direct naar inhoud van 3.2 Omgevingsaspecten
vastgesteld
NL.IMRO.0060.130202-VG01

3.2 Omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Voor de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.

De bestaande rechten worden in de beheersverordening overgenomen. Dit houdt in dat globaal dezelfde functies toegestaan zijn, als ook al mogelijk zijn op grond van de geldende bestemmingsplannen. Door de vaststelling van deze verordening wordt daarom geen grotere hinder op de omgeving verwacht.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, luchtvaart, spoorwegverkeer en industrie. Van spoorweg- en industrielawaai is in dit verordeningsgebied geen sprake. In en in de omgeving van het verordeningsgebied zijn geen spoorwegen en (gezoneerde) bedrijven(terreinen) aanwezig die invloed hebben op de gebieden.

In het buitengebied zijn reguliere woningen, recreatiewoningen en bedrijfswoningen aanwezig. De recreatiewoningen zijn volgens de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig, de reguliere en bedrijfswoningen vallen wel onder de geluidgevoelige objecten van de Wet geluidhinder. Deze woningen kunnen hinder ondervinden van wegverkeers- en luchtvaartlawaai.

Wegverkeerslawaai

Voor wegverkeerslawaai is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waarbij aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Op het grootste deel van de wegen in en in de directe omgeving van het verordeningsgebied geldt een maximumsnelheid van 60 of 80 km/uur. Deze hebben een wettelijke geluidzone. De beheersverordening maakt de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogelijk. Bestaande geluidsgevoelige objecten zijn op hun huidige plaats vastgelegd, waardoor ze ook niet dichter naar een zoneringsplichtige weg gebouwd kunnen worden. Dit aspect geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor deze verordening.

Luchtvaartlawaai

De luchthaven heeft op grond van het aanwijzingsbesluit en het Besluit geluidsbelasting kleine luchthavens (BKL) twee geluidscontouren; de 50 en 60 BKL-contour. Binnen deze contouren zijn geen, of onder zeer strenge voorwaarden, geluidsgevoelige functies toegestaan. Er zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan binnen deze zones.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). In het verordeningsgebied zijn geen bovengrondse en ondergrondse transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig.

In het verordeningsgebied is in de duinen ten oosten van Nes sprake van een risicovolle inrichting. Het gaat daarbij om gaswinlocatie van de NAM. Bij een dergelijke inrichting kan sprake zijn van twee risico's; het plaatsgebonden en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door de 10-6-contour, deze bedraagt bij de opslagtank 0 meter. Daarnaast is sprake van een groepsrisico. Daarvoor is echter geen vaste contour aangegeven. Voor de inrichting is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) niet nodig en daarom niet uitgevoerd. Naast een risicovolle inrichting loopt door het gebied ook een gasleiding. Deze gasleiding is al in de (voorheen) geldende regeling opgenomen. Er komen geen andere functies voor. Aanvullende regelingen zijn dan ook niet aan de orde.

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie van het verordeningsgebied geen negatieve effecten op. Voor de bestaande situatie was dit al zo. Deze beheersverordening laat geen nieuwe ontwikkelingen toe die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Een nader onderzoek is daarom niet nodig.

3.2.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Vooral bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd.

Door het langdurige gebruik van het verordeningsgebied als landbouw- en natuurgebied is enige verontreiniging van de bodem uit te sluiten. Nieuwe gevoelige functies (waaronder (bedrijfs)woningen) worden in het verordeningsgebied echter niet toegestaan. Belemmeringen worden voor de bestaande situatie niet verwacht en een bodemonderzoek is voor deze beheersverordening niet nodig.

3.2.6 Water

Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân. Dat waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Met deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. Andere ontwikkelingen dan mogelijk gemaakt in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen worden niet voorzien. In het gebied zijn geen ontwikkelingen voorzien die invloed kunnen hebben op het watersysteem. Wel ligt aan de zuidkant een primaire waterkering. Deze beschermd het eiland tegen het water uit de Waddenzee. In het geldende bestemmingsplan is deze dijk niet voorzien van een beschermende regeling. In de beheersverordening is daarom een aanvullende regeling opgenomen, die de bescherming van de dijk regelt (zie Vrijwaringszone dijk). Waterschapsdoelstellingen komen dan ook niet in het geding.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

Archeologie

De provincie Fryslân heeft via de FAMKE-kaart de archeologische verwachtingswaarden en monumenten in de hele provincie in beeld gebracht. Daarbij heeft zijn twee perioden gehanteerd; steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen. Voor het verordeningsgebied geldt geen onderzoeksplicht voor de periode steentijd-bronstijd. Voor een deel van het verordeningsgebied geldt voor de periode ijzertijd-middeleeuwen wel een onderzoeksplicht. Dit betreft het hoger gelegen gedeelte van het eiland. Daarbij gaat het om een karterend onderzoek 1 (middeleeuwen). Dit betekent dat de provincie bij ingrepen groter dan 500 m2 een onderzoek aanbeveelt. Ingrepen van dergelijke omvang zijn in het verordeningsgebied vrijwel mogelijk op basis van deze verordening en de daaraan gekoppelde (voorheen) geldende bestemmingsplannen. Voor archeologie wordt daarom een regeling opgenomen.

Naast de hoger gelegen gebieden, komen in het verordeningsgebied nog twee gebieden voor waar een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Uitgangspunt is hier dat de archeologische resten in de bodem bewaard blijven. Het betreft onder meer het verdwenen dorp Sier, op het strand nabij Hollum. Voor alle ingrepen in de bodem moet een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

Cultuurhistorie

In het verordeningsgebied komen diverse gebouwde rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet en behoeven geen aanvullende regeling in de beheersverordening. De gemeente heeft voor de jongere bouwkunst en karakteristieke panden geen beleid vastgesteld. Een specifieke regeling is niet nodig. Bovendien gaat de beheersverordening uit van het behoud van de bestaande situatie van de bebouwing en maakt het alleen ontwikkelingen mogelijk wanneer deze in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen waren opgenomen. Wanneer wijzigingen aan hoofdvorm en/of gevel plaatsvinden is een toetsing van de omgevingsvergunningaanvraag aan de verordening nodig.

3.2.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

In het verordeningsgebied liggen delen van verschillende Natura 2000-gebieden, namelijk; "Duinen Ameland", "Noordzeekustzone" en "Waddenzee". Deze gebieden maken ook deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Een groot gedeelte van het eiland behoort, naast de reeds genoemde natuurgebieden, ook tot de EHS. De effecten van mogelijk gemaakte ontwikkelingen op deze natuurgebieden zijn in het kader van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen in beeld gebracht. Buiten de regelingen daarvan om, maakt deze verordening geen extra ontwikkelingen mogelijk. De bestaande situatie in het verordeningsgebied wijzigt niet. Een nader onderzoek naar beschermde gebieden is bij deze beheersverordening niet nodig. Wel is het gebied dat behoort tot de EHS in de verordening nader aangeduid.

Soortenbescherming

Het verordeningsgebied biedt mogelijk verblijfs-, doorvlieg- en foerageergebied voor beschermde soorten. Bijvoorbeeld voor vleermuizen, door de aanwezigheid van de (oudere bakstenen) gebouwen en het groen. Echter, de bestaande situatie in het verordeningsgebied verandert verder niet, waardoor mogelijke verblijfs-, doorvlieg en foerageergebied van beschermde soorten niet aangetast wordt. Een nader onderzoek naar beschermde soorten is bij deze verordening niet nodig.

3.2.9 Kabels en leidingen

In het verordeningsgebied komen diverse kabels en leidingen voor. Deze zijn in de (nu) geldende bestemmingsplannen, die als basis dienen voor deze verordening, al voorzien van een beschermende regeling. Het is dan ook niet nodig om in de verordening nog een aparte regeling op te nemen.