direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ballum Reeweg 1-5
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20201889-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van de verduurzaming van het Waddeneiland Ameland en in de context van het convenant Duurzaam Ameland wordt gewerkt aan diverse energieprojecten op en rond de locatie Ballumerbocht op Ameland. De gemeente heeft een perceel aan de Reeweg bij Ballum aangekocht dat grenst aan een bestaand opslagterrein van de gemeente. Vroeger was hier een discotheek aanwezig. De grond van dit perceel wordt gesaneerd en het gebouw is inmiddels gesloopt. Daarna wordt het perceel toegevoegd aan het gemeentelijke opslagterrein ten noorden hiervan. Op een oostelijk daarvan gelegen stuk grond ter plaatse van de voormalige vuilstortplaats wil de gemeente een zonnepark realiseren. Om de gehele ontwikkeling in dit gebied juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

Op de plek van het gemeentelijk opslagterrein is onlangs een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een AHPD  (vergistingsinstallatie) en hier worden enkele technische installaties geplaatst ten behoeve van duurzame energie die onder andere ook gekoppeld zijn aan het tussen het opslagterrein en het toekomstige zonnepark gelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Dit gaat gepaard met de aanleg van een leidingen tussen het gemeentelijk opslagterrein en de RWZI: de AHPD-installatie wordt met een persleiding op de RWZI aangesloten. De huidige bestemmingsomschrijving voor de RWZI maakt een dergelijke leiding niet mogelijk. Om deze reden maakt ook de locatie van de RWZI onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 70.860 m2. Het zonnepark heeft een oppervlakte van 34.090 m2.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied voor dit bestemmingsplan is gelegen ten zuid-oosten van de kern Ballum, aan de Reeweg. De Reeweg sluit in noordelijke richting aan op de Verbindingsweg. Dit is de belangrijkste oost-west verbinding over het eiland en verbindt de kernen met elkaar. Het plangebied bevindt zich in 'de oksel' tussen de Reeweg en de Smitteweg. Onderstaande figuren geven de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0001.jpg"

Figuur: ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0002.jpg"

Figuur: plangebied met luchtfoto als ondergrond

1.3 Vigerende regeling

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is momenteel de beheersverordening Buitengebied van kracht. Deze beheersverordening is vastgesteld op 21 mei 2013. De beheersverordening moet gezien worden als een tijdelijke overbrugging naar een nieuw bestemmingsplan. De beheersverordening vervangt in planologisch-juridische zin de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld op 17 augustus 1998);
  • bestemmingsplan Binnenduinrandzone Hollum-Ballum 1996 (vastgesteld op 14 september 1998).

Het plangebied behoort tot het bestemmingsplan buitengebied. De volgende bestemmingen zijn van toepassing:

  • bedrijfsdoeleinden (gemeentelijk opslagterrein);
  • groenvoorzieningen (voormalige stortplaats);
  • Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RIZA);
  • Horecabedrijven (voormalige discotheek).

Verder is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm, moet een archeologisch onderzoek worden verricht. Aangezien het zonnepark op een voormalige vuilstortplaats wordt gerealiseerd is archeologisch onderzoek hier niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0004.jpg"

Fragment vigerende beheersverordening (bron; ruimtelijke plannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vindt een toetsing aan het relevante beleidskader plaats. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de huidige situatie en op de planuitgangspunten. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 4 getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het plan vorm krijgt in de juridische regeling. De uitvoerbaarheid van het plan is ten slotte beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien de aard van het plan is rijksbeleid niet van belang, met uitzondering van de 'Ladder van duurzame verstedelijking'. Er wordt alleen ingegaan op het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schets een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.

2.1.2 Ladderonderbouwing

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Een zonnepark is één van de functies die volgend uit jurisprudentie, niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling worden beschouwd. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is derhalve niet van toepassing.

Conclusie:

De voorgestane ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn niet in strijd met het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Verordening Romte Fryslan

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels opgesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Vervolgens is op 18 februari 2015, tegelijk met de vaststelling van de Beleidsnotitie Romte foar Sinne, de 1e partiële herziening van de verordening vastgesteld. Op 21 februari 2018 is de wijzigingsverordening 'Verordening Romte Fryslân 2014' vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is op 28 maart 2018 in werking getreden. In de geconsolideerde versie van de Verordening Romte Fryslân 2014, is de wijzigingsverordening, zoals vastgesteld op 21 februari 2018, verwerkt. Daarnaast zijn een aantal tekstkaders opgenomen met een toelichting op de wijzigingen. De Verordening Romte Fryslân geeft aan dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden morgen worden opgenomen voor stedelijke functies. Volgens 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening ligt het plangebied voor dit bestemmingsplan binnen het bestaand bebouwd gebied.

Natuur buiten de EHS

De bossages en bosstroken direct grenzend aan de noordzijde van gemeentewerf, RIZA en voormalige stortplaats behoren tot de op kaart 3 van de Verordening aangegeven 'Natuur buiten de EHS'. Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur, zoals aangegeven op de van deze verordening deel uitmakende kaart Natuur, voorziet in een passende bestemming met gebruiksregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van natuurwaarden.De toelichting bij de verordening Romte geeft aan dat bestaande natuurgebieden volgens artikel 7.2.1 een passende bestemming dienen te krijgen, gericht op behoud van de natuurwaarden. Dat zal veelal een bestemming natuur of bos zijn, maar in voorkomend geval kan dat ook een bestemming 'Groen' zijn met beschermende bepalingen voor de natuurwaarde.

In dit bestemmingsplan is daartoe de bestemming 'Groen' opgenomen. De gronden ten noorden en oosten van het plangebied maken deel uit van het EHS beheersgebied. Deze gronden maken geen deel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0005.png"

Figuur: Fragment kaart 1 Verordening Romte Fryslân 2014 ( begrenzing bestaand bebouwd gebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0006.png"

Figuur: Fragment kaart 3 (Natuur) Verordening Romte Fryslân 2014 . Lichtgroen: natuur buiten de EHS

Bedrijvigheid

Ballum is gecategoriseerd als een overige kern. In beginsel zijn in dergelijke kernen op grond van artikel 4.2.3 Verordening Romte alleen bedrijven in categorie 1 en 2 toegestaan. Incidenteel kan hiervan onderbouwd (aard en schaal) worden afgeweken. Op de plek van het gemeentelijk opslagterrein is onlangs een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een AHPD  (vergistingsinstallatie) en hier worden enkele technische installaties geplaatst ten behoeve van duurzame energie die onder andere ook gekoppeld zijn aan het tussen het opslagterrein en het toekomstige zonnepark gelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Deze ontwikkeling maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Om deze reden zijn bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3.2 planologisch mogelijk gemaakt. Deze milieucategorisering is noodzakelijk vanwege de nutsvoorzieningen in de vorm van elektrolyzers, verdeelstations, batterijen en omvormers, transformatiehuizen en opslag voor waterstof.

Weidevogelkansgebied

Het plangebied ligt in weidevogelkansgebied. Zie verder paragraaf 4.9.2.

De 'Wijziging Verordening Romte Fryslan 2014 (zon)'geeft aan dat in een ruimtelijk plan voor het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in een opstelling voor zonne-energie. Een nieuwe opstelling voor zonne-energie op en in het landelijk gebied kan alleen worden toegestaan als uit onderzoek blijkt dat de opstelling noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de gemeentelijke ambitie, waarbij toepassing is gegeven aan de volgende prioritering voor het vinden van locaties voor zonne-energie:

  • 1. op daken en gevels;
  • 2. op gronden binnen het bestaand stedelijk gebied.
  • 3. op gronden met een andere primaire functie dan landbouwgrond zoals vuilstorten nutsvoorzieningen, zandwinputten en infrastructuur;
  • 4. op landbouwgronden of in natuurgebieden.

Het plangebied voor dit bestemmingsplan is aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Bovendien wordt het zonnepark gerealiseerd op een voormalige gemeentelijk vuilstortplaats.

Conclusie:

De voorgestane ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn niet in strijd met het provinciaal beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Ameland wil met het initiatief 'Duurzaam Ameland' bereiken dat het eiland volledig in zijn energiebehoefte kan voorzien met duurzaam opgewekte elektriciteit en groen gas. Ook wil Ameland vijftien tot twintig jaar voorop lopen in de energietransitie. Het eiland vormt als afgegrensd gebied immers een prachtige omgeving om nieuwe technieken en slimme systemen te testen in 'real life.' De Amelander bevolking denkt actief mee over haar energievoorziening. Het eiland is dan ook een ideaal startpunt voor verandering. De voorgestane ontwikkeling het plangebied van dit bestemmingsplan is opgenomen In het collegeprogramma 2020-2022.

Conclusie:

De voorgestane ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkeling

3.1 Algemeen

In het kader van de verduurzaming van het Waddeneiland Ameland en in de context van het convenant Duurzaam Ameland wordt gewerkt aan diverse energieprojecten op en rond de locatie Ballumerbocht op Ameland. Onder de paraplu van Duurzaam Ameland zijn meerdere projecten gedefinieerd. Enkele daarvan zijn gepland voor het gebied in de Ballumerbocht. Het betreft de projecten 'Zonnepark', Elektrolyzer', 'AHPD'en 'Brandstofcel'. De AHPD vergistingsinstallatie is reeds vergund. Het te realiseren zonnepark is gepland op de voormalige vuilstortplaats en het terrein van Wetterskip Fryslân. Voor het Zonnepark Ballumerbocht is een projectplan opgesteld.

3.2 Huidige situatie

In de huidige situatie bevinden zich in de Ballumerbocht van west naar oost de volgende functies:

  • het inmiddels gesloopte pand van de voormalige discotheek en het terrein eromheen;
  • gemeentelijk opslagterein;
  • een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI);
  • de voormalige vuilstortplaats.

 

Verder bevinden zich binnen en grenzend aan het plangebied enkele bossages en kleine bosjes, voornamelijk ter afscherming van de aanwezige functies

3.3 Voorgenomen ontwikkeling

Vergistingsinstallatie

AHPD Ameland B.V. is van plan om een AHPD (Autogenerative High Pressure Digestion) installatie op te richten op Ameland. Deze installatie produceert door een nieuw vergistingsprocedé groengas van zuiveringsslib. De AHPD is gelegen op het terrein van de gemeentewerf Ameland, die is gelegen naast de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

AHPD is een tweede generatie vergistingstechnologie die in een gesloten omgeving plaatsvindt, zodat er op biologische wijze druk wordt opgebouwd. Die druk wordt toegepast om kooldioxide en methaan (groengas = biomethaan) af te scheiden en het gistingsproces aan te drijven. De AHPD-installatie wordt ingebouwd in een speciaal daartoe ontworpen en duurzaam vormgegeven gebouw van circa 30 x 11 meter oppervlak en 14 meter hoog. Het gebouw wordt daarmee ingepast op het bestaande overslagterrein (bedrijventerrein klasse 3) van de gemeente Ameland, direct naast de RWZI. De AHPD-installatie is klein ten opzichte van de bestaande RWZI, en wordt met een persleiding op de RWZI aangesloten. Deze leiding heeft geen open verbinding met de buitenlucht. Het overblijvende gezuiverde water (effluent) wordt teruggevoerd naar de RWZI via het gemeentelijke riool.

Met AHPD is het mogelijk om rechtstreeks groen aardgas te produceren uit organische reststromen. De AHPD-plant (AHPD-centrale) bestaat uit een bedrijfshal waar de procesinstallaties staat. Tevens is in deze hal ruimte gereserveerd voor een klein kantoor en sanitaire voorzieningen. Op het buitenterrein is ruimte voor de opslag van een gesloten container met digestaat (vergist rwzi-slib), die, zodra deze vol is wordt afgevoerd naar de composteerder en vervangen door een lege container.

Zonnepark

In het kader van de verduurzaming van het Waddeneiland Ameland en in de context van het convenant Duurzaam Ameland wordt gewerkt aan diverse energieprojecten op en rond de locatie Ballumerbocht op Ameland. In dit gebied zijn een zonnepark, een (hogedruk)-biovergister, een accupakket, een elektrolyzer en een brandstofcel gepland. Bij elkaar vormen deze projecten een nieuw energiesysteem dat moet laten zien dat, ondanks de volatiliteit van duurzame energieopwekking uit zon en wind, toch een degelijk robuuste energievoorziening mogelijk is die bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van het Klimaatakkoord.

Het systeem produceert elektriciteit vanuit het zonnepark. De energie kan aan het elektriciteitsnet geleverd worden, maar kan ook nadat het gebufferd is in het accupakket, gebruikt worden door een elektrolyzer die er waterstof van maakt. De waterstof kan gebruikt worden in de geplande (hogedruk)vergister, waardoor (een gedeelte van) de CO2 in de vergister omgezet kan worden in methaan, dat vervolgens aan het aardgasnet geleverd wordt. Het is echter ook mogelijk om de waterstof direct toe te passen in vervoer, te gebruiken voor verwarming of er weer elektriciteit van te maken. Omdat waterstof op een andere manier bewaard kan worden dan elektriciteit, is het mogelijk – weliswaar met verliezen – de opgewekte zonne-energie langere tijd op te slaan en deze op een ander moment te gebruiken in de vorm van elektriciteit, via de tussenstap waterstof.

Het systeem kan dus van duurzame elektriciteit groene waterstof maken, deze vervolgens omzetten in mobiliteit, in warmte of in elektriciteit. Ook voegt het systeem een mogelijkheid toe om duurzame energie tijdelijk op te slaan in de vorm van waterstof of via de vergister ook als groen gas in het aardgasnetwerk. Het systeem fungeert daarmee als een energierotonde.

Het eerste zonnepark van Ameland staat naast het vliegveld bij Ballum. Met beide zonneparken kan Ameland 40 procent van de stroom opwekken die voor het eiland nodig is. Het eiland wil naar 100 procent. Het is de bedoeling dat in de Bocht een 'batterij' komt waarin energie kan worden opgeslagen. Die kan dan bijgezet worden als er grote stroomvraag is en die kan energie opslaan als de vraag laag is. De batterij (in één of meerdere zeecontainers van 2,50 x 2,70 x 6,00 meter) wordt geplaatst op het huidige opslagterrein van de gemeente aan de oostkant van de Reeweg.

Onderstaand kaartje geeft de locatie van de verschillende projecten in de Ballumerbocht weer. Project 1 betreft de AHPD en is reeds vergund. Project 2 t/m 6 betreffen bouwwerken die in het kader van het zonnepark worden gerealiseerd en waarin dit bestemmingsplan een passende regeling voor is opgenomen. Het gaat om bouwwerken ten behoeve van technische voorzieningen met een totale oppervlakte van circa 350 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0007.png"

Figuur: locatie van de verschillende projecten in de Ballumerbocht (bron: projectplan Zonnepark Ballumerbocht)

Verkeer en parkeren

Het zonnepark en de bijbehorende -op het terrein van de gemeentewerf te realiseren- technische installaties leidt niet tot een toename in verkeersafwikkeling en/of een toename van de parkeerdruk. Uitsluitend ten behoeve van beheer en onderhoud zullen vervoersbewegingen plaatsvinden. Op het terrein van gemeentewerf en RWZI is hiervoor voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies. Omdat de AHPD vergister al is vergund, richten de omgevingsaspecten zich op de inpassing van het zonnepark.

4.1 Vormvrije merbeoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten. Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer. (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D9). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de aanleg van een zonnepark met een oppervlakte van 34.090 m2.De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

De 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling ' is als bijlage 1 aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd. Op grond van deze notitie kan worden geconcludeerd dat het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk is.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

Onderzoek

Een zonnepark is niet in de VNG-publicatie opgenomen. Van zonnepanelen is geen milieuhinder te verwachten. Dat geldt mogelijk wel voor de bijbehorende transformatoren en opslagsystemen, die overdag (enig) geluid produceren. Voor deze onderdelen kan een vergelijk worden gemaakt met de in de VNG-publicatie vermelde categorie ‘elektriciteitsdistributiebedrijven van < 10 MVA’. Het betreft hier een milieucategorie 2-inrichting met een grootste aan te houden richtafstand van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, vanwege het milieuaspect geluid. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich, als een rustig buitengebied, wat een vergelijkbaar omgevingstype is als een rustige woonwijk.

Aan de Verbindingsweg 35 bevindt zich de groepsaccommodatie 'de Albatros'. Op nr 33 bevindt zich een woning. De afstand van zowel de groepsaccommodatie als de woning tot de noordelijke begrenzing van het zonnepark bedraagt ruim 100 meter. De richtafstand wordt dus ruimschoots gehaald.

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek

Op het plangebied van dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm, moet een archeologisch onderzoek worden verricht. Aangezien het zonnepark op een voormalige voormalige vuilstortplaats wordt gerealiseerd is archeologisch onderzoek hier niet aan de orde.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek

De Waddeneilanden zijn aangewezen als aardkundig waardevol gebied. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt aan de Ballumerbocht ten zuid-oosten van het dorp Ballum. Het gebied is grotendeels in gebruik als gemeentelijk opslagterrein. Het oostelijk daarvan gelegen stuk grond is een voormalige vuilstortplaats. Op de plek van het gemeentelijk opslagterrein is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een AHPD  (vergistingsinstallatie) en hier worden enkele technische installaties geplaatst ten behoeve van duurzame energie die onder andere ook gekoppeld zijn aan het tussen het opslagterrein en het toekomstige zonnepark gelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie.

De locatie van dit bestemmingsplan kent geen specifieke cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waarden van het eiland worden door de voorgestane ontwikkeling niet aangetast.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Bodem

Toetsingskader 

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Het perceel waar vroeger een discotheek was gevestigd is aangekocht door de gemeente. De grond van dit perceel wordt gesaneerd en het gebouw is inmiddels gesloopt. Na een eerdere bodemsanering is nog een vervuild gedeelte achtergebleven. Door dit gedeelte loopt een asbestwaterleiding die bij het ontgraven gesaneerd dient te worden. De vervuiling en asbestwaterleiding ligt ook in een naastgelegen perceel van 't Wetterskip.

Het te saneren gebied is door middel van een aantal peilbuizen in kaart gebracht. Vitens wil de asbestwaterleiding vervangen en Wetterskip Fryslân wil ook meewerken aan de sanering op hun terrein. Het is de bedoeling dat in het voorjaar voorjaar van 2022 -zodra de vergunningen hiervoor zijn verleend- de sanering wordt uitgevoerd en de asbestwaterleiding vervangen.

Het perceel wordt toegevoegd aan het gemeentelijke opslagterrein ten noorden hiervan. De voormalige vuilstortplaats is afgedekt. Er worden geen voor bodemverontreiniging gevoelige functies gerealiseerd binnen het plangebied. Nader onderzoek is niet nodig.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Watertoets

Via dewatertoets.nl is het plan op 16-12 2021 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân. De aanvraag is geregistreerd onder kenmerk 00002880. Hieruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. De aanvraag op opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

Met het plan neemt het verhard oppervlak toe met ongeveer 350 m2. De verharding wordt toegevoegd binnen een bestaand bouwvlak en op bestaande bestrating in het westen van het plangebied. Kijkend naar de locatie kan gesteld worden dat de locatie niet volledig als stedelijk gebied kan worden aangemerkt. Het gaat hier weliswaar om een bedrijvenbestemming, maar de bebouwingsdichtheid in het plangebied en rondom het plangebied is erg beperkt. Verwacht wordt dat de toename van verharding in het westen van het plangebied geen negatieve gevolgen heeft op de waterhuishouding in het plangebied.

Wat betreft het zonnepark in het oosten van het plangebied kan gesteld worden dat dit niet zorgt voor een wijziging van de waterhuishoudkundige situatie. Het regenwater spoelt van de zonnepanelen af en kan vrij in de bodem infiltreren. Onder de panelen wordt geen gesloten verharding aangebracht die een belemmering vormt voor de infiltratie. Ook elders binnen het plangebied wordt geen extra verharding aangebracht. Compensatie van verharding is daardoor ook niet aan de orde. De zonnepanelen en de constructie wordt uitgevoerd van niet uitloogbare materialen.

Primaire waterkering en vrijwaringszone dijk

Met project wordt de primaire waterkering niet geraakt. Het plan grenst echter wel aan de primaire waterkering. Voor de bescherming van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering ten zuiden van het plangebied is in het bestemmingsplan een beschermingszone opgenomen. Hierbinnen is juridisch planologisch geregeld dat er enkel bouwwerken binnen deze zone mogen worden gebouwd indien vooraf advies wordt ingewonnen bij het Wetterskip en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. Voor de uitvoerig van werken (aanleg kabels) in de zones van de dijk is nog wel een Watervergunning nodig op grond van de Waterwet.

Hoofdwatergang

Binnen het plangebied bevindt zich geen hoofdwatergang. Er bevindt zich wel een hoofdwatergang langs de dijk ten zuiden van het plangebied. Het onderhavige project is echter niet van invloed op het onderhoud van deze watergang. De bouwwerken die binnen het plangebied worden gerealiseerd zullen zich minimaal op 8 meter afstand van de hoofdwatergang bevinden. In de leidraad watertoets is bepaald dat een beschermingszone van 5 meter gehanteerd moet worden langs primaire waterkeringen, er blijft dus voldoende ruimte over langs de hoofdwatergang.

Rioolwaterpersleiding

In het westelijk deel van het plangebied bevindt zich een rioolwaterpersleiding. In de leidraad watertoets is opgenomen dat rioolwaterpersleidingen bereikbaar moeten blijven voor onderhoud en bij calamiteiten. Uitgangspunt is een zone van 6 meter (3 meter aan weerszijden) waarbinnen zich geen obstakels mogen bevinden die het onderhoud belemmeren. Kijkend naar de ligging van de nieuwe bouwwerken en de ligging van de rioolpersleiding kan gesteld worden dat de zone rondom de rioolpersleiding vrij blijft van bebouwing. Op onderstaande kaart is de vrijwaringszone met paarse lijnen aangegeven en zijn de nieuwe bouwwerken aangegeven met de nummers 1 t/m 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20201889-ON01_0008.jpg"

Figuur: vrijwaringszone rioolpersleiding en ligging nieuwe bouwwerken

Demping en wijziging sloten

Bij zowel de realisatie van de AHPD + bijbehorende technische installaties als het zonnepark worden geen sloten gedempt of gewijzigd.

Conclusie:

De conclusie is dat het project uit oogpunt van waterhuishouding uitvoerbaar is en geen aanvullende maatregelen nodig zijn.

4.7 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek

Met de voorgestane ontwikkelingen binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Van zonnepanelen is geen milieuhinder te verwachten. Dat geldt mogelijk wel voor de bijbehorende transformatoren en opslagsystemen, die overdag (enig) geluid produceren. Zie verder paragraaf 4.2 Milieuzonering.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. Besluit niet in betekenende mate In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan is het pand van een voormalige discotheek gesloopt en de gronden toegevoegd aan het gemeentelijke opslagterrein. Tevens wordt een zonnepark gerealiseerd. Deze ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.9 Ecologie

4.9.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Binnen de Wet natuurbescherming is onderscheid te maken tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.9.2 Onderzoek en conclusies

Omdat het hier een ruimtelijke ingreep betreft, dient een toetsing te worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze toetsing vindt eerst plaats in de vorm van een quickscan gebaseerd op het onderdeel soortbescherming. In het kader daarvan is door Bureau FaunaX een analyse gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer aanwezige beschermde natuurwaarden. Hierbij ligt de focus op flora en alle diergroepen waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat beschermde soorten voor kunnen komen in het plangebied. Tevens wordt een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen plannen op in de omgeving liggende beschermde natuurgebieden (Natura 2000 en NNN/EHS) (onderdeel gebiedsbescherming).

Op grond van de quickscan kan geconcludeerd worden dat de planontwikkeling doorgang kan vinden binnen de kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de hieronder volgende aanbevelingen:

  • 1. Algemene broedvogels

Het plangebied biedt mogelijkheden voor vogels om te broeden, in de bomen, bosschages, slootoevers, konijnenholen, het gebouw en in en rondom het plangebied. Het gaat hier om soorten waarvan nesten alleen beschermd zijn tijdens het broedseizoen. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden buiten de broedtijd uit te voeren.

  • 2. Jaarrond beschermde nesten (huismus)

Het plangebied biedt broedmogelijkheden voor huismus in het gebouw van de voormalige discotheek. De omgeving biedt daarnaast voldoende rustplekken om het plangebied als geschikt functioneel leefgebied voor de huismus te beoordelen. Huismusverblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd en kunnen met de beoogde werkzaamheden verloren gaan. Geadviseerd wordt om nader onderzoek uit te voeren om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Wanneer er jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied worden vastgesteld, dient er een ontheffing te worden aangevraagd voor deze soort. Deze wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

  • 3. Jaarrond beschermde nesten (kerkuil)

Het plangebied biedt mogelijkheden voor kerkuil om in te verblijven en te nesten, in het gebouw van de voormalige discotheek. Kerkuil verblijfplaatsen en nesten genieten jaarronde bescherming. Met de beoogde werkzaamheden kan er mogelijk een jaarrond beschermd nest of verblijfplaats verloren gaan. geadviseerd wordt om nader onderzoek uit te voeren om de aanwezigheid van een kerkuilnest of -rustplaats vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Indien deze wordt aangetroffen, dient er voor kerkuil een ontheffing te worden aangevraagd. Deze wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

  • 4. Vleermuizen (verblijfplaatsen)

Het in het plangebied aanwezige gebouw is geschikt bevonden als verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen die op Ameland voorkomen, zoals gewone en ruige dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis. Geadviseerd wordt nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen in het te slopen gebouw om vast te stellen of vleermuizen daadwerkelijk in dit gebouw verblijven. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld binnen het plangebied, dient er voor de desbetreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.

  • 5. Rugstreeppad

Binnen het plangebied komt waarschijnlijk landhabitat van de rugstreeppad voor. Omdat de soort wijdverspreid over het eiland voorkomt en reeds eerder in het plangebied is waargenomen, is de kans dat deze soort hier aanwezig is zo goed als zeker. Hierdoor kan nader onderzoek naar de verspreiding van de soort binnen het plangebied achterwege worden gelaten en is het advies om direct over te gaan tot een ontheffingsaanvraag voor de rugstreeppad.

  • 6. Zorgplicht

Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen.

  • 7. Gebiedsbescherming (beheergebied en natuur buiten EHS)

Delen van het plangebied vallen binnen de begrenzingen van een door de provincie Fryslân aangewezen beheergebied en natuur buiten EHS, het gaat hier om de bomenrij aan de noordzijde van het plangebied en de groenstrook in het noordoosten van het plangebied. Indien er met het planvoornemen werkzaamheden worden verricht aan deze delen, is er mogelijk sprake van een conflict tussen gebiedsbescherming en het initiatief. In dat geval wordt geadviseerd contact op te nemen met de provincie Fryslân om te informeren over de vervolgstappen.

  • 8. Gebiedsbescherming (weidevogelkansgebied)

Het plangebied valt binnen de begrenzingen van een door de provincie Fryslân aangewezen weidevogelkansgebied gebied. Er is mogelijk sprake van een conflict tussen gebiedsbescherming en het initiatief. De provincie Fryslân heeft in haar vooroverlegreactie aangegeven dat vanwege de al aanwezige bebouwing in de omgeving dit plan niet zorgt voor extra verstoring van geschikt weidevogelareaal.

  • 9. Houtopstanden

Doordat er binnen het planvoornemen mogelijk meerdere bomen worden gekapt buiten de bebouwde kom, is er wellicht sprake van een meld- en/of herplantingsplicht.

Aanvulling: Het terreinbezoek door Bureau FaunaX ten behoeve van de ecologische quick scan heeft op 28 september 2021 plaatsgevonden. In de eerste week van november 2021 is het pand van de voormalige discotheek gesloopt. De sloopvergunning is door de gemeente op de gebruikelijke manier aangevraagd en verkregen. In dit kader is door de gemeente een visuele inspectie in en buiten het gebouw gedaan om eventuele (beschermde) soorten op te sporen. Het betrof een halfsteens gebouw, dus zonder spouwmuren. Er was geen dakbeschot aanwezig, alleen dakpannen en golfplaten. Er zijn geen mussen, kerkuil en vleermuisverblijfplaatsen aangetroffen. Vervolgens is besloten het gebouw te slopen. Het onderzoek naar huismus, kerkuil en vleermuizen komt te vervallen.

4.9.3 Stikstofdepositie

Toetsingskader

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden.

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn)

Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. De Wet stikstofreductie en natuurver-betering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerk-zaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn).

Wat valt onder de vrijstelling:

  • het bouwen en slopen van een bouwwerk;
  • het aanleggen, wijzigen en opruimen van een werk (bijvoorbeeld voor duurzame energieopwekking en grond-, weg- en waterbouw zoals pleinen, straten, het verplaatsen van grond in het kader van bouwrijp maken van een terrein, spoorwegen, waterstaatswerken, waterwegen, waterkeringen, energie-infrastructuur, telecommunicatie-infrastructuur, openbare hemelwater- en ontwateringsstelsels en vuilwaterriolen;
  • De vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden (o.a. het aan- en afvoeren van bouwmaterialen en emissies van werktuigen op de bouwplaats).

Onderzoek en conclusies

Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de exploitatiefase van een zonnepark aan de Reeweg 1-5 op Ameland. In deze berekening is rekening gehouden met verkeersbewegingen en de inzet van diesel aangedreven materieel. Voor het voorliggende stikstofonderzoek betekent de vrijstelling dat de effecten van stikstofemissie in de aanlegfase niet meer hoeven te worden berekend. De aanlegfase is in het stikstofonderzoek dan ook buiten beschouwing gelaten. De emissie van het wegverkeer wordt in de AERIUS-calculator niet verder berekend dan 5 kilometer van het projectgebied. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden liggen op minder dan op 5 kilometer afstand van het plangebied.

Uit de resultaten van de berekeningen voor de exploitatiefase blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Omdat de stikstofemissie van het verkeer niet leidt tot een stikstofdepositie van hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op de Duinen van Ameland, de Waddenzee en Noordzeekustzone, kan er worden gesteld dat het stikstofemissie van het wegverkeer ook niet leidt tot een stikstofdepositie van hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebieden die verder dan 5 kilometer van het projectgebied zijn gelegen. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit project geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). De memo 'Stikstofdepositie Ballum-Reeweg' inclusief de bijbehorende AERIUS-berekening is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het plan kunnen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle functies/installaties aanwezig zijn. Ook is in de directe omgeving geen hogedruk aardgasleiding aanwezig die een risico vormt voor de ontwikkeling van het plangebied. Verder vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.11 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. De Leidraad Watertoets van Wetteskip Fryslan geeft t.a.v. een rioolperleiding aan dat de leiding niet terug hoeft te komen op de verbeelding. Wel dienen er geen bouwvlakken in getekend te worden op de persleiding. Ten behoeve van de nieuwe persleiding tussen de gemeentewerf en de RWZI is de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Bedrijf-Rioolwaterzuivering' aangevuld met met onderdeel 'nutsvoorzieningen'.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Bedrijf

De gemeentewerf met daarop de reeds vergunde vergistingsinstallatie is onder de bestemming Bedrijf gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3.2. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van een gebouw of overkapping bedraagt maximaal 14 meter.

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt dat er uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen in de vorm van elektrolyzers, verdeelstations, batterijen en omvormers, transformatiehuizen en opslag voor waterstof mag worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 350 m². De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 meter.

5.2.2 Bedrijf-Rioolwaterzuivering

De rioolwaterzuivering is onder de bestemming 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op gebouwen en overkappingen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ondergeschikt zijn nutsvoorzieningen, kleinschalige duurzame energiewinning, wegen en paden en water toegestaan.

Er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het rioolwaterzuiveringsinstallatie worden gebouwd. Een bedrijfswoning is niet toegestaan. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De goothoogte van een gebouw of een overkapping bedraagt maximaal 4 meter. De bouwhoogte van een gebouw of overkapping bedraagt maximaal 9 meter.

5.2.3 Bedrijf-Zonnepark

Het zonnepark op de voormalige stortplaats is onder de bestemming Bedrijf - Zonnepark gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen. Ondergeschikt zijn nutsvoorzieningen toegestaan, alsmede agrarisch grondgebruik en extensief dagrecreatie en educatief medegebruik. Ook groenvoorzieningen, waaronder afschermende beplanting, wegen en paden, parkeervoorzieningen en water vallen onder de bestemmingsomschrijving.

Er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd ten behoeve van het opwekken, het opslaan en de distributie van duurzame energie, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en een inkoopstation. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 250 m² . De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping bedraagt maximaal 3 meter.

5.2.4 Groen

De tot de 'natuur buiten de NNN' behorende gronden zijn onder de bestemming Groen gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op groenvoorzieningen, beplanting en bebossing. Paden, waterlopen en waterpartijen zijn eveneens mogelijk binnen de bestemming. Ook het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de groengebieden is met deze bestemming geborgd. Binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

5.2.5 Waarde-Archeologie 2

Ameland kent twee omvangrijke gebieden waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Dit zijn de hoger gelegen gebieden, die al vroeg geschikt zijn geweest voor bewoning. Daarom hebben deze gebieden volgens de archeologische verwachtingskaart van de provincie (de FAMKE) een hoge verwachtingswaarde. Op grond daarvan beveelt de provincie Fryslân aan om bij ingrepen van meer dan 500 m2 een karterend archeologisch onderzoek te verrichten. Voor deze gebieden is een beschermende regeling opgenomen, namelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Ten behoeve van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het Overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de overlegpartners.

Er is een vooroverlegreactie binnengekomen van provincie Fryslân en Brandweer Fryslân. De vooroverlegreacties zijn opgenomen als bijlage bij de toelichting. De waterparagraaf (paragraaf 4.6 Water) is in overleg met het Wetterskip nader ingevuld.

Voor zover de vooroverlegreactie van de provincie daar aanleiding toe gaf is de toelichting op enkele onderdelen aangevuld. De vooroverlegreactie van Brandweer Fryslân betreft enkele aspecten die bij de vergunningverlening van belang zijn.

De vooroverlegreacties zijn als bijlage 5 en bijlage 6 bij de toelichting toegevoegd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is voor onderhavig voornemen niet relevant. De aankoop van het perceel van de voormalige discotheek wordt gefinancierd door de gemeente. De Amelander Energie Coöperatie (AEC) ontwikkeld samen met de gemeente Ameland en Wetterskip Fryslân het zonnepark. Voor de ontwikkeling zijn voldoende middelen gereserveerd. Gesteld kan worden dat het plan hiermee economisch uitvoerbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten op derden. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. De voorgestane ontwikkelingen worden (mede) ontwikkeld door de gemeente Ameland. Vaststelling van een exploitatie-plan is derhalve niet aan de orde.