direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woningbouw Nes - Binnendieken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20190684-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Ameland wil aan de Binnendieken in Nes nieuwe woningbouw realiseren. Het gaat om 8 rijenwoningen. De voorgenomen woningbouw is op basis van het geldende bestemmingsplan 'Nes' niet mogelijk, omdat binnen de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' woningbouw niet is toegestaan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Begrenzing plangebied

De locatie voor de nieuwe woningbouw is gelegen aan de westzijde van de kern Nes, aansluitend aan de bestaande bebouwing. De locatie is een nog open, onbebouwde ruimte die aan de zuidzijde overgaat in het buitengebied. De ligging van het plangebied is weergegeven op onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0001.jpg"

Figuur : Uitsnede luchtfoto plangebied en omgeving (bron: P-dok viewer 2019)

1.3 Vigerende regeling

Het betreffende perceel is juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Nes'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Ameland op 24-11-2014. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' zonder bouwmogelijkheden. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Nes' is weergegeven in onderstaande figuur. Op dit moment mag het perceel alleen worden gebruik voor agrarische cultuurgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0002.jpg"

Figuur 2: Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Nes' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vindt een toetsing aan het relevante beleidskader plaats. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de huidige situatie en op de planuitgangspunten. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 4 getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het plan vorm krijgt in de juridische regeling. De uitvoerbaarheid van het plan is ten slotte beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit wijzigingsplan. Gezien de aard van het plan is rijksbeleid niet van belang, met uitzondering van de 'Ladder van duurzame verstedelijking'. Er wordt alleen ingegaan op het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid. Voor het overige beleid wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Nes'.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze Ladder is bedoeld om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte, de behoefte goed in beeld te brengen en deze regionaal af te wegen.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden

waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden. De ladder bestaat uit de volgende twee treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

De Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs.

'Ladder in relatie tot voorgenomen ontwikkeling

De behoefte aan nieuwe woningen, zowel in de huur-als de koopsector is nader gemotiveerd in de Woonvisie Ameland uit 2017. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met de provincie over de woningbouwruimte op Ameland. In de periode 2016-2020 was er binnen die afspraken ruimte voor ca. 90 woningen (15 a 20 per jaar). De aantallen nieuwbouw op de locatie Binnendieken maakt onderdeel uit van deze afspraken m.b.t. woningbouwruimte. De locatie behoort tot het 'stedelijk gebied', zoals weergegeven op 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening Romte Fryslân. Daarnaast maakt de locatie deel uit van het bestaande stedelijk weefsel, het gaat dan ook om een inbreiding.

Conclusie : toetsing aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels opgesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De Verordening Romte Fryslân geeft aan dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden morgen worden opgenomen voor stedelijke functies. Volgens 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening ligt de woningbouwlocatie aan de Binnendieken binnen het bestaand bebouwd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0003.jpg"

Figuur: uitsnede kaart 'Begrenzing bestaand stedelijk gebied' (Bron: Verordening Romte provincie Fryslân 2014)

Ten aanzien van 'Wonen' geeft de Verordening aan dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Ook kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:

  • het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
  • in de plantoelichting is gemotiveerd dat en op welke wijze overschrijding van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In afwijking van bovenstaande kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet past in een woonplan, wanneer:

  • de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan wordt ingepast in het regionale woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk of regionaal niveau, of door fasering van plannen;
  • indien het gaat om een Waddeneiland, wordt de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan ingepast in het gemeentelijke woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk niveau of door fasering van plannen;
  • de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw passen bij aard en schaal van de overige, het regionaal centrum of het stedelijk centrum;
  • voorafgaand aan het voorgeschreven wettelijk overleg over het ruimtelijk plan, is met Gedeputeerde Staten overleg gevoerd over de noodzaak van toevoeging van het project aan het woningaanbod in de gemeente.

De locatie behoort tot het 'stedelijk gebied', zoals weergegeven op 'kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied' van de Verordening Romte Fryslân.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Ameland

De Structuurvisie Ameland (vastgesteld op 28 november 2011) heeft de primaire opgave het huidig gemeentelijk beleid integraal te vertalen. De wens voor een Structuurvisie hangt direct samen met de actualisering van een groot aantal bestemmingsplannen. Met de Structuurvisie kan er binnen de bestemmingsplannen sturing worden gegeven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het eiland. De visie voor Ameland is het toekomstbeeld voor de gemeente tot aan 2020.

De doelstelling ten aanzien van ‘wonen’ is het kwantitatief realiseren van kwalitatief voldoende woningen. In dat kader is het project ‘dorpsuitbreiding woningbouw’ opgenomen (zie figuur Structuurvisiekaart 'Wonen' Nes). De woningen die de gemeente met de ontwikkeling van dit project wenst te realiseren, zijn met name bestemd voor mensen die sociaal-economisch aan Ameland gebonden zijn. Specifiek gaat het dan om starters, minder draagkrachtigen, personeel van het vaste land en ouderen.

Dorpsuitbreiding woningbouw: kwantitatieve opgave

De dorpsuitbreidingen voor woningbouw bestaan uit het ontwikkelen van nog onbenutte woningbouwlocaties uit de Structuurvise Wonen uit 2002. Dit betreft zowel inbreiding als uitbreiding. In de toekomst kunnen daar nog nieuwe woningbouwlocaties bijkomen. Concreet gaat het om vrijkomende locaties binnen de bebouwde kom van vertrekkende bedrijven. Tot de grotere uitbreidingslocaties behoren o.a. de Smitteweg in Ballum, de Strandweg-Paasduinweg in Buren en de Miedenweg te Nes. Deze locaties zijn terug te vinden op de 'structuurvisiekaart ontwikkelingen'.

Dorpsuitbreiding woningbouw: kwalitatieve opgave

Van iedere kern is een 'structuurvisiekaart wonen' opgenomen. Hierop is de totaalvisie op wonen per kern weergegeven met daarin tevens aandacht voor de kwalitatieve opgave. Primair gaat deze opgave uit van het beleid dat maatwerk in schaal, karakteristiek en dichtheid als uitgangspunt hanteert bij uitbreiding en inbreiding. Op de 'structuurvisiekaart wonen' zijn daarnaast te handhaven open plekken en ruimten, vrij te houden zichten en waardevolle randen aangegeven. Op deze locaties is woningbouw en/of verdichting niet wenselijk.

Het plangebied van dit bestemmingsplan is op de Structuurvisiekaart Wonen Nes niet aangegeven als voor 'dorpsuitbreiding' bestemd gebied. Het plangebied maakt deel uit van het bestaand stedelijk weefsel (bestaand stedelijk gebied conform Verordening Romte). Er is sprake dan ook geen sprake van uitbreiding, maar van 'inbreiding'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0005.jpg"

Figuur: Structuurvisiekaart wonen Nes (bron: Structuurvisie Ameland 2011)

2.4 Woonvisie Ameland

Met de Woonvisie Ameland ( 23 augustus 2017) wil de gemeente het volgende bereiken:

  • 1. De woonvisie biedt oplossingen voor groepen die voor een vitaal eiland van belang zijn en die zonder hulp van de overheid niet of onvoldoende hun weg weten te vinden op de woningmarkt. Dat zijn personen op cruciale posities op het eiland die vanwege inkomen tussen ‘wal en schip’ zitten (niet kunnen huren en niet kunnen kopen). Maar daarnaast ook jongeren en starters.
  • 2. De Woonvisie dient ook als toetsingskader voor woningbouwinitiatieven. Ook is de Woonvisie van belang om nieuwe afspraken met de provincie Fryslân te maken over ´woningbouwruimte ´.
  • 3. De woonvisie geeft richting aan de strategische keuzes die het gemeentelijk woningbedrijf (GWA) maakt in de komende jaren. Dit ter vervanging van het huidige plan van aanpak uit 2009 en de Tussenrapportage Strategisch Voorraadbeleid uit 2011.

Naast de versterking van het hoogwaardige toeristische karakter blijft Ameland ook een ‘gewoon’ wooneiland, met vier dorpen waar alle leeftijdsgroepen en alle inkomensgroepen samen wonen. Dat is nodig om basisvoorzieningen in stand te houden zoals wonen, wonen & zorg, onderwijs, winkels en veiligheid.

Woningbehoefte

In de woonvisie wordt geconcludeerd dat de voorraad sociale huurwoningen relatief klein is op Ameland. Tevens wordt gewezen op de druk op de onderkant van de markt (zowel sociale huur als goedkope koop) De zoektijd kan oplopen tot ca. 6 jaar. Met doorstromingsmaatregelen is deze druk niet op te lossen. Toevoeging van bijvoorbeeld 2 x 20 woningen leidt wel tot een substantieel lagere zoektijd. Er is daarnaast op Ameland behoefte aan betaalbarekoopwoningen. Deze woningen zijn realiseerbaar door als gemeente eisen te stellen bij de ontwikkeling van bouwlocaties. Zonder aanvullende maatregelen (beding bij wederverkoop, erfpacht) stijgen deze woningen snel in waarde en dan heeft bijbouwen nauwelijks blijvend effect.

Programma-advies

De woningmarkt van Ameland staat onder druk. Op alle prijssegmenten en zowel huur als koop staat druk. Welke woningen worden toegevoegd en de manier waarop zijn sterk bepalend voor de mate waarin drukverlaging ook beklijft. De druk zorgt vooral voor schaarste aan de onderkant van de woningmarkt en dat remt de binding / vestiging van belangrijke beroepskrachten.Toevoeging is in dat segment het enige middel dat echt zoden aan de dijk zet. Maar zonder invloed op de prijsvorming is toevoeging slechts een tijdelijke oplossing.

Sociale huur:

Uit de analyse blijkt dat toevoeging van 2 x 20 woningen in de komende ca. 5 jaar leidt tot een drukverlichting. Tweederde daarvan moet vooral betaalbaar zijn en gericht op de groep kleine huishoudens. Levensloopbestendig bouwen vergroot de doorstroming. Direct bouwen voor jongere arbeidskrachten (studio’s, appartementen) heeft sneller effect maar bestaande woningen zullen dan vaker aangepast moeten worden voor ouderen met een zorgvraag. -De overige een derde kan groter en duurder zijn, net onder of zelfs net boven de liberalisatiegrens. Daarmee is ook het middenkader (onderwijs, zorg, veiligheid) geholpen. Deze woningen hoeven niet levensloopbestendig gebouwd te worden. Er ligt een gemeentelijke taak om locaties te vinden waarop dit programma ontwikkelbaar is.

Koop:

Zonder extra voorwaarden vanuit de gemeente is de neiging om goedkope koopwoningen te bouwen klein. Het is een uitdaging om voldoende kwaliteit voor een redelijke prijs op te leveren. -De gemeente kan bij grotere locaties (zoals Nes-zuid, Trapweg, Smitteweg) voorwaarden stellen aan een gemengd programma naar prijsklasse. De middelen om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op de prijsvorming na oplevering zijn beperkt, zeker bij grond die door particulieren wordt ontwikkeld. Mede hierom is toevoeging van huurwoningen voor middeninkomens door GWA belangrijk. Hoeveel woningen er in de koopsector toegevoegd worden is afhankelijk van de concrete marktvraag. Er zijn diverse locaties in particulier eigendom waar woningbouw mogelijk is.

Ontwikkelen in de periode tot 2020 en na 2020

Met de provincie Fryslân werd woningbouwruimte afgesproken. In de periode 2016-2020 was er binnen die afspraken ruimte voor ca. 90 woningen (15 a 20 per jaar). Deze afspraak is het gevolg van het ‘doorschuiven’ van aantallen uit eerdere perioden waarin Ameland de ruimte niet volledig wist te benutten, vooral omdat aan de onderkant van de koopmarkt en in de huurmarkt nauwelijks toevoegingen waren. De afspraken met de provincie Fryslân lopen tot 2020. Wanneer er op Ameland woningen aan de onderkant van de markt worden toegevoegd, wordt ook meetbaar in hoeverre dat leidt tot drukverlaging / of er aanleiding is om ook in de periode na 2020 verdere toevoeging te doen. Monitoring is van groot belang, ook voor een goede afstemming met de provincie Fryslân.

2.4.1 Woningbouwprogramma 2018-2027

Het gemeentelijk woningbouwprogramma 2018-2027 is in het voorjaar van 2018 ter instemming naar de provincie verzonden. Bij brief van 17 juli 2018 heeft de provincie laten weten in te kunnen stemmen met het woningbouwprogramma, waarbij uit wordt gegaan van een netto basisprogramma van 120 woningen voor de komende 10 jaar. Specifiek is er instemming voor 40 huurwoningen. De onderhavige plannen voor woningbouw op de locatie Nes-Binnendieken maken onderdeel uit van dit woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkeling

3.1 Algemeen

Nes ligt op de middelste van de drie hogere duingebieden waar het eiland Ameland oorspronkelijk uit is opgebouwd. Aan de noordkant bieden vanouds de hogere duinen beschutting aan het dorp. Aan de zuidkant liggen lagere weidegronden achter de Waddendijk. Nes is vanaf de vroege middeleeuwen bekend als een vrij welvarende plaats. In tegenstelling tot andere Waddeneilanden, was de landbouw en de visserij op Ameland altijd al een belangrijke bron van bestaan. De zeevaart speelde een iets minder belangrijke rol. De oorspronkelijke opbouw van Nes is karakteristiek voor de kernen op het eiland. Deze karakteristieke opbouw wordt gevormd door de boerderijen in het dorp. Rond het dorp liggen de akkers op de hogere gronden. Iets verder van het dorp liggen de gemeenschappelijke woeste gronden met heidegebieden in de lagere duinen. Tenslotte liggen op de lagere gebieden naar het Wad toe (het kweldergebied) de gemeenschappelijke weidegronden.

Nes bestaat uit een groepering van zogenaamde Amelandse huizen, die op vrije erven bijeen zijn gelegen. Gebouwd volgens een niet vooraf bepaald plan, wordt het patroon van de aanleg bepaald door de verharde wegen, die onregelmatig tussen de met woningen bebouwde kavels doorlopen. In bijgaande figuur is een luchtfoto van het dorp weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0006.jpg" Figuur : Luchtfoto van het dorp Nes

3.2 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkeling

De locatie voor de nieuwe woningbouw is gelegen aan de westzijde van de kern Nes, aansluitend aan de bestaande bebouwing. De locatie is een nog open, onbebouwde ruimte die aan de zuidzijde overgaat in het buitengebied. Op de locatie worden door het gemeentelijk woningbedrijf Ameland (GWA) 8 huurwoningen ontwikkeld in twee maal een aaneengesloten rij van 4 woningen. De huurprijs bevindt zich in het segment 'passend/betaalbaar'. De woningen zijn breed inzetbaar, dus zowel voor starters, gezinnen of ouderen bedoeld.

3.3 Landschappelijke inpassing

Het huidige dorpsaanzicht gezien vanaf de zuidkant bestaat uit weilanden aan de voorzijde en zicht op de achterzijde van woningen. Op het perceel waar het hier om gaat staat een woongebouw in de verschijningsvorm van een boerderij (zie onderstaande foto).

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0007.png"

Het plan van de gemeente op deze locatie betreft de bouw van een gebouw, nagenoeg identiek aan de huidige verschijningsvorm van de boerderij, met daarin ondergebracht vier woningen. Naast dit gebouw komt een gebouw met vier woningen met dezelfde karakteristieke eigenschappen. Door deze invulling ontstaat er op de locatie een soort hof opbouw van gebouwen met een boerderijachtige uitstraling (zie onderstaande impressie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20190684-VG01_0008.png"

Figuur: Impressie 8 woningen Binnendieken

Gezien het bovenstaande kan worden aangegeven dat de huidige woonboerderij opzet als nieuwbouw zuidelijker komt te liggen met dezelfde verschijningsvorm. Het huidige dorpsaanzicht blijft hierdoor ongewijzigd en zal de beleving niet wezenlijk veranderen.

Er zal geen aantasting zijn van het karakter, de leefomgeving en het belevingsbeeld c.q. de belevingswaarde van het gebied c.q. situering ter plaatse. Gezien de bestaande ruimtelijke visies, de toekomstige ontwikkeling van het gebied en de ruimtelijke effecten van die activiteit op de omgeving kan de ontwikkeling beschouwd worden als goed inpasbaar en aanvaardbaar.

De ruimtelijke kwaliteit is bekeken en onderzocht. Aspecten als gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de omgeving blijven gewaarborgd. Voor de lange termijn zal er een kwalitatief goede en verantwoorde ruimtelijke kwaliteit blijven c.q. ontstaan. Vanuit ruimtelijk, landschappelijk en planologisch oogpunt bekeken is het plan aanvaardbaar en zijn er geen bezwaren.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.

4.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 8 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. De vormvrije m.e.r. beoordeling is als bijlage 5 aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

Het project is relatief kleinschalig en heeft geen kenmerken die potentieel risico op grote milieueffecten in zich hebben. Verder wordt geconcludeerd dat het project plaatsvindt in een stedelijke omgeving waarin een nieuw bestemmingsplan wordt gerealiseerd.

Er is geen sprake van belangrijke negatieve effecten als gevolg van het plan. Mogelijk zijn beschermde soorten aanwezig in het plangebied. Er kan binnen de kader van de Wet natuurbescherming gewerkt worden wanneer de adviezen worden opgevolgd.

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek en conclusie

Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan de omgeving rond het plangebied tot een rustige woonwijk worden gerekend. In het bestemmingsplan Neszijn bedrijven tot en met de milieucategorie 3.2 toegestaan. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven. Op ruim 50 meter afstand bevindt zich een horeca-gelegenheid. Het plangebied wordt aan de noordzijde omgeven door woningen. Aan de zuidzijde grenst het aan het buitengebied. Het aspect 'Milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van woningbouw op deze locatie.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

FAMKE

De provincie heeft in dit kader de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) opgesteld. Hierop zijn archeologische adviezen voor de provincie Fryslân gegeven. Op deze kaart worden voor zowel de Steentijd - Bronstijd als de IJzertijd - Middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

Op basis van de FAMKE, advies steentijd-bronstijd, geldt dat geen onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de FAMKE , kaart IJzertijd-Middeleeuwen, blijkt dat het plangebied in z'n geheel valt in het gebied waarvoor het advies “Karterend onderzoek 1” geldt . Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

Onderzoek

In juli 2019 heeft een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek plaatsgevonden. Op basis van de afwezigheid oude archeologische indicatoren en de afwezigheid van cultuurlagen of een overstoven oude bouwvoor, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied zeer klein geacht. Een archeologisch vervolgonderzoek voor dit terrein is niet nodig. Indien bij de uitvoering van werkzaamheden op het perceel onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dan dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11.

Het Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek is opgenomen als bijlage 1bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

De Waddeneilanden zijn aangewezen als aardkundig waardevol gebied. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken. Het plangebied ligt binnen het dorp Nes en het gebied wordt gebruikt als grasland. De cultuurhistorische waarden van het eiland worden door de geplande nieuwbouw van 8 woningen niet aangetast.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Ten aanzien van het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie, mede gelet op het grondgebruik in het verleden (agrarische gronden). In het kader van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek ook niet noodzakelijk. Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen dient te worden aangetoond dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt is voor het toekomstig gebruik.

4.6 Verkeer en parkeren

Het bestemmingsplan betreft een functieverandering van agrarische cultuurgrond naar wonen. Binnen het plangebied worden 8 woningen gerealiseerd. Het aantal verkeersbewegingen naar de locatie zal, als gevolg van deze nieuwe woningen, toenemen. De omliggende wegen zullen, mede gezien de bestaande verkeersintensiteit, het verkeer goed kunnen blijven verwerken. Het parkeren vindt op eigen terrein plaats.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Watertoets

Via dewatertoets.nl is het plan op 22 juli 2019 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân. Het advies is in bijlage 2 toegevoegd. Hieruit t blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

Wetterskip Fryslân geeft aan dat er compensatie moet plaatsvinden, omdat het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 200 m² onderandere door het realiseren van een nieuwe aansluiting. Met het plan wordt een toename van circa 1.865 m2 verwacht. Hierdoor ontstaat een compensatie eis van 186,5 m2 dat binnen het plangebied moet worden ingevuld. Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Een andere optie voor compenseren van de verharding is bijvoorbeeld het aanleggen van wadi's. Het Waterschap wil dat compensatie gerealiseerd wordt voor de start van de bouw van de woning, omdat een deel van het verhard oppervlak dat gecompenseerd moet worden al is gerealiseerd.

4.8 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusie

Industrielawaai

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die geluidhinder veroorzaken. Onderzoek naar Industrielawaai kan achterwege blijven.

Wegverkeer

Met dit bestemmingsplan worden 8 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Volgens de wet geluidhinder is een woning een geluidsgevoelige functie. De nieuwe woningen liggen niet binnen de invloedszone waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Het plangebied ligt namelijk binnen een 30 km/u zone. De omliggende wegen worden voornamelijk door aanwonenden gebruikt en hebben een lage verkeersintensiteit. Hiermee is voldoende aannemelijk gemaakt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuw te realiseren woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan wordt de realisatie van 8 woningen toegestaan. De conclusie is dan ook dat dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.10 Ecologie

4.10.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Op Ameland is sprake van meerdere beschermde natuurgebieden, namelijk Natura 2000- gebieden 'Waddenzee' en 'Duinen Ameland' en verschillende gebieden die daarnaast aangewezen zijn als NNN- gebieden in de provinciale verordening.

Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De Natura 2000-gebieden Waddenzee en Duinen Ameland liggen op zodanig grote afstand dat een toetsing met betrekking tot de instandhoudingsdoelen ervan niet nodig is. De Natura 2000-gebieden liggen op zodanig grote afstand dat het plan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden heeft.

Gebiedsbescherming: Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland Het plangebied betreft een perceel agrarische grond dat in de huidige situatie intensief in gebruik is. Het is daarom niet aannemelijk dat de locatie van betekenis is voor de voorkomende soorten in de beschermde gebieden. Compensatie of het nemen van extra mitigerende maatregelen is dan ook niet nodig.

Soortenbescherming

Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.10.2 Onderzoek

Ten behoeve van het voornemen heeft een ecologische beoordeling plaatsgevonden (Natuurtoets, juli 2019). Het project kan doorgang vinden binnen de kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de hieronder volgende aanbevelingen.

Algemene broedvogels

Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kunnen vogels tot broeden komen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Geadviseerd wordt daarom om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt over het algemeen de periode van 15 maart-15 juli aangehouden. Afhankelijk van de soort en klimatologische omstandigheden kunnen soorten echter eerder of later in het jaar tot broeden komen. Wat van belang is, is of er sprake is van een broedgeval. Zo ja, dan is deze altijd beschermd. Eventueel kan voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck worden uitgevoerd, zodat in delen van het plangebied waar geen verstoring op kan treden reeds tijdens het broedseizoen kan worden gewerkt. De verwachting is echter dat er verspreid over het plangebied broedgevallen aanwezig zullen zijn.

Jaarrond beschermde nesten (Huismus)

Tijdens het veldbezoek zijn geschikte kieren en gaten rond de gebouwtjes in plangebied Nes-Binnendieken aangetroffen die toegangen tot verblijfplaatsen voor huismussen kunnen vormen. Er wordt aanbevolen nader onderzoek uit te voeren om het voorkomen van verblijfplaatsen (nestlocaties) van huismussen binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Dit dient te gebeuren middels een onderzoek dat plaatsvindt aan de hand van twee ochtenbezoeken (conform datumgrenzen SOVON, 1 april tot 15 mei) Indien er verblijfplaatsen van huismussen worden vastgesteld, dient er voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd.

Vleermuizen

Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen in de gebouwtjes in plangebied Nes-Binnendieken kan niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom wordt geadviseerd nader onderzoek uit te voeren om het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Dit dient te gebeuren middels een onderzoek dat plaatsvindt aan de hand van vier veldbezoeken, verdeeld over twee bezoeken in de kraamtijd (15 mei-15 juli) en twee bezoeken in de paartijd (15 augustus-1 oktober). De onderzoeksmethodiek is vastgelegd in het Vleermuisprotocol, opgesteld door het ministerie van EZ, Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld, dient er voor de betreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd.

Rugstreeppad

Binnen het plangebied komt waarschijnlijk een landhabitat van de soort rugstreeppad voor. Door de breed verspreide populatie op Ameland is de kans dat deze soort aanwezig is groot. Hierdoor wordt geadviseerd om direct over te gaan tot ontheffingsaanvraag voor de rugstreeppad.

Zorgplicht

Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten (bv gewone pad, huisspitsmuis). Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen. Voor de voorwaarden waaraan vrijstellingen moeten voldoen wordt verwezen naar Bijlage I van de Natuurtoets.

Conclusie en overzicht vervolgstappen

Het planvoornemen kan zonder bezwaren doorgang vinden binnen de kaders van de vigerende natuurwetgeving, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Broedvogels: Werken buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart-15 juli). Is dit niet mogelijk, dan voor aanvang werkzaamheden broedvogelcheck uitvoeren.
  • Huismus: wanneer de gebouwtjes in plangebied Nes-Binnendieken gesloopt worden: Nader Onderzoek aanwezigheid verblijfplaatsen.
  • Vleermuizen: Wanneer de gebouwtjes in plangebied Nes-Binnendieken gesloopt worden: Nader Onderzoek aanwezigheid verblijfplaatsen.
  • Amfibieën: Ontheffingsaanvraag rugstreeppad.
  • Licht beschermde en vrijgestelde soorten: Naleven van de zorgplicht .

De 'Natuurtoets Woningbouw diverse locaties op Ameland ' is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting.

Naar aanleiding van de resultaten van de uitgevoerde Quickscan blijkt op de verschillende woningbouwlocaties op Ameland nader onderzoek noodzakelijk naar een aantal soort(groepen). Voor de locatie Nes-Binnendieken betreft het nader onderzoek de soortgroepen 'Huismus' (onderzoek naar de aanwezigheid van nestplaatsen) en 'Vleermuizen' (nader onderzoek verblijfsplaatsen). Vanwege de aanwezigheid van rugstreeppad op het gehele eiland, wordt er van uit gegaan dat deze ook in het plangebied voorkomt, c.q. aanwezig kan zijn. Voor deze soort wordt een Ontheffingsaanvraag (OA) in gang gezet. Mochten er naast deze soort nog andere beschermde soorten door het nader onderzoek worden vastgesteld, dan worden deze ook in de OA betrokken.

De eindrapportage van het vervolgonderzoek wordt niet eerder dan zomer 2020 opgeleverd. Indien nestplaatsen danwel verblijfplaatsen van de betreffende soorten worden aangetroffen, zijn mogelijk compenserende en mitigerende maatregelen noodzakelijk en is het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk. In de eindrapportage van het vervolgonderzoek worden tevens de conclusies, eventuele vervolgstappen voor dit project, zoals het treffen van bepaalde mitigerende maatregelen en/of het aanvragen van een ontheffing samengevat. Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden moet hierover duidelijkheid zijn. Eisen ten aanzien van de mitigerende en compenserende maatregelen kunnen als voorwaarde in de vergunning worden opgenomen. Bij de uitvoering van de plannen dient dus rekening te wordt gehouden met de uitkomsten van de eindrapportage en met de hieruit voortvloeiende voorwaarden, welke verbonden zijn aan de omgevingsvergunning.

Op de beschreven manier is het plan uitvoerbaar binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.

4.10.3 Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Binnen het bestemmingsplan Nes – Binnendieken worden 8 grondgebonden eengezinswoningen gerealiseerd. In het kader van dit bestemmingsplan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd en is er expliciete aandacht besteed aan het aspect stikstofdepositie.

In opdracht van de gemeente Ameland is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de aanleg- en exploitatiefase van de ontwikkeling, waarbij rekening is gehouden met verkeersbewegingen en de inzet van dieselaangedreven materieel. De stikstofberekening is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.

Voor Nes – Binnendieken (8 woningen) is de aanlegfase over twee jaar gesplitst. In jaar 1 vinden de grondwerkzaamheden, rioleringswerk en de verhardingen plaats. En in jaar 2 de daadwerkelijke bouw van de woningen. De werkzaamheden sluiten in jaar 1 qua tijdsbestek aan op jaar 2. Dit betekent dat aan het einde van jaar 1 begonnen wordt met de grondwerkzaamheden, rioleringswerk en de verhardingen, zodat in het begin van jaar 2 direct wordt begonnen met de bouwwerkzaamheden.

Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is, waarbij nadrukkelijk opgemerkt dat de aanleg- en exploitatiefase in aparte berekeningen zijn meegenomen. Het aandeel verkeer is in de aanlegfase nooit hoger dan tijdens de exploitatiefase.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het plan kunnen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle functies/installaties aanwezig zijn. Ook is in de directe omgeving geen hogedruk aardgasleiding aanwezig die een risico vormt voor de ontwikkeling van het plangebied. Verder vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.11.1 Brandweer

Op dit moment is er nog geen exacte invullingen van het plangebied bekend. Brandweer Fryslân geeft vast een aantal zaken mee om rekening mee te houden bij het inrichten van de plangebieden.

Bluswatervoorziening

Bij een beginnende brand is de brandweer allereerst aangewezen op de aanwezige tankinhoud. Wanneer de brand van grotere omvang wordt zal de brandweer gebruik moeten maken van de primaire-, secundaire- en/of tertiaire bluswatervoorzieningen. Bij de nieuwbouwwoningen wordt geadviseerd om in het plangebied de brandkranen zodanig te situeren, zodat de maximale afstand tussen een opstelplaats voor elke woning en de brandkraan 100 meter is gelegen. De brandkraan dient minimaal 500 liter per minuut te kunnen leveren.

Bereikbaarheid

Voor de brandweer is het te allen tijde wenselijk om een incidentlocatie via twee onafhankelijke routes te kunnen bereiken. Geadviseerd wordt daarom om het plangebied vanaf twee routes benaderbaar te maken en doodlopende wegen te vermijden. Om een weg geschikt te laten zijn voor een brandweervoertuig dient deze te voldoen aan de volgende eisen gesteld in de landelijke handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het

plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Tuin

Vanwege het karakter van de kern Nes, dient zorgvuldig te worden omgegaan met het plaatsen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en de woningen zelf. Met name de gebieden die grenzen aan de openbare ruimte dienen vrij te blijven van bebouwing. Om dit te waarborgen is de bestemming ‘Tuin' opgenomen voor de voor- en de zijtuinen tot 3,00 meter achter de voorgevel van de woningen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 meter bedragen. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een meer specifieke regeling. Vóór de naar de weg gekeerde gevel mogen erf- en terrein-afscheidingen maximaal 1 meter hoog zijn. De achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning gelegen erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2 meter hoog zijn.

5.2.2 Verkeer - Verblijfsgebied

Nes is geheel als 30 km/uur-gebied aangewezen en ingericht. Daarom zijn alle wegen en straten bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Onder deze bestemming vallen naast wegen en straten ook paden, pleintjes, parkeervoorzieningen en kleinschalig openbaar groen. Het betreft hier de openbare ruimte die slechts een verkeersontsluitende functie voor de directe woonomgeving heeft en waar het verblijfskarakter voorop staat. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht.

5.2.3 Wonen - 1

Deze bestemming 'Wonen - 1' betreft de nieuwe woningen in het plangebied. De bestemming ‘Wonen - 1’ betreft woningen die bestaan uit één bouwlaag en een dak met een hellende kap. In beperkte mate zijn woon-straten, paden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen onder deze bestemming gebracht. Dit betreft de gronden die tot de directe omgeving van de woning behoren. De omgevingsfuncties staan dan ook ten dienste van de woonfunctie. Binnen de bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds hoofdgebouwen en anderzijds aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Voor ‘Wonen - 1’ geldt dat de goothoogte maximaal 3,50 meter en de (bouw)hoogte maximaal 8,50 meter mag bedragen. De dakhelling varieert wel enigszins, zodat ten aanzien daarvan is bepaald dat deze minimaal 30° en maximaal 60° mag bedragen.

Er mogen maximaal 2 woningen aaneen gebouwd worden, tenzij de verbeelding anders weergeeft. Een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd. In verband met het voorkómen van een rommelig straat- en bebouwingsbeeld wordt de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de openbare ruimte gewaarborgd door de bestemming ‘Tuin’. Het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is slechts toegestaan op een afstand van ten minste 1 meter tot de zijdelingse perceelsgrens. Om volgebouwde erven te voorkomen, is de gezamenlijke oppervlakte voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op maximaal 50% van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, gesteld. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een goothoogte van 3 meter toegestaan. De (bouw)hoogte mag 6,50 meter bedragen, maar moet tenminste 1,00 meter lager zijn dan de (bouw)hoogte van het hoofdgebouw. De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zijn voorzien van een plat dak of van een dak met een hellende kap (30° tot 60°). Onder de regeling voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vallen ook erkers en serres.

Met de ligging van de bestemming ‘Tuin’ (waarin geen gebouwen zijn toegestaan) wordt voorkomen dat dergelijke bouwwerken aan de voorzijde van een woning worden gebouwd. Door middel van een afwijking middels een omgevingsvergunning is het mogelijk om, onder voorwaarden, een hoofdgebouw deels buiten het bouwvlak te bouwen. Ook is het mogelijk de dakhelling van gebouwen te verlagen of tot maximaal 80° te verhogen.

5.2.4 Wonen - 2

De bestemming 'Wonen - 2' is gelegd op het perceel wat behoort bij Ballumerweg 9. Het onderscheid tussen deze twee bestemmingen komt tot uitdrukking in de bouwmassa (goothoogte en bouwhoogte). Woningen in twee bouwlagen met een kap vallen onder de bestemming ‘Wonen - 2’. Voor ‘Wonen - 2’ geldt dat de goothoogte maximaal 6,50 meter en de (bouw)hoogte maximaal 10,00 meter mag bedragen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure.

Het voorontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro toegestuurd naar:

  • provincie Fryslân,
  • Wetterskip Fryslân
  • Liander
  • Brandweer Fryslân
  • Gasunie
  • Vitens.

Van de provincie, brandweer, Liander en Gasunie is een reactie ontvangen. Deze vooroverlegreacties zijn opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting. De vooroverlegreacties van Liander en Gasunie leidden niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Daar waar de vooroverlegreacties van provincie en brandweer aanleiding gaven tot aanpassingen, zijn deze verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 16 april 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kom eenieder zijn zienswijzen kenbaar maken. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. De zienswijze is voorzien van een gemeentelijke reactie en opgenomen als bijlage bij het besluit. De zienswijze wordt niet overgenomen. Daarnaast zijn ambtelijke voorstellen gedaan tot aanpassing van het bestemmingsplan:

  • Vergroten van het bouwvlak aan de oostzijde naar 26 meter, dit in verband met de beukmaat van de te bouwen (huur)woningen;
  • Bij nader inzien is het qua inrichting beter de verplaatsing van de gemeenschappelijke berging van het bestaande woonappartementengebouw te veranderen zodat de berging direct ten oosten van de bestaande berging wordt gebouwd. Dus de aanduiding 'bijgebouw' met de bestemming Wonen - 1 te verplaatsen naar de plaats direct oostelijk van de huidige aanwezige berging.

Hierop is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is voor onderhavig voornemen niet relevant. De woningbouw zal worden ontwikkeld door het gemeentelijk woningbedrijf Ameland ( GWA). Hiervoor zijn voldoende middelen gereserveerd. Gesteld kan worden dat het plan hiermee economisch uitvoerbaar is.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten op derden. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van woningen mogelijk. Dit valt onder de bouwplannen zoals bedoelt in het Bro. Echter de woningen worden ontwikkeld door het gemeentelijk woningbedrijf Ameland (GWA). Vaststelling van een exploitatie-plan is derhalve niet aan de orde.