direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ee - Tibsterwei 17
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding


Aan de Tibsterwei 17 in Ee is een melkveebedrijf gevestigd. De eigenaar wil de bestaande ligboxstal uitbreiden. Dit bouwplan heeft invloed op de bouwhoogte en breedte van de stal.


Het bouwplan past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Door de uitbreiding komt de stal namelijk deels buiten het huidige bouwperceel te staan. Een deel van het aangrenzende stuk agrarische grond moet hiervoor worden bebouwd. Dit is nodig omdat de afstand tussen de stal en het bestaande melklokaal zo kort mogelijk moet blijven.


De gemeente wil meewerken aan de uitbreiding door een wijzigingsplanprocedure te volgen.

1.2 Ligging plangebied


Het plangebied ligt ten noordoosten van Ee en wordt ontsloten via de Tibsterwei tot aan het dorp. De ligging van het plangebied in relatie tot het dorp Ee is in figuur 1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0001.png" Figuur 1. Ligging plangebied

1.3 Planologisch regime


De projectlocatie ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel' dat is vastgesteld op 27 juni 2013. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied grotendeels bestemd als 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is agrarisch gebruik en een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Daarnaast is een bedrijfswoning ten behoeve van de agrarische functie toegestaan en wordt ingezet op het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijk en cultuurhistorische waarden van het open landschap en van kleinschalige natuur- en landschapselementen. Verder zijn rondom het erf de bestemmingen 'Groen' en 'Water' opgenomen ter bescherming van de bestaande watergang en het bestaande groen.


Er zijn meerdere dubbelbestemmingen van toepassing; 'Waarde - Reliëf', 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein' en 'Waarde - Archeologisch monument'. Het plangebied ligt namelijk aan de voet van een oude terp, die op deze wijze wordt beschermd. Verder loopt dwars over het plangebied de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - recht van afpaling'. Voor deze gronden geldt de bescherming van de rust in het gebied rondom eendenkooien ten behoeve van het functioneren van eendenkooien.


In figuur 1 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven. Met een rood is de beoogde uitbreiding van de ligboxenstal gemarkeerd.


afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel'

In figuur 2 is te zien dat de uitbreiding door een groenstrook loopt en buiten het bestaande bouwvlak ligt. Buiten het bestaande bouwperceel is sprake van andere dubbelbestemmingen, namelijk: 'Waarde - Landschap: verkaveling' ' Landschap: open gebied' en 'Waarde - Reliëf'. Hierbij wordt ingezet op het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten, van de openheid van de gebieden en van de reliëfrijke gronden van terpen en kruinige percelen en de reliëfrijke verhoogde boerderijplaatsen.

Strijdigheid
Op de gronden waar de uitbreiding van de stal plaatsvindt, is geen mogelijkheid opgenomen om te bouwen, omdat deze gronden buiten het bouwperceel en daarmee ook het bouwvlak liggen. Daarnaast is hier geen mogelijkheid opgenomen voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, omdat deze gronden niet als zodanig zijn aangeduid.

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze is als volgt geformuleerd:

"Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwperceel, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van gebouwen en overkappingen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel te wijzigen;
  • b. er ten behoeve van een zorgvuldige inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in Bijlage 4;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden."

Deze toelichting gaat op deze voorwaarden in.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het initiatief. In hoofdstuk 3 wordt het voor het plan relevante beleid beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan behandeld. Hoofdstuk 6 bevat de conclusie.

Hoofdstuk 2 Beschrijving initiatief

2.1 Historie plangebied en omgeving


Op de Cultuurhistorische kaarten van de provincie Fryslân is ter hoogte van het plangebied sprake van een stins op het erf 'Obbemastate'. Dit erf was gebouwd op een ronde terp met aan de rand van die terp een weg. Aan drie zijden kwamen wegen naar die rondweg toe. Vanaf de terp was sprake van een stervormig slotenpatroon. De oprit van de huidige boerderij maakt deel uit van de oude rondweg. In figuur 3 is een schets opgenomen met daarin de 'Ald terp' en de verkavelingsstructuur daar omheen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0003.png" Figuur 3. Schets Ald Terp en verkavelingsstructuur


Ten opzichte van de ronde vorm kozen de bewoners van de stins voor de opzet van de parkaanleg van met een rechthoekige opzet. Dit is goed terug te zien aan het erf plus het zuidelijke deel, omgeven door een gracht met vier duidelijke hoeken. Dit vierkant ligt net iets gedraaid ten opzichte van de toegangsweg.


In de jaren daarna is de rondweg vervangen door een doorgaande weg over de terp heen. De terpgrond is toen ook grotendeels afgegraven. Toch is de ruimtelijke structuur van de terp duidelijk bewaard gebleven. In figuur 3 is hiervan een luchtfoto opgenomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0004.png"

Figuur 4. Luchtfoto van verkavelingsstructuur

2.2 Huidige bedrijfssituatie


Aan de Tibsterwei 17 wordt op dit moment een melkveehouderij gerund. Het perceel is voorzien van bedrijfsbebouwing, voeropslagen (sleufsilo's), een bedrijfswoning en een mestopslag. Het perceel is grotendeels omringd met een boomsingel, waarvan de dichtste en grootste beplanting zich aan de voorzijde van het erf bevindt. Het bedrijf is ontsloten op de Tibsterwei aan de noordoostzijde van het perceel. De huidige situatie op het erf is weergegeven in figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0005.png" Figuur 5. Huidige situatie

Het volledige advies van Nije Pleats is opgenomen in bijlage 1.


Veebezetting

Binnen de bestaande ligboxstal is ruimte voor 123 volwassen koeien en 35 koeien jonger dan twee jaar, in de jongveestal is plaats voor 55 koeien jonger dan twee jaar. Buiten de stallen staan nog 9 kalveriglo's. In figuur 6 is de situering van de huidige bebouwing weergegeven.


In de huidige situatie wordt ook jongvee op een andere locatie gehouden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0006.png"

Figuur 6. Situering bestaande bebouwing

2.3 Beoogde situatie


De initiatiefnemer wil het agrarische bedrijf moderniseren om de arbeidsomstandigheden en het dierwelzijn te verbeteren. Dit komt ten goede van de continuïteit van het agrarische bedrijf. In de beoogde situatie wordt daarom de bestaande ligboxenstal uitgebreid. Hierdoor ontstaat ruimte voor nog eens 86 melkkoeien. Het jongvee, dat nu op een andere locatie is gehuisvest, kan straks een plaatsje krijgen op het erf. In figuur 7 is met rood de beoogde uitbreiding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0007.png"

Figuur 7. Weergave beoogde uitbreiding

Met de uitbreiding wordt de hoogte van de ligboxenstal vergroot tot 12 meter. Rekening is gehouden met een dakhelling van 21 graden. In de bestaande situatie was ook sprake van een dakhelling van 21 graden, dit is namelijk vastgelegd in het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel'. In figuur 8 is een tekening van het vooraanzicht van de beoogde situatie ten opzichte van de bestaande situatie weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0008.png"
Figuur 8. Tekening vooraanzicht uitbreiding ligboxenstal

2.4 Advies Nije Pleats


Voor de uitbreiding van het bedrijf is op 19 maart 2015 een advies opgesteld door Nije Pleats. Het Nije Pleats-traject wordt voorafgaand aan de planologische procedure doorlopen. Op 15 januari 2016 heeft een werksessie plaatsgevonden met alle betrokkenen en benodigde deskundigen om tot een ontwikkelingsconcept voor het bedrijf te komen voor de komende jaren. Het Nije Pleats-advies is opgenomen in bijlage 1.


Door Nije Pleats zijn drie ontwikkelingsvarianten genoemd voor de uitbreiding van het bedrijf. Deze zijn alle drie voorzien van een landschappelijke inpassing. Hierbij is het van belang dat de Ald Terp cultuurhistorische wordt beschermd en het vierkant van de rand van de ronde terp met het kenmerkende slotenpatroon rond de terp wordt behouden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0009.png"

Figuur 9. Optie C uit het advies Nije Pleats

Gekozen is voor de optie waarbij de bestaande ligboxenstal in noordelijke richting wordt uitgebreid (zie figuur 9). Deze optie heeft de minste impact op de huidige landschapsstructuur en verkaveling. Dit houdt in dat de bestaande erfbeplanting wordt verwijderd en de gracht wordt gedempt. Hoe het geheel landschappelijk wordt ingepast, wordt beschreven in paragraaf 2.5 en 2.6.

2.5 Landschappelijke inpassing

Allereerst wordt de bestaande gracht gedempt en verlegd. Hierdoor wordt de bestaande rechthoek naar het noorden uitgebreid. Ter hoogte van de stal moet het terrein vervolgens worden opgehoogd omdat de bestaande stal hoger staat dan het maaiveld buiten het bestaande erf. De nieuwe sloot heeft een breedte van 6 meter en wordt verbonden met overige grachten zodat een systeem ontstaat.


Vervolgens word aan de binnenkant van de nieuwe sloot/gracht opnieuw erfbeplanting aangebracht. Deze beplanting bestaat grotendeels uit streekeigen bomen. De beplanting kan in het nieuwe talud worden aangeplant. In verband met een goede ventilatie in de stal is er ruimte tussen de stal en de erfbeplanting nodig. Daarom wordt de nieuwe beplantingsstructuur op enige afstand van de nieuwe stal gerealiseerd.


Verder wordt de nieuwe stal in donkere kleuren en in lijn met de bestaande stal gebouwd. Aan de noordwestzijde van het nieuwe perceel is ruimte die bijvoorbeeld voor extra voeropslag kan worden gebruikt. In figuur 9 is een schetstekening van het toekomstige erf weergegeven.

De bestaande ontsluiting kan ook in de toekomstige situatie worden gebruikt. Hiervoor zijn geen aanpassingen nodig.


De landschappelijke inpassing is verder uitgewerkt in het onderstaande beplantingsplan.

2.6 Beplantingsplan

Door de verplaatsing van de gracht aan de noordzijde van de bestaande melkveestal verdwijnt hier ook de beplanting. Het beplantingsplan omvat met name een nieuwe noordelijke begrenzing van het erf en het aanbrengen van enkele bomen langs de zuid- en oostkant van het erf.

Dwarsprofiel noordzijde

Voor de inrichting van de overgang van het erf aan de noordkant naar aangrenzende sloot is een dwarsprofiel getekend. Dit profiel is weergegeven in figuur 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0010.png"

Figuur 10. Dwarsprofiel terrein

In dit profiel gelden de volgende afstanden:

  • De bomen staan op circa 4 meter afstand van de sloot;
  • De afstand van de bomen tot de gevel van de stal bedraagt circa 6 meter. Dit is van belang voor voldoende natuurlijke ventilatie in de stal;
  • De onderlinge afstand van de bomen bedraagt circa 10 meter.


Beplanting

Voor de beplanting gelden verder de volgende uitgangspunten:

  • 1. Voor de nieuwe beplantingstructuur aan de noordkant wordt gekozen voor de toepassing van een resistente iepsoort. Deze soort kan goed tegen zeewind en groeit relatief snel (bijvoorbeeld ulmus lobel). De specifiek toe te passen soort kan in overleg met landschapsbeheer Fryslân vastgesteld worden. Indien mogelijk wordt aangesloten op het iepenproject, waarmee het planten van iepen in de Waddenstreek wordt gestimuleerd. Om de iepen voldoende groeiruimte te geven wordt een onderlinge plantafstand van 10 meter aangehouden;
  • 2. Aan de zuidzijde is gekozen voor een beplanting met drie schietwilgen. Deze kunnen op deze plek zich deels ontwikkelen als een solitaire boom met een volwaardige kruin;
  • 3. De hoek aan de zuidoostkant wordt gemarkeerd met een viertal iepen, overeenkomstig de nieuwe beplanting aan de noordelijke zijde van het erf;
  • 4. Landschappelijk gezien is het wenselijk een besloten erfbeplanting langs de nieuwe rand te ontwikkelen. Naast de voorgestelde bomen wordt daarom ingezet op natuurlijke onderbegroeiing. Deze wordt regelmatig teruggezet (eens in de drie jaar). Deze onderbegroeiing bestaat uit natuurlijke aanwas van wilgen, vlier, essen, bramen en elzen.

In figuur 11 is het beplantingsplan weergegeven. Met de cijfers 1 tot en met 4 is aangegeven waar sprake is van de bovenstaande uitgangspunten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0011.png"

Figuur 11. Beplantingsplan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.


Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.


Een van deze belangen is het Waddengebied. De gemeente Dongeradeel maakt deel uit van het Waddengebied. Bij de uitbreiding is rekening gehouden met een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij de kwaliteiten in en rondom het erf worden behouden. De uitbreiding van de ligboxenstal heeft verder geen negatieve invloed op het Waddenzee, gezien de afstand van circa 7 km.


In de SVIR is daarnaast "de ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het uitbreiden van een bestaand agrarische bedrijf is op basis van jurisprudentie geen verstedelijking in dit kader. Een toetsing aan de ladder is daarom niet aan de orde.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid


Verordening Romte
In de Verordening Romte Fryslân, die is vastgesteld op 25 juni 2014, stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. De volgende aspecten uit de verordening zijn voor het plangebied relevant:


Ruimtelijke kwaliteit
De plantoelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied dient te voorzien in een zorgvuldige inpassing van uitbreiding van bestaande als dan niet aan het landelijk gebied gebonden functies binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. In dit kader is advies gevraagd van Nije Pleats. De strekking van dit advies en het vervolg dat hieraan is gegeven is opgenomen in de paragrafen 2.3 en 2.4.

Archeologie

In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra ('Famke'). Paragraaf 4.7 gaat hier nader op in.


Landbouw

In een ruimtelijk plan kan een bestaand bouwperceel voor een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 1,5 ha dan wel de bestaande oppervlakte. Een groter bouwperceel kan worden toegestaan mits het agrarisch bedrijf grondgebonden blijft en de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel niet meer bedraagt dan 3 ha.

In dit geval betekent de vergroting van de ligboxenstal dat het bouwperceel en daarmee het bouwvlak moeten worden verplaatst. De bouwruimte die aan de zijkant van het bouwperceel is toegevoegd, wordt aan de oostzijde van het bouwperceel verwijderd (zie figuur 12). De oppervlakte van het bouwperceel behoudt daarmee een oppervlakte van circa 1,5 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0012.png"

Figuur 12. Compensatie bouwvlak

3.3 Gemeentelijk beleid

Welstandsnota 2013

Het welstandsbeleid van Dongeradeel is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Dongeradeel. Het plangebied ligt binnen het welstandsgebied 'Bûtengebiet (terpengebied)'.


Het beleid is gericht op het in stand houden van de bestaande kwaliteiten. Ingrijpende ontwikkelingen worden niet verwacht voor het buitengebied. Wel zullen in de toekomst als gevolg van de schaalvergroting in de landbouw, sommige boerderijen willen groeien en andere zullen hun agrarische functie verliezen. Ook is denkbaar dat de in het buitengebied voorkomende kenmerkende kleine woningen zullen veranderen. Indien een bouwplan complex van aard is, bijvoorbeeld vanwege bepaalde ruimtelijke eisen, of landschappelijke inpassing, of schaalvergroting, kan worden gewerkt volgens de aanpak van 'de Nije Pleats'. Als hiervan gebruik gemaakt wordt, zullen de hier gestelde gebiedsgerichte criteria ter inspiratie dienen maar niet langer gelden als toetsingskader. In dit geval is een advies gevraagd van 'Nije Pleats', dit is opgenomen in paragraaf 2.3 en 2.4.


Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering (Activiteitenbesluit)

Op grond van het Activiteitenbesluit geldt voor agrarisch bedrijven buiten de bebouwde kom een afstand van 50 meter ten opzichte van woningen. Woningen van derden liggen op ongeveer 200 meter ten opzichte van de stallen, zodat aan deze afstand wordt ook voldaan. Vanwege deze ruime afstand is er ook geen aanleiding om voor het bedrijf akoestisch onderzoek uit te voeren.


Vanuit het omgevingsaspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het uitbreiden van de ligboxenstal.

4.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.


Met de omgevingsvergunning worden geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Zodoende staat de Wgh het vaststellen van een wijzigingsplan niet in de weg.

4.3 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.


Uit de Handreiking fijn stof en veehouderijen (Infomil, 2010) kan wordt afgeleid dat pas bij 1360 melkkoeien is sprake van een bijdrage 'in betekenende mate' (op een afstand van 50 meter). In het plangebied worden veel minder koeien gehouden. De ontwikkeling draagt derhalve niet in betekenende mate bij aan een relevante verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect 'luchtkwaliteit' staat de vaststellen van een wijzigingsplan niet in de weg.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.


Op basis van gegevens uit het bodemloket (www.bodemloket.nl) kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van verontreinigde grond. De status van het plangebied is volgens het bodemloket dat er voldoende onderzoek is geweest. Bovendien worden er geen gebouwen gebouwd waar personen langdurig verblijven. Het aspect bodem levert daarom geen belemmeringen op voor de uitbreiding van de ligboxenstal.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.


Op basis van de risicokaart loopt ten noorden en noordwesten van het plangebied ligt een buisleiding op een afstand van circa 600 meter. Het gaat om een gasleiding met een diameter van circa 35 inch en een druk van 80 bar. Deze leiding heeft met betrekking tot het groepsrisico een inventarisatieafstand van 470 meter. De ontwikkeling ligt buiten deze afstand. Het aspect externe veiligheid staat daarmee het vaststellen van een wijzigingsplan niet in de weg.

Een aanvulling hierop is een repressief advies van Brandweer Fryslân. Hierin staat het volgende:

Bereikbaarheid

Ten aanzein van de bereikbaarheid worden geen knelpunten geconstateerd. Het perceel is vanaf meerdere zijden te benaderen.

Opkomsttijd

Gezien de ligging van het perceel en het huidige dekkingsplan van de brandweer is het adres aan de Tibsterwei niet binnen de gestelde normtijd (10 minuten) te bereiken. Naar schatting is het eerste brandweervoertuig na ongeveer 13 minuten aanwezig. Het is daarom van groot belang dat aanwezigen zelfredzaam zijn, worden gealarmeerd in geval van brand (bijvoorbeeld door rookmelders) en dat er voldoende bluswater in de nabijheid van het perceel aanwezig is.

Bluswatervoorzieningen

Op en rond het perceel zijn geen bluswatervoorzieningen direct voor handen. De vuistregel die Brandweer Nederland gebruikt voor de aanwezigheid van bluswater is dat er binnen 100 meter van een willekeurig adres primair bluswater aanwezig is, bijvoorbeeld in de vorm van een brandkraan.

Brandweer Fryslân is, zeker in het buitengebied, voor een brand aangewezen op (primaire) blusvoorzieningen. Wanneer deze niet voor handen zijn kan ervoor gekozen worden om een groot watertransport te alarmeren om te voorzien in de (blus)waterbehoefte tijdens het incident. Het alarmeren en opbouwen van een dergelijk systeem kost echter tijd, waardoor een directe inzet niet is gegarandeerd.

Branweer Fryslân adviseert daarom om te voorzien in een brandkraan in de nabijheid (100 meter) van de Tibsterwei. Dit advies wordt meegenomen bij de uitvoering van de beoogde ontwikkeling.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden beschermd die van belang zijn voor Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.


Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is beschermd onder de Natuurbeschermingswet betreft het Lauwersmeer. De afstand van het plangebied tot dit Natura 2000-gebied is circa 1,5 km. Dit gebied is aangewezen als Vogelrichtlijngebied en op een afstand van 1,5 km zijn voor een dergelijk gebied geen effecten te verwachten.


Wel relevant zijn de verzurings- en vermestingsgevoelige gebieden die op grotere afstand van het plangebied liggen: de Waddenzee, Duinen van Ameland en Duinen van Schiermonnikoog. Uitbreiden van de veestapel op het erf kan door de uitstoot van extra ammoniak ook grotere afstand leiden tot extra depositie van stikstof op deze gebieden.


Voor de toename van de stikstofdepositie is een berekening gemaakt met het programma Aerius en is een aanvraag om een Nbwet-vergunning ingediend (zie bijlage 2). Omdat de depositiebijdrage van de toename erg beperkt is (0,10 mol/hectare/jr), volstaat waarschijnlijk een melding. De provincie Fryslân is bevoegd gezag op dit terrein en geeft hierover uitsluitsel.


Het dichtstbijzijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland (NNN) ligt iets dichterbij, namelijk op een afstand van circa 1 km. Tot slot is op een afstand van circa 300 meter sprake van een natuurgebied dat buiten NNN valt. In figuur 12 is een uitsnede van de provinciale Planologische Ecologische Hoofdstructuur kaart opgenomen, hierin zijn alle drie type gebied weergegeven en afgebakend. Met rood is het plangebied omcirkeld zodat de ligging ten opzichte van de gebieden inzichtelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.WPBG2016P1-VA01_0013.png"

Figuur 12. Uitsnede Planologische Ecologische Hoofdstructuur kaart

Soortenbescherming

Het plangebied bestaat in de huidige situatie grotendeels uit verhard oppervlak en bebouwing. De plek van de beoogde uitbreiding bestaat nu uit een sloot en weiland. De sloot wordt gedempt en verplaatst. Deze grond bestaat uit intensief beheerd grasland dat gebruikt wordt voor de bedrijfsvoering en direct tegen het erf aanligt. De kans dat hier beschermde soorten aanwezig zijn, is daarom klein.


Verder worden op het erf een aantal bomen gekapt (en opnieuw geplant). Deze bomen en beplanting staat op de bestaande erfgrens en dicht op de bestaande bedrijfsbebouwing. Eventueel aanwezige broedvogelsoorten kunnen in de nieuwe erfbeplanting een plek vinden, waardoor de staat van instandhouding niet wordt aangetast. Overtreding van de Flora- en faunawet kan worden voorkomen door buiten het broedseizoen te werken.


Vanuit het omgevingsaspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde uitbreiding van de ligboxenstal.

4.7 Lichthinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening mag geen sprake zijn van onevenredige lichthinder. De gemeente Dongeradeel heeft hiervoor een aantal voorwaarden opgesteld waaraan een agrarisch bedrijf met ligboxenstal moet voldoen. Het gaat hierbij om het volgende:

  • 1. De stalverlichting moet zodanig worden afgeschermd dat buiten stal geen sprake is van direct lichtuitstraling. Buiten de stal mag enkel reflectie van licht waarneembaar zijn;
  • 2. De (hoofd)stalverlichting moet zodanig automatisch geschakeld zijn dat:

-   deze enkel brand vanaf 6.00 uur 's ochtends tot 20.00 's avonds,

-   pas een half uur voor zonsondergang worden ingeschakeld,

-   binnen een half uur na zonsopgang wordt uitgeschakeld;

  • 3. Vanaf 20.00 tot 6.00 uur mag in de stal enkel oriëntatieverlichting branden met een lichtsterkte van 1 lux;
  • 4. Na het gereedkomen van de stal zal worden beoordeeld of de lichtemissie niet onevenredig storen is of hinder geeft.

Om hieraan te kunnen voldoen wordt bij de in te dienen omgevingsvergunning een lichtplan opgesteld om aan te tonen dat aan deze randvoorwaarde wordt voldaan.

4.8 Waterparagraaf

Het Wetterskip heeft met de initiatiefnemer afspraken gemaakt over de compensatie van het dempen van sloten en het aanleggen van nieuwe oppervlakteverharding. Deze afspraken zijn vastgelegd in een watervergunning (zie bijlage 3). De voorwaarden uit deze watervergunning zijn als volgt:

  • 1. Ter compensatie van de versnelde afvoer op het watersysteem door toename van verhard oppervlak dient er in de te graven watergang 163 m2 aan wateroppervlak te worden gerealiseerd, gemeten op de waterlijn;
  • 2. De kopeinden van de te dempen watergang ter plaatse van de te handhaven watergang dienen zodanig te worden afgewerkt en opgezet met stapelzoden of ingezaaid, dat de te handhaven watergangen de volledige vrije doorgang van water behouden;
  • 3. Voordat er gedempt wordt, dient het vervangende oppervlakte water (410 m2) gegraven te zijn;
  • 4. De nieuw te graven watergang moet een lengte hebben van minimaal 150 meter, een bodembreedte van minimaal 3 meter, taluds van 1:1 of minder steil en een diepte van minimaal 2,60 beneden NAP.


Met het verstrekken van de watervergunning zijn de waterbelangen voldoende afgestemd met de waterbeheerder en geborgd.

4.9 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Wanneer dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. In het geldende bestemmingsplan worden archeologische waarden ter plekke beschermd door een dubbelbestemming.


Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein' is een omgevingsvergunning nodig voor het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur. Er geldt daarbij een onderzoeksplicht: de omgevingsvergunning kan pas worden afgegeven wanneer een rapport is opgesteld waarin is aangegeven in hoeverre archeologische waarden zijn vastgesteld en hoe deze waarden worden bewaard/gedocumenteerd.

Uitkomsten archeologisch onderzoek
In dit kader is een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. In geen van de boringen zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van terplagen in het plangebied (zie bijlage 4). Waarschijnlijk maakte het plangebied oorspronkelijk geen deel uit van de terp.


In de boringen die ter referentie buiten het plangebied zijn gezet, zijn evenmin terplagen gevonden. Wel is hier, onder een ongeveer een halve meter dikke toplaag van vergraven/opgebrachte klei, een pakket fosfaathoudende klei aangetroffen. Het lijkt om een natuurlijk kleipakket te gaan waarin van bovenaf fosfaat is gesijpeld.


Gezien de resultaten van het onderzoek bestaat er geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn archeologische resten gevonden waarmee tijdens de verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden. Mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, dan moeten deze in het kader van artikel 53 van de Monumentenwet worden gemeld.


Vergunning op basis van de Monumentenwet
Mede op basis van het uitgevoerde onderzoek heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed laten weten dat zij vergunning wil verlenen op basis van de Monumentenwet. Op 14 januari 2016 is de ontwerpvergunning toegezonden (zie bijlage 5).

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect archeologie het vaststellen van een wijzigingsplan niet in de weg.

4.10 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.


De aanwezige cultuurhistorische waarden in en rondom het plangebied worden zoveel mogelijk behouden. Het bouwplan leidt niet tot een verandering van het vooraanzicht van het erf: de oorspronkelijke stelpboerderij en de erfbeplanting aan de voorzijde van het erf blijven intact. De karakteristieke radiale verkaveling rond de boerderij blijft in stand en ook de beleving van het erf als eiland in de groene ruimte blijft behouden. Tot slot is dit aspect ook meegenomen in de afweging van de Nije Pleats (zie paragraaf 2.4).


Het voorgenomen bouwplan leidt niet tot een onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Systematiek

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt.

5.2 Verbeelding

Bij het wijzigingsplan 'Ee - Tibsterwei 17' hoort een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel'. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt het plan deel uit van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel'.

5.3 Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel'  van de gemeente Dongeradeel, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01 met de bijbehorende regels (en bijlagen), zijn onverkort van toepassing na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan. Het wijzigingsplan heeft formeel alleen betrekking op een wijziging van de verbeelding. De beoogde ontwikkeling wordt namelijk mogelijk gemaakt door de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3.7.3 'Wijzigen situering bouwperceel' van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet'. De ligging van het bouwvlak en bouwperceel is op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan dusdanig aangepast, dat de uitbreiding van de ligboxenstal wordt mogelijk gemaakt, maar dat onbenutte ruimte in het bouwperceel wordt wegbestemd. Voor de ontwikkeling wordt aanvullend rekening gehouden met de gewenste inpassing zoals die in paragraaf 2.5 beschreven is. Er zijn daarom gebruiksregels opgenomen om de inpassing juridisch af te dwingen.

Op basis van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel' was voorheen sprake van de bestemming 'Groen - Waardevolle erfbeplanting'. Deze wordt niet meer opgenomen in het wijzigingsplan door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid 'Wijzigen verwijderen waardevolle erfbepaling'. Het is met deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk om de bestemming te wijzigen in 'Agrarisch', mits vanwege noodzakelijke ontwikkelingen en uit een inpassingsplan blijkt dat de waarden van de erfbeplanting niet langer gehandhaafd kunnen blijven. Na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is artikel 3 van de regels behorende bij dit wijzigingsplan van toepassing.

Tot slot waren op basis van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel' voorheen verschillende dubbelbestemmingen aan de orde die niet meer worden opgenomen in het wijzigingsplan. Het gaat hierbij om 'Waarde - Reliëf', 'Waarde - Landschap Verkaveling' en 'Waarde - Landschap open gebied'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein' kan komen te vervallen ter plaatse van de nieuwe stal en het gebied dat is onderzocht. Al deze dubbelbestemmingen kunnen worden verwijderd met de wijzigingsbevoegdheden die in deze dubbelbestemmingen (in het geldende bestemmingsplan) zijn opgenomen, mits er sprake is van maatschappelijk dringende redenen of wanneer deze waarden niet meer aanwezig zijn. In de afweging van Nije Pleats zijn deze waarden namelijk al meegewogen en uit verschillende onderzoeken is gebleken dat geen beschermwaardige waarden ter plaatse meer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.


Het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon een ieder bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen worden ingediend omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Verder is het ontwerpwijzigingsbesluit voorgelegd aan overlegpartners. Van de Provincie Fryslân is een reactie ontvangen: de provincie adviseert om het advies van Nije Pleats juridisch te borgen. Gekozen is voor het toevoegen van een voorwaardelijke verplichting in de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast is een reactie binnen gekomen van de Brandweer Fryslân. De brandweer adviseert om te voorzien in een brandkraan in de nabijheid (maximaal 100 meter) van Tibsterwei 17. Dit wordt meegenomen in de uitvoering van de beoogde ontwikkeling.

Vervolgens is het wijzigingsplan vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De uitbreiding van een ligboxenstal is een particulier initiatief dat ten goede komt aan de continuïteit van het agrarische bedrijf. De initiatiefnemer heeft een gesprek gehad met zijn huisbankier over de financiering van het plan, waardoor het aannemelijk is dat de financiering van het bouwplan is geregeld.

6.3 Grondexploitatie

De uitbreiding van een ligboxenstal is niet aan te merken als een bouwplan waarvoor op grond van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden opgesteld. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een anterieure overeenkomst opgesteld, zodat de kosten anderszins zin verzekerd.