direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Surhuizum - It Noard 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel It Noard 3 te Surhuizum is de bedrijfsvoering van het voorheen aanwezige bedrijf inmiddels beëindigd. Het voornemen is om de bestaande bedrijfswoning in gebruik te nemen als reguliere woning en hierbij de woning uit te breiden. Dit is echter niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan, waarin het perceel een bedrijfsbestemming heeft.

De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Surhuizum (zie paragraaf 1.3). Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het perceel It Noard 3, in het noordwesten van Surhuizum. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de kadastrale grenzen van het perceel. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Surhuizum, dat vastgesteld op 12 januari 2012. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

Het plangebied heeft binnen het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijven toegestaan. Omdat eveneens sprake is van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf' is tevens een aannemersbedrijf toegestaan. Ook zijn productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening, bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen bij bedrijfswoningen toegestaan.

De uitbreiding van de woning past binnen het geldende bouwvlak en daarmee binnen het bestemmingsplan. Echter is het in strijd met het bestemmingsplan om de woning als reguliere woning in gebruik te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Surhuizum

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de beoogde ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft de gronden van het perceel It Noard 3 te Surhuizum. Voorheen was hier een aannemersbedrijf gevestigd. Die bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd. Op de noordoostzijde van het perceel is de huidige bedrijfswoning van het voormalige bedrijf gevestigd. Aan de achterzijde en langs de noordzijde van de woning is het terrein verhard. Aan de achterzijde was ruimte voor opslag ten behoeve van het bedrijf. De overige gronden, in het westen van het plangebied zijn onbebouwd en met gras ingericht. Aan de zijde van It Noard en aan de noordzijde van het plangebied staan enkele bomen.

Het plangebied ligt in het noordwesten van Surhuizum, net buiten de grens van de bebouwde kom. It Noard vormt, samen met de Doarpsstrjitte, de doorgaande weg binnen het dorp. Ten zuidoosten van het plangebied ligt de dorpskern van Surhuizum. Hier is voornamelijk sprake van woningen. Direct ten zuiden en ten noorden van het plangebied is sprake van een agrarisch bedrijf. Ten noorden van het noordelijke bedrijf begint het woonlint van vrijstaande woningen aan It Noard. Ten westen en oosten van het plangebied is tot slot sprake van agrarische gronden. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied vanaf It Noard weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied

2.2 Voorgenomen initiatief

Beschrijving initiatief

Het voornemen van de initiatiefnemers is om de bestaande bedrijfswoning in gebruik te nemen als reguliere burgerwoning en tevens om hierbij de woning aan de achterzijde over de gehele breedte met circa 15 meter diepte uit te breiden. Hierdoor ontstaat een reguliere burgerwoning in de vorm van een boerderij, waarbij een woonhuis aan de voorzijde is geplaatst en de schuur/opslag aan de achterzijde. De woning heeft in de voorgenomen situatie een oppervlakte van circa 375 m² in figuur 2.3 zijn tekeningen en impressies van de voorgenomen woning met uitbouw weergegeven. In figuur 2.4 is de uitbreiding van de woning weergegeven in het blauw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01_0006.png"

Figuur 2.3 Voorgenomen woning met uitbreiding hiervan

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.PHSzitnoard318-VG01_0007.png"

Figuur 2.4 situatietekening voorgenomen situatie

Ruimtelijke inpassing

De bestaande bedrijfswoning gaat in de voorgenomen situatie dienen als reguliere woning. De enige ruimtelijke ingreep die met dit plan plaatsvindt is dat de woning aan de achterzijde wordt uitgebreid. De bestaande structuren op het perceel worden hiermee niet wezenlijk veranderd. Dit voornemen doet daarmee geen afbreuk aan de lintbebouwing aan It Noard. Het perceel is in de huidige situatie al op een goede manier landschappelijk ingepast, waardoor hier in de toekomstige situatie geen aanpassingen aan gedaan te hoeven worden.

Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

Het plangebied wordt middels een eigen oprit ontsloten vanaf It Noard. In zuidelijke richting is via deze weg de kern van Surhuizum te bereiken en sluit de weg aan op de N358 via welke de A7 te bereiken is. Op deze wijze is het plangebied op een goede manier ontsloten.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

In de huidige situatie is binnen het plangebied een bedrijf toegestaan. Dit zal in de toekomstige situatie slechts één vrijstaande woning betreffen. Gezien de verandering van functie kan worden gesteld dat de verkeersgeneratie als gevolg van deze ontwikkeling afneemt. Omdat er minder verkeersbewegingen zullen plaatsvinden is ook geen sprake van negatieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling vanuit het plangebied.

Parkeren

Op basis van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan van de gemeente Achtkarspelen geldt voor deze woning een parkeerbehoefte van drie parkeerplaatsen. Op het perceel is voldoende ruimte om drie parkeerplaatsen te realiseren. Hiermee wordt op eigen erf voorzien in de volledige parkeerbehoefte.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren. Het aspect verkeer staat het plan dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van de rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Met dit plan wordt de bestaande bedrijfswoning uitgebreid en in gebruik genomen als reguliere woning. Hiermee neemt het aantal woningen in het plangebied niet toe. Daarom is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Bij de ruimtelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang. De provincie kiest primair voor een concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke bundelingsgebieden, maar wil ook ruimte voor plaatselijke woningbehoefte in kleine kernen vrijhouden.

In het Streekplan is daarnaast benoemd dat woningen zoveel mogelijk eerst in bestaand bebouwd gebied van kernen moeten worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te benutten wordt bijgedragen aan efficiënt ruimtegebruik en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Het plangebied ligt weliswaar net buiten het bestaand stedelijk gebied van Surhuizum, maar is gelegen in een bestaand bebouwingslint aan It Noard. Met dit plan wordt voorzien in plaatselijke woningbehoefte. Door de bestaande bedrijfswoning van een voormalig bedrijf in gebruik te nemen als reguliere woning is sprake van efficiënt ruimtegebruik. Hiermee is het voornemen in overeenstemming met het beleid uit het Streekplan Fryslân.

Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied in het buitengebied. In de verordening is in artikel 1 opgenomen dat in een ruimtelijk plan in het landelijk gebied geen bouw- en gebruiksmogelijkheden mogen worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies, tenzij sprake is van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen. De functie wonen mag in dat geval alleen in de voormalige bedrijfswoning plaatsvinden.

Met dit plan wordt van een bestaande bedrijfswoning, van een bedrijf waarvan inmiddels de bedrijfsvoering gestopt is, in gebruik genomen als een reguliere woning. Hierbij vindt tevens een uitbreiding van de woning plaats. Dit is in overeenstemming met het gestelde in artikel 1 van de verordening. daarnaast is opgenomen dat de woning inclusief bijgebouwen een maximale oppervlakte van 300 m² mogen hebben, dan wel niet meer dan het bestaande oppervlak van de bestaande woning inclusief bestaande bijgebouwen indien dit oppervlak meer bedraagt dan 300 m² en de nieuwe woning qua omvang en uitstraling wordt ingepast binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteit.

In dit geval krijgt de woning inclusief bijgebouwen na de uitbreiding een oppervlakte van circa 374 m². Dit is een overschrijding van de grensmaat van 300 m². Het gaat hier echter deels om een bestaande woning waarbij een uitbouw wordt gerealiseerd die qua omvang en uitstraling passend is bij het bestaande deel. Hiermee worden ook de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied niet aangetast. De kleine overschrijding wordt daarmee aanvaardbaar geacht in dit geval.

In artikel 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Gedeputeerde Staten heeft schriftelijk ingestemd met dit woonplan.

Omdat met dit plan geen sprake is van een toename van het aantal woningen, maar een dienstwoning als reguliere woning in gebruik wordt genomen, is het niet noodzakelijk dit project te toetsen aan het gemeentelijke woningbouwprogramma.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Achtkarspelen

De Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' van de gemeente Achtkarspelen, vastgesteld op 24 januari 2013, biedt een vooruitblik naar de komende 15 a 20 jaar en heeft met name betrekking op de ontwikkeling van de verschillende kernen in de regio. De structuurvisie heeft betrekking op verschillende thema's. Per thema zijn doelstellingen, beleidsuitgangspunten en projecten uiteengezet.

Wat betreft wonen wil de gemeente Achtkarspelen zich verder ontwikkelen als aantrekkelijke woongemeente. De gemeente zet hierbij onder meer in op transformatie van de bestaande woningvoorraad en ruimte voor ruimte regeling in het buitengebied. Voor dit plan wordt een bestaande bedrijfswoning in gebruik genomen als reguliere woning nadat de bedrijfsvoering momenteel is beëindigd. Dit is in overeenstemming met de structuurvisie Achtkarspelen.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.

Toetsing

De huidige bedrijfswoning wordt in de toekomstige situatie in gebruik genomen als reguliere woning. De functie wonen is hier al toegestaan, waardoor in het geldende plan de bodem als geschikt voor deze functie is beoordeeld. In de toekomstige situatie wordt deze woning wel uitgebreid aan de achterzijde. De uitbreiding betreft slechts een grote schuur, die uitsluitend voor opslagdoeleinden in gebruik genomen wordt. Daarom is geen bodemonderzoek noodzakelijk voor dit plan. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit plan.

4.2 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemers van een ruimtelijke ontwikkeling behoren in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelaten die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Noorderzijlvest, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij onderhavige procedure wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets (kenmerk: 20181004-18920) kenbaar gemaakt aan Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen waterschapsbelang geldt voor dit plan. De huidige bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als reguliere woning. Hierbij vindt aan de achterzijde een uitbreiding plaats. Echter zijn deze gronden in de huidige situatie reeds verhard en mag op deze locatie conform het bouwvlak in het geldende bestemmingsplan reeds gebouwd worden. Ten aanzien van het geldende bestemmingsplan is destijds al een afweging met betrekking tot het aspect water gemaakt. Er vindt geen uitbreiding van de bouwmogelijkheden en verhardingsoppervlakte plaats met dit plan. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect water. De watertoets is opgenomen als bijlage 1.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Fryslân wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuurnetwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich direct ten noorden van de bebouwde kom van Surhuizum en is omgeven door agrarische bedrijven en woningen. Het plangebied en de directe omgeving maken geen deel uit van Natura 2000- en NNN-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het gebied Lauwersmeer op ruim 12 kilometer. Gezien de aard en omvang van het project is geen sprake van negatieve gevolgen voor deze en andere beschermde natuurgebieden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Het plangebied is momenteel al bebouwd en ingericht ten behoeve van het voormalige bedrijf dat er gevestigd was. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en wordt uitgebreid aan de achterzijde. Ter plaatse van deze uitbreiding is sprake van verharding en opslag van goederen. De kans dat hier beschermde soorten aanwezig zijn is redelijkerwijs als nihil in te schatten. Nader onderzoek naar beschermde soorten is daarom niet noodzakelijk.

4.4 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze toelichting gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden

Toetsing

Het plangebied wordt zowel aan de noord- als aan de zuidzijde begrensd door een agrarisch bedrijf. Om te onderzoeken of ter plaatse van de woning en met name in de geplande uitbreiding van de woning, geen sprake is van hinder door inrichtingslawaai afkomstig van de naburige agrarische bedrijven, is een akoestisch onderzoek naar inrichtingenlawaai uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de naastgelegen agrarische bedrijven aan It Noard 1 en 5, ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding van de woning, voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op de maatgevende zuidgevel is geen verschil in optredend niveau ter plaatse van de bestaande woning en de gevel van de uitbreiding. Gesteld wordt dan ook dat het realiseren van de uitbreiding van de woning, vanuit akoestisch oogpunt, geen beperkingen oplevert voor de omliggende bedrijven.

De cumulatieve geluidbelasting bedraagt ten hoogste 44 dB(A) etmaalwaarde. Er zijn geen geluidreducerende gevelmaatregelen nodig. Gesteld wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen geconstateerd om medewerking te verlenen aan de voorgenomen uitbreiding van de woning. Het akoestisch onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek

Het plangebied is gelegen aan de weg It Noard, waar een maximale snelheid van 60 km/uur geldt. Er is sprake van een bestaande bedrijfswoning, die als reguliere woning wordt gebruikt. De uitbreiding van de woning vindt plaats aan de achterzijde. Daarmee komt de woning niet dichter op de geluidgezoneerde weg te liggen. Omdat sprake is van een bestaande woning, die met de uitbreiding niet dichter op de weg komt te liggen, is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. In de bestaande situatie is sprake van een goed akoestisch klimaat in de woning, dit veranderd met dit plan niet.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing

Met dit plan blijft het aantal woningen in het plangebied gelijk en wordt de bedrijfsfunctie wegbestemd uit het plangebied. Hierdoor neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied af. Op basis daarvan kan gesteld worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverslechtering.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmings- en wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische waarden in het plangebied is het FAMKE geraadpleegd. Op basis van het FAMKE is een archeologisch onderzoek noodzakelijk bij ingrepen met een minimale oppervlakte van 5.000 m². In dit plan is sprake van een uitbreiding van de bestaande woning, maar hiermee wordt de grenswaarde niet bereikt. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden die met dit plan geschaad kunnen worden. Daarom is geen nader onderzoek naar cultuurhistorie noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik. de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabije omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen en transportroutes. Wel is sprake van een buisleiding ten zuidwesten van het plangebied op circa 1,5 kilometer afstand. Dit betreft een Aardgasleiding NEN 3650, met een diameter van 6 inch en een maximale werkdruk van 125 bar. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied, van de gemeente Achtkarspelen, is onderzoek gedaan naar de invloedszone van deze buisleiding. In de bij het plan behorende bijlage 2 is opgenomen dat het plangebied niet in de invloedszone van deze buisleiding valt.

Omdat het plangebied niet binnen de invloedszone van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen ligt is geen onderzoek noodzakelijk. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. Omdat binnen het plangebied geen hoofdleidingen en -kabels liggen en er geen relevante zones over het plangebied liggen, vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmering voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

In voorgaande hoofdstukken zijn de aanwezige functies, de ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde geweest. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

5.2 RO standaarden 2012

Het bestemmingsplan voldoet aan de RO standaarden 2012. Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere instanties. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de Wet ruimtelijke ordening opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

5.3 Wet ruimtelijke ordening

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen.

In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen én van de wijze van meten, wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.

In de 'Overgangs- en slotregels' is het overgangsrecht conform het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Bro. Daarnaast bevatten de regels een slotregel met daarin de citeertitel van het bestemmingsplan.

5.4 Toelichting op de bestemmingen

Op grond van de informatie zoals genoemd in paragraaf 2.2 is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige functies in het plangebied. De situering en hoogte van deze functies is vertaald naar de diverse bestemmingen in het plangebied. Onderstaand wordt een verantwoording van de keuzes van bestemmingen weergegeven.

Het plangebied kent twee enkelbestemmingen:

Tuin

Conform het bestemmingplan Surhuizum zijn de voor 'Tuin' bestemde gronden bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. In aansluiting bij het geldende plan is het voorerf, tot 1 meter achter de voorgevelgrens bestemd als 'Tuin'. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, afgezien van erkers. Terreinafscheidingen mogen ten hoogste 1 meter gebouwd worden.

Wonen

De bestemming 'Wonen' is gericht op het woongebied in het plangebied. Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven zijn in de bestemming begrepen. Hoofdgebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, wanneer de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten hoogste 100 m² bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen telt de oppervlakte van omgevingsvergunningvrije bouwwerken niet mee

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 28 maart tot en met 25 april 2019 ter inzage gelegen voor inspraak en overleg. Op 18 april is namens de Provincie Fryslân een overlegreactie binnen gekomen. Het verzoek is om de planregels, dan wel het bouwvlak aan te passen. In het voorontwerpbestemmingsplan staat vermeldt dat de oppervlakte van de recent vergunde woning/uitbouw 315 m² zal bedragen. Het ingetekende bouwvlak beslaat echter 470 m². Het bouwvlak wordt in het nieuwe bestemmingsplan rondom de vergunde woning gelegd. Dit correspondeerde dus nog niet. Door deze opmerking is het plan nogmaals bekeken en is gebleken dat de oppervlakte van de vergunde woning 374 m² bedraagt. Het bouwvlak zal wederom om de vergunde woning worden gelegd en hiermee zal het bouwvlak aangepast worden daarmee thans worden verkleind, conform reactie van de provincie. De reactie van de provincie is opgenomen als bijlage 3.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De grond is aangekocht door de initiatiefnemer, waarmee de kosten zijn geregeld. Er is geen anterieure overeenkomst gesloten. Er is ook geen sprake van een bouwplan. Wel wordt een planschadeovereenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente.