Achtkarspelen

Bestemmingsplan Buitengebied

Achtkarspelen
Status:vastgesteld
Plantype:gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0059.BPBgBuitengebied13-VG01
  • Regels
  • Bijlage bij regels
  • Toelichting
  • Bijlage bij toelichting
  • Vaststellingsbesluit
  • "

Regels

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied

Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuurwetenschap

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Open gebied

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Veredelingsbedrijf

Artikel 10 Agrarisch met waarden - Vogelkwekerij

Artikel 11 Bedrijf - 1

Artikel 12 Bedrijf - 2

Artikel 13 Bedrijf - Leiding gas

Artikel 14 Bedrijf - Nutsbedrijf

Artikel 15 Bedrijf - Zandwinning

Artikel 16 Bos

Artikel 17 Cultuur en ontspanning

Artikel 18 Detailhandel

Artikel 19 Horeca

Artikel 20 Maatschappelijk

Artikel 21 Natuur

Artikel 22 Recreatie - Dagrecreatie

Artikel 23 Recreatie - Openluchtmuseum

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Artikel 25 Sport - Manege

Artikel 26 Verkeer

Artikel 27 Verkeer - Railverkeer

Artikel 28 Water

Artikel 29 Water - Vaarweg

Artikel 30 Wonen

Artikel 31 Wonen - Woonboerderij

Artikel 32 Leiding - Gas

Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 34 Leiding - Riool

Artikel 35 Waarde - Archeologie

Artikel 36 Waarde - Geomorfologie

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 37 Anti-dubbeltelregel

Artikel 38 Algemene bouwregels

Artikel 39 Algemene gebruiksregels

Artikel 40 Algemene aanduidingsregels

Artikel 41 Algemene afwijkingsregels

Artikel 42 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 43 Overgangsrecht

Artikel 44 Slotregel

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

 

1.2 bestemmingsplan

 

1.3 aanduiding

 

1.4 aanduidingsgrens

 

1.5 aanbouw

 

1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

 

1.7 aanlegplaats

 

1.8 agrarisch bedrijf

 

1.9 agrarisch klein bedrijf

 

1.10 agrarisch medegebruik

 

1.11 archeologische waarden

 

1.12 bar

 

1.13 bebouwing

 

1.14 bêd & brochje

 

1.15 bedrijfsgebouw

 

1.16 bedrijfswoning

 

1.17 beperkt kwetsbaar object

 

1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

 

1.19 bestaand

 

1.20 bestemmingsgrens

 

1.21 bestemmingsvlak

 

1.22 bevoegd gezag

 

1.23 bijgebouw

 

1.24 boomkwekerij

 

1.25 bouwen

 

1.26 bouwgrens

 

1.27 bouwlaag

 

1.28 bouwperceel

 

1.29 bouwperceelgrens

 

1.30 bouwvlak

 

1.31 bouwwerk

 

1.32 cultuurgrond

 

1.33 cultuurhistorische waarden

 

1.34 dagrecreatief medegebruik

 

1.35 dak

 

1.36 detailhandel

 

1.37 detailhandel in volumineuze goederen

 

1.38 dienstverlenend bedrijf en-of dienstverlenende instelling

 

1.39 dienstverlening

 

1.40 erf

 

1.41 gebouw

 

1.42 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden

 

1.43 geluidsbelasting

 

1.44 geluidsgevoelige functies

 

1.45 geluidsgevoelige objecten

 

1.46 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

 

1.47 geurgevoelig object:

 

1.48 goede landschappelijk inpassing

 

1.49 groepsaccommodatie

 

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf

 

1.51 hogere grenswaarde

 

1.52 hoofdgebouw

 

1.53 horecabedrijf

 

1.54 houtsingel

 

1.55 houtwal

 

1.56 houtteelt

 

1.57 intensieve veehouderij

 

1.58 kampeermiddel

 

1.59 kampeerplaats

 

1.60 kampeerterrein

 

1.61 kantoor

 

1.62 kap

 

1.63 kas

 

1.64 kunstwerk

 

1.65 kwetsbaar object

 

1.66 landschappelijke waarden

 

1.67 ligplaats

 

1.68 loonbedrijf:

 

1.69 maatschappelijke voorziening

 

1.70 manege

 

1.71 meetverschil

 

1.72 milieusituatie

 

1.73 mobiel en-of demontabele kampeermiddel

 

1.74 negatief effect op een Natura-2000 gebied door stikstof depositie

 

1.75 nevenactiviteiten

 

1.76 niet-permanente bewoning

 

1.77 ondergeschikte detailhandel:

 

1.78 ondergeschikte horeca-activiteiten

 

1.79 overig bouwwerk

 

1.80 overkapping

 

1.81 paardenbak

 

1.82 paardenfokkerij

 

1.83 paardenhouderij

 

1.84 pand:

 

1.85 peil

 

1.86 procesmodel Nije Pleats

 

1.87 productiegebonden detailhandel

 

1.88 permanente bewoning

 

1.89 prostitutie

 

1.90 recreatiewoning

 

1.91 risicovolle inrichting

 

1.92 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

 

1.93 seksinrichting

 

1.94 straat- en bebouwingsbeeld

 

1.95 toeristisch seizoen:

 

1.96 uitbouw

 

1.97 vast kampeermiddel

 

1.98 verkeersveiligheid

 

1.99 verkoop van goederen via internet

 

1.100 voorgevel

 

1.101 voorgevelbouwgrens

 

1.102 voorkeursgrenswaarde

 

1.103 windturbine:

 

1.104 woning

 

1.105 woonboerderij

 

1.106 woonsituatie

 

1.107 zorgboerderij

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het Bestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0059.BPBgBuitengebied13- VG01 van de gemeente Achtkarspelen;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.7 aanlegplaats

de ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;

 

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

 

1.9 agrarisch klein bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang van tenminste 5 hectare en ten hoogste 15 hectare;

 

1.10 agrarisch medegebruik

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan;

 

1.11 archeologische waarden

waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;

 

1.12 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.14 bêd & brochje

het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bêd & brochje geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is;

 

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.19 bestaand

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);

 

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.22 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

 

1.23 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.24 boomkwekerij

bedrijf voor de teelt van bomen en heesters;

 

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.29 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.31 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.32 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

 

1.33 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

 

1.34 dagrecreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, parkeervoorziening of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en waarbij geen sprake is van nachtverblijf;

 

1.35 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.37 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;

 

1.38 dienstverlenend bedrijf en-of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen) en een seksinrichting;

 

1.39 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

 

1.40 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.42 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

 

1.43 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

 

1.44 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

 

1.45 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.46 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

 

1.47 geurgevoelig object:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

 

1.48 goede landschappelijk inpassing

Van een goede landschappelijke inpassing is sprake als:

  1. de aanwijzingen uit Bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen zijn gevolgd;

  2. de uitvoering van de landschappelijke inpassing in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  1. de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  2. de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.

 

1.49 groepsaccommodatie

een (gedeelte van) een gebouw dat is ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief nachtverblijf aan steeds wisselende groepen van personen;

 

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals gebruikelijk is voor een melkrundveehouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

 

1.51 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

 

1.52 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

 

1.53 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.54 houtsingel

houtwal zonder wallichaam;

 

1.55 houtwal

cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol landschapselement bestaande uit een wallichaam van enkele meters breed voorzien van een inheems boom- en struikbeplanting, waarvan bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelscheiding;

 

1.56 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

1.57 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van dierlijke producten door middel van het houden van vee – niet zijnde een wormenkwekerij, viskwekerij of een paardenfokkerij – waarbij geen of in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond;

 

1.58 kampeermiddel

een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.59 kampeerplaats

een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein, bedoeld voor de plaatsing van een kampeermiddel al dan niet met een bijzettentje;

 

1.60 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

 

1.61 kantoor

een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

 

1.62 kap

een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;

 

1.63 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;

 

1.64 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

1.65 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

1.66 landschappelijke waarden

de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;

 

1.67 ligplaats

een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;

 

1.68 loonbedrijf:

een bedrijf gericht op het verrichten en leveren van diensten en producten aan agrarische bedrijven (agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden;

 

1.69 maatschappelijke voorziening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

1.70 manege

een bedrijf gericht op het al dan niet in de openlucht uitoefenen van de paardensport, niet zijnde een paardenhouderij of -fokkerij;

 

1.71 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

 

1.72 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

 

1.73 mobiel en-of demontabele kampeermiddel

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;

 

1.74 negatief effect op een Natura-2000 gebied door stikstof depositie

een, in vergelijking met de stikstofdepositie op de in bijlage 3 bij de regels genoemde referentiedatum voor het betreffende Natura 2000-gebied, toename van de stikstofdepositie groter dan 0 mol stikstof per hectare per jaar op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied;

 

1.75 nevenactiviteiten

activiteiten die uitsluitend uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waaronder wordt verstaan:

  1. een paardenhouderij (inclusief paardenpension, geen manege activiteiten, wel een rijhal);

  2. niet-agrarische bedrijvigheid, zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven;

  3. een boerderijwinkel ten behoeve van de verkoop van streekproducten;

  4. lichte horeca- en recreatieactiviteiten zoals:

  1. bêd & brochje;

  2. maximaal 15 recreatieappartementen (inpandig) in de bestaande bebouwing met een oppervlakte van ten hoogste 70 m² vloeroppervlakte per appartement;

  3. groepsaccommodatie;

  4. theeschenkerij;

  1. maatschappelijke en zorgactiviteiten, waarbij woonzorgeenheden alleen in het hoofdgebouw mogen worden gerealiseerd;

 

1.76 niet-permanente bewoning

bewoning van een verblijf voor recreatieve bewoning en/of huisvesting van seizoenarbeiders;

 

1.77 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die qua oppervlakte en qua gebruik ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf en/of instelling, dit is het geval als de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het niet-detailhandelsbedrijf en/of instelling waar de ondergeschikte detailhandel onderdeel van uit maakt, met dien verstande dat de oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel nooit meer dan 50 m² mag bedragen;

 

1.78 ondergeschikte horeca-activiteiten

horeca die qua oppervlakte en qua gebruik ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-horecabedrijf en/of instelling;

 

1.79 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.80 overkapping

elk bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

 

1.81 paardenbak

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

 

1.82 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij, niet zijnde een paardenhouderij;

 

1.83 paardenhouderij

een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, waar geen manege-activiteiten worden uitgevoerd;

 

1.84 pand:

de kleinste bij totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.85 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

1.86 procesmodel Nije Pleats

een integrale methode met deskundigen op het gebied van welstand, milieu, planologie en landschap, waarbij een nieuwe ontwikkeling op een zorgvuldige manier, ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast in samenspraak met de initiatiefnemer;

 

1.87 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

1.88 permanente bewoning

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

 

1.89 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.90 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

 

1.91 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

1.92 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

 

1.93 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.94 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

 

1.95 toeristisch seizoen:

het seizoen van 15 maart tot 31 oktober;

 

1.96 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.97 vast kampeermiddel

een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

 

1.98 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.99 verkoop van goederen via internet

een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.100 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

 

1.101 voorgevelbouwgrens

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;

 

1.102 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

 

1.103 windturbine:

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine;

 

1.104 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

1.105 woonboerderij

een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden en minimaal 15 m diep is;

 

1.106 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

 

1.107 zorgboerderij

voormalig agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling wordt geïnitieerd en begeleid.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1.  

de bouwhoogte van een bouwwerk:

 

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

 

  1.  

de bebouwde oppervlakte:

 

van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 m boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;

 

 

  1.  

de bedrijfsvloeropppervlakte (b.v.o.):

 

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld;

 

 

  1.  

de breedte van een gebouw:

 

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;

 

 

  1.  

de dakhelling:

 

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

 

  1.  

de goothoogte van een bouwwerk:

 

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

 

  1.  

de inhoud van een bouwwerk:

 

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

 

  1.  

de oppervlakte van een bouwwerk:

 

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

 

  1.  

de masthoogte van een windturbine:

 

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven al dan niet met nevenactiviteiten en al dan niet met:

  1. een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij;

  2. een ondergeschikte tak van loonbedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden – loonbedrijf”;

  1. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”, al dan niet met nevenactiviteiten;

  2. glastuinbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw”, al dan niet met nevenactiviteiten;

  3. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

  4. agrarische cultuurgrond;

  5. de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat:

  1. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;

  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtwallen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. dagrecreatief medegebruik;

  2. detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een agrarisch bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met dat agrarisch bedrijf;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen,

 

en tevens voor:

  1. wonen, anders dan ten behoeve van een volwaardig agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden – plattelandswoning”;

  2. een ijsbaan, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;

  3. een veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur”;

  4. een wijngaard, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden – wijngaard”, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  1. de recreatieve functie van het bedrijf dient ondergeschikt te zijn aan de agrarische functie;

  2. het is niet toegestaan groepen groter dan 15 personen op hetzelfde moment op het bedrijf te ontvangen;

  3. alleen productiegebonden detailhandel is toegestaan;

  4. de horecafunctie zich dient te beperken tot het proeven van wijnen, er mag geen zelfstandige horeca ontstaan,

 

met dien verstande dat:

  • de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – fietspad” in ieder geval voor een fietspad moeten zijn ingericht.

 

 

3.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd;

  4. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  5. op de gronden ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  • dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  • deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  • deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  1. voor de ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  • dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  • deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  • deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  1. de totale oppervlakte van kassen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000 m², met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw” waar de oppervlakte van kassen niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte aan kassen;

  2. de oppervlakte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;

  3. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  5. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  6. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of plattelandswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per agrarisch bedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. een plattelandswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning” worden gebouwd, met dien verstande dat per aanduidingsvlak niet meer dan 1 plattelandswoning mag worden gebouwd;

  4. de goothoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  5. de bouwhoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  6. de dakhelling van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  7. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning of plattelandswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  8. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning of plattelandswoning;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning of plattelandswoning;

  10. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkappingen mag niet minder bedragen dan 30° met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m² per bedrijfswoning of plattelandswoning;

  11. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;

  12. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  13. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;

  14. de afstand van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning tot de plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 1 m.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);

  2. de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;

  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;

  6. het bouwen van windturbines is niet toegestaan;

  7. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheersing en verkeersdoeleinden mag niet meer bedragen dan 10 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan” mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van ondergrondse leidingen mag niet meer bedragen dan 5 m;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

3.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 en lid 3.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten een bouwvlak, mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 en lid 3.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  5. de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  6. de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  2. de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  3. de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

  4. voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2 sub a, onder 2, 5 en 6 voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging buiten een bouwvlak, mits:

  1. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  2. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  3. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, tussen de 1 ha en 1,5 ha bedraagt;

  6. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, meer bedraagt dan 1,5 ha.

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd en dat een afwijkende dakhelling ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:

  • wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:

  1. de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;

  2. de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;

  3. de PR 10-6 contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6 contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;

  4. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  5. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 1/3 deel van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag voor de uitoefening van nevenactiviteiten worden gebruikt;

  2. ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel;

  3. er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen en plattelandswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen en plattelandswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen en plattelandswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden voor grasbaanraces en/of modelvliegtuigsport;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;

  4. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  5. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  6. het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak, met uitzondering van het bestaande mestbassin op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - mestbassin";

  7. het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;

  8. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren op meer dan één bouwlaag;

  9. het gebruik van gronden voor een paardenbak, met uitzondering van gronden gelegen binnen een bouwvlak dan wel met uitzondering van bestaande paardenbakken buiten een bouwvlak;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, zodanig dat er sprake is van een negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie, met dien verstande dat:

  1. tot een gebruik strijdig met deze bestemming niet wordt aangemerkt het bestaand gebruik, met dien verstande dat als referentiedatum voor bestaand gebruik, in afwijking van het bepaalde in Artikel 1 Begrippen, sub 1.19, wordt verstaan de referentiedata die zijn genoemd in bijlage 3 bij deze regels; of,

  2. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het gebruik dat vergund is door middel van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel het gebruik waarvan het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet nodig is;

  1. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” en houtwallen ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, met dien verstande dat:

  1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen;

  2. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;

  3. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het wijzigen van de verkavelingsstructuur die op grond van lid 3.7, al dan niet door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, is toegestaan.

 

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  • de archeologische waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.5 sub a en lid 3.5, sub h, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 3.5 sub a en lid 3.5, sub h, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

  1. het bepaalde in lid 3.5, sub k, ten behoeve van houtteelt.

 

 

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;

  2. het aanbrengen van oppervlakte verhardingen tot een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het dempen van sloten/veedrinkgaten;

  4. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;

  5. de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;

  6. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;

  7. het uitvoeren van seismologisch onderzoek;

  8. het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;

  9. het aanleggen van ondergrondse leidingen;

  10. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met “hout- en elzensingels overig” zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen, met dien verstande dat:

  • onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;

  • onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;

  • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschapsplan dat in overeenstemming is met de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen.

 

  1. Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels op de gronden ter plaatse van de aanduiding "houtwal" en "houtsingel" en op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, voor zover:

  1. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam of dammen minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft en mits de afstand tussen 2 dammen tenminste 10 m bedraagt in de lange zijde van het betreffende perceel;

  2. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal een dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, 100% compensatie van de te verwijderen houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als "compensatiezone", dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen, hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie "Uitvoering van de Boswet" en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als (het deel van) de te verwijderen houtwal of houtsingel ter plaatse van de aanduidingen “houtwal” en “houtsingel” binnen een bouwvlak ligt, mits:

  1. door de aanvrager is aangetoond dat dit uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is;

  2. 100% compensatie van de te verwijderen houtwallen en houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “compensatiezone”, dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen; hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie “Uitvoering van de Boswet” en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  8. de archeologische waarden.

 

  1. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

 

 

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  • de archeologische waarden,

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van een bouwvlak van maximaal 3 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mits:

  1. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  2. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een plattelandswoning, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;

  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden- Boomkwekerij' ten behoeve van een boomkwekerij, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van een grondgebonden agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. het agrarisch kleinbedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  3. een bestaand bouwvlak wordt vergroot, zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging bij een agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  3. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan 50 m;

  6. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per agrarisch kleinbedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per agrarisch kleinbedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van het vergroten van de als 'Bedrijf - 1 bestemde bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en/of het bestemmingsvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:

  1. het een percentage betreft van niet meer dan 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak, met dien verstande dat voor de bedrijven op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”, “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf” en “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”, het een percentage van niet meer dan 50% aan de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak mag bedragen;

  2. het bouwperceel voor niet meer dan 60% bebouwd is;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. alle bedrijfsactiviteiten in gebouwen plaatsvinden;

  5. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  6. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos' ten behoeve van de realisering van permanent bos, met dien verstande dat de regels van Artikel 16 Bos na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur ten behoeve van de realisering van natuur, met dien verstande dat de regels van Artikel 21 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met waarden- Boomkwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. boomkwekerijen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van de boomkwekerij in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de boomkwekerij;

  2. infrastructurele voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

4.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van boomkwekerijen worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één boomkwekerij worden gebouwd;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 30% per bouwvlak;

  5. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  6. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  7. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  8. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m².

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag, niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 2 m en binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 8 m.

 

 

4.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 5, voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

  1. voor het overige de bouwregels van lid 4.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 4.2 sub a, onder 6 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.

 

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;

  4. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  5. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;

  3. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen op onbebouwde terreinen;

  4. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  5. het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;

  6. het gebruik van gronden voor een paardenbak, met uitzondering van gronden gelegen binnen een bouwvlak dan wel met uitzondering van bestaande paardenbakken buiten een bouwvlak.

 

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 4.5 sub a en lid 4.5 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 4.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 4.5 sub a, en lid 4.5 sub f toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 4.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een boomkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige boomkwekerij ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een boomkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige boomkwekerij ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een boomkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige boomkwekerij ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een boomkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een boomkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische klein bedrijven al dan niet met nevenactiviteiten en al dan niet met een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij;

  2. intensieve veehouderij als agrarisch klein bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij", al dan niet met nevenactiviteiten;

  3. een nevenactiviteit in de vorm van een hovenier, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "hovenier";

  4. een nevenactiviteit in de vorm van een fouragehandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - fouragehandel";

  5. agrarische cultuurgrond;

  6. de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat:

  1. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;

  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtwallen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. dagrecreatief medegebruik;

  2. detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een agrarisch kleinbedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met dat agrarisch kleinbedrijf;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

5.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische kleinbedrijven worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch kleinbedrijf worden gebouwd, met dien verstande dat indien 2 bouwvlakken zijn verbonden met de aanduiding "relatie" bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch kleinbedrijf mogen worden gebouwd in deze twee verbonden bouwvlakken;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50% per bouwvlak;

  5. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  6. op de gronden ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  • dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  • deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  • deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  1. voor de ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  • dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  • deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  • deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  1. de totale oppervlakte van kassen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;

  2. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  3. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15 met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per agrarisch kleinbedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag, niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);

  2. de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;

  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;

  6. het bouwen van windturbines is niet toegestaan;

  7. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheersing en verkeersdoeleinden mag niet meer bedragen dan 10 m;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van ondergrondse leidingen mag niet meer bedragen dan 5 m;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

5.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijke inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

  1. voor het overige de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 5.2 sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;

 

  1. het bepaalde in lid 5.2 sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte, en dakhelling worden verhoogd ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:

  • wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 5.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:

  1. de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;

  2. de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;

  3. de PR 10-6-contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6-contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;

  4. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  5. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 1/3 deel van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag voor de uitoefening van nevenactiviteiten worden gebruikt;

  2. ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel;

  3. ten hoogste de bestaande oppervlakte die wordt gebruikt voor de nevenactiviteit fouragehandel ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - fouragehandel” mag worden gebruikt voor de nevenactiviteit fouragehandel;

  4. ten hoogste de bestaande oppervlakte die wordt gebruikt voor de nevenactiviteit hovenier ter plaatse van de aanduiding “hovenier” mag worden gebruikt voor de nevenactiviteit hovenier;

  5. er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden voor grasbaanraces en/of modelvliegtuigsport;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;

  4. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  5. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  6. het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;

  7. het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;

  8. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren op meer dan één bouwlaag;

  9. het gebruik van gronden voor een paardenbak, met uitzondering van gronden gelegen binnen een bouwvlak dan wel met uitzondering van bestaande paardenbakken buiten een bouwvlak;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, zodanig dat er sprake is van een negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie, met dien verstande dat:

  1. tot een gebruik strijdig met deze bestemming niet wordt aangemerkt het bestaand gebruik, met dien verstande dat als referentiedatum voor bestaand gebruik, in afwijking van het bepaalde in Artikel 1 Begrippen, sub 1.19, wordt verstaan de referentiedata die zijn genoemd in bijlage 3 bij deze regels; of,

  2. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het gebruik dat vergund is door middel van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel het gebruik waarvan het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet nodig is;

  1. het wijzigen van de verkavelingsstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” en houtwallen ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, met dien verstande dat:

  1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen;

  2. onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;

  3. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het wijzigen van de verkavelingsstructuur die op grond van lid 5.7, al dan niet door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, is toegestaan.

 

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

 

  1. het bepaalde in lid 5.5 sub a en lid 5.5 sub h, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 5.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 5.5 sub a en lid 5.5 sub h, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 5.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 5.5 sub b, en toestaan dat de oppervlakte die wordt gebruikt voor de nevenactiviteit fouragehandel en voor de nevenactiviteit hovenier wordt vergroot met 15%, met dien verstande dat:

  1. voordat de uitbreiding wordt gerealiseerd door de initiatiefnemer dient te worden aangetoond dat de uitbreiding milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving;

  2. plaatsing van reclame-uitingen plaatsvindt conform het reclamebeleid.

 

 

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;

  2. het aanbrengen van oppervlakte verhardingen tot een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het dempen van sloten/veedrinkgaten;

  4. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;

  5. de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;

  6. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;

  7. het uitvoeren van seismologisch onderzoek;

  8. het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;

  9. het aanleggen van ondergrondse leidingen;

  10. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met “hout- en elzensingels overig” zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen, met dien verstande dat:

  • onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;

  • onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;

  • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschapsplan dat in overeenstemming is met de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen.

 

  1. Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels op de gronden ter plaatse van de aanduiding "houtwal" en "houtsingel" en op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, voor zover:

  1. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam of dammen minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft en mits de afstand tussen 2 dammen tenminste 10 m bedraagt in de lange zijde van het betreffende perceel;

  2. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal een dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, 100% compensatie van de te verwijderen houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als "compensatiezone", dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen, hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie "Uitvoering van de Boswet" en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als (het deel van) de te verwijderen houtwal of houtsingel ter plaatse van de aanduidingen “houtwal” en “houtsingel” binnen een bouwvlak ligt, mits:

  1. door de aanvrager is aangetoond dat dit uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is;

  2. 100% compensatie van de te verwijderen houtwallen en houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “compensatiezone”, dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen; hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie “Uitvoering van de Boswet” en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  2. de milieusituatie;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  6. de archeologische waarden.

 

  1. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

 

 

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden- Boomkwekerij' ten behoeve van een boomkwekerij, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische klein bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuurwetenschap

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Agrarisch met waarden - Natuurwetenschap’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische cultuurgrond;

  2. de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aan de gronden eigen natuurwetenschappelijke waarden;

  3. de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat:

  1. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;

  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtwallen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. agrarisch medegebruik;

  2. dagrecreatief medegebruik;

  3. speelvoorzieningen;

  4. infrastructurele voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

  8. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

  9. bestaande voet-, fiets- en ruiterpaden en ontsluitingswegen.

 

 

6.2 Bouwregels

 

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, hiervoor gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m³.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

 

6.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van de gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;

  2. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  3. het gebruik van gronden voor grasbaanraces en/of modelvliegtuigsport;

  4. het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;

  5. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  6. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  7. het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;

  8. het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;

  9. het gebruik van gronden voor een paardenbak;

  10. het wijzigen van de verkavelingstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” en houtwallen ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, met dien verstande dat:

  1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen;

  2. onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;

  3. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het wijzigen van de verkavelingsstructuur die op grond van lid 6.5, al dan niet door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, is toegestaan.

 

 

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en rooien van bosjes en andere beplantingselementen;

  2. het aanbrengen van beplantingen;

  3. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;

  4. de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;

  5. de aanleg van parkeervoorzieningen;

  6. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;

  7. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  8. het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;

  9. het aanleggen van ondergrondse leidingen;

  10. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw.

  11. het scheuren en frezen van de zode, anders dan ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai;

  12. het dempen en graven van sloten/veedrinkgaten;

  13. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met “hout- en elzensingels overig” zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen, met dien verstande dat:

  • onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;

  • onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;

  • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschapsplan dat in overeenstemming is met de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen.

 

  1. Sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels op de gronden ter plaatse van de aanduiding "houtwal" en "houtsingel" en op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, voor zover:

  1. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam of dammen minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft en mits de afstand tussen 2 dammen tenminste 10 m bedraagt in de lange zijde van het betreffende perceel;

  2. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal een dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, 100% compensatie van de te verwijderen houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als "compensatiezone", dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen, hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie "Uitvoering van de Boswet" en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  8. de archeologische waarden.

 

  1. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

 

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' ten behoeve van agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat:

  1. er geen bouwvlak aan de gronden mag worden toegevoegd;

  2. voor het overige de regels van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Open gebied' ten behoeve van agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat:

  1. er geen bouwvlak aan de gronden mag worden toegevoegd;

  2. voor het overige de regels van Artikel 7 Agrarisch met waarden - Open gebied van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur ten behoeve van de realisering van natuur, met dien verstande dat de regels van Artikel 21 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Open gebied

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met waarden - Open gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven al dan niet met nevenactiviteiten en al dan niet met een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij;

  2. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”, al dan niet met nevenactiviteiten;

  3. agrarische cultuurgrond;

  4. de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. dagrecreatief medegebruik;

  2. detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een agrarisch bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met dat agrarisch bedrijf;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

 

en tevens voor:

  1. wonen, anders dan ten behoeve van een volwaardig agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning”;

  2. een windturbine, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “windturbine”.

 

 

7.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd, met dien verstande dat indien 2 bouwvlakken zijn verbonden met de aanduiding "relatie" bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd in deze twee verbonden bouwvlakken;

  4. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  5. op de gronden ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  • dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  • deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  • deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  1. voor de ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:

  • dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  • deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  • deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  1. de totale oppervlakte van kassen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;

  2. de oppervlakte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;

  3. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  5. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  6. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of plattelandswoning mogen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" waar geen bedrijfswoning mag worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per agrarisch bedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. een plattelandswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning" worden gebouwd, met dien verstande dat per aanduidingvlak niet meer dan 1 plattelandswoning mag worden gebouwd;

  4. de goothoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  5. de bouwhoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  6. de dakhelling van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  7. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning of plattelandswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  8. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning of plattelandswoning;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning of plattelandswoning;

  10. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkappingen mag niet minder bedragen dan 30° met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m² per bedrijfswoning of plattelandswoning;

  11. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;

  12. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  13. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;

  14. de afstand van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning tot de plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 1 m.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);

  2. de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;

  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;

  6. het bouwen van windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines ter plaatse van de aanduiding "windturbine", met dien verstande dat de masthoogte en wiekdiameter niet meer mogen bedragen dan de bestaande masthoogte en wiekdiameter;

  7. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheersing en verkeersdoeleinden mag niet meer bedragen dan 10 m;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van ondergrondse leidingen mag niet meer bedragen dan 5 m;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

7.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 en lid 7.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. voor het overige de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 en lid 7.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:

  1. de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;

  2. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  3. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  4. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.

  1. voor het overige de bouwregels van lid 7.2van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2, 5 en 6 voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging buiten een bouwvlak, mits:

  1. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  2. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  3. de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, tussen de 1 ha en 1,5 ha;

  6. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, meer bedraagt dan 1,5 ha.

 

  1. het bepaalde in lid 7.2 sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte en dakhelling worden verhoogd ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:

  • wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 7.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:

  1. de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;

  2. de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;

  3. de PR 10-6 contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6 contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;

  4. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  5. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 1/3 deel van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag voor de uitoefening van nevenactiviteiten worden gebruikt;

  2. ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel;

  3. er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen en plattelandswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen en plattelandswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen en plattelandswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden voor grasbaanraces en/of modelvliegtuigsport;

  3. het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;

  4. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  5. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  6. het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;

  7. het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;

  8. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren op meer dan één bouwlaag;

  9. het gebruik van gronden voor een paardenbak, met uitzondering van gronden gelegen binnen een bouwvlak dan wel met uitzondering van bestaande paardenbakken buiten een bouwvlak;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, zodanig dat er sprake is van een negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie, met dien verstande dat:

  1. tot een gebruik strijdig met deze bestemming niet wordt aangemerkt het bestaand gebruik, met dien verstande dat als referentiedatum voor bestaand gebruik, in afwijking van het bepaalde in Artikel 1 Begrippen, sub 1.19, wordt verstaan de referentiedata die zijn genoemd in bijlage 3 bij deze regels; of,

  2. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het gebruik dat vergund is door middel van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel het gebruik waarvan het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet nodig is.

 

 

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 7.5 sub a en lid 7.5 sub h en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 7.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 7.5 sub a en lid 7.5 sub h en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 7.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakte verhardingen tot een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m²;

  2. het dempen en graven van sloten/veedrinkgaten;

  3. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;

  4. de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;

  5. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;

  6. het uitvoeren van seismologisch onderzoek;

  7. het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;

  8. het aanleggen van ondergrondse leidingen;

  9. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met “hout- en elzensingels overig” zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen, met dien verstande dat:

  • onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;

  • onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;

  • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschapsplan dat in overeenstemming is met de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen;

  1. het kappen en rooien van bosjes en andere beplantingselementen;

  2. het scheuren en frezen van de zode, anders dan ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai;

  3. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw.

 

  1. Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  8. de archeologische waarden.

 

  1. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

 

 

7.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  • de archeologische waarden,

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van een bouwvlak van maximaal 3 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mits:

  1. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  2. het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen ten behoeve van de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een plattelandswoning, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;

  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk;

  3. voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van een grondgebonden agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;

  3. een bestaand bouwvlak wordt vergroot, zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging bij een agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:

  1. de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;

  2. dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;

  3. deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan 50 m;

  6. voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per agrarisch kleinbedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per agrarisch kleinbedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van het vergroten van de als 'Bedrijf - 1bestemde bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en/of het bestemmingsvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:

  1. het een percentage betreft van niet meer dan 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak, met dien verstande dat voor de bedrijven op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”, “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf” en “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”, het een percentage van niet meer dan 50% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak mag bedragen;

  2. het bouwperceel voor niet meer dan 60% bebouwd is;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. alle bedrijfsactiviteiten in gebouwen plaatsvinden;

  5. de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);

  6. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de realisering van natuur, met dien verstande dat de regels van Artikel 21 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  4. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  5. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

  2. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  3. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  4. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:

  1. het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Agrarisch met waarden - Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebruiksgerichte paardenhouderijen;

  2. hoefsmederij en zadelmakerij, in combinatie met ondergeschikte en productiegebonden detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoefsmid" en binnen het schuurgedeelte van de oorspronkelijke boerderij;

  3. de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat:

  1. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;

  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtwallen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. voorzieningen behorende bij een gebruiksgerichte paardenhouderij, zoals een stapmolen, longeercirkel en paardenbak;

  2. openbare nutsvoorzieningen;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  3. ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. verkoop van goederen via internet;

  5. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  7. tuinen, erven en terreinen.

 

 

8.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van paardenhouderijen worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 paardenhouderij worden gebouwd;

  4. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  5. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  6. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  7. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m².

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per gebruiksgerichte paardenhouderij worden gebouwd, dan wel het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);

  2. de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;

  3. de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;

  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;

  6. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

8.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.

  1. voor het overige de bouwregels van lid 8.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 8.2 sub a, onder 5 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.

 

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;

  4. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  5. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 1/3 deel van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag voor de uitoefening van nevenactiviteiten worden gebruikt;

  2. ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel;

  3. er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;

  3. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  4. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  5. het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;

  6. het wijzigen van de verkavelingstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” en houtwallen ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, met dien verstande dat:

  1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen;

  2. onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;

  3. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het wijzigen van de verkavelingsstructuur die op grond van lid 8.7, al dan niet door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, is toegestaan.

 

 

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

 

  1. het bepaalde in lid 8.5 sub a en lid 8.5 sub g en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 8.5 sub a en lid 8.5 sub g en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;

  2. het aanbrengen van oppervlakte verhardingen tot een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het dempen van sloten/veedrinkgaten;

  4. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;

  5. de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;

  6. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;

  7. het uitvoeren van seismologisch onderzoek;

  8. het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;

  9. het aanleggen van ondergrondse leidingen;

  10. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met “hout- en elzensingels overig” zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen, met dien verstande dat:

  • onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;

  • onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;

  • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschapsplan dat in overeenstemming is met de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen.

 

  1. Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels op de gronden ter plaatse van de aanduiding "houtwal" en "houtsingel" en op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, voor zover:

  1. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam of dammen minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft en mits de afstand tussen 2 dammen tenminste 10 m bedraagt in de lange zijde van het betreffende perceel;

  2. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal een dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, 100% compensatie van de te verwijderen houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als "compensatiezone", dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen, hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie "Uitvoering van de Boswet" en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als (het deel van) de te verwijderen houtwal of houtsingel ter plaatse van de aanduidingen “houtwal” en “houtsingel” binnen een bouwvlak ligt, mits:

  1. door de aanvrager is aangetoond dat dit uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is;

  2. 100% compensatie van de te verwijderen houtwallen en houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “compensatiezone”, dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen; hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie “Uitvoering van de Boswet” en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  2. de milieusituatie;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  6. de archeologische waarden.

 

  1. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

 

 

8.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden- Boomkwekerij' ten behoeve van een boomkwekerij, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Veredelingsbedrijf

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Agrarisch met waarden - Veredelingsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijf in de selectie en veredeling van houtgewassen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van het bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met het bedrijf;

  2. infrastructurele voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

9.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bedrijf in de selectie en veredeling van houtgewassen worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één bedrijf in de selectie en veredeling van houtgewassen worden gebouwd;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 30% per bouwvlak;

  5. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  6. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  7. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  8. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m².

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag, niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 2 m en binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 8 m.

 

 

9.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  3. plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;

  4. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

 

  1. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:

  1. de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:

  • de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;

  • de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;

  1. voor het overige de bouwregels van lid 9.2 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

  1. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 6 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:

  1. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;

  2. het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.

 

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;

  4. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  5. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;

  3. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen op onbebouwde terreinen;

  4. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  5. het gebruik van gronden voor mestopslag en voeropslag buiten een bouwvlak;

  6. het gebruik van gronden voor een paardenbak, met uitzondering van gronden gelegen binnen een bouwvlak dan wel met uitzondering van bestaande paardenbakken buiten een bouwvlak.

 

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 9.5, sub a en lid 9.5 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 9.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 9.5, sub a en lid 9.5 sub f en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een veredelingsbedrijf volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige veredelingsbedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een veredelingsbedrijf volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige veredelingsbedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een veredelingsbedrijf volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige veredelingsbedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een veredelingsbedrijf volledig zijn beëindigd;

  2. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige veredelingsbedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een veredelingsbedrijf volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een veredelingsbedrijf volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 10 Agrarisch met waarden - Vogelkwekerij

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met waarden - Vogelkwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vogelkwekerijen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. infrastructurele voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

10.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van vogelkwekerijen worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden gebouwd;

  3. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één vogelkwekerij worden gebouwd;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50% per bestemmingsvlak;

  5. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  6. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  7. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 7 m;

  8. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m².

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag, niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.

 

 

10.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  4. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;

  3. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen op onbebouwde terreinen;

  4. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen.

 

 

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 10.4 sub a en lid 10.4 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m met inachtneming van de regels in lid 10.2;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m9.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 10.4 sub a, en lid 10.4 sub f toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 10.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een vogelkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige vogelkwekerij ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een vogelkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige vogelkwekerij ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een vogelkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige vogelkwekerij ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een vogelkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;

  3. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  4. voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten behorende bij een vogelkwekerij volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 11 Bedrijf - 1

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven;

 

alsmede voor:

  1. volumineuze detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus";

  2. dienstverlening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";

  3. een gronddepot, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “gronddepot”;

  4. een hovenier, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “hovenier”;

  5. een botenbouwbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – botenbouwbedrijf”;

  6. een bouwbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf";

  7. een dierenfokkerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – dierenfokkerij”;

  8. een garagebedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf”;

  9. een groothandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - groothandel";

  10. een houtbouwbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – houtbouwbedrijf”;

  11. een houtzagerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”;

  12. een kwekerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – kwekerij”;

  13. een loonbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf”;

  14. een metaalbewerkingsbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – metaalbewerkingsbedrijf”;

  15. een poelier, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – poelier”;

  16. een rietdekkersbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”;

  17. een scheepswerf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – scheepswerf”;

  18. een sierhekkenbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – sierhekkenbedrijf”;

  19. een siersmederij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – siersmederij”;

  20. een veehandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – veehandel”;

  21. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";

  22. een lpg-vulpunt, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “vulpunt lpg”;

  23. een waterzuiveringsbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "waterzuiveringsinstallatie",

 

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ondergeschikte horeca, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ondergeschikte horeca";

  2. productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  1. ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen;

  4. paardenbakken.

 

 

11.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak;

  3. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;

  4. bij vervangende nieuwbouw mag uitsluitend op de bestaande locatie op het bouwperceel worden gebouwd;

  5. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  6. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  7. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m².

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. er mag niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  4. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  5. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  6. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

 

11.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

 

  1. het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 2, voor het vergroten van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met niet meer dan 15% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

  1. de totale oppervlakte van de gebouwen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 60% van het bestemmingsvlak;

  2. voordat de uitbreiding wordt gerealiseerd door de initiatiefnemer dient te worden aangetoond dat de uitbreiding milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving;

  3. plaatsing van reclame-uitingen plaatsvindt conform het reclamebeleid;

 

  1. het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 2, voor het vergroten van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”, “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”, “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf”, met niet meer dan 50% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

  1. de totale oppervlakte van de gebouwen in een bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 60% van het bestemmingsvlak;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voordat de uitbreiding wordt gerealiseerd door de initiatiefnemer dient te worden aangetoond dat de uitbreiding milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving;

  4. plaatsing van reclame-uitingen plaatsvindt conform het reclamebeleid.

 

  1. het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 4, voor een andere locatie op het bouwperceel van hoofdgebouwen bij vervangende nieuwbouw;

 

 

11.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven;

  2. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  4. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, met uitzondering van de ondergeschikte horeca op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ondergeschikte horeca;

  4. de stalling en/of opslag van voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf" en met uitzondering van de stalling van voertuigen ter plaatse van de aanduiding "overige zone - commerciële zone";

  5. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  6. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen, anders dan ter plaatse van de aanduiding “gronddepot”;

  7. in bedrijfswoningen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. vanuit bedrijfswoningen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 11.1 en lid 11.5, sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2;

  2. het bepaalde in lid 11.5 sub b en lid 11.5 sub g en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 11.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 11.5sub b en lid 11.5 sub g en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  3. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 11.2;

  6. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  7. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  8. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning' met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in de voormalige bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 12 Bedrijf - 2

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven;

  2. bedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”,

 

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven,

en tevens voor:

  1. een bêd en brochje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening,

  2. infrastructurele voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen;

  4. paardenbakken.

 

 

12.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte per bouwperceel;

  2. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;

  3. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m².

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. er mag niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwperceel worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  4. de dakhelling van een bedrijfswoning mag, niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  5. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  6. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

 

12.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2, sub a, onder 1, voor het vergroten van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met niet meer dan 15% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

  1. de totale oppervlakte van de gebouwen per een bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60% van het bouwperceel;

  2. voordat de uitbreiding wordt gerealiseerd door de initiatiefnemer dient te worden aangetoond dat de uitbreiding milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving;

  3. plaatsing van reclame-uitingen plaatsvindt conform het reclamebeleid.

 

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende bij de als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven;

  2. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  3. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf;

  6. de stalling en/of opslag van voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;

  7. het gebruik van gronden voor het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  8. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;

  9. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 en lid 12.5, sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2.

 

 

Artikel 13 Bedrijf - Leiding gas

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf - Leiding gas’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding;

  2. ondergrondse en bovengrondse leidingen en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

 

 

13.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van erf- en terrein afscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

Artikel 14 Bedrijf - Nutsbedrijf

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen,

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

14.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

 

14.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

Artikel 15 Bedrijf - Zandwinning

 

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf - Zandwinning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de winning en de opslag van zand, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;

  2. water,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. openbare nutsvoorzieningen,

 

met de daarbij behorende:

  1. taluds;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. beplanting en bebossing;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

15.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

 

15.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de winning en opslag van zand.

 

 

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de ontsluitingssituatie;

  • de parkeersituatie;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  • de archeologische waarden

  •  

het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Water’ nadat de zandwinning is beëindigd, met dien verstande dat voor het overige de regels van Artikel 28 Water van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 16 Bos

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. dagrecreatief medegebruik;

  2. speelvoorzieningen;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

 

 

16.2 Bouwregels

 

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van staatsbosbeheer, openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, hiervoor gelden de volgende regels:

  1. het aantal gebouwen ten behoeve van staatsbosbeheer mag niet meer bedragen dan 1;

  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m;

  3. de inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m³ per gebouw.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

 

16.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van de gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;

  2. het gebruik van gronden voor het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen;

  3. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;

  2. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;

  3. de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;

  4. de aanleg van parkeervoorzieningen;

  5. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;

  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m².

 

  1. Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. Een vergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  2. de milieusituatie;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  6. de archeologische waarden.

 

 

Artikel 17 Cultuur en ontspanning

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. terreinen en gebouwen ten behoeve van culturele en educatieve voorzieningen, met daaraan ondergeschikt:

  1. detailhandel;

  2. horeca;

  3. dienstverlening,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. infrastructurele voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

17.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen;

  4. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

17.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  2. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte horeca;

  5. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de culturele en educatieve voorziening volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de culturele en educatieve voorziening ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 18 Detailhandel

 

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een kledingwinkel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - kledingwinkel;

  2. een rijdende winkel in alle levensmiddelen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - srv",

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. infrastructurele voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

18.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen;

  4. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

18.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

18.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  2. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf;

  5. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voorzover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

het plan wijzigen door:

  1. de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 2 onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat:

  1. de detailhandelsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige detailhandelsbedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de detailhandelsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige detailhandelsbedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de detailhandelsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in de voormalige bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. de detailhandelsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 19 Horeca

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven, niet zijnde een discotheek en/of bar-dancing;

  2. een camperterrein, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - camperterrein",

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. infrastructurele voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

19.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen;

  4. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m²..

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

19.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – camperterrein, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 campers per aanduidingsvlak zijn toegestaan

  2. de campers uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  3. andere mobiele kampeermiddelen dan campers en vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. het plan wijzigen door:

  1. de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken te wijzigen, met dien verstande dat:

  2. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  3. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de horeca-activiteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige horecabedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de horeca-activiteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in de voormalige bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 20 Maatschappelijk

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. een begraafplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”;

  3. zorgboerderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij",

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. speelvoorzieningen;

  2. infrastructurele voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

20.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de in sub a en b genoemde functies gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen;

  4. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van zorgboerderijen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen ten behoeve van zorgvoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij" worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één zorgboerderij worden gebouwd;

  4. de oppervlakte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;

  5. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  6. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  7. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  8. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

20.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen op gronden ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij", met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  4. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak is gesitueerd;

  5. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  6. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf;

  4. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

 

  1. het bepaalde in lid 20.4 sub a, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 20.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;

 

  1. het bepaalde in lid 20.4 sub a, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 20.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

het plan wijzigen door:

  1. de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 2 onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat:

  1. de maatschappelijke activiteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige maatschappelijke voorziening ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. de maatschappelijke activiteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij de voormalige maatschappelijke voorziening ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de maatschappelijke activiteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in de voormalige bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:

  1. de maatschappelijke activiteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;

  4. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 21 Natuur

 

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke waarden van de gronden;

  2. de instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat:

  1. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;

  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, zijn bestemd voor het in stand houden van houtwallen,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. agrarisch medegebruik;

  2. dagrecreatief medegebruik;

  3. veldschuren;

  4. speelvoorzieningen;

  5. infrastructurele voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

  9. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

  10. bestaande voet-, fiets- en ruiterpaden en ontsluitingswegen.

 

 

21.2 Bouwregels

 

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren en gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, hiervoor gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  2. de inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m³;

  3. het aantal veldschuren binnen de bestemming mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;

  4. de oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;

  5. de bouwhoogte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

 

21.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

21.4 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2, sub a, voor het bouwen van vogelkijkhutten en toiletgebouwen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van een vogelkijkhut niet meer mag bedragen dan 10 m;

  2. de bouwhoogte van een toiletgebouw niet meer mag bedragen dan 3 m;

  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m².

 

 

21.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van de gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;

  2. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  3. het wijzigen van de verkavelingstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” en houtwallen ter plaatse van de aanduiding “houtwal”, met dien verstande dat:

  1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen;

  2. onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;

  3. tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt het wijzigen van de verkavelingsstructuur die op grond van lid 21.6, al dan niet door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, is toegestaan.

 

 

21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;

  2. de aanleg en/of aanpassing van voet-, fiets- en ruiterpaden;

  3. de aanleg en/of aanpassing van ontsluitingswegen;

  4. de aanleg van parkeervoorzieningen;

  5. de aanleg van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickplaatsen, aanlegplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, vaarwater en dergelijke;

  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  7. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met “hout- en elzensingels overig” zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen, met dien verstande dat:

  • onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;

  • onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;

  • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschapsplan dat in overeenstemming is met de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen.

 

  1. Sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

  1. In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels op de gronden ter plaatse van de aanduiding "houtwal" en "houtsingel" en op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, voor zover:

  1. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam of dammen minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft en mits de afstand tussen 2 dammen tenminste 10 m bedraagt in de lange zijde van het betreffende perceel;

  2. het te verwijderen deel het realiseren van maximaal een dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van maximaal 10 m per dam bij houtwallen en maximaal 15 m per dam bij houtsingels, mits na verwijdering van de houtsingel of houtwal ter plaatse van de nieuwe dam minimaal 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel of houtwal overblijft.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, onder 1 kan worden verleend als voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als “hout- en elzensingels overig”, 100% compensatie van de te verwijderen houtsingels wordt gerealiseerd op eigen gronden of, indien compensatie op eigen gronden redelijkerwijs niet mogelijk is, op de gronden die op de bij deze regels behorende bijlage 4 Overzichtskaart Houtsingels en houtwallen zijn aangeduid als "compensatiezone", dan wel op andere gronden, mits deze gelegen zijn in de gemeente Achtkarspelen, hierbij dienen de regels vastgesteld in de notitie "Uitvoering van de Boswet" en de bij deze regels behorende bijlage 1 Visie Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen te worden gevolgd.

 

  1. Een vergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als dit geen significant negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden en als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  2. de milieusituatie;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

  6. de archeologische waarden.

 

  1. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

 

 

21.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' ten behoeve van agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat:

  1. er geen bouwvlak aan de gronden mag worden toegevoegd;

  2. voor het overige de regels van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten gebied van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Open gebied' ten behoeve van agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat:

  1. er geen bouwvlak aan de gronden mag worden toegevoegd;

  2. voor het overige de regels van Agrarisch met waarden - Open gebied van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 22 Recreatie - Dagrecreatie

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een midgetgolfbaan;

  2. een speelparadijs,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. horeca;

  2. speelvoorzieningen;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen.

 

 

22.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 11 m bedragen;

  4. de dakhelling van een gebouw mag, niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

22.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte horeca.

 

 

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

het plan wijzigen door de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.

 

 

Artikel 23 Recreatie - Openluchtmuseum

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Recreatie - Openluchtmuseum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een openluchtmuseum;

  2. ondergeschikte detailhandel,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. speelvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. infrastructurele voorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

23.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. in afwijking van het gestelde in sub 1, mogen gebouwen buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • de oppervlakte van een gebouw buiten een bouwvlak niet meer mag bedragen dan 30 m²;

  • niet meer dan 25% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd;

  1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 9 m bedragen;

  3. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

23.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

23.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte horeca.

 

 

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

 

het plan wijzigen door:

  • de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.

 

 

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  1. bêd & brochje en kleinschalige inpandige recreatieappartementen;

  2. een kampeerterrein, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, met dien verstande dat deze gronden zijn bestemd voor:

  • standplaatsen voor kampeermiddelen;

  • stacaravans;

  • trekkers- / blokhutten;

  • chalets;

  • gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen en beheer en onderhoud;

  1. recreatiewoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”,

 

en tevens voor:

  1. ondergeschikte horeca-activiteiten, met dien verstande dat niet meer dan 45 m² van de bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte horeca-activiteiten;

  2. ondergeschikte detailhandelsactiviteiten, met dien verstande dat niet meer dan 45 m² van de bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte detailhandelsactiviteiten,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. sanitaire voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie;

  2. speelvoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - opgaand groen" uitsluitend afschermende beplanting wordt aangeplant;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. infrastructurele voorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Stacaravans, trekkers-/blokhutten en chalets mogen uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - plaatsingsgebied", worden geplaatst.

 

 

24.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen en beheer en onderhoud gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 9 m bedragen..

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  1. het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedragen;

  2. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 8 m bedragen;

  4. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 70 m² bedragen;

  5. de dakhelling van een recreatiewoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van trekkers-/blokhutten gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van de trekkers-/blokhutten mag niet meer dan 3.90 m bedragen;

  2. de oppervlakte van de trekkers-/blokhutten mag niet meer dan 55 m² bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van chalets en bijgebouwen bij chalets gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een chalet mag niet meer dan 3.90 m bedragen;

  2. de oppervlakte van een chalet mag niet meer dan 70 m² bedragen;

  3. bij een chalet mag niet meer dan 1 bijgebouw worden gebouwd;

  4. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

  5. de oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer dan 9 m² bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van stacaravans en bijgebouwen bij stacaravans gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer dan 3,40 m bedragen;

  2. de breedte van een stacaravan mag niet meer dan 4.50 m bedragen;

  3. de oppervlakte per stacaravan mag niet meer dan 55 m² bedragen;

  4. bij een stacaravan mag niet meer dan 1 bijgebouw worden gebouwd;

  5. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

  6. de oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer dan 9 m² bedragen.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

24.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

24.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen en recreatiewoningen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte horeca;

  4. het gebruik van gronden als standplaats voor mobiele en vaste kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";

  5. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” als standplaats voor mobiele kampeermiddelen buiten de periode van het kampeerseizoen;

  6. het gebruik van mobiele en vaste kampeermiddelen voor permanente bewoning en voor de huisvesting van seizoensarbeiders;

  7. het gebruik van recreatiewoningen en recreatieappartementen voor permanente bewoning;

  8. het ponden of laten uitponden van gronden;

  9. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. het plan wijzigen door de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven.

 

  1. het plan wijzigen door de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de verblijfsrecreatie volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in voormalige bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goed landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 25 Sport - Manege

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maneges;

  2. het houden en stallen van paarden en/of pony’s,

 

alsmede voor:

  1. aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende horeca-activiteiten,

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. voorzieningen behorende bij een manege, zoals een stapmolen, longeercirkel en paardenbak;

  2. speelvoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. infrastructurele voorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:

  • ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  • verkoop van goederen via internet;

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen, erven en terreinen

 

 

25.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van een manege worden gebouwd;

  2. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;

  4. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;

  5. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

  6. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m².

 

  1. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd;

  2. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per manege worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning mag, niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;

  6. de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  7. de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  9. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

  10. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;

  11. de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel het bestaande aantal graden indien dit minder bedraagt, met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m².

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);

  3. de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;

  4. de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 15 m;

  5. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;

  6. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;

  7. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

25.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

25.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen

  2. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte horeca.

  5. het gebruik van bedrijfswoningen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  4. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  1. het gebruik van bedrijfswoningen voor de verkoop van goederen via internet in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur).

 

 

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie,

  • de milieusituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de sociale veiligheid;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,

 

  1. het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;

  3. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  4. de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goed landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. wordt voorzien in een goed landschappelijke inpassing;

  2. per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  3. voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de nieuwe functie in de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goed landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  1. de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. de maatschappelijke functie in de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:

  • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en

  • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;

  1. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;

  2. wordt voorzien in een goed landschappelijke inpassing;

  3. voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

 

  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;

  2. maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;

  3. de woning in voormalige bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,

  4. wordt voorzien in een goed landschappelijke inpassing;

  5. voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

 

 

Artikel 26 Verkeer

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. groenvoorzieningen,

 

alsmede voor:

  1. voorzieningen voor de geleiding van fauna,

 

met daaraan ondergeschikt: