locatie nabij gebieden die onderdeel uitmaken van het NNN. Aan de westzijde van het plangebied is sprake van gronden die onderdeel uitmaken van NNN 'beheersgebied' en aan de oostzijde van gronden die liggen in NNN 'overige natuur'. Op grond van artikel 7.1.7 van de Verordening Romte gelden er voor 'beheersgebieden' geen regels voor externe werking. Voor de 'overige natuur' gelden wel regels voor externe werking (artikel 7.1.1, derde lid).

Een beoordeling van de effecten van de ontwikkeling op het nabijgelegen gebied dat onderdeel uitmaakt van de NNN 'overige natuur' is noodzakelijk.

In de 'Quickscan Wet natuurbescherming' die in het kader van dit bestemmingsplan is opgesteld is ingegaan op het onderdeel 'Gebiedsbescherming'. Met het planvoornemen zal de groenstrook en bosgebied voor het grootste gedeelte gestand blijven. Hierdoor behoudt het plangebied de verbindende functie tussen NNN aangewezen gebieden. Het planvoornemen zal dan ook geen negatieve effecten tot gevolg hebben voor het naastgelegen NN gebied aangewezen als 'overige natuur'. Zie verder paragraaf 4.10 Ecologie.

Conclusie: de beoogde ontwikkeling van het nieuwe woon-zorgcentrum op de beoogde locatie is passend binnen het provinciaal beleid aangaande 'Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20210491-VA01_0003.jpg"

Figuur: fragment Kaart 3-Natuur ( bron: Verordening Romte Fryslân 2014 , geconsolideerd 2021-03-23)

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Ameland

De Structuurvisie Ameland (vastgesteld op 28 november 2011) heeft de primaire opgave het huidig gemeentelijk beleid integraal te vertalen. De wens voor een Structuurvisie hangt direct samen met de actualisering van een groot aantal bestemmingsplannen. Met de Structuurvisie kan er binnen de bestemmingsplannen sturing worden gegeven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het eiland. De visie voor Ameland is het toekomstbeeld voor de gemeente tot aan 2020. De doelstelling ten aanzien van ‘wonen’ is het kwantitatief realiseren van kwalitatief voldoende woningen. Specifiek gaat het dan om starters, minder draagkrachtigen, personeel van het vaste land en ouderen.

Ten aanzien van de vervangende nieuwbouw voor woonzorgcentrum De Stelp geeft de Structuurvisie geen verdere aanknopingspunten.

Woonvisie Ameland

Met de Woonvisie Ameland (vastgesteld 23 augustus 2017) wil de gemeente het volgende bereiken:

  • 1. De woonvisie biedt oplossingen voor groepen die voor een vitaal eiland van belang zijn en die zonder hulp van de overheid niet of onvoldoende hun weg weten te vinden op de woningmarkt. Dat zijn personen op cruciale posities op het eiland die vanwege inkomen tussen ‘wal en schip’ zitten (niet kunnen huren en niet kunnen kopen). Maar daarnaast ook jongeren en starters.
  • 2. De woonvisie dient ook als toetsingskader voor woningbouwinitiatieven. Ook is de woonvisie van belang om nieuwe afspraken met de provincie Fryslân te maken over ´woningbouwruimte ´.
  • 3. De woonvisie geeft richting aan de strategische keuzes die het gemeentelijk Woningbedrijf Ameland (GWA) maakt in de komende jaren. Dit ter vervanging van het huidige plan van aanpak uit 2009 en de Tussenrapportage Strategisch Voorraadbeleid uit 2011.

Naast de versterking van het hoogwaardige toeristische karakter blijft Ameland ook een ‘gewoon’ wooneiland, met vier dorpen waar alle leeftijdsgroepen en alle inkomensgroepen samen wonen. Dat is nodig om basisvoorzieningen in stand te houden zoals wonen, wonen & zorg, onderwijs, winkels en veiligheid.

Wonen en zorg

In de woonvisie wordt uitgebreid ingegaan op wonen en zorg. Geconstateerd wordt dat door veranderingen in de maatschappij en in wetgeving het huidige aanbod aan wonen en zorg niet toekomstbestendig is. De Stelp is vanaf 1964 in verschillende fasen gebouwd en uitgebreid. Er is structurele leegstand in de onzelfstandige appartementen. Dit komt door strengere indicering voor intramuraal wonen. Ook voor de zelfstandige appartementen geldt dat de verhuurbaarheid onder de maat is; woningen staan soms geruime tijd leeg. De kwaliteit voldoet niet meer aan de eisen van vandaag.

Hoewel mensen steeds langer zelfstandig wonen, en vaak nauwelijks bereid zijn tot verhuizen, leidt de sterke vergrijzing in de komende jaren toch tot een toenemende behoefte aan onzelfstandige woonzorgvormen. Vooral de groep 75-plussers groeit fors: in 2017 waren dit er 312, in 2030 zijn het er naar verwachting bijna 600. Juist bij de groep 75-plussers ontstaat zorgvraag (bron: CIZ, 1-1-2017):

  • 10% van hen heeft op dit moment indicatie voor intramuraal wonen;
  • 20% heeft indicatie voor extramurale zorg.

Op Ameland groeit de vraag naar intramuraal wonen én naar zorg aan huis bij zelfstandig wonen: op de lange termijn verdubbelt naar verwachting de behoefte aan intramuraal wonen op Ameland. Het huidige aanbod aan intramuraal wonen voldoet op dit moment ruim in aantal, maar niet in gewenste kwaliteit. Er blijft behoefte aan een kernvoorzieningen voor alle vormen van echt zware zorg. In de woonvisie wordt uitgegaan van ca. 20 eenheden. Dit is nodig ter vervanging van de huidige intramurale verpleeghuisplaatsen in De Stelp.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en toekomstige ontwikkeling

3.1 Huidige situatie

Het dorp Hollum ligt, samen met Ballum, op de meest westelijke van de drie duincomplexen op Ameland. Direct ten noorden van Hollum ligt een aantal verblijfsrecreatieve complexen. Ten noorden daar weer van liggen de hoge duinen die bescherming tegen de zee bieden. Ten zuiden van deze duinen liggen de weidegronden. Het dorp Hollum ligt te midden van deze weidegronden, op een uitloper van de hoge zandgrond van de duinen, die als een soort landtong in de lagere gronden fungeert. De oorspronkelijke opbouw van Hollum is karakteristiek voor de kernen op het eiland, met boerderijen in het dorp, rond het dorp de akkers op de hogere gronden, iets verder weg de gemeenschappelijke woeste gronden met heidegebieden in de lagere duinen, en nog weer verder de lagere gebieden naar het Wad toe (het kweldergebied). Naast een groot aantal boerderijen kende het dorp ook daarbijbehorende bedrijvigheid, waaronder een melkfabriek. De bedrijfsfunctie werd gecombineerd met de woonfunctie. De boerderijen in het dorp zijn nu nauwelijks meer in agrarisch gebruik. Wel komt hier de agrarische functie nog deels terug in de hobby- en deeltijdsector.

De nieuwe locatie voor het woonzorgcentrum is gesitueerd aan de rand van het dorp Hollum. Het woonzorgcentrum zal worden gerealiseerd op het terrein nabij de sporthal en ontmoetingscentrum 'Ons Hol' aan de Oranjeweg. Aan de Oranjeweg zijn onder meer sportclub Amelandia en het Sociaal-Cultureel Werk gevestigd, waaronder een kinderopvang en een peuterspeelzaal. Alle bestaande functies blijven gehandhaafd. Met de planontwikkeling op deze locatie wordt een aantrekkelijke mix van sport, welzijn en zorg beoogd. Het oude gebouw wordt afgebroken om ruimte te maken voor sociale woningbouw.

3.2 Toekomstige ontwikkeling

Op de nieuwe locatie zijn reeds een sporthal, kinderopvang en sociaal cultureel werk gevestigd. In de toekomst worden hier 44 (zorg)appartementen gebouwd met multifunctionele ruimten voor zorgverlening, kantoren en horeca.

De zorgwoningen worden zodanig gesitueerd dat er vanuit de zorgwoningen zicht is op de sportactiviteiten en op spelende kinderen. Dit maakt van deze locatie een optimale woonplek in het dorp. De nieuwe en bestaande gebruikers kunnen gebruik maken van dezelfde ruimten en voorzieningen, bestaand en nieuw, bijvoorbeeld van de sportruimte om bijeen te komen. Ook de horecafaciliteiten kunnen door meerdere gebruikers benut worden.

Ten behoeve van de planontwikkeling is een zgn. 'vlekkenplan'. Dit vlekkenplan geeft de voornaamste uitgangspunten en randvoorwaarden weer. Het vlekkenplan is kaderstellend voor de verdere uitwerking. Het vlekkenplan is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting.

Op basis van het vlekkenplan is vervolgens een schetsontwerp opgesteld. Kleinschaligheid en (multi)functionaliteit vormen de basis van het schetsontwerp. Zo zijn in het schetsontwerp appartementen-paviljoens getekend met elk een eigen gezicht naar de omgeving. Het hart met multifunctionele ruimten omringt het plein en vormt de verbindende schakel met de bestaande bebouwing en het dorp. Deze visie maakt het mogelijk om met het ontwerp in te spelen op toekomstige inzichten en een eventuele veranderende ruimtevraag. Het ontwerp voor het landschap zorgt voor een heldere routing, een groene woonomgeving en vriendelijk omheinde tuinen. De schetsen zijn ter verduidelijking van de visie gemaakt, het plan wordt nog nader ontworpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20210491-VA01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20210491-VA01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20210491-VA01_0006.jpg"

Figuur: schetsplan nieuw te bouwen Stelp (Bron: gemeente Ameland, 20-01 2022)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije merbeoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De voorgenomen ontwikkeling heeft een oppervlakte van circa 0,5 ha. Het plangebied voor dit bestemmingsplan heeft een totale oppervlakte van circa 5,7 ha. De beoogde nieuwbouw van het woonzorgcentrum kent circa 44 appartementen, die deels bedoeld zijn voor intramurale zorg en deels als zgn. aanleunappartement in gebruik zullen worden genomen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

De 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling' is als bijlage 2 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Uit de informatie in deze notitie blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20210491-VA01_0007.png"

Figuur: Milieucategorie met bijbehorende richtafstanden VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusies

Ten zuid-westen van het plangebied is een manege gelegen ( Rijstal Nella Dorien, Oranjeweg 20 Hollum). Een manege kent een milieucategorie 3.1. De grootst aan te houden afstand tot milieugevoelige functies bedraagt 50 meter. Dit in verband met het milieuaspect 'geur'. De afstand tot het nieuwe woonzorgcentrum bedraagt circa 200 meter. De richtafstand wordt ruimschoots gehaald.

Ten zuidwesten van het plangebied is eveneens een autogarage met tankstation gelegen. (Visser garage en tweewielbedrijf Oranjeweg 28). Het tankstation verkoopt géén LPG.

Een benzineservicestation zonder LPG wordt gerekend tot een categorie 2 bedrijf. De grootst aan te houden afstand tot milieugevoelige functies bedraagt 30 meter. Dit in verband met de milieuaspecten 'geur' en 'geluid'. De afstand tot het nieuwe woonzorgcentrum bedraagt circa 150 meter. De richtafstand wordt ruimschoots gehaald.

Binnen het plangebied is zowel in de bestaande- als in de toekomstige situatie sprake functiemenging. Op de locatie zijn reeds een sporthal, sportvelden, kinderopvang/peuterspelzaal en sociaal cultureel werk gevestigd. In de toekomst worden hier 44 (zorg)appartementen gebouwd met multifunctionele ruimten voor zorgverlening, kantoren en horeca. De zorgwoningen worden zodanig gesitueerd dat er vanuit de zorgwoningen zicht is op de sportactiviteiten en op spelende kinderen. Dit maakt van deze locatie een optimale woonplek in het dorp. De nieuwe en bestaande gebruikers kunnen gebruik maken van dezelfde ruimten en voorzieningen, bestaand en nieuw, bijvoorbeeld van de sportruimte om bijeen te komen. Ook de horecafaciliteiten kunnen door meerdere gebruikers benut worden.

Voor de opzet zoals hierboven beschreven is bewust gekozen: met de planontwikkeling op deze locatie wordt een aantrekkelijke mix van sport, welzijn en zorg beoogd. Deze opzet vraagt om een nabijheid van verschillende functies. De afstanden worden daarbij ruimtelijke aanvaardbaar geacht. Tussen het nieuwe woonzorgcentrum en de bestaande bebouwing van sporthal en ontmoetingscentrum zorgt een atrium voor fysieke afstand. Bovendien worden voor de zogenaamde 'prikkelarme groepen' de woonunits gesitueerd aan de meest rustige zijde van het plangebied, te weten de noordzijde.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek en conclusies

Op 17 juni 2021 is op delen van het sportterrein aan de Oranjeweg te Hollum, Ameland, een inventariserend archeologisch onderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. De aanleiding voor het onderzoek is de geplande herinrichting van vijf delen binnen het plangebied. Het doel van het onderzoek is om vast te stellen wat de kans is op de aanwezigheid van archeologische waarden. De vijf delen hebben een oppervlak van in totaal 1,4 hectare binnen het 5,5 hectare grote plangebied. Er zijn negen grondboringen uitgevoerd. De bodem is hier in het verleden afgegraven/geëgaliseerd en alle boringen bevatten verstoorde lagen. In de intacte lagen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, alleen een scherf middeleeuws aardewerk uit de onderkant van een verstoord pakket.

Het terrein ligt ten noorden van de historische kern van Hollum. Tijdens het veldwerk bleek de bodem over het algemeen tot minimaal een halve meter diep verstoord te zijn. De verstoring lijkt te maken te hebben met de recente vergraving en niet door oudere menselijke activiteiten. Hoogstwaarschijnlijk is de grond geëgaliseerd. De veenlaag die in de helft van de boringen is aangetroffen, laat zien dat het terrein nat is geweest en vroeger mogelijk niet geschikt is geweest voor bewoning. De gevonden aardewerkscherf is mogelijk van elders afkomstig uit aangevoerde grond.

De kans op intacte archeologische waarden in plangebied Oranjeweg 30b wordt klein geacht. Tijdens het booronderzoek bleek dat de bovenste bodemlagen verstoord zijn. De enige vondst is een scherf kogelpot aardewerk uit de onderkant van een verstoorde laag. Een archeologisch vervolgonderzoek voor de vijf onderzochte terreinen binnen het plangebied wordt niet nodig geacht. Indien bij de uitvoering van werkzaamheden op het perceel onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11. Geadviseerd wordt dit te doen bij de gemeente Ameland. Het Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O, Steekproefrapport 2021-07/05) is als bijlage3 bij de toelichting opgenomen.

Het aspect 'archeologie' staat de voorgenomen planontwikkeling niet in de weg.

Wel zijn de nog niet onderzochte delen van het plangebied voorzien van een dubbelbestemming zodat de eventueel aanwezige waarden ook in de toekomst goed beschermd blijven. Zie ook paragraaf 5.2.5 Waarde - Archeologie.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied is geen sprake van elementen, objecten of structuren met een cultuurhistorische betekenis. Het aspect 'cultuurhistorie' staat de voorgenomen planontwikkeling niet in de weg.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

In juli 2021 is een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het woonzorgcentrum te Hollum uitgevoerd. Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het bepalen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater). In het kader van eventueel toekomstig grondverzet wordt eveneens indicatief een uitspraak gedaan over de toepasbaarheid/hergebruiksmogelijkheden van de grond. Met de uitvoering van het

onderzoek wordt eveneens inzicht verkregen in de lokale bodemopbouw en wordt inzicht verkregen in de vrijkomende grondstromen. Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.

Conclusie en aanbevelingen verkennend bodemonderzoek

De vooraf gestelde hypothese dat de locatie als onverdacht beschouwd wordt ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreinigingen wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. In zowel de grond als het grondwater zijn geen van de onderzochte parameters verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrond- en streefwaarden. Er is geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting van bepaalde terreindelen en de nieuwbouw van de Stelp.

Alle onderzochte grond is indicatief als ‘altijd toepasbaar’ beoordeeld. ‘Altijd toepasbare’ grond is vrij toepasbaar en kan als bodem worden toegepast. Indien grond vanaf de locatie wordt afgevoerd, is bij hergebruik elders het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Indien de grond elders wordt toegepast, dient toestemming te worden verkregen van het bevoegd gezag en kan onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit gevraagd worden. Daarnaast kan een analyse van PFAS worden gevraagd.

Tot slot wordt opgemerkt dat de conclusie is gebaseerd op het vooronderzoek en de onderzoeksresultaten van dit onderzoek. Dit verkennend bodemonderzoek schetst een algemeen beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Bij eventueel grondverzet dient men rekening te houden met mogelijk plaatselijk voorkomende

(zintuiglijke) afwijkingen.

4.6 Verkeer en parkeren

Bereikbaarheid en ontsluiting

Het woonzorgcentrum is met de auto bereikbaar vanaf de aan de westzijde van het plangebied gelegen Oranjeweg. De overige functies (sporthal en ontmoetingscentrum 'Ons Hol' , kinderopvang en de peuterspeelzaal zijn met de auto vanaf de oostzijde bereikbaar, via de Fabrieksweg. Noordelijk wordt er voor met name personeel van het woonzorgcentum een aantakking gemaakt op de Verbindingsweg, de doorgaande weg over het eiland die de dopen Hollum, Ballum en Nes verbindt. Zowel de Oranjeweg als de Fabrieksweg zijn belangrijke ontsluitingswegen van en naar het centrum van Hollum. De capaciteit van de hierboven genoemde wegen is toereikend om het verkeer naar 'de Stelp' op te vangen.

Voor fietsers en wandelaars is het gebied daarnaast bereikbaar via een een zuidelijke toegangsweg. Voor deze zuidelijke ontsluiting wordt de Reddingsbootweg doorgetrokken richting het plangebied. Het plangebied is hiermee zowel voor auto's als voor fietsers en wandelaars goed bereikbaar.

Parkeren

Binnen het plangebied worden in totaal 80 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast zijn er 12 parkeerplaatsen bedoeld voor het personeel van de woon-zorginstelling. De parkeerplaatsen zijn als volgt verdeeld:

  • 12 pp aan de noordzijde ten behoeve van personeel woonzorgcentrum.
  • 30 pp aan de zuid-westzijde ten behoeve van het woonzorgcentrum
  • 50 pp aan de zuid-oostzijde ten behoeve van de overige functies, waaronder de sportfaciliteiten.

Eventueel kunnen auto's inde berm geparkeerd worden ten zuiden van de oostelijke toegangsweg. Een groot gedeelte van de bezoekers zal daarnaast met de fiets komen in plaats van met de auto. Met 80 openbare parkeerplaatsen en 12 plaatsen voor personeel wordt ruim voorzien in parkeergelegenheid.

4.7 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Watertoets

Via www.dewatertoets.nl is het plan op 28-10 2021 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân. Zie ook bijlage 5. Hieruit blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft invloed op de waterhuishouding en/of raakt de belangen van het waterbeheer. De uitgangspuntennotitie beschrijft de relevante wateraspecten op basis van geraakte kaartlagen en beantwoorde vragen en is onderdeel van genoemde bijlage.

Berekening toename verhard oppervlak van de ontwikkeling van de Stelp in Hollum

Verhard oppervlak   Aantal vierkante meters  
bestaand verhard oppervlak (bebouwing en verharding)   7.950 m2  
Toename verhard oppervlak (bebouwing en verharding)   7.450 m2  
Totaal verhard oppervlak in nieuwe situatie (bebouwing en verharding)   15.370 m2  
   
Water   Aantal vierkante meters  
Bestaande oppervlakte water (sloten ed)   936 m2  
Nieuw oppervlakte water   4.346 m2  
Toename oppervlakte water   3.410 m2  

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de toename van het verharde oppervlakte 7.450 m2 is.

De toename van het oppervlaktewater bedraagt 3.410 m2. Wanneer uit wordt gegaan van de norm om 10 % te compenseren van de toename verhard oppervlakte betekent dat er 745 m2 oppervlaktewater gerealiseerd moet worden. Er wordt 3.410 m2 gerealiseerd. Dit is dus ruim voldoende om aan de compensatieverplichting te voldoen.

Ontgrondingsvergunning

Voor het graven van waterpartijen kan een ontgrondingsvergunning nodig zijn.

Er geldt een vrijstelling van de vergunningplicht als er niet meer dan 10.000 m3 aan gronden wordt afgevoerd en als de maximale diepte 2.00 m beneden maaiveld is. Als er meer dan 3000 m3 wordt afgevoerd dan moet een melding plaatsvinden bij de FUMO.

Bergingscompensatie

Bij de inrichting van het terrein wordt ruim voldoende wateroppervlak gerealiseerd voor de compensatie van versnelde afvoer door toename van het verhard oppervlak. In het plan worden echter ook watergangen gedempt. Ook de eventuele dempingen in het plangebied worden ruimschoots gecompenseerd door middel van de realisatie van 3.410 m2 oppervlaktewater.

Drooglegging

Bij de realisering van bebouwing en het aanleggen van verharding is het nodig om rekening te houden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. Wetterskip Fryslan adviseert voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 m gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding wordt een drooglegging van 0,70 m geadviseerd.

Het plangebied ligt in een peilgebied met een streefpeil van 1,84 m NAP in de zomer en 1,44 m NAP in de winter. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen 2,50 m NAP en 2,80 m NAP. Bij het bepalen van de aanleghoogte zal rekening gehouden worden met de droogleggingsnorm.

Waterafvoer

Met de nieuwe inrichting van het terrein is ten behoeve van de waterafvoer een goede verbinding onder de Fabrieksweg door nodig voor de afvoer in oostelijke richting. De precieze invulling hiervan wordt uitgewerkt in samenwerking met Wetterskip Fryslan.

Hoofdwatergang

Er zal onderzocht worden of het hoofdwatergangtracé dat in de huidige situatie langs de oostzijde van de Fabrieksweg ligt verlegd kan worden naar de westzijde en verwerkt in de terreininrichting van De Stelp. De mogelijkheden hiervoor worden nog afgestemd met Wetterskip Fryslan. Ten behoeve van het onderhoud van een hoofdwatergang dient dan wel een obstakelvrije strook van 5 meter breed vanaf de insteek aangehouden te worden, dit kan worden gewaarborgd.  

4.8 Geluid (wegverkeerslawaai)

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusie

Voor een weg buiten de bebouwde kom, bestaande uit twee rijstroken, bedraagt de omvang van de geluidszone 250 meter. Het plangebied ligt dientengevolge binnen de wettelijke (Wet geluidhinder) geluidzone van de gezoneerde Oranjeweg en de Verbindingsweg. In het kader van een toetsing aan de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer op het plangebied. De uitgangspunten, berekeningen en resultaten zijn vastgelegd in de memo 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai'. Deze is als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.

Op basis van het akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat wanneer de zorgwoningen worden gerealiseerd als opgenomen in het 'Schetsplan terreininrichting de Stelp d.d. 24 -3 2021' (zie figuur in paragraaf 3.2) , de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van het wegverkeer op de Verbindingsweg/Oranjeweg niet overschreden wordt. Uitgaande van het schetsplan kunnen de zorgwoningen in een goed akoestisch woon- en leefklimaat gerealiseerd worden.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan wordt de realisatie van 44 zorgappartementen toegestaan op een oppervlakte van circa 0,5 ha. hectare. Het aantal vervoersbewegingen die de voorgestane ontwikkeling met zich mee brengt is veel geringer dan het aantal vervoersbewegingen ten gevolge van de toetsing vrijgestelde categorieën zoals hierboven genoemd. De conclusie is dan ook dat de voorgestane ontwikkeling dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast blijkt dat er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen binnen de provincie. (Bron: Luchtkwaliteit Provinciale wegen, prognose 2020). Problemen aangaande de luchtkwaliteit, zoals overschrijdingen van een grenswaarde, worden, gelet op de voorgenomen ontwikkeling en de bestaande luchtkwaliteit, dan ook niet verwacht. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.10 Ecologie

4.10.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Binnen de Wet natuurbescherming is onderscheid te maken tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurwetwerk Nederland (NNN). Wel ligt de locatie nabij gebieden die onderdeel uitmaken van het NNN. Aan de westzijde van het plangebied is sprake van gronden die onderdeel uitmaken van NNN 'beheersgebied' en aan de oostzijde van gronden die liggen in NNN 'overige natuur'. Een beoordeling van de effecten van de ontwikkeling op het nabijgelegen gebied dat onderdeel uitmaakt van de NNN 'overige natuur' is noodzakelijk. Zie ook paragraaf 2.2 Provinciaal beleid.

4.10.2 Onderzoek en conclusies

Men is voornemens het sportcomplex De Slinger te ontwikkelen tot woonzorgcomplex De Stelp te Hollum, Ameland. Met het planvoornemen zal de indeling van het terrein veranderen waarbij sportvelden elders gelocaliseerd worden. Het ontmoetingcentrum zal behouden blijven, maar de bergingen zuidelijk binnen het plangebied zullen worden gesloopt. Tevens zullen bomen worden gekapt ten behoeve van onder andere een nieuw waterlichaam en bestaande watergangen zullen worden verbreed.

Omdat een deel van bovenstaande maatregelen een ruimtelijke ingreep betreft, dient een toetsing te worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze toetsing vindt eerst plaats in de vorm van een quickscan gebaseerd op het onderdeel soortbescherming. In het kader daarvan is door Bureau FaunaX een analyse gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer aanwezige beschermde natuurwaarden. Hierbij ligt de focus op flora en alle diergroepen waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat beschermde soorten voor kunnen komen in het plangebied. Tevens is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen plannen op in de omgeving liggende beschermde natuurgebieden (Natura 2000 en NNN/EHS) (onderdeel gebiedsbescherming).

Effectbespreking en aanbevelingen quickscan

Het project kan doorgang vinden binnen de kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de hieronder volgende aanbevelingen:

  • 1. Algemene broedvogels

Het plangebied biedt mogelijkheden voor vogels om te broeden, in de bomen, struiken en gebouwen in en rondom het plangebied. Het gaat hier om soorten waarvan de nesten alleen beschermd zijn tijdens het broedseizoen. geadviseerd wordt om de werkzaamheden buiten de broedtijd uit te voeren. Wat van belang is, is of er een broedgeval is en of er sprake is van wezenlijke verstoring van het betreffende broedgeval. Eventueel kan tijdens de broedtijd gewerkt worden, dit dient dan te gebeuren onder begeleiding van een ecoloog.

  • 2. Jaarrond beschermde nesten (huismus)

Het plangebied biedt broedmogelijkheden voor huismus in de bergingsgebouwen. De omgeving biedt daarnaast voldoende rustplekken om het plangebied als geschikt functioneel leefgebied voor de huismus te beoordelen. Huismusverblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd en kunnen met de beoogde werkzaamheden verloren gaan. geadviseerd wordt nader onderzoek uit te laten voeren om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Wanneer er jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied worden vastgesteld, dient er een ontheffing te worden aangevraagd voor deze soort. Deze wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

  • 3. Vleermuizen (verblijfplaatsen)

De in het plangebied aanwezige gebouwen binnen het plangebied zijn geschikt bevonden als vleermuisverblijfplaats. geadviseerd wordt nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen in te slopen gebouwen om vast te stellen of vleermuizen daadwerkelijk in deze gebouwen verblijven. Ook in het geval van renovatiewerkzaamheden kan, afhankelijk van de exacte invulling hiervan, nader onderzoek nodig zijn. Ook in het geval van de kap van bomen met boomholtes bevelen we in deze nader onderzoek aan. Het verdient de aanbeveling om voor aanvang van het onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen een boomholtencheck uit te laten voeren om geschikte boomholten in te kappen bomen in kaart te brengen.

  • 4. Rugstreeppad

Binnen het plangebied komt waarschijnlijk zowel voortplantingswater als landhabitat van de rugstreeppad voor. Door de breed verspreide populatie op Ameland is de kans dat deze soort aanwezig is zo goed als zeker. Hierdoor kan nader onderzoek naar de verspreiding van de soort binnen het plangebied achterwege worden gelaten en is het advies om direct over te gaan tot een ontheffingsaanvraag voor de rugstreeppad.

  • 5. Zorgplicht

Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen.

  • 6. Gebiedsbescherming

Het plangebied valt niet onder het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voormalig EHS) of Natura 2000 en is niet aangewezen als weidevogelkansgebied of ganzenfoerageergebied. Het plangebied grenst wel ten oosten aan NNN gebied aangewezen als 'overige natuur' . Met het planvoornemen zal de groenstrook en bosgebied voor het grootste gedeelte gestand blijven. Hierdoor behoudt het plangebied de verbindende functie tussen NNN aangewezen gebieden. Het planvoornemen zal dan ook geen negatieve effecten tot gevolg hebben voor het naastgelegen NN gebied aangewezen als 'overige natuur'. Een toetsing naar een mogelijk conflict tussen gebiedsbescherming en het initiatief is niet van toepassing.

  • 7. Stikstofgevoeligheid

Tijdens de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden komt er naar alle waarschijnlijkheid extra stikstof vrij door het inzetten van grote machines. Gezien de omvang van het project en de nabijheid van Natura 2000-gebieden, is het zeer waarschijnlijk dat de kritische depositiewaarden (KDW's) van sommige habitattypen van met name Duinen Ameland en Noordzeekustzone, die al overschreden worden door de achtergronddespositie van deze gebieden, veelvuldig overschreden zullen worden door de extra stikstofemmissie van de werkzaamheden. Geadviseerd wordt om een AERIUS-berekening uit te voeren om de hoeveelheid stikstofdepositie als gevolg van het project in kaart te brengen om zo de vervolgstappen te kunnen bepalen.

Zie voor de AERIUS-berekening paragraaf 4.10.3 Stikstofdepositie.

  • 8. Houtopstanden

Doordat er binnen het planvoornemen meerdere bomen worden gekapt, is er mogelijk sprake van een meld- en/of herplantingsplicht.

De quickscan Wet natuurbescherming voor de ontwikkeling van De Stelp te Hollum is opgenomen als bijlage 7 bij de toelichting.

Boomholtencheck

Uit de in juli 2021 uitgevoerde ecologische quickscan is onder andere de aanbeveling naar voren gekomen om een boomholtecheck uit te laten voeren in het geval er bomen worden gekapt. Het doel van deze check is het vaststellen welke bomen in het plangebied boomholten bevatten waarin vleermuizen kunnen verblijven. Op basis van de resultaten van deze check kan derhalve worden bepaald of er gericht nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen dient te worden gedaan, en zo ja, om welke boomholten het gaat. De boomholtencheck is uitgevoerd in september 2021 en opgenomen als bijlage 8bij de toelichting.

Ten tijde van het veldbezoek zijn twee voor vleermuizen geschikte boomholten aangetroffen. De meest noordelijke hiervan is alleen geschikt als zomer- en paarverblijf voor watervleermuis en ruige dwergvleermuis. De zuidelijke boomholte is geschikt als kraam-, zomer- en paarverblijf voor dezelfde soorten. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in deze boomholten binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om het nader soortgericht onderzoek naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van huismussen en vleermuizen in gebouwen binnen het plangebied aan te vullen met nader onderzoek naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de twee aangetroffen boomholten. Indien er in de twee boomholtes verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, dient er voor deze soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

De vervolgonderzoeken zijn inmiddels uitgezet. De resultaten van de onderzoeken worden in het vervolgtraject verwerkt.

4.10.3 Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden.

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers van de woningen.

Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn)

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn).

Wat valt onder de vrijstelling:

  • het bouwen en slopen van een bouwwerk;
  • het aanleggen, wijzigen en opruimen van een werk (bijvoorbeeld voor duurzame energieopwekking en grond-, weg- en waterbouw zoals pleinen, straten, het verplaatsen van grond in het kader van bouwrijp maken van een terrein, spoorwegen, waterstaatswerken, waterwegen, waterkeringen, energie-infrastructuur, telecommunicatieinfrastructuur, openbare hemelwater- en ontwateringsstelsels en vuilwaterriolen.
  • De vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden (o.a. het aan- en afvoeren van bouwmaterialen en emissies van werktuigen op de bouwplaats).

Voor het in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde stikstofonderzoek betekent de vrijstelling dat de effecten van stikstofemissie in de aanlegfase niet meer hoeven te worden berekend. De aanlegfase is in het stikstofonderzoek dan ook buiten beschouwing gelaten.

Stikstofemissie in relatie tot voorgenomen ontwikkeling

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden.

Onderzoek en conlusies

Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de exploitatiefase (gebruiksfase) van het woon-zorgcentrum ter plaatse van het sportpark in Hollum. In deze berekening is rekening gehouden met verkeersbewegingen. Voor het project wordt uitgegaan van een gasloze zorgappartementen. Er is derhalve geen emissie vanwege het verstoken van aardgas binnen de zorgappartementen. De emissie van het wegverkeer wordt in de AERIUS-calculator niet verder berekend dan 5 kilometer van het plangebied. Het dichtstbijzijnde stikstikstofge-voelige Natura 2000-gebied, de Waddenzee, ligt op minder dan op 5 kilometer afstand van het plangebied.

Uit de resultaten van de berekeningen voor de exploitatiefase blijkt dat de stikstofdepositie hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar, namelijk 0,01 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied de Duinen van Ameland. Het gaat specifiek om een depositie van 0,01 mol/ha/jaar op hexagoon 8820177. Het habitattype dat zich in het hexagoon bevindt is onbekend, ook ligt het hexagoon voor 95% buiten de grenzen van het Natura-2000-gebied. Het hexagoon is grotendeels over een kruispunt geprojecteerd met emissies van wegverkeer. Enkel een nihil bovenstuk van het hexagoon bevindt zich in de Duinen van Ameland. Dit bovenstuk is ook het verst gelegen van het plangebied. Omdat het hexagoon vrijwel volledig buiten Natura 2000-gebied valt en het habitattype onbekend is, is het aannemelijk dat de daadwerkelijke depositie in het bovenstuk van het hexagoon, wat binnen de Duinen van Ameland valt, lager is dan 0,01 mol/ha/jaar. Er kan dan ook worden gesteld dat het plan niet leidt tot een verhoogde depositie. Omdat de stikstofemissie van het verkeer niet leidt tot een stikstofdepositie van hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op de Waddenzee, de Duinen van Ameland en Noordzeekustzone, kan er worden gesteld dat het stikstofemissie van het verkeer ook niet leidt tot een stikstofdepositie van hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebieden die verder dan 5 kilometer van het plangebied zijn gelegen. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit project geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

De memo 'Stikstofemissie en depositie' (d.d. 24 maart 2022) met bijbehorende Aerius-berekening is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Onderzoek en conclusies

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er geen risicovolle inrichtingen met een externe werking. Ook vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het water of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Gemengd

De multifunctionele accommodatie 'de Stelp' waar het woonzorgcentrum onderdeel van gaat uitmaken is onder de bestemming 'Gemengd' gebracht. Naast het het wonen in combinatie met ruimte voor sociaal/medische voorzieningen ziet de bestemmingsomschrijving toe op gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en sport- en recreatieve voorzieningen. Een kantine, kleedruimtes en gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer zijn eveneens toegestaan.

De bij de gemengde bestemming behorende tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, wegen, straten en paden, parkeer-en speelvoorzieningen zijn eveneens onder de bestemming 'Gemengd' gebracht.

Er mag uitsluitend binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van een gebouw of overkapping bedraagt maximaal 12 m. Binnen de bestemming bevindt zich een antennemast. deze is op de verbeelding aangeduid.

5.2.2 Groen

De openbare groenvoorziening in de vorm van afscheidende beplanting en overig openbaar groen is onder de bestemming Groen gebracht. De bestemmingsomchrijving ziet toe op groenvoorzieningen, beplanting en bebossing, paden, speelvoorzieningen en speelterreinen. Waterlopen en waterpartijen zijn eveneens mogelijk binnen de bestemming. Binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

5.2.3 Sport

De sportvelden en tennisbanen binnen het plangebied zijn onder de bestemming Sport gebracht. Naast sport- en speelterreinen zijn groenvoorzieningen, paden en verhardingen en parkeervoorzieningen toegestaan. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.4 Verkeer - Verblijfsgebied

De van oost naar west lopende interne ontsluitingsweg is onder de bestemming Verkeer - Verblijf gebracht. Ook de parkeervoorzieningen en bijbehorende groenvoorzieningen zijn onder deze bestemming toegestaan. Gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe (woon)-omgeving. Binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gebouwen' zijn gebouwen tot een hoogte van 4 meter toegestaan.

5.2.5 Waarde - Archeologie

De nog niet onderzochte delen van het plangebied zijn voorzien van een dubbelbestemming Archeologie zodat de eventueel aanwezige waarden ook in de toekomst goed beschermd blijven. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische verwachtingswaarden. Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm, moet voor dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.2.6 Water

De bestaande hoofdwaterloop is onder de bestemming Water gelegen. Naast waterlopen en waterpartijen ziet de bestemmingsomschrijving toe op oevers en beplanting. Het behoud van de landschappelijke en natuurlijke waarden en een goede waterhuishouding en water structuur zijn in de bestemmingsomschrijving vastgelegd. Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente is ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van het woonzorgcentrum de Stelp een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met zorgaanbieder Kwadrantgroep. Aangaande de economische uitvoerbaarheid zijn de volgende aspecten van belang. Ten behoeve van de planontwikkeling zijn de gronden binnen het plangebied geheel aangekocht dan wel reeds in eigendom. Er is/wordt een exploitatieberekening gemaakt, waarin de grondkosten zijn opgenomen, zoals de (grond)aankopen, de kosten van het bouw- en woonrijp maken, de planontwikkelings- en procedure kosten, alsmede geraamde opbrengsten en de rentecomponenten. Voor de voorgestane ontwikkeling worden gelden gereserveerd. Op grond hiervan wordt de economische uitvoerbaarheid aangetoond.

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels omtrent werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.

In de situatie van de planontwikkeling binnen onderhavig plangebied wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. De gronden zijn eigendom van de gemeente . De gemeente zet erop in om bij de planuitwerking nadere afspraken -in de vorm van anterieure overeenkomsten- met ontwikkelende partijen te maken.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bestemmingsplanprocedure

In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg volgens artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerp van dit bestemmingsplan voorgelegd aan provincie Fryslân, het wetterskip Fryslân en Brandweer Fryslân. De vooroverlegreacties zijn opgenomen als bijlage 10 bij de toelichting.

Vooroverlegreactie provincie

  • 1. Woningbouw: de provincie geeft aan dat de aanleunwoningen moeten passen in het woonprogramma van de gemeente als sprake is van omzetting van intramurale wooneenheden in de huidige situaite naar extramurale wooneenheden in de nieuwe situatie. In overleg met de provincie is besloten de term 'wooncentrum' te vervangen door 'woonzorgcentrum'. Op deze wijze tellen de woningen niet mee voor de aantallen in het woningbouwprogramma.
  • 2. Archeologie: geadviseerd wordt om de nog niet onderzochte delen van het plangebied te voorzien van een dubbelbestemming zodat de eventueel aanwezige waarden ook in de toekomst goed beschermd blijven. Deze dubbelbestemming is toegevoegd, zie artikel 8 Waarde - Archeologie 2.
  • 3. Natuurnetwerk Nederland: opgemerkt wordt dat de locatie nabij gebieden liggen die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Geadviseerd wordt het ecologisch rapport aan te vullen met een beoordeling van de effecten van de ontwikkeling op het nabijgelegen gebied dat onderdeel uitmaakt van de NNN 'overige natuur'. Het ecologisch rapport is hierop aangevuld. Zie ook paragraaf 2.2 Provinciaal beleid en paragraaf 4.10 Ecologie.
  • 4. Stikstof: geadviseerd wordt om conform de meest recente calculator een berekening uit te voeren. Deze berekening is uitgevoerd. Voor de resultaten zie paragraaf 4.10.3 Stikstofdepositie.
  • 5. Ontgrondingen, Water-robuust bouwen, Natuurinclusief bouwen: deze opmerkingen geven geen aaanleidng tot aanpassing van het bestemmingsplan
  • 6. Milieuzonering: opgemerkt wordt dat in de paragraaf milieuzonering een afweging met betrekking tot de nabijgelegen sporthal, sportvelden, ontmoetingscentrum en kinderopvang/peuterspeelzaal ontbreekt. De toelichting is hierop aangevuld, zie ook paragraaf 4.2 Milieuzonering.

Vooroverlegreactie Wetterskip

Het wetterskip gaat in haar vooroverlegreatie in op de onderdelen 'Bergingscompensatie', Hoofdwatergang', 'Waterafvoer' en 'Drooglegging'. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie is nader overleg geweest met het wetterskip. De toelichting is vervolgens op onderdelene aangevuld, zie ook paragraaf 4.7 Water.

Vooroverlegreactie Brandweer

De vooroverlegreactie van Brandweer Fryslân betreft een advies over het optimaliseren van de veiligheidssituatie. De vooroverlegreactie leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. In het verdere verloop van de planontwikkeling zal aan de adviezen van de Brandweer nadere uitwerking worden gegeven.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 11 mei 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn tijdens deze periode geen zienswijzen ontvangen.

Hierop is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.