direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buren - Veldweg, 2 woningen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20200618-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Veldweg (voorheen het Vrijewilpad) te Buren is het voornemen om twee vrijstaande woningen te realiseren. De gronden maken nu nog deel uit van het perceel van het appartementencomplex Duinweelde. In de voorgenomen situatie worden twee nieuwe kavels gerealiseerd.

Dit is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Buren. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, waarin het voornemen toegelicht en geregeld wordt. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van de dorpskern Buren op Ameland. Op figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200618-ON01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Buren, dat op 29 juni 2015 is vastgesteld. Op basis van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied grotendeels de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2'. Een klein deel in het noorden van het plangebied is bestemd als 'Agrarisch - Cultuurgrond'. Hier geldt tevens de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'.

De gronden binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van appartementen en daarbijbehorende functies als straten, tuinen, groen- en parkeervoorzieningen. Een gebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. Reguliere grondgebonden woningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' zijn de gronden bestemd voor agrarische cultuurgrond en groenvoorzieningen. Er mogen uitsluitend schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren en voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd. Ook hier geldt dat reguliere grondgebonden woningen niet zijn toegestaan.

Binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' is het door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bestemming te wijzigen in 'Wonen - 1' en/of 'Tuin'. Omdat het plangebied echter grotendeels buiten deze gebiedsaanduiding ligt is het niet mogelijk om hier gebruik van te maken. Om die reden is een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200618-ON01_0002.jpg"

Figuur 1.2Uitsnede geldende bestemmingsplan Buren

1.4 Leeswijzer

Na bovenstaande inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en de ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de vertaling van de uitgangspunten uit hoofdstuk 2, 3 en 4 naar een juridische regeling. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft in feite het achtererf van het recreatie-appartementencomplex Duinweelde, dat is gevestigd aan de Paasduinweg 38. In de huidige situatie zijn de gronden grotendeels onbebouwd. Aan de voorzijde van de percelen staan bomen en struiken. Op het zuidelijke deel waren voorheen twee schuren aanwezig. Beiden zijn inmiddels verwijderd. De Veldweg, waaraan het plangebied ligt, is in principe een fietspad, dat tot aan de aangrenzende woningen ook door gemotoriseerd bestemmingsverkeer mag worden gebruikt.

Ten noorden van de woningen zijn onlangs twee vrijstaande woningen ontwikkeld. Deze twee kavels grenzen direct aan de noordzijde van het plangebied en zijn ook ontsloten aan de Veldweg. Ten zuiden van het plangebied staat het appartementencomplex Duinweelde. Hier zijn recreatieappartementen aanwezig. Ten oosten en zuidoosten van het plangebied ligt de kern van Buren. Hier staan vrijwel uitsluitend woningen, die allen bestaan uit één bouwlaag met kap. Deze vorm geldt ook voor de woningen ten noorden van het plangebied. Tot slot, ten westen en verder ten noorden van het plangebied is sprake van agrarische gronden.

Omdat ter plaatse van Paasduinweg 38, waar het appartementencomplex Duinweelde is gevestigd, planologisch het een en ander wijzigt, is ervoor gekozen om dit perceel ook binnen het plangebied op te nemen. Op die manier kan het bouwvlak aangepast worden. Er zijn echter geen ingrepen voorgenomen op dit perceel.

In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200618-ON01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

2.2 Gewenste situatie

Het initiatief bestaat uit de realisatie van twee vrijstaande woningen en de sloop van de schuur. Het plangebied wordt om die reden opgesplitst in twee percelen. Er zijn op dit moment nog geen uitgewerkte ontwerpen van woningen. Wel is zeker dat voor de planologische regeling wordt aangesloten bij de omringende woonpercelen. Dit houdt in dat de woningen zullen bestaan uit één bouwlaag met een kap. Daarnaast zijn nog aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. De woningen worden met de voorgevel richting de Veldweg georiënteerd. Figuur 2.2 toont de voorgenomen indeling van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200618-ON01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Voorgenomen kavelindeling. De twee meest zuidelijke kavels betreffen het plangebied

Ruimtelijke inpassing

De voorgenomen woningen sluiten functioneel goed aan op de directe omgeving. Zowel ten noorden, oosten als ten zuidoosten van het plangebied is eveneens sprake van woningen. Dit is een functie die goed past in een dorpskern. Ook de vorm van de woningen, bestaande uit één bouwlaag met kap, sluit aan bij de omgeving. Ook de woningen in de omgeving bestaan uit deze bouwvorm.

Door de woningen ten zuiden van de reeds gerealiseerde woningen aan de Veldweg te realiseren, ontstaat een woonlint dat aansluit bij de bestaande bebouwde structuur van de dorpskern van Buren en op deze wijze passend is in de omgeving.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Veldweg. In zuidelijke richting is de dorpskern van Buren te bereiken. Richting het noorden is alleen ongemotoriseerd verkeer toegestaan. De verkeersgeneratie van twee vrijstaande woningen bedraagt 8 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit is via de Veldweg af te wikkelen in het heersende verkeersbeeld en zorgt niet voor belemmeringen in de verkeersstructuur.

De initiatiefnemer is samen met de andere bewoners van de Veldweg in gesprek met de gemeente over de herinrichting van de weg. Er zal onderzocht worden wat het daadwerkelijke aantal verkeersbewegingen is en of wellicht verbreding van de weg vanaf de Paasduinweg tot na Veldweg 8 noodzakelijk is.

De parkeerbehoefte bedraagt twee parkeerplaatsen per woning. Op beide percelen is voldoende ruimte om dit op te vangen. Daarmee vindt geen afwikkeling plaats om omringende gronden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Met betrekking tot het beleidskader wordt gekeken naar het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. In dit hoofdstuk is daarom een omschrijving van het beleid op deze drie schaalniveaus opgenomen, met daarin een toetsing van het plan aan alle relevante beleidsstukken.

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief zeer kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het project zijn geen nationale belangen van belang.

Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe ruimtelijke plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Binnen het plangebied wordt een schuur gesloopt en worden ter plaatse twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. De woningen worden binnen bestaand bebouwd gebied gebouwd en sluiten functioneel aan op de woningen in de directe omgeving. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van de Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk project dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Met dit project worden twee nieuwe vrijstaande woningen ontwikkeld in het bestaand bebouwd gebied. Op basis van jurisprudentie is de ontwikkeling van twee woningen geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Hier is pas sprake van bij de ontwikkeling van minimaal elf woningen. Daarom is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk en is het voornemen niet in strijd met de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes

  • 1. rolbewust;
  • 2. decentraal wat kan;
  • 3. ja, mits;
  • 4. aansluiting zoeken;
  • 5. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Toetsing

De opgave Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar bestaat onder meer uit het grootschalig opknappen van bestaande bebouwing en het aanbod aan woningen afstemmen op de bevolking. De provincie stimuleert dit. Daarnaast zet de provincie in op zorgvuldig ruimtegebruik en gaat inbreiding boven uitbreiding. Benutting van bestaande locaties en bestaande capaciteit staat voorop. Wanneer in het bestaand gebied niet aan de behoefte kan worden voldaan, wordt pas naar uitbreiding gekeken. De provincie voert periodiek prognoses uit naar de behoefte aan woningbouw en ondersteund gemeenten met het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

De voorgenomen woningbouwlocatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en betreft een inbreidingslocatie, tussen de bebouwing aan de Noordwal en de bestaande woningen aan de Veldweg in. Daarmee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat de woningen voorzien in een behoefte. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciale beleid.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Rome Fryslân is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in bestaand bebouwd gebied. Wanneer dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand bebouwd gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de kaart bij de verordening valt de locatie binnen het bestaand bebouwd gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, gerealiseerd worden.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In paragraaf 3.3 is opgenomen dat het initiatief in overeenstemming is met het woningbouwprogramma dat is opgenomen in de Woonvisie Ameland 2017. Daarmee is het voornemen eveneens in overeenstemming met de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie Ameland

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Ameland in 2017. De Woonvisie dient als toetsingskader voor woningbouwinitiatieven.

De gemeente streeft naar een vitaal wooneiland waar alle leeftijdsgroepen en alle inkomensgroepen samen wonen. Om draagvlak te houden wil Ameland meer jongeren en gezinnen binden. Er is een tekort aan huisvesting voor vakmensen in recreatie, horeca en maatschappelijk cruciale middenkaderfuncties zoals onderwijs, zorg en (semi)onderhoud. Daarnaast wil de gemeente dat mensen op Ameland blijven wonen. Daarom moeten levensloopgeschikte woningen gecreëerd worden. In de woonvisie is opgenomen dat voor de periode 2016-2020 een woningbouwruimte is afgesproken van circa 90 woningen met de provincie Fryslân.

In het bestemmingsplan Buren is aan de Veldweg een wijzigingsgebied opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen in Wonen. In eerste instantie is een wijzigingsplan vastgesteld voor de bouw van twee woningen. Oorspronkelijk was het plan om drie woningen in het wijzigingsgebied te bouwen, en dit was ook opgenomen in het woningbouwprogramma. Uiteindelijk blijkt dat er stedenbouwkundig gezien nog twee woningen kunnen worden gerealiseerd in plaats van één. Daarmee ontstaat een verantwoord aangesloten geheel aan bebouwing met de oorspronkelijke bebouwing. In het woningbouwprogramma (geactualiseerd juli 2020) zijn beide woningen opgenomen in de kolom wijzigingsplannen. Omdat de te realiseren formeel niet in het wijzigingsgebied liggen moet het woningbouwprogramma administratief worden aangepast, voor het totale programma heeft het geen gevolgen.

Welstandsbeleid

Met de welstandsnota gemeente Ameland (2016) wil de gemeente het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving behouden. De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Het plangebied valt onder het deelgebied 'Buren' en binnen het welstandsgebied 'Oude Kern'. De ontwerpen van de woningen worden te zijner tijd door de welstandscommissie beoordeeld en zullen moeten voldoen aan de geldende welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het project. Meer concreet wordt beoordeeld hoe het plan zich verhoudt tot de diverse milieukaders (zoals archeologie, bodem, externe veiligheid, geluid, flora en fauna, luchtkwaliteit en water).

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming is gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

Om de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie. Het gebied ligt aan de rand van een woonbuurt, voornamelijk omgeven door andere woningen. Woningen in dit gebied zijn in beginsel dan ook inpasbaar.

Ten zuiden van het plangebied is staan recreatieappartementen, ofwel vakantiewoningen, aan de Paasduinweg 38. Dit grenst aan de zuidzijde van het plangebied. Dergelijke vakantiewoningen zijn niet expliciet opgenomen in de richtafstandenlijst van de VNG-brochure. Daarom wordt uitgegaan van de richtafstanden van een hotel/pension die gelijk zijn te stellen aan deze inrichting. Op basis hiervan geldt een richtafstand van 10 meter. Hier wordt niet volledig aan voldaan voor de zuidelijke woning. Echter gaat het in dit geval om slechts twee vakantiewoningen voor vier en zes personen. Gezien de kleinschaligheid van deze inrichting is een kleine afstand tot aan woningen verantwoord. Bovendien is nu ook al sprake van andere woningen binnen de richtafstand. Deze gelden al als maatgevend. Daarom zorgen de nieuwe woningen niet voor een belemmering van de bedrijfsvoering en kan aangenomen worden dat ter plaatse geen hinder wordt ondervonden van de vakantiewoningen.

4.2 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening wordt in geval van ruimtelijke ontwikkelingen aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Toetsing

Het plangebied maakt deel uit van agrarische cultuurgronden en gronden die voor recreatie zijn bestemd. Omdat de voorgenomen ontwikkeling twee vrijstaande woningen betreft, is sprake van een milieugevoelige functie. De kaart van het Bodemloket geeft geen verontreiniging van het plangebied weer. Gedurende de geschiedenis is het plangebied altijd in gebruik geweest als agrarische cultuurgrond. De verwachting is daarom dat de bodem voor de nieuwe functie voldoende kwaliteit heeft.

In het kader van dit plan is het formulier 'Beknopt historisch onderzoek locatie ingevuld'. Daaruit blijkt ook dat geen sprake is van een te verwachten bodemverontreiniging. Hiermee kan worden gesteld dat de bodemgesteldheid ter plaatse de voorgenomen woningbouw niet belemmerd.

4.3 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet Geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Op grond van de Wgh geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing

De twee voorgenomen woningen wordt niet gerealiseerd in een geluidzone van een geluidzoneringsplichtige weg. De wegen rondom het plangebied betreffen allen 30 km/uur-wegen. Omdat de verkeersintensiteiten van deze wegen dusdanig laag is, kan ervan uit worden gegaan dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat Bovendien is de Veldweg zelf geen doorgaande weg en vinden gemotoriseerde verkeersbewegingen vrijwel uitsluitend op enige afstand van de percelen plaats.

4.4 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg ban te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Toetsing

In de voorgenomen situatie worden slechts twee woningen gerealiseerd. Het aantal verkeersbewegingen neemt daarom niet significant toe en dit aantal valt ruim binnen de NIBM-grenswaarde. De beoogde ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast is de lucht op Ameland relatief heel schoon. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit zullen worden overschreden door de realisatie van twee woningen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.5 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Op basis van de advieskaart Steentijd--Bronstijd is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Op basis van de advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen met een oppervlakte vanaf 500 m2.

Toetsing

In dit geval worden twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt, met een gezamenlijke oppervlakte van 300 m2. Daarnaast mag buiten het bouwvlak maximaal 50 m2 aan bijgebouwen worden gebouwd. De totale grondverstoring komt daarmee op maximaal 400 m2. Daarmee wordt de grenswaarde van 500 m2 niet overschreden. Hoewel het plangebied van grotere omvang is, is een grotere roering van de bodem dus niet aan de orde. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk. Om de archeologische waarden ter plaatse wel een beschermende regeling te bieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.

4.6 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van cultuurhistorische waarden in het plangebied waar rekening mee gehouden dient te worden.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied 'Duinen Ameland' op circa 800 meter afstand tot het plangebied. Iets verder ten noorden, op 1,2 kilometer afstand ligt de Noordzeekustzone. Tot slot ligt de Waddenzee op circa 1,4 kilometer ten zuiden van het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied worden twee vrijstaande woningen ontwikkeld. De ontsluiting hiervan verloopt over bestaande infrastructuur en doorkruist geen van de beschermde natuurgebieden. Gezien de relatieve kleinschaligheid van het plan kan gesteld worden dat geen sprake is van aantasting van deze gebieden.

Stikstofdepositie

Zowel Duinen Ameland, de Noordzeekustzone als de Waddenzee zijn stikstofgevoelig. De woningen worden op korte afstand van deze stikstofgevoelige gebieden aangelegd, waardoor een stikstofonderzoek noodzakelijk is uitgevoerd om aan te tonen of sprake is van significante stikstofdepositie ter plaatse van deze gebieden. Uit het stikstofonderzoek, dat is opgenomen als bijlage 1, is naar voren gekomen dat geen sprake is van uitkomsten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar ter plaatse van stikstofgevoelige beschermde natuurgebieden. Daarom zijn geen verdere maatregelen noodzakelijk.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

In het kader van dit plan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd om na te gaan of er maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van beschermde soorten. Deze quickscan is opgenomen als bijlage 2. Hieruit is naar voren gekomen dat geen sprake is van beschermde soorten in het plangebied. Wel is het plangebied geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Het is daarom noodzakelijk om lichtstralen altijd naar beneden te richten, om te voorkomen dat het foerageergebied wordt aangetast.

Voor het overige geldt de algemene zorgplicht. Dit houdt in dat nadelige gevallen voor flora en fauna naar redelijkheid zoveel mogelijk moeten worden voorkomen.

4.8 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het project is via de digitale watertoets (kenmerk: 20200504-2-23194) kenbaar gemaakt aan het Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op deze wateraspecten. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 3.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied wordt circa 275m2 verhard als gevolg van het planvoornemen. Omdat het plangebied grotendeels binnen bestaand stedelijk gebied ligt, is het noodzakelijk om watercompensatie uit te voeren. In overleg met het Wetterskip is het voornemen om een zakslootje te realiseren, via welke het water wordt geïnfiltreerd in de bodem. De uitwerking hiervan zal in de uitvoeringsfase worden vormgegeven en worden voorgelegd aan het Wetterskip. In dit bestemmingsplan is het binnen de bestemmingen mogelijk om water, dan wel waterlopen en -partijen aan te leggen. Daarmee is de aanleg van watercompensatie uitvoerbaar en kan deze verder vorm worden gegeven in de uitvoeringsfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt via regenwaterpijpen op een zakslootje afgevoerd. Deze heeft een overloop op de hoofdwatergang.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

In dit geval ligt aan de voorzijde van het plangebied een hoofdwatergang. Deze watergang loopt in een bocht over de toekomstige woonpercelen. Met de huidige ligging van deze watergang is het niet mogelijk om de woonpercelen te realiseren. Daarop is de initiatiefnemer in overleg gegaan met Wetterskip Fryslân. Uit dit overleg is naar voren gekomen dat de watergang verlegd kan worden. De bocht wordt eruit gehaald en er wordt een lange duiker van 15 meter toegepast die rechtdoor langs de weg wordt getrokken. In onderstaande figuur is weergegeven op welke wijze dit gebeurd. De percelen kunnen over de duiker heen ontsloten worden op de Veldweg. Op deze manier wordt op goede wijze omgegaan met het behoud van de watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20200618-ON01_0005.png"

Figuur 4.1 Toepassing duiker en verlegging bestaande watergang

4.9 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Toetsing

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het planvoornemen kunnen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle functies/installaties, transportroutes en buisleidingen aanwezig zijn die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied.

4.10 Kabels en Leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de grotere verbindingen en hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Wel is er sprake van een vrijwaringszone.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft drie bestemmingen gekregen.

Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

Het perceel Paasduinweg 38 is opgenomen in het bestemmingsplan omdat de ligging van het bouwvlak ter plaatse wijzigt door het planologisch regelen van de voorgenomen woningen. Daarom zijn de gronden van dit perceel in het bestemmingsplan opgenomen. De regeling sluit geheel aan bij de geldende regeling. Alleen het bouwvlak is ingekort aan de noordzijde.

Tuin

Aan de voorzijde van de voorgenomen woningen is conform de systematiek van het geldende plan de bestemming 'Tuin' opgenomen. Hiermee wordt geregeld dat in het voorerf niet gebouwd mag worden en dat deze gronden als erf worden gebruikt.

Wonen-1

De percelen waar de voorgenomen woningen geplaatst worden, worden voorzien van de bestemming 'Wonen-1'. Hiermee wordt aangesloten bij de planologische regeling die voor de naastgelegen woningen in het dorp wordt gehanteerd. Om aan te sluiten bij het bestaande bebouwingsbeeld wordt één bouwlaag met kap toegestaan door een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,50 en 8,50 meter te hanteren.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners aangeboden.

De provincie heeft hierop een overlegreactie ingediend met het verzoek om ofwel een archeologisch onderzoek uit te voeren, of om alsnog de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' op te nemen. Omdat met de voorgenomen ontwikkeling de grenswaarde van 500 m2 niet wordt overschreden, en er dus geen onderzoek noodzakelijk is, is ervoor gekozen de betreffende dubbelbestemming op te nemen.

Daarnaast is er overleg geweest met Wetterskip Fryslân omtrent de uitvoering van watercompensatie en hoe wordt omgegaan met de watergang die op de voorzijde van het perceel ligt. De uitwerking hiervan is opgenomen in de waterparagraaf.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, door de raad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden die ook een zienswijze hebben ingediend om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald door de financiële haalbaarheid en de grondexploitatieregeling (uit de Wro).

Financiële haalbaarheid

Bij dit plan gaat het om een particulier initiatief van de eigenaren van de gronden in het plangebied. De initiatiefnemers hebben voldoende financiële middelen beschikbaar voor de realisatie van de woningen. De initiatiefnemer heeft bovendien voor eventuele planschadeverzoeken en voor de leges voldoende middelen gereserveerd. Zo is de ontwikkeling financieel haalbaar.

Grondexploitatieregeling

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het herhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan opstellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit moet duidelijk zijn hoe de kosten worden verhaald.

Daarnaast is in de grondexploitatieregeling, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, aangegeven dat de gemeente een exploitatieplan vaststelt bij een bestemmingsplan, wanneer hierbij een bouwplan mogelijk wordt gemaakt. In dit geval wordt aan de hand van dit bestemmingsplan een bouwplan mogelijk maakt dat voorziet in de bouw van twee vrijstaande woningen. De gemeente dient voor dit bestemmingsplan dus een exploitatieplan op te stellen.

Via de leges worden de door de gemeente te maken plankosten verhaald. Daarnaast worden tussen gemeente en initiatiefnemers afspraken gemaakt over de afwikkeling van mogelijke planschade. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de betaling hiervan en heeft hiervoor middelen gereserveerd.