direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Anjum - Feart ong.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDRP2015P2-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Ieldobbewei/Feart te Anjum bestaat het voornemen om twee woningen te realiseren. De woningen worden ontwikkeld aan de Eanjumer Opfeart net buiten de bebouwde kom van het dorp. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Doarpen. Het perceel heeft hierin namelijk een bedrijfsbestemming. Om beide woningen juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader voor de realisatie van de twee woningen.

1.2 Plangebied

De woningen worden gerealiseerd in het gebied tussen de Eanjumer Opfeart en de Ieldobbewei te Anjum, net buiten de historische kern. Aan de voorzijde worden de percelen begrensd door de Feart en de Eanjumer Opfeart. De Ieldobbewei is aan de achterzijde van de woningen gelegen. Het gebied kenmerkt zich door een gemengde invulling van (agrarische) bedrijvigheid en wonen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2015P2-VG01_0001.jpg"

Figuur: luchtfoto ( bron: Google maps)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan Doarpen, dat is vastgesteld op 26 maart 2009. Het plangebied heeft hierin de bestemming ' Bedrijf'. De percelen aan weerszijde van het plangebied hebbend de bestemming 'Wonen'. De gronden tegenover het plangebied (overzijde Ieldobbewei) zijn inbestemd als 'Wonen' en 'Agrarisch - Cultuurgrond'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2015P2-VG01_0002.jpg"

Figuur: fragment vigerend plan

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Het laatste hoofdstuk gaat in op de resultaten van de bestemmingsplanprocedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van het plan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Het plan moet op een goede manier in de omgeving worden ingepast, daarom wordt ook de bestaande situatie in en rond het plangebied kort beschreven.

2.1 Bestaande situatie

Anjum, gelegen in het noordoosten van de gemeente Dongeradeel, is één van de oudste dorpen van Fryslân en ontstond rond het jaar 1000. Anjum is een terpdorp. De ruimtelijke structuur van het terpdorp is grotendeels bewaard gebleven. Met name aan de westzijde is het oorspronkelijke karakter van de terp nog aanwezig. Ook aan de oostzijde is sprake van terpresten en een landschappelijk waardevolle overgang naar het omliggende landelijk gebied. In het ruimtelijk beeld spelen een voormalig boerderijpand bij de noordelijke entree van het dorp, de molen en de kerk een beeldbepalende rol. Anjum was van 1913 tot 1935 eindpunt van het Dokkumer lokaeltsje, de spoorlijn die het dorp met Leeuwarden verbond. Het oude stationsgebouw staat er nog steeds.

Naast de verspreid in het dorp liggende bedrijvigheid zijn bedrijfsactiviteiten te vinden aan de Ieldobbewei. Hier zijn geen mogelijkheden voor nieuwe bedrijven. De Eanjumer Opfeart vormt de waterverbinding tussen de Súd Ie en Anjum. De opvaart zal mogelijk op termijn weer bevaarbaar worden gemaakt voor de recreatievaart. Op drie kilometer afstand van Anjum ligt het Nationaal park het Lauwersmeer.

Op het perceel was vroeger een bedrijf gevestigd, na een brand in 2009 zijn de bedrijfsactiviteiten gestaakt.

2.2 Gewenste ontwikkeling en ruimtelijke inpassing

De omgeving van het plangebied voor de twee woningen is te kenmerken als een gebied met een gemengde invulling. Naast (agrarische) bedrijvigheid komen in de zone tussen de Ieldobbewei en de Opfeart ook enkele woningen voor. De zone, die van oorsprong ingevuld was met meer bedrijfsmatige activiteiten, verschuift door het stoppen van de bedrijfsmatige activiteiten van een "werkzone" naar een woongebied.

De woonfunctie in de zone als geheel sluit goed aan bij aan het plangebied aangrenzend gelegen historische kern van Anjum. De bouw van twee woningen aan de Opfeart sluit aan bij de woonfunctie van de reeds bestaande, aan weerszijde gelegen woningen (nr. 1, 3, 5 en 2A). De nieuwe woningen worden georiënteerd op de Eanjumer Opfeart. Dit sluit aan op de oriëntatie van de overige woningen in deze zone. Qua omvang en maatvoering passen de nieuwe woningen eveneens bij de reeds aanwezige woonbebouwing. De woning op kavel A is het dichtst bij het dorp gelegen en is iets kleiner van omvang dan de woning op kavel B. Op deze wijze sluit de omvang van de woningen aan op het geleidelijk groter worden van de bebouwing in zuidelijker richting.

Voor de nieuw te bouwen woningen zijn welstandcriteria opgesteld. De bouwtekeningen zijn hier op afgestemd. De welstandscriteria zijn opgenomen als bijlage 4 Welstandscriteria bij deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2015P2-VG01_0003.jpg"

 

Figuur: bouwplan voor twee woningen aan de Ieldobbewei ( kavel A en kavel B)

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2015P2-VG01_0004.jpg"

Figuur: gevelaanzichten voor een van de twee woningen aan de Ieldobbewei (Bron: Egbert Zwarts)

Ook de kavel achter, en een deel van de strook naast, de woning op nummer 2A valt binnen het plangebied. Deze gronden zijn bij de tuin van de woning betrokken en krijgen ook een woonbestemming.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk staat het van belang zijnde beleid voor dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij is gekeken naar de aard en de omvang van de gewenste ontwikkeling. Het rijksbeleid is daarom niet opgenomen, dit geeft geen uitgangspunten voor de voorgestane ontwikkeling. Wel is provinciaal en regionaal beleid van belang en beschreven. Door een nauwe samenwerking tussen de gemeenten in Noordoost-Friesland (NOF-gemeenten), is van specifiek gemeentelijk beleid geen sprake. Het van belang zijnde gemeentelijke beleid is vertaald in het regionaal beleid en wordt daarom niet apart behandeld. Aangegeven is wat de beleidsuitgangspunten van de verschillende overheidsniveaus zijn en hoe deze doorwerken op dit bestemmingsplan.

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie streeft naar het verbeteren van de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland. Hierbij wordt ingezet op het versterken van de voorzieningen in de kernen. De provincie Fryslân zet voorts in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte en op duurzaam ruimtegebruik.


Centraal staan de relaties tussen stad en platteland. Er is sprake van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.


Bij het streven naar een vitaal platteland wordt ruimte geboden voor ontwikkelingen binnen de plaatselijke verhoudingen en kwaliteiten van het gebied. Er wordt getracht een duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief voor het platteland te vinden, met behoud en versterking van de bestaande kwaliteiten van het gebied.


Het woningbouwbeleid is terughoudend en gericht op de plaatselijke woningbehoefte. De verdeling is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Woningbouw wordt geconcentreerd in de stedelijke bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum. De provincie vindt goed en betaalbaar wonen voor iedereen een belangrijke voorwaarde voor een leefbare, ruimtelijke inrichting. Regio's en gemeenten krijgen de ruimte om woningen te bouwen voor de woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf.


Conclusie:

Het gaat hier om het herbestemmen van een voormalige bedrijvenlocatie. Er is daardoor sprake van duurzaam ruimtegebruik. Het toevoegen van twee woning is passend binnen het terughoudend beleid en is bedoeld voor de plaatselijke woningvraag. De ontwikkeling is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten zoals verwoord in het Streekplan.

3.1.2 Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân is de juridische vertaling van de structuurvisie. De structuurvisie is alleen bindend voor de provincie zelf, de verordening is daarentegen algemeen bindend en werkt dus ook door op bestemmingsplanniveau. In de verordening is het bestaand stedelijk gebied aangeduid. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de grenzen hiervan. Een plan kan hier stedelijke functies, waaronder wonen en voorzieningen, mogelijk maken.

Voor het toevoegen van woningen geldt dat de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming moeten zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.


Conclusie

In dit bestemmingsplan is sprake van een regeling voor twee woning binnen een al bestaand stedelijk gebied. Deze past binnen het woonbeleid van de gemeente Dongeradeel (dit beleid is te vinden in paragraaf 3.2). Dit bestemmingsplan voldoet aan de regels van de verordening.

3.2 Regionaal beleid

3.2.1 Strategische woonvisie NOFA


De gemeente Dongeradeel maakt deel uit van het samenwerkingsverband Noordoost Friesland (NOFA). Onder invloed van zich wijzigende marktomstandigheden heeft het samenwerkingsverband NOFA de in 2003 uitgebrachte Regiovisie Noordoost Fryslân geactualiseerd en verdiept voor het onderdeel wonen. Het resultaat is de Strategische woonvisie NOFA (2009). Deze woonvisie richt zich op de versterking van Noordoost Friesland als woonregio. Daarbij wordt rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het wonen in de regio. De verwachting is dat de omvang van de bevolking stabiliseert en op termijn afneemt. Dit betekent dat de regio gaat werken aan het verder ontwikkelen van de woonfunctie tegen de achtergrond van de toekomstige krimp.


Voor de korte termijn wordt de regio zo sterk mogelijk gemaakt door op inventieve en innovatieve wijze de resterende groei te accommoderen. Het doel daarbij is vooral om de eigen bevolking vast te houden. Dit kan door de groei in de woonbehoefte zo goed mogelijk en op maat te bedienen.

Conclusie
Het toevoegen van twee woningen kan bijdragen aan de leefbaarheid en sociale samenhang van het dorp. Het initiatief kan zo bijdragen aan het vasthouden van de eigen bevolking.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Welstandsnota Dongeradeel

De Welstandnota Dongeradeel (vastgesteld 16-01 2014) heeft als doel om een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Dongeradeel. Uitgangspunt daarbij is dat met het opstellen van welstandsbeleid de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht levert. Burgers, ondernemers en ontwerpers worden in een vroeg stadium geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. Voor nieuw te ontwikkelen gebieden of gebieden die ingrijpend worden veranderd, zijn of worden nieuwe welstandscriteria opgesteld. Deze hebben hetzelfde doel als de welstandsnota en vormen ook een toetsingskader voor welstand.

Voor dit plan is een aanvullende welstands paragraaf vastgesteld. De welstandscriteria voor de betreffende locatie zijn opgenomen als bijlage 4 bij deze toelichting.


Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving de ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden deze aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.


Het plangebied ligt in een omgeving waarin in het geldende bestemmingsplan ruimte wordt geboden voor wonen en (agrarische) bedrijvigheid. het gebied is te typeren als een gemengd gebied. Aan de Ieldobbewei 2B bevindt zich een bedrijf gericht op de inkoop, verkoop en het onderhoud van auto's. De afstand tot hindergevoelige functies moet minimaal 30 meter zijn. In een gemengd gebied zoals de omgeving van het plangebied , bedraagt de richtafstand 10 meter. De werkelijke afstand tot de nieuwe te bouwen woningen bedraagt circa 40 meter. De richtafstand wordt daarmee ruimschoots gehaald.

In het vigerend bestemmingsplan is op de locatie Ieldobbewei 2B middelzware bedrijvigheid toegestaan (zoals een bouwbedrijf, installatiebedrijf of een schildersbedrijf, de zgn. categorie 3.1. bedrijven). Categorie 3.1. bedrijven kennen een richtafstand van 50 meter tot hindergevoelige functies. In een gemengd gebied bedraagt de richtafstand 30 meter. De werkelijke afstand tot de nieuwe te bouwen woningen bedraagt circa 40 meter. De richtafstand wordt daarmee ruimschoots gehaald.

Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering. Dit aspect heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.1.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Op de doorgaande wegen in de meeste dorpen geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. De woongebieden in de dorpen zijn over het algemeen aangewezen als 30 km/uur-zones. Op de 50 km-wegen is in principe sprake van een geluidcontour. Anjum is relatief autoluw en op de wegen in de kom geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur.

De komgrens van Anjum aan de Ieldobbewei ligt ter hoogte van Feart 3, daarbuiten geldt een 80-km regime (buitengebied). De beoogde ontwikkeling ligt dus aan een weg met 80 km-regime en is er in principe sprake van een geluidcontour. De Feart is een doodlopende straat. De verkeersintensiteit is hier laag. De Ieldobbewei bevindt zich aan de achterzijde van de nieuwe woningen. Dit is een doorgaande weg met eveneens een beperkte verkeersintensiteit. Gezien de lage verkeersintensiteit is de verwachting dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Akoestisch onderzoek kan achterwege blijven.

Gezien de lage verkeersintensiteit kan er van uit worden gegaan dat de geluidsbelasting de normen niet zal overschrijden. Er zijn voorts geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig. Een akoestisch onderzoek is niet nodig. Er wordt voldaan aan de Wgh. Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.1.3 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.


Het plangebied betreft het terrein van een voormalige bedrijfsfunctie. Er heeft in juni 2013 een verkennend en aanvullend bodemonderzoek plaatsgevonden. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat er plaatse van de onderzoekslocatie, en ter plaatse van het toekomstig bouwvlak, voor koper en zink matig tot sterk verhoogde gehalten zijn gemeten. Aanbevolen wordt om de matig tot sterk verhoogde gehalten aan koper en zink in een nader onderzoek verder in kaart te brengen. Mogelijk is op de locatie sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Geadviseerd wordt het nader onderzoek te combineren met een verkennend onderzoek asbest.

Omdat het hier om een vervuilde locatie ging, heeft in 2014 bodemsanering plaatsgevonden. De sanering is op 22-09-14 afgemeld. Het is daarom niet meer noodzakelijk om in het kader van dit bestemmingsplan een bodemonderzoek uit te voeren. Het verkennend en aanvullend bodemonderzoek en de resultaten van de Bus sanering (Bodemsanering conform het Besluit Uniforme Saneringen) zijn als bijlage bij deze toelichting toegevoegd.

Risico's voor de volksgezondheid zijn niet aan de orde. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Water

De waterparagraaf gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is op 2 maart 2015 via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap.

Er is geen sprake van een toename van het verhard oppervlak. De woningen krijgen een aansluiting op het gemeentelijk riool. Het hemelwater wordt afzonderlijk afgevoerd. Het plan voldoet aan de voorwaarden voor de korte watertoetsprocedure.

OP 19 maart 2015 heeft het Wetterskip het wateradvies aangeleverd. In dit advies staan de maatregelen die Wetterskip Fryslân adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Het wateradvies leidt niet tot aanvullende maatregelen voor dit bestemmingsplan. Het wateradvies is als bijlage 3 Wateradvies opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van wettelijk beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied betreft de Waddenzee. Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat het plan geen gevolgen voor de natuurwaarden van de Waddenzee heeft.

Soortenbescherming

De ontwikkelingen vinden plaats op het perceel van een voormalige bedrijfslocatie. Het is niet aannemelijk dat het terrein een habitat vormt voor beschermde soorten. Het betreft een onbebouwde locatie, er is aldus geen sprake van sloop. Daardoor gaan er geen potentiële verblijfplaatsen van beschermde soorten verloren. Het plan veroorzaakt daarom geen conflicten met de Flora- en faunawet. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

De Monumentenwet ziet toe op de bescherming van archeologische resten. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Dongeradeel wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Voor het plangebied geldt dat er geen sprake is van archeologische waarden. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar binnen de kaders van de Monumentenwet. Indien bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht.

4.4.2 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.


Het plangebied ligt niet in een gebied dat een wettelijke bescherming kent. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is perceelsgebonden en doet geen afbreuk aan de structuren van het dorp. De ontwikkeling van de twee woningen is passend binnen de aanwezige bebouwingsstructuur in de zone tussen de Feart en de Ieldobbewei. Het plan doet geen afbreuk aan cultuurhistorische waarden.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd. In de huidige situatie is sprake van een goede luchtkwaliteit.


Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ( de Nibm-regeling). Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.


Het plan valt binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling die geen grote verkeersaantrekkende werking heeft. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.


Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.7 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

De systematiek van dit bestemmingsplan sluit waar nodig en mogelijk aan op de bestemmingsplansystematiek van bestemmingsplan Doarpen.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Wonen

Het plangebied is onder de bestemming 'Wonen' gebracht. Binnen deze bestemming is de woonfunctie de hoofdfunctie. Daarnaast zijn aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. De bouwregels met betrekking tot de goot- en bouwhoogte en dakhelling zijn op de verbeelding opgenomen. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter. ook voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Hiermee wordt inzicht gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.


Inspraak en overleg

Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekking bij de planvorming, is op basis van de Inspraakverordening inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Er zijn geen inspraakreacties binnengekomen. Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegestuurd aan de overlegpartners. In hoofdstuk 7 wordt hier verder op ingegaan.


Zienswijzen

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Eventuele zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en al dan niet gegrond verklaard. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld.


Vaststelling

Na de ter inzagelegging besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.


Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de initiatiefnemer. Deze heeft hiervoor de financiering geregeld. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.


Grondexploitatie

De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van twee woningen; bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.


Van de vaststelling van een exploitatieplan kan bij dit bestemmingsplan worden afgezien. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een overeenkomst gesloten waardoor de kosten anderszins verzekerd zijn en tevens het verhaal van planschade is geregeld.

Hoofdstuk 7 Overleg en raadsvaststelling

7.1 Overleg

In het kader van het verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) over het voorontwerpbestemmingsplan Anjum - Ieldobbewei/Feart is een reactie ontvangen van:

  • 1. Provincie Fryslân;
  • 2. Wetterskip Fryslân;
  • 3. Brandweer Fryslân.

Ad 1. Provincie Fryslân

De Provincie geeft in haar reactie aan dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt. Het plan geeft ook voor het overige geen aanleiding tot opmerkingen.

Ad. 2 Wetterskip Fryslân 

Het waterschap constateert dat voor het plan de watertoets is doorlopen waaruit is gebleken dat de korte watertoetsprocedure van toepassing is. Dit is verwerkt in de toelichting en opgenomen in de bijlage. Het plan geeft voor het Wetterskip daarom geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Ad 3. Brandweer Fryslân 

Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om bij het voorontwerpbestemmingsplan opmerkingen te plaatsen in het kader van externe veiligheid.

7.2 Raadsvaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan en de welstandscriteria hebben 6 weken inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Wel heeft hûs en hiem opmerkingen gemaakte op de welstandscriteria. Dit heeft geleid tot aanpassingen waardoor bijlage 4 bij de toelichting is aangepast. Het bestemmingsplan is op 27 augustus 2015 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. De raadsstukken zijn opgenomen in bijlage 5.