direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woningbouw Ballum - Smitteweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20190686-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Ameland wil aan de oostzijde van Ballum nieuwe woningbouw realiseren. De locatie ligt aan de Smitteweg. In dit gebied worden maximaal 16 (half)vrijstaande woningen gerealiseerd. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Begrenzing plangebied

De locatie voor de nieuwe woningen in Ballum is gelegen aan de zuid-oostkant van het dorp. Het betreft een onbebouwd agrarisch perceel, aansluitend aan de bestaande bebouwing. De ligging van het plangebied is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0001.jpg"

Figuur: luchtfoto woningbouwlocatie Ballum-Smitteweg (bron: P-dok viewer 2019)

1.3 Vigerende regeling

Het betreffende perceel is juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Ballum'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Ameland op 27 februari 2012. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' zonder bouwmogelijkheden. Op de locatie is een wijzigingsbevoegdheid van toepassing waarmee de bouw van 14 woningen mogelijk is. Omdat met onderhavig plan in maximaal 16 woningen wordt voorzien, kan van deze wijzigingsbevoegdheid geen gebruik worden gemaakt. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Ballum' is weergegeven in onderstaande figuur. Op dit moment mag het perceel alleen worden gebruik voor agrarische cultuurgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0002.jpg"

Figuur 2: Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Ballum' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vindt een toetsing aan het relevante beleidskader plaats. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de huidige situatie en op de voorgenomen ontwikkeling. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 4 getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het plan vorm krijgt in de juridische regeling. De uitvoerbaarheid van het plan is ten slotte beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze Ladder is bedoeld om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte, de behoefte goed in beeld te brengen en deze regionaal af te wegen.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden

waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden. De ladder bestaat uit de volgende twee treden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

De Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs.

'Ladder in relatie tot voorgenomen ontwikkeling

De behoefte aan nieuwe woningen, zowel in de huur-als de koopsector is nader gemotiveerd in de Woonvisie Ameland uit 2017. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met de provincie over de woningbouwruimte op Ameland. In de periode 2016-2020 was er binnen die afspraken ruimte voor ca. 90 woningen (15 a 20 per jaar). De aantallen nieuwbouw op de locatie Smitteweg maakt onderdeel uit van deze afspraken m.b.t. woningbouwruimte. De locatie behoort niet tot het 'stedelijk gebied', zoals weergegeven op 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening Romte Fryslân. De locatie is echter al wel opgenomen op de kaart in de structuurvisie Ameland (2011) als 'dorpsuitbreiding' of te bebouwen open plek, zie paragraaf 2.3.1.

Conclusie : toetsing aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels opgesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De Verordening Romte Fryslân geeft aan dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden morgen worden opgenomen voor stedelijke functies. Volgens 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening ligt de locatie Ballum - Smitteweg buiten het bestaand bebouwd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0003.jpg"

Figuur: uitsnede kaart 'Begrenzing bestaand stedelijk gebied' (Bron: Verordening Romte provincie Fryslân 2014)

Ten aanzien van 'Wonen' geeft de Verordening aan dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Ook kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:

  • het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
  • in de plantoelichting is gemotiveerd dat en op welke wijze overschrijding van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In afwijking van bovenstaande kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet past in een woonplan, wanneer:

  • de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan wordt ingepast in het regionale woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk of regionaal niveau, of door fasering van plannen;
  • indien het gaat om een Waddeneiland, wordt de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan ingepast in het gemeentelijke woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk niveau of door fasering van plannen;
  • de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw passen bij aard en schaal van de overige, het regionaal centrum of het stedelijk centrum;
  • voorafgaand aan het voorgeschreven wettelijk overleg over het ruimtelijk plan, is met Gedeputeerde Staten overleg gevoerd over de noodzaak van toevoeging van het project aan het woningaanbod in de gemeente.

De locatie behoort niet tot het 'stedelijk gebied', zoals weergegeven op'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening Romte Fryslân. De locatie is echter al wel opgenomen op de kaart in de structuurvisie Ameland (2011) als 'dorpsuitbreiding' of te bebouwen open plek, zie paragraaf 2.3.1.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Ameland

De Structuurvisie Ameland (vastgesteld op 28 november 2011) heeft de primaire opgave het huidig gemeentelijk beleid integraal te vertalen. De wens voor een Structuurvisie hangt direct samen met de actualisering van een groot aantal bestemmingsplannen. Met de Structuurvisie kan er binnen de bestemmingsplannen sturing worden gegeven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het eiland. De visie voor Ameland is het toekomstbeeld voor de gemeente tot aan 2020.

De doelstelling ten aanzien van ‘wonen’ is het kwantitatief realiseren van kwalitatief voldoende woningen. In dat kader is het project ‘dorpsuitbreiding woningbouw’ opgenomen (zie figuur 7 Structuurvisiekaart 'Wonen' Ballum). De woningen die de gemeente met de ontwikkeling van dit project wenst te realiseren, zijn met name bestemd voor mensen die sociaal-economisch aan Ameland gebonden zijn. Specifiek gaat het dan om starters, minder draagkrachtigen, personeel van het vaste land en ouderen.

Dorpsuitbreiding woningbouw: kwantitatieve opgave

De dorpsuitbreidingen voor woningbouw bestaan uit het ontwikkelen van nog onbenutte woningbouwlocaties uit de Structuurvise Wonen uit 2002. Dit betreft zowel inbreiding als uitbreiding. In de toekomst kunnen daar nog nieuwe woningbouwlocaties bijkomen. Concreet gaat het om vrijkomende locaties binnen de bebouwde kom van vertrekkende bedrijven. Tot de grotere uitbreidingslocaties behoren o.a.de Smitteweg in Ballum, de Strandweg-Paasduinweg in Buren en de Miedenweg te Nes. Deze locaties zijn terug te vinden op de 'structuurvisiekaart ontwikkelingen'.

Dorpsuitbreiding woningbouw: kwalitatieve opgave

Van iedere kern is een 'structuurvisiekaart wonen' opgenomen. Hierop is de totaalvisie op wonen per kern weergegeven met daarin tevens aandacht voor de kwalitatieve opgave. Primair gaat deze opgave uit van het beleid dat maatwerk in schaal, karakteristiek en dichtheid als uitgangspunt hanteert bij uitbreiding en inbreiding. Op de 'structuurvisiekaart wonen' zijn daarnaast te handhaven open plekken en ruimten, vrij te houden zichten en waardevolle randen aangegeven. Op deze locaties is woningbouw en/of verdichting niet wenselijk.

Het plangebied van dit bestemmingsplan is op de Structuurvisiekaart Wonen Ballum aangegeven als 'dorpsuitbreiding'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0005.jpg"

Figuur: Structuurvisiekaart wonen Ballum (bron: Structuurvisie Ameland 2011)

2.3.2 Woonvisie Ameland

Met de Woonvisie Ameland ( 23 augustus 2017) wil de gemeente het volgende bereiken:

  • 1. De woonvisie biedt oplossingen voor groepen die voor een vitaal eiland van belang zijn en die zonder hulp van de overheid niet of onvoldoende hun weg weten te vinden op de woningmarkt. Dat zijn personen op cruciale posities op het eiland die vanwege inkomen tussen ‘wal en schip’ zitten (niet kunnen huren en niet kunnen kopen). Maar daarnaast ook jongeren en starters.
  • 2. De Woonvisie dient ook als toetsingskader voor woningbouwinitiatieven. Ook is de Woonvisie van belang om nieuwe afspraken met de provincie Fryslân te maken over ´woningbouwruimte ´.
  • 3. De woonvisie geeft richting aan de strategische keuzes die het gemeentelijk woningbedrijf (GWA) maakt in de komende jaren. Dit ter vervanging van het huidige plan van aanpak uit 2009 en de Tussenrapportage Strategisch Voorraadbeleid uit 2011.

Naast de versterking van het hoogwaardige toeristische karakter blijft Ameland ook een ‘gewoon’ wooneiland, met vier dorpen waar alle leeftijdsgroepen en alle inkomensgroepen samen wonen. Dat is nodig om basisvoorzieningen in stand te houden zoals wonen, wonen & zorg, onderwijs, winkels en veiligheid.

Woningbehoefte

In de woonvisie wordt geconcludeerd dat de voorraad sociale huurwoningen relatief klein is op Ameland. Tevens wordt gewezen op de druk op de onderkant van de markt (zowel sociale huur als goedkope koop) De zoektijd kan oplopen tot ca. 6 jaar. Met doorstromingsmaatregelen is deze druk niet op te lossen. Toevoeging van bijvoorbeeld 2 x 20 woningen leidt wel tot een substantieel lagere zoektijd. Er is daarnaast op Ameland behoefte aan betaalbare koopwoningen. Deze woningen zijn realiseerbaar door als gemeente eisen te stellen bij de ontwikkeling van bouwlocaties. Zonder aanvullende maatregelen (beding bij wederverkoop, erfpacht) stijgen deze woningen snel in waarde en dan heeft bijbouwen nauwelijks blijvend effect.

Programma-advies

De woningmarkt van Ameland staat onder druk. Op alle prijssegmenten en zowel huur als koop staat druk. Welke woningen worden toegevoegd en de manier waarop zijn sterk bepalend voor de mate waarin drukverlaging ook beklijft. De druk zorgt vooral voor schaarste aan de onderkant van de woningmarkt en dat remt de binding / vestiging van belangrijke beroepskrachten. Toevoeging is in dat segment het enige middel dat echt zoden aan de dijk zet. Maar zonder invloed op de prijsvorming is toevoeging slechts een tijdelijke oplossing.

Sociale huur:

Uit de analyse blijkt dat toevoeging van 2 x 20 woningen in de komende ca. 5 jaar leidt tot een drukverlichting. Tweederde daarvan moet vooral betaalbaar zijn en gericht op de groep kleine huishoudens. Levensloopbestendig bouwen vergroot de doorstroming. Direct bouwen voor jongere arbeidskrachten (studio’s, appartementen) heeft sneller effect maar bestaande woningen zullen dan vaker aangepast moeten worden voor ouderen met een zorgvraag. De overige een derde kan groter en duurder zijn, net onder of zelfs net boven de liberalisatiegrens. Daarmee is ook het middenkader (onderwijs, zorg, veiligheid) geholpen. Deze woningen hoeven niet levensloopbestendig gebouwd te worden. Er ligt een gemeentelijke taak om locaties te vinden waarop dit programma ontwikkelbaar is.

Koop:

Zonder extra voorwaarden vanuit de gemeente is de neiging om goedkope koopwoningen te bouwen klein. Het is een uitdaging om voldoende kwaliteit voor een redelijke prijs op te leveren. De gemeente kan bij grotere locaties (zoals Nes-zuid, Trapweg, Smitteweg) voorwaarden stellen aan een gemengd programma naar prijsklasse. De middelen om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op de prijsvorming na oplevering zijn beperkt, zeker bij grond die door particulieren wordt ontwikkeld. Mede hierom is toevoeging van huurwoningen voor middeninkomens door GWA belangrijk. Hoeveel woningen er in de koopsector toegevoegd worden is afhankelijk van de concrete marktvraag. Er zijn diverse locaties in particulier eigendom waar woningbouw mogelijk is.

Ontwikkelen in de periode tot 2020 en na 2020

Met de provincie Fryslân werd woningbouwruimte afgesproken. In de periode 2016-2020 was er binnen die afspraken ruimte voor ca. 90 woningen (15 a 20 per jaar). Deze afspraak is het gevolg van het ‘doorschuiven’ van aantallen uit eerdere perioden waarin Ameland de ruimte niet volledig wist te benutten, vooral omdat aan de onderkant van de koopmarkt en in de huurmarkt nauwelijks toevoegingen waren. De afspraken met de provincie Fryslân lopen tot 2020. Wanneer er op Ameland woningen aan de onderkant van de markt worden toegevoegd, wordt ook meetbaar in hoeverre dat leidt tot drukverlaging / of er aanleiding is om ook in de periode na 2020 verdere toevoeging te doen. Monitoring is van groot belang, ook voor een goede afstemming met de provincie Fryslân.

2.3.3 Woningbouwprogramma 2018-2027

Het gemeentelijk woningbouwprogramma 2018-2027 is in het voorjaar van 2018 ter instemming naar de provincie verzonden. Bij brief van 17 juli 2018 heeft de provincie laten weten in te kunnen stemmen met het woningbouwprogramma, waarbij uit wordt gegaan van een netto basisprogramma van 120 woningen voor de komende 10 jaar. Specifiek is er instemming voor 40 huurwoningen. De onderhavige plannen voor woningbouw op de locatie Ballum-Smitteweg maken onderdeel uit van dit woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkeling

3.1 Algemeen

Ballum ligt op het westelijke deel van Ameland en is, met zijn 350 inwoners, het kleinste dorp op Ameland. In de 15e eeuw was Ballum de woonplaats van de Cammingha's maar vrijwel niets in de ‘kasteelresidentie’ herinnert nog aan deze tijd. Iets van de ‘oude luister’ heeft het dorp teruggekregen toen in 1975, vrijwel op dezelfde plaats waar vroege ‘het slot’ stond, het gemeentehuis gebouwd werd. De Camminghastraat, aan beide zijden begroeid met bomen, bepaalt voornamelijk de karakteristiek van het dorp. In het centrum ligt een kleine brink, eveneens omzoomd met bomen. In het dorp staan nog vele oude woningen uit de 18e eeuw. De oude boerderijen in het dorp herinneren aan het agrarisch verleden. Ook de manier van wegverharding en de hoge bomen bepalen het dorpskarakter.

3.2 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkeling

De locatie voor de nieuwe woningen in Ballum is gelegen aan de zuid-oostkant van het dorp. Het betreft een onbebouwd agrarisch perceel, aansluitend aan de bestaande bebouwing. Op de locatie worden door het gemeentelijk woningbedrijf Ameland (GWA) 9 huurwoningen ontwikkeld. Het gaat om 1x een rij van 5 woningen waarbij de hoekwoningen bestaan uit een 3 slaapkamerwoning en de tussenliggende woningen 2 slaapkamerwoningen zijn. Ook worden er 4 eengezinswoningen gebouwd in de vorm van twee maal een ' 2-onder-een kap' . De huurprijs van de rijenwoningen bevindt zich in het segment 'passend/betaalbaar'. De twee-onder- 1 kap woningen zullen in een iets hoger prijssegment zitten. De woningen zijn breed inzetbaar, dus zowel voor starters, gezinnen of ouderen bedoeld.

De overige 7 kavels zijn nader in te vullen. in totaal gaat het hier om de realisatie van maximaal 16 woningen.

3.3 Landschappelijke inpassing

Het huidige dorpsaanzicht, gezien vanaf de kant dat men het dorp binnen komt vanaf de Smitteweg, wordt gekenmerkt door een groenwal (strook) van bomen en struiken langs de Smitteweg en langs de eerste woningen van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0007.png"

Dit aanzicht zal niet gaan wijzigen. De groenwal (strook) langs de Smitteweg blijft ongewijzigd met uitzondering van de drie woningen aan de Smitteweg daar zal de groenwal onderbroken worden. De bestaande groenwal (strook) langs de bestaande woningen zal worden verplaats naar het oosten op de nieuwe begrenzing van het plan. Dit betekent dat het aangezicht van het dorp van die zichtzijde niet noemenswaardig zal veranderen (zie onderstaande impressie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0008.png"

Figuur: impressie woningen Smitteweg

Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de landschappelijke beleving niet wezenlijk veranderd. De begrenzing met een groenwal komt nagenoeg identiek terug. Hierdoor blijft het huidige dorpsaanzicht zo goed als ongewijzigd.

De landschappelijke inpassing past bij het bestaande bebouwingsbeeld. Er zal geen aantasting zijn van het karakter, de leefomgeving en het belevingsbeeld c.q. de belevingswaarde van het gebied c.q. situering ter plaatse. Gezien de bestaande ruimtelijke visies, de toekomstige ontwikkeling van het gebied en de ruimtelijke effecten van die activiteit op de omgeving, kan het voornemen beschouwd worden als goed inpasbaar en aanvaardbaar.

De ruimtelijke kwaliteit is bekeken en onderzocht. Aspecten als gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de omgeving blijven gewaarborgd. Voor de lange termijn zal er een kwalitatief goede en verantwoorde ruimtelijke kwaliteit blijven c.q. ontstaan. Vanuit ruimtelijk, landschappelijk en planologisch oogpunt bekeken is het plan aanvaardbaar en zijn er geen bezwaren.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.

4.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 8 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

De vormvrije m.e.r. beoordeling is als bijlage 2 aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

Het project is relatief kleinschalig en heeft geen kenmerken die potentieel risico op grote milieueffecten in zich hebben. Verder wordt geconcludeerd dat het project plaatsvindt in een stedelijke omgeving waarin een nieuw bestemmingsplan wordt gerealiseerd.

Er is geen sprake van belangrijke negatieve effecten als gevolg van het plan. Mogelijk zijn beschermde soorten aanwezig in het plangebied. Er kan binnen de kader van de Wet natuurbescherming gewerkt worden wanneer de adviezen worden opgevolgd.

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure.

4.2 Millieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek en conclusie

Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan de omgeving rond het plangebied tot een rustige woonwijk worden gerekend. In het bestemmingsplan Ballum zijn alleen bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Deze bedrijven hebben een milieuzone van 10 en 30 meter. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven. Het plangebied wordt aan de westzijde omgeven door woningen. Het aspect 'Milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van woningbouw op deze locatie.

4.3 Archeologie

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

FAMKE

De provincie heeft in dit kader de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) opgesteld. Hierop zijn archeologische adviezen voor de provincie Fryslân gegeven. Op deze kaart worden voor zowel de Steentijd - Bronstijd als de IJzertijd - Middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

Op basis van de FAMKE, advies steentijd-bronstijd, geldt dat geen onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de FAMKE , kaart IJzertijd-Middeleeuwen, blijkt dat het plangebied in z'n geheel valt in het gebied waarvoor het advies “Karterend onderzoek 1” geldt . Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

Voor de locatie Smitteweg is al in 2009 al een booronderzoek gedaan. Het advies toen was, om het terrein vrij te geven. Voor deze locatie is dus geen onderzoek te worden gedaan. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

De Waddeneilanden zijn aangewezen als aardkundig waardevol gebied. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken. Het plangebied grenst aan het dorp Ballum en het gebied wordt gebruikt als landbouwgrond. De cultuurhistorische waarden van het eiland worden door de woningbouw niet aangetast. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Ten aanzien van het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie, mede gelet op het grondgebruik in het verleden ( agrarisch grondgebruik). In het kader van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek ook niet noodzakelijk. Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen dient te worden aangetoond dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt is voor het toekomstig gebruik.

4.6 Verkeer en parkeren

Het bestemmingsplan betreft een functieverandering van agrarische cultuurgrond naar wonen. Binnen het plangebied worden maximaal 16 woningen gerealiseerd. Het aantal verkeersbewegingen naar de locatie zal, als gevolg van deze nieuwe woningen, toenemen. De omliggende weg zal, mede gezien de bestaande verkeersintensiteit, het verkeer goed kunnen blijven verwerken. Het parkeren vindt op eigen terrein plaats. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Watertoets

Via dewatertoets.nl is het plan op 22 juli 2019 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân. Hieruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het wateradvies is in bijlage 1 in het bestemmingsplan verwerkt.

Wetterskip Fryslân geeft aan dat er compensatie moet plaatsvinden, omdat het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 200 m² onder andere door het realiseren van een nieuwe aansluiting. Met het plan wordt een toename van circa 5.480 m2 verwacht. Hierdoor ontstaat een compensatie eis van 548 m2 dat binnen het plangebied moet worden ingevuld. Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater, dit kan ten noorden van het plangebied gerealiseerd worden. Het extra oppervlaktewater kan aansluiten op de bestaande watergang ten westen van het plangebied. Het waterschap wil dat de compensatie gerealiseerd wordt voor de start van de bouw van de woning, omdat een deel van het verhard oppervlak dat gecompenseerd moet worden al is gerealiseerd.

4.8 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusie

Industrielawaai

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die geluidhinder veroorzaken. Onderzoek naar Industrielawaai kan achterwege blijven.

Wegverkeer

Met dit bestemmingsplan worden maximaal 16 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Volgens de wet geluidhinder is een woning een geluidsgevoelige functie. De nieuwe woningen liggen niet binnen de invloedszone waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Het plangebied ligt namelijk binnen een 30 km/u zone. De omliggende wegen worden voornamelijk door aanwonenden gebruikt en hebben een lage verkeersintensiteit. Hiermee is voldoende aannemelijk gemaakt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuw te realiseren woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan wordt de realisatie van maximaal 16 woningen toegestaan. De conclusie is dan ook dat dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.10 Ecologie

4.10.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Op Ameland is sprake van meerdere beschermde natuurgebieden, namelijk Natura 2000- gebieden 'Waddenzee' en 'Duinen Ameland' en verschillende gebieden die daarnaast aangewezen zijn als NNN- gebieden in de provinciale verordening.

Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De Natura 2000-gebieden Waddenzee en Duinen Ameland liggen op zodanig grote afstand dat een toetsing met betrekking tot de instandhoudingsdoelen ervan niet nodig is. De Natura 2000-gebieden liggen op zodanig grote afstand dat het plan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden heeft.

Gebiedsbescherming: Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland Het plangebied betreft een perceel agrarische grond dat in de huidige situatie intensief in gebruik is. Het is daarom niet aannemelijk dat de locatie van betekenis is voor de voorkomende soorten in de beschermde gebieden. Compensatie of het nemen van extra mitigerende maatregelen is dan ook niet nodig.

Soortenbescherming

Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.10.2 Weidevogelkansgebied

De woningbouw is voorzien aan de oostkant van Ballum. Dit gebied is grenzend aan/gelegen in weidevogelkansgebied. Openheid van het landschap en rust horen tot de belangrijkste kwaliteitskenmerken van goede weidevogelgebieden. Wil het beheerde land zijn functie van rustgebied voor nestelen en opgroeien van de kuikens optimaal vervullen, dan dient het buiten de verstoringsafstanden van verschillende storingsbronnen te liggen die de openheid en rust in het landschap verstoren. Binnen de verstoringsafstand komen broedende weidevogels duidelijk minder voor dan zonder de storingsbron. De verstoringsafstand die aangehouden wordt voor de storingsbron 'bebouwing (bebouwde kom) bedraagt 300 meter (bron: provincie Fryslân).

Uit onderstaand figuur blijkt dat binnen een straal van 300 meter maar een heel klein oppervlakte wordt gerekend tot het weidevogelkansgebied (zijnde de donkergroene percelen). Het betreffende oppervlakte is kleiner dan 0,5 ha. Financieel compensatie is derhalve niet aan de orde.

Gezien het grote openbaar belang wat gehecht wordt aan de ontwikkeling van woningbouw op Ameland en het ontbreken van alternatieve locaties vindt de gemeente Ameland het gerechtvaardigd om de woningbouwplannen op deze locatie doorgang te laten vinden. Mitigerende/compenserende maatregelen ter plaats zijn niet mogelijk. Natuur en landschap zijn in de polder van Ameland onlosmakelijk verbonden met de landbouw De polder is grotendeels beheergebied met daarnaast enkele delen als reservaatsgebied. Het agrarisch natuurbeheer richt zich met name op weidevogels en ganzenopvang. Voor Ameland is het van belang dat de polder in agrarisch gebruik blijft. Zowel voor de sector zelf als voor natuur (weidevogels en ganzen), landschap en recreatie, is een duurzaam landbouwperspectief van belang. Mede in het kader van het Natura-200 beheerplan voor Ameland ( juni 2016) neemt de landbouwsector initiatieven voor verbetering van het ontwikkelingsperspectief van de agrariërs. De provincie en de gemeente zijn hierin ondersteunend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0009.jpg"

Figuur: Weidevogelkansgebieden (in rood aangegeven de 'parels'met > 25 bp Grutto's). (Bron: Weidevogelnota 2014-2020, provincie Fryslân)

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190686-VG01_0010.png"

Figuur: 300 meter afstand rondom plangebied woningbouwlocatie Ballum-Smitteweg

4.10.3 Onderzoek

Ten behoeve van het voornemen heeft een ecologische beoordeling plaatsgevonden (Natuurtoets, juli 2019). Het project kan doorgang vinden binnen de kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de hieronder volgende aanbevelingen.

Algemene broedvogels

Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kunnen vogels tot broeden komen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Geadviseerd wordt daarom om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt over het algemeen de periode van 15 maart-15 juli aangehouden. Afhankelijk van de soort en klimatologische omstandigheden kunnen soorten echter eerder of later in het jaar tot broeden komen. Wat van belang is, is of er sprake is van een broedgeval. Zo ja, dan is deze altijd beschermd. Eventueel kan voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck worden uitgevoerd, zodat in delen van het plangebied waar geen verstoring op kan treden reeds tijdens het broedseizoen kan worden gewerkt. De verwachting is echter dat er verspreid over het plangebied broedgevallen aanwezig zullen zijn.

Vleermuizen

Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen in de aangetroffen boomholten in plangebied Ballum-Smitteweg kan niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom wordt geadviseerd nader onderzoek uit te voeren om het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Dit dient te gebeuren middels een onderzoek dat plaatsvindt aan de hand van vier veldbezoeken, verdeeld over twee bezoeken in de kraamtijd (15 mei-15 juli) en twee bezoeken in de paartijd (15 augustus-1 oktober). De onderzoeksmethodiek is vastgelegd in het Vleermuisprotocol, opgesteld door het ministerie van EZ, Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld, dient er voor de betreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd.

Rugstreeppad

Binnen het plangebied komt waarschijnlijk een landhabitat van de soort rugstreeppad voor. Door de breed verspreide populatie op Ameland is de kans dat deze soort aanwezig is groot. Hierdoor wordt geadviseerd om direct over te gaan tot ontheffingsaanvraag voor de rugstreeppad.

Zorgplicht

Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten (bv gewone pad, huisspitsmuis). Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen. Voor de voorwaarden waaraan vrijstellingen moeten voldoen wordt verwezen naar Bijlage I van de Natuurtoets.

Conclusie en overzicht vervolgstappen

Het planvoornemen kan zonder bezwaren doorgang vinden binnen de kaders van de vigerende natuurwetgeving, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Broedvogels: Werken buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart-15 juli). Is dit niet mogelijk, dan voor aanvang werkzaamheden broedvogelcheck uitvoeren.
  • Vleermuizen: Nader Onderzoek aanwezigheid verblijfplaatsen in boomholten in plangebied Ballum-Smitteweg.
  • Amfibieën: Ontheffingsaanvraag rugstreeppad.
  • Licht beschermde en vrijgestelde soorten: Naleven van de zorgplicht .

De 'Natuurtoets Woningbouw diverse locaties op Ameland ' is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting.

Naar aanleiding van de resultaten van de uitgevoerde Quickscan blijkt op de verschillende woningbouwlocaties op Ameland nader onderzoek noodzakelijk naar een aantal soort(groepen). Voor de locatie Ballum-Smitteweg betreft het nader onderzoek de soortgroep 'Vleermuizen' (nader onderzoek verblijfsplaatsen). Vanwege de aanwezigheid van de rugstreeppad op het gehele eiland, wordt er van uit gegaan dat deze ook in het plangebied voorkomt, c.q. aanwezig kan zijn. Voor deze soort wordt een Ontheffingsaanvraag (OA) in gang gezet. Mochten er naast deze soort nog andere beschermde soorten door het nader onderzoek worden vastgesteld, dan worden deze ook in de OA betrokken.

De eindrapportage van het vervolgonderzoek wordt niet eerder dan zomer 2020 opgeleverd. Indien verblijfplaatsen van de betreffende soort worden aangetroffen, zijn mogelijk compenserende en mitigerende maatregelen noodzakelijk en is het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk. In de eindrapportage van het vervolgonderzoek worden tevens de conclusies, eventuele vervolgstappen voor dit project, zoals het treffen van bepaalde mitigerende maatregelen en/of het aanvragen van een ontheffing samengevat. Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden moet hierover duidelijkheid zijn. Eisen ten aanzien van de mitigerende en compenserende maatregelen kunnen als voorwaarde in de vergunning worden opgenomen. Bij de uitvoering van de plannen dient dus rekening te wordt gehouden met de uitkomsten van de eindrapportage en met de hieruit voortvloeiende voorwaarden, welke verbonden zijn aan de omgevingsvergunning.

Op de beschreven manier is het plan uitvoerbaar binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.

4.10.4 Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Binnen het bestemmingsplan Ballum – Smitteweg worden grondgebonden eengezinswoningen gerealiseerd. In het kader van dit bestemmingsplan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd en is er expliciete aandacht besteed aan het aspect stikstofdepositie. In opdracht van de gemeente Ameland is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de aanleg- en exploitatiefase van de ontwikkeling, waarbij rekening is gehouden met verkeersbewegingen en de inzet van dieselaangedreven materieel. De berekening is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.

Voor Ballum-Smitteweg (16 woningen) is de aanlegfase over twee jaar gesplitst. In jaar 1 vinden de grondwerkzaamheden, rioleringswerk en de verhardingen plaats. En in jaar 2 de daadwerkelijke bouw van de woningen. De werkzaamheden sluiten in jaar 1 qua tijdsbestek aan op jaar 2. Dit betekent dat aan het einde van jaar 1 begonnen wordt met de grondwerkzaamheden, rioleringswerk en de verhardingen, zodat in het begin van jaar 2 direct wordt begonnen met de bouwwerkzaamheden.

Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is, waarbij nadrukkelijk opgemerkt dat de aanleg- en exploitatiefase in aparte berekeningen zijn meegenomen. Het aandeel verkeer is in de aanlegfase nooit hoger dan tijdens de exploitatiefase.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het plan kunnen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle functies/installaties aanwezig zijn. Ook is in de directe omgeving geen hogedruk aardgasleiding aanwezig die een risico vormt voor de ontwikkeling van het plangebied. Verder vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.11.1 Advies Brandweer

Op dit moment is er nog geen exacte invullingen van het plangebied bekend. Brandweer Fryslân geeft vast een aantal zaken mee om rekening mee te houden bij het inrichten van de plangebieden.

Bluswatervoorziening

Bij een beginnende brand is de brandweer allereerst aangewezen op de aanwezige tankinhoud. Wanneer de brand van grotere omvang wordt zal de brandweer gebruik moeten maken van de primaire-, secundaire- en/of tertiaire bluswatervoorzieningen. Bij de nieuwbouwwoningen wordt geadviseerd om in het plangebied de brandkranen zodanig te situeren, zodat de maximale afstand tussen een opstelplaats voor elke woning en de brandkraan 100 meter is gelegen. De brandkraan dient minimaal 500 liter per minuut te kunnen leveren.

Bereikbaarheid

Voor de brandweer is het te allen tijde wenselijk om een incidentlocatie via twee onafhankelijke routes te kunnen bereiken. Geadviseerd wordt daarom om het plangebied vanaf twee routes benaderbaar te maken en doodlopende wegen te vermijden. Om een weg geschikt te laten zijn voor een brandweervoertuig dient deze te voldoen aan de volgende eisen gesteld in de landelijke handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het

plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.1.1 Groen

De bestemming' Groen' is toegepast op enkele stukjes openbaar groen. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht. In de groenvoorzieningen kunnen paden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen voorkomen.

5.1.2 Tuin

Vanwege het karakter van de kom van Ballum, dient zorgvuldig te worden omgegaan met het plaatsen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en de woningen zelf. Met name de gebieden die grenzen aan de openbare ruimte dienen vrij te blijven van bebouwing. Om dit te waarborgen is de bestemming' Tuin' opgenomen voor de voor- en de zijtuinen tot 3 m achter de voorgevel van de woningen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 meter bedragen. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een meer specifiek regeling. Vóór de naar de weg gekeerde gevel mogen erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 meter hoog zijn. De achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning gelegen erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2 m hoog zijn.

5.1.3 Verkeer-verblijfsgebied

Ballum is geheel als 30 km/uur-gebied aangewezen en ingericht. Daarom zijn alle wegen en straten bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Onder deze bestemming vallen naast wegen en straten ook paden, pleintjes, parkeervoorzieningen en kleinschalig openbaar groen. Het betreft hier de openbare ruimte die slechts een verkeersontsluitende functie voor de directe woonomgeving heeft en waar het verblijfskarakter voorop staat.

5.1.4 Water

De waterpartij in het plangebied is bestemd als 'Water'. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Ook is het niet toegestaan steigers en dergelijke te bouwen.

5.1.5 Wonen-1

De bestemming 'Wonen - 1' betreft woningen die bestaan uit één bouwlaag en een dak met een hellende kap. In beperkte mate zijn woonstraten, paden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningenonder deze bestemming gebracht. Dit betreft de gronden die tot de directe omgeving van de woning behoren. De omgevingsfuncties staan dan ook ten dienste van de woonfunctie. Binnen de bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk.

In de bebouwingsregels wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds hoofdgebouwen en anderzijds aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Voor ‘Wonen - 1’ geldt dat de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 3,50 m en de (bouw)hoogte maximaal 8,50 m mag bedragen. De dakhelling varieert wel enigszins, zodat ten aanzien daarvan is bepaald dat deze minimaal 30° en maximaal 60° mag bedragen. Er mogen maximaal 2 woningen aaneen gebouwd worden, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Een hoofdgebouw dient tenslotte in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.

In verband met het voorkómen van ee nrommelig straat- en bebouwing-beeld wordt de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de openbare ruimte gewaarborgd door de bestemming ‘Tuin’. Het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen is slechts toegestaan op een afstand van ten minste 1 meter tot de zijdelingse perceelsgrens. Om volgebouwde erven te voorkomen, is de gezamenlijke oppervlakte voor de aan-en uitbouwen en bijgebouwen op een maximum van 50 m2 gesteld. Hierbij wordt tevens een relatie gelegd met de oppervlakte van het bouwperceel. Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen is een goothoogte van 3 m toegestaan. De (bouw)hoogte mag 6,50 m bedragen, maar moet tenminste 1 m lager zijn dan de (bouw)hoogte van het hoofdgebouw. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zijn voorzien van een plat dak of van een dak met een hellende kap (30° tot 60°).

Onder de regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen vallen ook erkers en serres. Met de ligging van de bestemming ‘Tuin’ (waarin geen gebouwen zijn toegestaan) wordt voorkomen dat dergelijke bouwwerken, met het oog op de ruimtelijke kwaliteit in Ballum aan de voorzijde van een woning worden gebouwd. Door middel van enkele ontheffingen is het mogelijk om, onder voorwaarden, een hoofdgebouw deels buiten het bouwvlak te bouwen. Ook is het mogelijk de dakhelling van gebouwen te verlagen of tot maximaal 80° te verhogen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure.

Het voorontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro toegestuurd naar:

  • Provincie Fryslân,
  • Wetterskip Fryslân
  • Liander
  • Brandweer Fryslân
  • Gasunie
  • Vitens.

Van de provincie, brandweer, Liander en Gasunie is een reactie ontvangen. Deze vooroverlegreacties zijn opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting. De vooroverlegreacties van Liander en Gasunie leidden niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Daar waar de vooroverlegreacties van provincie en brandweer aanleiding gaven tot aanpassingen, zijn deze verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 16 april 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kom eenieder zijn zienswijzen kenbaar maken. Tijdens deze periode zijn drie zienswijzen ingediend. De zienswijzen is voorzien van een gemeentelijke reactie en opgenomen als bijlage bij het besluit. De zienswijzen worden niet overgenomen. In de raadsvergadering van 20 juli 2020 is een amendement ingediend om het bestemmingsplan op een aantal punten aan te passen:

  • Een deel van de percelen bestemd voor de verkoop, gelegen ten zuiden van de percelen bestemd voor sociale woningbouw, niet zijnde het perceel uiterst noordelijk gelegen, niet zijnde gelegen direct aan de Smitteweg, nader aangeduid met het grote bouwvlak zoals dat aangegeven staat op de verbeelding, bijlage I behorende bij dit besluit, de mogelijkheid te bieden eventueel een dubbele woning, een zgn. 2 onder 1 kap woning, te bouwen;
  • Toe te voegen aan de tekst van artikel 7 Wonen-1 / 7.2 Bouwregels/ 7.2.1 Hoofdgebouwen: "j. de afstand van het hoofdgebouw tot aan de perceelsgrens zal tenminste 3,00 meter bedragen".;
  • De verbeelding, behorende bij dit bestemmingsplan te wijzigen in overeenstemming met de verbeelding bijgevoegd in bijlage I van het amendement.

Hierop is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is voor onderhavig voornemen niet relevant. De woningbouw zal voor iets meer dan de helft worden ontwikkeld door het gemeentelijk woningbedrijf Ameland ( GWA). Hiervoor zijn voldoende middelen gereserveerd. Het andere deel van de te realiseren woningen wordt particulier ontwikkeld. De kosten van de ontwikkeling zijn in een grondexploitatie doorgerekend. De kavelprijs is hier op afgestemd. Voor de uitgifte van de bouwkavels zijn uitgifteregels vastgesteld. Gesteld kan worden dat het plan hiermee economisch uitvoerbaar is.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten op derden. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van woningen mogelijk. Dit valt onder de bouwplannen zoals bedoelt in het Bro. chter iets meer dan de helft de woningen worden ontwikkeld door het gemeentelijk woningbedrijf Ameland (GWA). Vaststelling van een exploitatie-plan is voor dit deel niet aan de orde. Het andere deel van de woningen wordt particulier ontwikkeld. Hiervoor worden met het oog op het verhalen van kosten anterieure exploitatie-overeenkomsten afgesloten.