direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Wierum - Pastorijstrjitte 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDRP2014P9-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de hoek van de Skoallestrjitte en de Pastorijstrjitte staat een voormalig schoolgebouw. Door nieuwe regelgeving omtrent het minimum aantal leerlingen voor basisscholen is de school in 2011 gesloten. Sindsdien is de gemeente Dongeradeel op zoek naar ondernemende mensen die aan deze locatie een goede invulling willen geven en daarmee ook een aanvulling kunnen vormen voor het dorp.

Hierop is bij de gemeente het verzoek ingediend om het schoolgebouw te gaan gebruiken voor een combinatie van wonen (als hoofdfunctie) met kleinschalige activiteiten voor kinderen en een Bed & Breakfast. Het omliggende terrein wordt daarbij een 'Buiten-Ontdek-Tuin'. Dit is een semi-openbare, natuurlijk ingerichte tuin die als inspiratiebron dient. In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader omschreven.

De gemeente staat positief tegenover het initiatief. De gewenste functies zijn echter niet geheel in overeenstemming met het bestemmingsplan. Daarom is voor het perceel dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.

Het plangebied van dit bestemmingsplan is het perceel Pastorijstrjitte 2. Dit perceel ligt centraal in Wierum. De begrenzing is afgestemd op de bestemming in het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P9-VG01_0001.png"

De ligging en begrenzing van het plangebied

1.2 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan Doarpen, dat is vastgesteld op 26 maart 2009. Het heeft hierin de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Het gebruik voor wonen en/of Bed & Breakfast is niet mogelijk.

Op het grootste deel van het plangebied ligt ook de bestemming 'Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied'. Deze aanwijzing komt voort uit de ligging van het plangebied op de rand van de historische terp. Voor dit plan is vooral de bescherming van archeologische waarden aan de orde.

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de gewenste functies mogelijk zijn.

1.3 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van het plan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Het plan moet op een goede manier in de omgeving worden ingepast, daarom wordt ook de bestaande situatie in en rond het plangebied kort beschreven.

2.1 Bestaande situatie

Wierum is een terpdorp dat in het noorden van de gemeente Dongeradeel, tegen de zeedijk, ligt. Met circa 400 inwoners is het een klein dorp met een beperkt voorzieningenaanbod. Rondom het plangebied liggen uitsluitend woningen.

Het plangebied betreft het terrein van de in 2011 gesloten basisschool. Op het terrein staat het schoolgebouw uit 1953. Het betreft een langgerekt gebouw met een footprint van ongeveer 40 bij 11 meter. Het is opgebouwd uit één bouwlaag met kap. Het grootste deel van het gebouw heeft een lage goothoogte van ongeveer 2,5 meter. Langs de Skoallestrjitte, waar de klaslokalen zijn, is de goothoogte ongeveer 4 meter.

Aan de noordwestzijde is het terrein geheel verhard. Deze verharding werd gebruikt als schoolplein. Op dit plein staat een nutsgebouwtje. De strook aan de zuidoostzijde, langs de Skoallestrjitte, is onverhard. De ingang ligt aan de noordzijde, aan de Pastorijstrjitte. Op het terrein zijn geen parkeerplaatsen aanwezig. Deze waren ook niet nodig, aangezien het meeste personeel en de leerlingen uit het dorp kwamen. Voor het beperkte autoverkeer was ruimte voor parkeren langs de weg.

Een luchtfoto van het plangebied en de omgeving is weergegeven in de navolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P9-VG01_0002.png"

Bestaande situatie in het plangebied

2.2 Gewenste ontwikkeling

Sinds 2011 is gezocht naar een nieuwe functie voor het schoolgebouw en het omliggende terrein. De gemeente heeft het te koop aangeboden als woon-/werkpand met verschillende mogelijkheden. Daarop heeft een initiatiefnemer zich gemeld. Deze heeft het plan opgevat om het schoolgebouw te gaan bewonen en daarbij een aantal maatschappelijke activiteiten te ontplooien. Daarnaast wil de initiatiefnemer een kleinschalige Bed & Breakfast exploiteren.

Maatschappelijke activiteiten

De voorgestelde maatschappelijke activiteiten zijn in eerste instantie gericht op kinderen. In het gebouw en in de tuin zullen door Stichting Buitenatelier activiteiten worden aangeboden. Deze stichting, die is opgericht en beheerd door de aanvrager van dit bestemmingsplan, heeft als doelstelling het bewustworden en het beleven van de natuur in de eigen omgeving en de creatieve mogelijkheden die deze te bieden heeft. De activiteiten die op het perceel worden ondergebracht zijn vooral van (sociaal-)culturele aard en hebben een binding met de natuur. De initiatiefnemer heeft bij de inschrijving specifiek genoemd:

  • Land-Artprojecten: veelal tijdelijke kunstwerken gemaakt van natuurlijke materialen;
  • Buiten-Kunst-Ontdek-Tuin: een natuurlijk ingerichte tuin met diverse sferen. Een deel hiervan wordt openbaar toegankelijk voor bezoekers;
  • BuitenGewoon Leuk activiteitein: het organiseren van maandelijkse 'beleeftochten' in de natuur;
  • Buiten-Ontdek-Lab en het Mobiele BuitenAtelier: Het terrein wordt de standplaats van een pipowagen die is ingericht met natuurlijk materiaal voor het maken van natuurkunst;
  • Atelierruimte/werkruimte: een werkruimte voor kinderen vanaf 4 jaar, gericht op kunstuitingen met de natuur als inspiratiebron.

Verder bestaat de wens om de mogelijkheid te hebben om in het gebouw maatschappelijke functies, zoals kleinschalig onderwijs, te kunnen aanbieden.

Bed & Breakfast

In het gebouw wordt een kleinschalige Bed & Breakfast ontwikkeld. Deze Bed & Breakfast is gericht op gezinnen met kinderen. Dit blijft een kleinschalige functie, passend binnen de algemene voorwaarden die de gemeente Dongeradeel stelt aan logiesverstrekking in woningen. Het voorstel is om maximaal twee te reserveren kamers met maximaal vijf bedden te realiseren. De exacte inrichting hiervan is nog niet uitgewerkt.

Parkeren

Een voorwaarde van de gemeente om medewerking te verlenen aan de ontwikkeling is het realiseren van voldoende parkeergelegenheid op het terrein. Aangezien de activiteiten zich in hoofdzaak richten op kinderen, is parkeergelegenheid (net als in bij een school) vooral nodig voor halen en brengen. Het gaat dus om kort parkeren.

Voor de andere functie, namelijk wonen en de Bed & Breakfast zijn ook parkeerplaatsen nodig. Op basis van de CROW parkeernormen 2 voor het wonen en 1 per kamer voor Bed & Breakfast. Dus in totaal 4 parkeerplaatsen.

Aangezien de parkeerplaatsen voor de kinderactiviteiten veelal niet tegelijkertijd met de Bed & Breakfast in gebruik zijn, is er sprake van dubbelgebruik. De aanvrager heeft beoordeeld dat er in een normale situatie 4 à 5 parkeerplaatsen nodig zijn. Deze worden aangelegd op de noordelijke hoek van het perceel. Hier wordt ook een inrit naar de parkeerplaatsen aangelegd. In geval van excessen (tegelijkertijd halen en brengen) kan kort geparkeerd worden langs de weg, net als in de voormalige situatie het geval was. Indien hiervoor de noodzaak blijkt is er op het perceel ruimte om extra parkeerplaatsen aan te leggen.

De voorgestelde parkeersituatie is weergegeven in de navolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDRP2014P9-VG01_0003.png"

Voorgestelde parkeersituatie

2.3 Ruimtelijke inpassing

Functionele inpassing

Het plangebied is momenteel ingericht voor het gebruik als basisschool. Het heeft een algemene maatschappelijke bestemming, waarbinnen meerdere maatschappelijke voorzieningen mogelijk zijn. In de nieuwe situatie is het gebruik meer gericht op het wonen met in beperkte mate maatschappelijke voorzieningen. Deze nieuwe functionele situatie is beter passend in het woongebied waarin het plangebied ligt.

In het geldende bestemmingsplan wordt bij woningen standaard de mogelijkheid voor een kleinschalige Bed & Breakfast (als kleinschalige bedrijfsactiviteit) geboden. Daarbij geldt als voorwaarde dat de vloeroppervlakte van deze functie maximaal 30% van de oppervlakte van de begane grond tot een maximum van 50 m2 mag zijn.

Eén van de voorwaarde van de gemeente is dat de functie een aanvulling vormt voor het dorp. Het perceel blijft gedeeltelijk openbaar toegankelijk en wordt zodanig ingericht dat het, net als in de huidige situatie, een speelplek voor kinderen is. Daarnaast is de maatschappelijke functie gericht op de kinderen in de omgeving. Deze functie draagt dus bij aan de sociale cohesie en leefbaarheid van het dorp.

Landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing

Het schoolgebouw is een beeldbepalend gebouw in het dorp. Het heeft geen bijzondere (monumentale) status, maar het behoud hiervan is wenselijk. Dit is ook de aanleiding dat de gemeente heeft gezocht naar een initiatief waarbij het gebouw een nieuwe functie krijgt. De nieuwe functie draagt bij aan het behoud van het gebouw.

In de nieuwe situatie krijgt het terrein een minder stenig karakter, doordat het schoolplein een tuininrichting krijgt. Deze inrichting past goed in het groene karakter van het direct omliggende gebied. De nieuwe parkeerplaatsen worden ook in het groen ingepast.

Geconcludeerd wordt dat het plan bijdraagt aan het behoud van een beeldbepalend gebouw en dat het bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

2.4 Planuitgangspunten

Het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het bieden van een juridisch-planologische regeling waarbinnen de gewenste functies mogelijk zijn. Voor deze regeling gelden de volgende uitgangspunten.

Functionele mogelijkheden

De woonfunctie wordt de hoofdfunctie. Dat betekent feitelijk dat er altijd gewoond moet worden. De andere functies zijn optioneel. De andere functies die zijn toegestaan zijn maatschappelijke voorzieningen en Bed & Breakfast. Ook is, overeenkomstig de algemene regeling van de gemeente Dongeradeel, in ondergeschikte mate een beroep of bedrijf aan huis toegestaan.

Onder 'maatschappelijke voorzieningen' wordt verstaan: 'educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, jongerenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen'.

Voor Bed & Breakfast is bepaald dat de te gebruiken vloeroppervlakte hiervan maximaal 50 m2 mag zijn. Dit sluit aan bij de algemene regeling van de gemeente voor bedrijvigheid aan huis (maximaal 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 50 m2. Aangezien het gebouw een oppervlakte van ruim 400 m2 heeft, is de 50 m2 de beperkende factor).

Bouwmogelijkheden

Net zoals in het geldende bestemmingsplan mogen gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Dit bouwvlak is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De verdere bouwregels zijn afgestemd op de bestaande situatie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk staat het van belang zijnde beleid voor dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij is gekeken naar de aard en de omvang van de gewenste ontwikkeling. Het rijksbeleid is daarom niet opgenomen, dit geeft geen uitgangspunten voor de ontwikkeling van de functieverandering. Wel is provinciaal en regionaal beleid van belang en beschreven. Door een nauwe samenwerking tussen de gemeenten in Noordoost-Friesland (NOF-gemeenten), is van specifiek gemeentelijk beleid geen sprake. Het van belang zijnde gemeentelijke beleid is vertaald in het regionaal beleid en wordt daarom niet apart behandeld. Daarbij wordt aangegeven wat de beleidsuitgangspunten van de verschillende overheidsniveaus zijn en hoe deze doorwerken op dit bestemmingsplan.

3.1 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie streeft naar het verbeteren van de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland. Hierbij wordt ingezet op het versterken van de voorzieningen in de kernen. De provincie Fryslân zet voorts in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte en op duurzaam ruimtegebruik.

Wierum is in het streekplan als overige kern aangeduid. Deze kernen hebben een verzorgingsfunctie voor het omliggende platteland. De beschikbaarheid en kwaliteit van de (sociale) voorzieningen zijn van belang voor de leefbaarheid en vitaliteit van het dorp en het platteland.

Dit bestemmingsplan maakt de functiewijziging van een schoolgebouw tot een woning met kleinschalige maatschappelijke voorziening mogelijk. Deze voorziening is niet per definitie gericht op de lokale bevolking, maar is qua aard en omvang wel passend in het dorp Wierum. Omdat er gebruik wordt gemaakt van een bestaand terrein is er sprake van duurzaam ruimtegebruik.

Wat betreft het toevoegen van een woning geldt dat in de overige kernen sprake is van een terughoudend beleid, om de concentratie van woningbouw te ondersteunen. De woningbouw in deze kernen is meer gericht op de plaatselijke woningvraag, dus de vraag die voortkomt uit het gebied zelf. De woningbouwverdeling is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid.


De woning die in het plangebied ontwikkeld wordt, wordt bewoond door de aanvrager die eveneens de maatschappelijke voorziening ontwikkeld. Daarmee is sprake van een binding met de omgeving en dus een lokale vraag. Het plan is niet in strijd met provinciaal beleid.

De ontwikkeling is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten zoals verwoord in het Streekplan.

Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân is de juridische vertaling van de structuurvisie. De structuurvisie is alleen bindend voor de provincie zelf, de verordening is daarentegen algemeen bindend en werkt dus ook door op bestemmingsplanniveau.

In de verordening is het bestaand stedelijk gebied aangeduid. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de grenzen hiervan. Een plan kan hier stedelijke functies, waaronder wonen en voorzieningen, mogelijk maken.

Voor het toevoegen van woningen geldt dat de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In dit bestemmingsplan is sprake van een regeling voor één woning binnen een al bestaand stedelijk gebied. Deze past binnen het woonbeleid van de gemeente Dongeradeel (dit beleid is te vinden in paragraaf 3.2).

Voor het toevoegen van voorzieningen geldt dat een plan voor een overige kern niet mag voorzien in voorzieningen met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied. Deze regeling is met name gericht op publieke voorzieningen. De onderhavige voorziening heeft een publieke component, die duidelijk lokaal is gericht. Van de activiteiten kan eenieder gebruik maken. Hiervoor geldt dat deze qua aard en schaal past in het dorp Wierum.

Dit bestemmingsplan voldoet aan de regels van de verordening.

3.2 Regionaal beleid

Strategische woonvisie NOFA

De gemeente Dongeradeel maakt deel uit van het samenwerkingsverband Noordoost Friesland (NOFA). Onder invloed van zich wijzigende marktomstandigheden heeft het samenwerkingsverband NOFA de in 2003 uitgebrachte Regiovisie Noordoost Fryslân geactualiseerd en verdiept voor het onderdeel wonen. Het resultaat is de Strategische woonvisie NOFA (2009). Deze woonvisie richt zich op de versterking van Noordoost Friesland als woonregio. Daarbij wordt rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het wonen in de regio. De verwachting is dat de omvang van de bevolking stabiliseert en op termijn afneemt. Dit betekent dat de regio gaat werken aan het verder ontwikkelen van de woonfunctie tegen de achtergrond van de toekomstige krimp.


Voor de korte termijn wordt de regio zo sterk mogelijk gemaakt door op inventieve en innovatieve wijze de resterende groei te accommoderen. Het doel daarbij is vooral om de eigen bevolking vast te houden. Dit kan door de groei in de woonbehoefte zo goed mogelijk en op maat te bedienen.

Het ontwikkelen van een maatschappelijke voorziening op een locatie waar onlangs een voorziening (basisschool) is weggevallen draagt bij aan de leefbaarheid en sociale samenhang van het dorp. Het initiatief kan zo bijdragen aan het vasthouden van de eigen bevolking. De ontwikkeling in het plangebied van dit bestemmingsplan voldoet verder aan de invulling van de lokale vraag, aangezien de initiatiefnemer zelf op de locatie gaat wonen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving de ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden deze aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals wonen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Het plangebied ligt in een woonomgeving. Het perceel werd gebruikt (en is bestemd voor) een basisschool met schoolplein. Een dergelijke functie valt volgens de basiszoneringslijst in milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter geldt. Hieraan wordt niet voldaan, aangezien vrijwel direct aangrenzend aan het perceel woningen aanwezig zijn. De voorgestelde maatschappelijke functies zijn qua milieubelasting vergelijkbaar met de functie van de basisschool. Overigens wordt verwacht dat, vanwege beperktere openingstijden en het feit dat er minder kinderen gelijktijdig aanwezig zullen zijn, de milieubelasting lager is.

Gesteld wordt dat de nieuwe functies, gelet op de aard en schaal, passen in een woongebied. Als gevolg van dit plan ontstaat er geen onaanvaardbare hinder voor woningen in de omgeving. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering. Dit aspect heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. In dit geval is alleen het aspect wegverkeerslawaai relevant.

Op de wegen binnen Wierum geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Deze wegen hebben geen geluidszone. Het daarom niet noodzakelijk akoestisch onderzoek te verrichten. Het plangebied ligt bovendien in een woonomgeving aan een relatief rustige weg. Er is daardoor geen sprake van onaanvaardbare geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai.

4.3 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke ordening geworden.

Belangrijke aspecten die invloed hebben op de waterhuishouding zijn ingrepen aan watergangen, de toename van het verhard oppervlak en de afvoer van hemel- en afvalwater vanaf het perceel.

De ontwikkeling is voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân via de digitale watertoets. Het toetsresultaat hiervan is opgenomen in bijlage 1. Aangezien het plan alleen een functiewijziging voorstelt, heeft het niet of nauwelijks invloed op de waterhuishouding. Bovendien wordt een groot deel van de verharding weggenomen. Dit heeft een gunstige invloed op de afvoer van hemelwater.

Er spelen in dit plan geen waterschapsbelangen. Verder overleg met het waterschap is niet nodig.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt voor de bodem in het plangebied is, dat deze voldoende kwaliteit moet hebben. De kwaliteit moet zodanig zijn dat risico's voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied uitgesloten zijn. In het kader van de ruimtelijke procedure moeten verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied betreft het terrein van een voormalige basisschool. Op deze locatie hebben geen verdachte activiteiten plaatsgevonden. Het is aannemelijk dat de bodemkwaliteit ter plaatse goed is. Aangezien het gebouw met de voormalige functie al een verblijfsruimte voor mensen was, is het niet noodzakelijk om in het kader van dit bestemmingsplan een bodemonderzoek uit te voeren. Risico's voor de volksgezondheid zijn niet aan de orde.

Indien er in de toekomst meer dan 50 m2 aan verblijfsruimte wordt toegevoegd, dan moet de aanvrager door middel van een verkennend bodemonderzoek aantonen dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt zowel ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden als op het erfgoed onder de grond

Cultuurhistorische waarden

Het plangebied ligt niet in een gebied dat een wettelijke bescherming kent. Wel ligt het op een terprand en kunnen de structuren en kenmerken van het dorp als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt.

De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is perceelsgebonden en doet dus geen afbreuk aan de structuren van het dorp. Het plan draagt bovendien bij aan het behoud van een beeldbepalend schoolgebouw. Het plan doet geen afbreuk aan cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Hieruit blijkt dat het plangebied zich op een terp bevind, waar sprake is van een hoge archeologische waarde. Hier wordt gestreefd naar behoud. Binnen dit gebied geldt een algemene vrijstelling van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 50 m2 en dieper dan 30 cm. In het geldende bestemmingsplan is ter bescherming van de archeologische waarden een dubbelbestemming opgenomen. Deze bestemming is in dit bestemmingsplan overgenomen.

Voor de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn geen grote bodemingrepen noodzakelijk. De enige bodemingrepen zijn het gevolg van tuininrichting. Deze ingrepen reiken grotendeels minder dan 30 cm diep. Indien grotere, diepere bodemingrepen aan de orde zijn, is hiervoor een vergunning nodig, die op basis van dit bestemmingsplan slechts verleend kan worden als aangetoond is dat er geen archeologische resten worden geschaad.

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar binnen de kaders van de Monumentenwet. Indien bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht.

4.6 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving voor de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) negatieve effecten op de natuurwaarden binnen deze gebieden hebben, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid over de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Het plangebied maakt geen deel uit van wettelijk beschermde gebieden. Wel is de Waddenzee, die direct ten noorden van Wierum ligt, een Natura 2000-gebied. Dit gebied is eveneens onderdeel van de EHS.

Dit plan stelt geen belastende functies voor. De perceelsgebonden ontwikkeling vindt plaats in de bebouwde kom. Gelet op de plaats, aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat er geen significante gevolgen voor de natuurwaarden van de Waddenzee zijn.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

De ontwikkelingen vinden plaats op het perceel van een voormalige school. Het terrein is grotendeels verhard. De bestaande beplantingen worden zoveel mogelijk behouden. Het is niet aannemelijk dat het terrein een habitat vormt voor beschermde soorten. Wel kan de bebouwing verblijfplaatsen voor bijvoorbeeld vleermuizen bevatten.

De bebouwing wordt gehandhaafd. Er vinden ook geen ingrijpende verbouwingswerkzaamheden aan de hoofdvorm van het gebouw plaats. Daardoor gaan er geen potentiële verblijfplaatsen van beschermde soorten verloren. Het plan veroorzaakt daarom geen conflicten met de Flora- en faunawet. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

Tenslotte wordt opgemerkt dat het perceel in de nieuwe situatie een natuurlijke inrichting krijgt en daarmee interessanter wordt voor flora en fauna.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook valt het plangebied niet in het invloedsgebied van routes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.8 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 17 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 8 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.

Het plan valt binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling die geen grote verkeersaantrekkende werking heeft. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

In of nabij het plangebied lopen geen leidingen of kabels die voorzien moeten worden van een planologische regeling. Ook liggen er geen planologisch relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, waarbij ook rekening is gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Dit bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

De systematiek van dit bestemmingsplan sluit waar nodig en mogelijk aan op de bestemmingsplansystematiek van bestemmingsplan Doarpen. Dat bestemmingsplan is geldend voor het omliggende deel van de bebouwde kom van Wierum.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In dit bestemmingsplan is sprake van twee bestemmingen, namelijk 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied'. In deze paragraaf staat een toelichting op de opgenomen bestemmingen.

Wonen

Het plangebied is onder de bestemming 'Wonen' gebracht. Binnen deze bestemming is de woonfunctie de hoofdfunctie. Daarnaast zijn aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk, alsmede een Bed & Breakfast. Op het hele plangebied geldt de aanduiding 'maatschappelijk', waarbinnen de maatschappelijke activiteiten mogelijk zijn.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. De bouwregels met betrekking tot de goot- en bouwhoogte en dakhelling zijn op de verbeelding opgenomen. Deze maatvoeringen (goot- en bouwhoogte van 4 en 7 meter) zijn afgestemd op de bestaande maatvoeringen van het grootste deel van het gebouw. De opgenomen dakhelling (30 - 60 graden) is gebaseerd op het geldende bestemmingsplan. Buiten het bouwvlak bestaan beperkte mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken.

Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied

Een deel van het terrein is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied'. Binnen dit gebied mogen gebouwen met een oppervlakte groter dan 50 m² pas worden gebouwd nadat duidelijk is geworden dat eventuele archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld. Verder is binnen deze gebieden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden zouden kunnen verstoren. Voor eventuele werken en werkzaamheden kan een omgevingsvergunning nodig zijn op grond van deze dubbelbestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Hiermee wordt inzicht gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Inspraak en overleg

Omdat de gemeente participatie van burgers en belangenorganisaties belangrijk vindt, wordt aan deze partijen voorafgaand aan de wettelijke procedure de mogelijkheid geboden om reacties op het plan kenbaar te maken. In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan van 15 mei tot 12 juni 2014 ter inzage gelegd voor inspraak en is het plan in het kader van het vooroverleg voorgelegd naar de overlegpartners. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Wel zijn er van Provinsje Fryslân en Brandweer Fryslân vooroverlegreacties ontvangen. Deze zijn opgenomen in Bijlage 2. Beide overlegpartners geven aan geen opmerkingen op het plan te hebben.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 26 juni 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. De bij de vaststelling behorende stukken zijn als los onderdeel bij het (digitale) bestemmingsplan gevoegd. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de initiatiefnemer. Deze heeft hiervoor de financiering geregeld. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen; bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.


Van de vaststelling van een exploitatieplan kan bij dit bestemmingsplan worden afgezien. Er is in dit geval geen sprake van een kostenverhaal, aangezien het plan een perceelsgebonden ontwikkeling mogelijk maakt. Er is geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in het Bro. Wel is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten waarin het verhaal van planschade is geregeld.