direct naar inhoud van Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3
Plan: Hollum 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.020203-VA01

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3

 

 

19. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

recreatiewoningen;

b.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

c.    agrarisch medegebruik, ter plaatse van de aanduiding “agrarisch”;

met de daarbijbehorende:

d.    straten en paden;

e.    tuinen, erven en terreinen;

f.     terrassen en overige verhardingen;

g.    sport- en speelvoorzieningen;

h.    groenvoorzieningen;

i.      parkeervoorzieningen;

j.      nutsvoorzieningen;

k.    sloten, bermen en beplanting;

l.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19. 2.    Bouwregels

19. 2. 1. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

a.    een recreatiewoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de goot- c.q. bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte in meters bedragen.

19. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;

c.    de goothoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:

-       de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;

e.    indien de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.

19. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,00 m bedragen.

19. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

a.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

Beschermd Dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    een goede milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de sociale veiligheid; en

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19. 4.    Ontheffing van de bouwregels

19. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 19.2.1. sub a, lid 19.2.2. sub a en lid 19.2.3. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

-       de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;

b.    het bepaalde in lid 19.2.4. sub b en toestaan dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 5,00 m.

19. 4. 2. De in lid 19.4.1. genoemde ontheffingen mogen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

c.    Beschermd Dorpsgezicht;

d.    de woonsituatie;

e.    de verkeersveiligheid;

f.     de sociale veiligheid; en

g.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden anders ten behoeve van een bedrijfswoning binnen de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van fastfoodbedrijven, bar-cafés en/of bar-/dancings. 

19. 6.    Wijzigingsbevoegdheid

19. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

a.    de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteris­tiek aange­duid pand (weer) karakteristiek wordt;

b.    de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen.