direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Dokkum - Hoedemakersweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het grasveld op de hoek van de Hoedemakersweg en de Allert Jacob van der Poortstraat te Dokkum zijn plannen om vijf woningen te bouwen. De gronden hebben in het huidige bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken een maatschappelijke bestemming, zonder mogelijkheden voor de woonfunctie. De beoogde woningen zijn dan ook in strijd met het geldende bestemmingsplan.

De gemeente wil medewerking verlenen aan de ontwikkeling middels het opstellen van een bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

Overigens is het in het ontwerp bestemmingsplan Dokkum Regiostad een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de maatschappelijke bestemming te wijzigen in een woonbestemming. Hier heeft de gemeente op 8 november 2017 aangegeven bereid te zijn medewerking te verlenen aan het wijzigen van de bestemming. Echter is dit bestemmingsplan nog niet van kracht.

1.2 Plangebied

In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven. De locatie ligt in de wijk Hoedemakerspolder in het zuidwesten van de kern Dokkum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (bron: GeoWeb)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het nog geldende bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken, dat is vastgesteld op 8 april 2010. In dit plan heeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk', waarbinnen maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. De bebouwing dient binnen het aangegeven 'bouwvlak' gebouwd te worden. De woonfunctie en het bouwen van woningen is op grond van deze bestemming niet toegestaan. Een fragment van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 2.

Ontwerp bestemmingsplan Dokkum Regiostad 

Het ontwerp bestemmingsplan Dokkum Regiostad heeft van 18 januari tot en met 28 februari 2018 ter inzage gelegen. Momenteel vinden hiervoor de voorbereidingen plaats voor de vaststelling. In dit bestemmingsplan is het plangebied óók voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'. Echter zonder bouwvlak en daarmee zonder bouwmogelijkheden. Ook in dit bestemmingsplan is de ontwikkeling in strijd met het bestemmingsplan.

Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is in de algemene wijzigingsregels (artikel 47) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, onder voorwaarden, de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Aangezien het bestemmingsplan nog niet is vastgesteld kan geen toepassing worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Aan de voorwaarden wordt echter wel voldaan. In paragraaf 3.3 wordt dit nader beschouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0002.png"

Figuur 2. Fragment geldend bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een toetsing aan de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in de wijk Hoedemakerspolder in het zuidwesten van de kern Dokkum. De wijk is in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gerealiseerd. De gemeente en woonstichting Thús wonen zijn bezig met de herstructurering van de woonwijk. Deze komt gefaseerd tot stand. Hiervoor wordt de bestaande, verouderde bebouwing gesloopt en vervangen door woningen die voldoen aan de eisen van deze tijd.

De hoofdfunctie in de wijk is het wonen. Daarnaast zijn er een aantal andere functies in de omgeving van het plangebied aanwezig. Ten noorden bevindt zich onder andere een basisschool en direct ten zuiden een café annex snackbar.

De omgeving wordt gekenmerkt door een strakke en rationele stedenbouwkundige opzet. Hier is met rijwoningen bestaande uit drie, vier of vijf woonblokken, uitgevoerd in twee bouwlagen met een kap. De woningen hebben een oriëntatie op de straat, waarbij de rooilijn voornamelijk de straat volgt.

De huidige locatie ligt braak. In het verleden was hier een basisschool inclusief plein aanwezig. Figuur 3 geeft een overzicht van het plangebied en zijn omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0003.png"

Figuur 3. Luchtfoto plangebied (bron: Kadaster)

2.2 Toekomstige situatie

Het plan bestaat uit de realisatie van vijf woningen, die passend zijn in de omgeving. De woningen worden in één blok van vijf woningen aaneengebouwd. De oriëntatie van de woningen is gericht op de Hoedemakersweg. Bij het ontwerp is rekening gehouden met de stedenbouwkundige structuur van de directe omgeving en vormt ruimtelijke gezien een stedenbouwkundige afronding van de wijk. Dit houdt in dat de woningen de rooilijn van de weg volgen.

Alle woningen worden standaard uitgevoerd in één bouwlaag met kap. De goot- en bouwhoogte van deze woningen bedragen respectievelijk 7 en 11 meter. In het geel/groene kader in figuur 4 is een overzicht van de invulling van het plangebied weergeven. De woningen zijn hierin geel gekleurd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0004.png"

Figuur 4. Toekomstige situatie

2.3 Verkeer en parkeren

De locatie wordt goed ontsloten via de Hoedemakersweg. Deze weg heeft voldoende capaciteit om de verkeersdruk ten behoeve van de nieuwe woningen op te vangen.

 

Voor het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt aangesloten bij de kencijfers uit de publicatie 'kencijfers verkeersgeneratie' van de CROW. Voor de sociale huurwoningen geldt een parkeernorm van 1,2 plekken per woning. Dit betekent dat er 6 parkeerplaatsen nodig zijn. Nabij de locatie zijn openbare parkeerplaatsen aanwezig om aan de parkeerbehoefte te kunnen voldoen.

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. In de toelichting van ruimtelijke plannen dient bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling de behoefte beschreven te worden. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op basis van jurisprudentie (uitspraak van 23 december 2015 201408383/1) geldt dat voor ontwikkelingen waarin 11 of minder woningen worden mogelijk gemaakt er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in vijf woningen. Toetsing aan de ladder is niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, toegevoegd worden.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van vijf woningen. In de volgende paragraaf wordt beschreven dat het plan binnen het woonplan van de gemeente past.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Beleidsvisie Wonen DDFK Beleidsvisie Wonen 2016 - 2020

De gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. hebben een gezamenlijke beleidsvisie Wonen opgesteld.

Het doel van het woonbeleid is om een toekomstbestendige gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen die is afgestemd op de woonwensen van de inwoners. Een prettige, aantrekkelijke en leefbare woonomgeving maakt daar deel van uit. Niet het realiseren van een woning maar het realiseren van een goed woon- en leefklimaat staat centraal. De woningvoorraad verversen door te verbouwen, te vervangen en te verdunnen en door nog nauwelijks toe te voegen, is de hoofdlijn van het beleid.

De huidige woningvraag is vooral kwalitatief van aard. De gemeenten willen nog maar weinig woningen toevoegen. De voorraad aan woningen dient te voldoen aan de eisen van deze tijd. De gemeente wil voorkomen dat mensen uit de regio vertrekken vanwege geringe kwaliteit in het woningaanbod.

Vervanging, transformatie en kwaliteitsverbetering van het huidige woningbestand heeft daarom de komende jaren prioriteit omdat dure transformatie- en herstructureringsopgaven na 2020, onder invloed van een krimpende woningbehoefte en zeer geringe nieuwbouw, (financieel) steeds moeilijker zullen worden.

In de regionale hoofdkern Dokkum en in de regionale kernen Damwâld, De Westereen, Feanwâlden, Kollum, Kollumerzwaag en Hallum kan nog gebouwd worden voor eigen behoefte.

Daarnaast is de vraag naar huurwoningen in de kern Dokkum groot. Er dient derhalve voldoende aanbod te zijn in Dokkum.

In dit bestemmingsplan is sprake van een inbreidingslocatie binnen het bestaand stedelijk gebied van Dokkum. De ontwikkeling maakt deel uit van een grotere herstructurering van de woningbouwcorporatie om zijn bestaande woningvoorraad aan de wensen van de huidige tijd te laten voldoen. Met de bouw van vijf kwalitatief hoogwaardige huurwoningen wordt bijgedragen aan de behoefte aan sociale huurwoningen in Dokkum.

Woonprogramma DDFK 2016-2020

In de Beleidsvisie Wonen DDFK 2016 – 2020 zijn uitgangspunten vastgelegd ten aanzien van de nieuwbouwstrategie. Deze uitgangspunten zijn vertaald in een overzichtelijke beslisboom, zodat voorgenomen woningbouwplannen op een eenduidige wijze kunnen worden beoordeeld.

De bouw van vijf kwalitatief hoogwaardige huurwoningen is passend binnen het woningbouwprogramma DDFK.

Ontwerp Bestemmingsplan Dokkum Regiostad

De gemeente is bezig met het opstellen van een nieuwe bestemmingsplan genaamd Dokkum Regiostad. Het plangebied maakt deel uit van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is het plangebied óók voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'. Echter zonder bouwvlak en daarmee zonder bouwmogelijkheden. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is in de algemene wijzigingsregels (artikel 47) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, onder voorwaarden, de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Aangezien het bestemmingsplan nog niet is vastgesteld kan geen toepassing worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Aan de voorwaarden wordt echter wel voldaan. Hieronder vindt een toetsing van de voorwaarden plaats:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van de bestemming 'Wonen' van toepassing zijn

Met dit bestemmingsplan worden de regels afgestemd conform de regeling van het bestemmingsplan Dokkum Regiostad. De bestemming 'Wonen' in onderhavig bestemmingsplan is derhalve in overeenstemming met de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan Dokkum Regiostad.

  • 2. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten

De woningen komen aan de Hoedemakersweg. Deze weg heeft voldoende capaciteit om de verkeersdruk ten behoeve van de nieuwe woningen op te vangen.

  • 3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde

De wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn aangewezen als 30-km/uur zone. Voor ontwikkelingen binnen dergelijke zones is geen toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk. In paragraaf 4.3 is beschreven dat er sprake zal zijn van een goed binnenwaardeniveau.

  • 4. deze wijzigingsbevoegdheid primair wordt toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden

In het plangebied is geen bebouwing aanwezig. Derhalve is nieuwbouw noodzakelijk. Daar het bestemmingsplan nog niet is vastgesteld kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

  • 5. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft

Het aantal is in overeenstemming met het Woonprogramma DDFK 2015-2020. Gedeputeerde Staten heeft met dit woonplan ingestemd.

  • 6. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de woonsituatie en de milieusituatie

Het toevoegen van een woonfunctie in een gebied waar de woonfunctie ook al veelvuldig aanwezig is doet geen afbreuk aan de woonsituatie van de omgeving. Tevens is er voor de toekomstige gebruikers van de woningen sprake van een goed woon- en leefklimaat. Paragraaf 4.2 gaat hier nader op in.

  • 7. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid

De extra verkeersgeneratie in de toekomstige situatie zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. De toename van verkeer door de beoogde ontwikkeling wikkelt zich af over de Hoedemakersweg. De straat heeft zeker ten opzichte van de maatschappelijke functies die in het vigerende bestemmingsplan mogelijk zijn voldoende capaciteit om dit verkeer op te vangen.

  • 8. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden

In paragraaf 2.2 is beschreven dat met dit bestemmingsplan sprake is van een stedenbouwkundige afronding van de wijk. Er is derhalve sprake van een goede ruimtelijke inpassing. Paragraaf 4.7 concludeert dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

  • 9. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan landschappelijke waarden

Dit project voorziet in een binnenstedelijke ontwikkeling. In de nabijheid zijn geen landschappelijke waarden die in het geding komen. Paragraaf 4.8 gaat hier nader op in.

  • 10. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden

Zowel in de huidige- als de toekomstige situatie worden gevoelige functies in het plangebied mogelijk gemaakt. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt hiermee niet aangetast. Tevens ligt het plangebied op voldoende afstand van de bedrijvigheid in de omgeving. Dit wordt verder beschreven in paragraaf 4.2.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts vijf woningen mogelijk en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling. De gemeenteraad moet op deze mer - beroordeling een besluit nemen. Derhalve is een vormvrije mer-beoordelingsnotitie opgesteld. In de mer - beoordelingsnotitie is aangegeven dat de impact van het plan op het milieu gering is. Het is niet nodig om een volledige mer-procedure te doorlopen. Deze beoordeling is opgenomen in bijlage 1.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. De definitie van een gemengd gebied is als volgt:

Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid. Daarnaast gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen.

De voorgenomen woningen in het plangebied betreffen gevoelige functies. Het plangebied kan omschreven worden als 'gemengd gebied'. In de omgeving van het plangebied komen namelijk zowel woonfuncties als niet-woonfuncties voor. Ten eerste wordt de gehele woonwijk omringt door verschillende bedrijfsfuncties. Direct ten noorden van het plangebied staat een school en even verder op zijn aan aantal bedrijven gevestigd langs de Dokkumer Ee. Ten oosten ligt het centrum van Dokkum en direct ten zuiden van het plangebied is een snackbar gevestigd. Aan de zuidrand van de wijk staat het ziekenhuis van Dokkum. Tot slot bevindt zich aan de westkant van de wijk een bedrijventerrein en is OC Fries Poort hier gehuisvest. Uit onderstaande uitsnede van de plankaart (figuur 5) van het bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken blijkt hoe de locatie te midden van deze andere functies is gesitueerd en hoe de woningen hier tussen liggen. Derhalve kan gesproken worden van een gemengd gebied. De afstanden uit de basiszoneringslijst kunnen daarom met één afstandstap worden verminderd.

De voorgenomen woningen in het plangebied betreffen gevoelige functies. Derhalve dient rekening gehouden te worden met bedrijfsfuncties in de omgeving. Dit betreft ten eerste een basisschool ten noorden. Het bestemmingsvlak ligt op circa 20 meter afstand. Een basisschool valt onder milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied geldt. Aan de richtafstand wordt daarmee voldaan. Daarnaast bevinden zich in de huidige situatie zich al woningen rondom de school. Het toevoegen van extra woningen, geeft geen extra belemmeringen voor de basisschool.

Direct ten zuiden van het plangebied is een café annex snackbar gevestigd. Een dergelijk bedrijf valt in milieucategorie 1, waarvoor een richtafstand van 0 meter geldt. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan.

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0005.png"

Figuur 5. Fragment geldend bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. In dit geval is alleen het aspect wegverkeerslawaai relevant.

De wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn aangewezen als 30-km/uur zone. Voor ontwikkelingen binnen dergelijke zones is geen toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De wegen rondom het plangebied zijn relatief rustig, met een te verwachten lage verkeersintensiteit. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen (door middel van kruispunten en knikken in de weg) zijn de snelheden relatief laag. Ten aanzien van wegverkeersgeluid worden er daarom geen belemmeringen verwacht.

Daarnaast moet ook een binnenwaarde van 33 dB worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaardeniveau.

4.4 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20180221-2-17147). De uitkomsten van de watertoets is als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Deze zijn opgenomen in de leidraad watertoets. Bij de uitvoering van de bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt rekening gehouden met deze uitgangspunten. Het Wetterskip Fryslân heeft in het kader van het ontwerp bestemmingsplan gereageerd. De reactie is verwerkt binnen deze paragraaf en is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Waterhuishouding

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de hoofdwatergang "Baantjesgracht" en bestaat uit een inmiddels braakliggend terrein. In en in de directe nabijheid van het plangebied is geen oppervlakte water aanwezig. Ten noorden van de Baantjesgracht is een regionale kering gelegen. Dit betekend dat het plangebied vrij voor de boezem ligt en niet beschermd is tegen hoge waterstanden binnen de boezem. De hoogte van het maaiveld binnen het plangebied betreft circa 0.098 m NAP. Met de realisatie van de beoogde woningen wordt rekening gehouden met de aanleghoogte en de kans op wateroverlast vanuit de hoge waterstand in de boezem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0006.png"

Figuur: Uitsnede Legger wetterskip Fryslân

Klimaatstresstest en ruimtelijke adaptatie

Onlangs is binnen Friesland de klimaat stresstest uitgerold voor het stedelijk gebied. Ook in noordwest Fryslân Masterclass klimaatadaptatie georganiseerd waarin de resultaten van de waterstresskaarten zijn gepresenteerd. Ten noorden van de voorgenomen ontwikkeling is de kans aanwezig dat met een bui van 60 mm per uur, circa 10 - 40 cm water op straat komt te staan. Om dit in de toekomst te voorkomen wordt het hemelwater middels een gescheiden rioolstelsel afgekoppeld. Het hemelwater wordt opgevangen in regentonnen en daarnaast vindt oppervlakte-infiltratie en ondergrondse infiltratie plaats. Doordat deze maatregelen worden genomen is het gebied beter bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0007.png"

Figuur: Uitsnede Innovatieve Klimaatstresstest Fryslan.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling leidt niet tot nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in en in de directe omgeving van het plangebied.

4.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

De locatie is lange tijd in gebruik geweest ten behoeve van een school. Het is niet aannemelijk dat vanuit deze functie verontreinigingen in de bodem zijn ontstaan. Omdat het plangebied reeds geschikt is voor milieugevoelige functie en midden in een woonwijk ligt, is in het kader van het bestemmingsplan nog geen bodemonderzoek noodzakelijk. Dit kan worden uitgesteld tot de vergunningverlening.

4.6 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). De provincie beveelt in het plangebied aan om bij ingrepen van meer dan 2.500 m² een karterend archeologisch onderzoek te verrichten voor de periode ijzertijd-middeleeuwen. Voor de periode steentijd-bronstijd is een onderzoek niet noodzakelijk. Op basis van eerder onderzoek is namelijk gebleken dat er zich geen archeologische resten uit deze tijd in de grond bevinden.

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is een ingreep die kleiner is dan 2.500 m2. De totale oppervlakte van het plangebied inclusief verharding bedraagt circa 1.200 m2. Het omgevingsaspect archeologie vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat.

4.7 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. De wijk waar het plangebied deel van uit maakt betreft een wederopbouw wijk uit de jaren '60 en '70. Wijken werden hierin gebouwd in de vorm van 'stempels''. Tot de jaren '60 werden nog voornamelijk grootschalige woonwijken ontwikkeld in de vorm van rijtjes woningen. In de jaren '70 was sprake van een omslag naar meer kleinschaligheid.

De te bouwen woningen zijn afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwikkeling past binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur. Zie hiervoor paragraaf 2.2. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb).


Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Toetsing

Het plangebied betreft een braakliggend terrein binnen stedelijk gebied en is omsloten door bebouwing. Het braakliggende perceel is op dit moment in afwachting van de ontwikkeling ingezaaid met gras en wordt continu gemaaid en onderhouden. De locatie is daarom ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. Het vormt ook geen waardevol habitat voor beschermde dieren. Ook worden geen bomen gekapt. Er worden dus geen potentiële vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten geschaad.

De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Hiermee zal tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten. Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Hieruit blijkt dat er geen inrichtingen, geen vervoer van gevaarlijke stoffen en geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er worden slechts vijf wooneenheden mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In en nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Wel is de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop ' op het gebied van toepassing. Dit in verband met de aanwezigheid van een molen. Deze molen heeft een beschermingszone waarbinnen beperkingen worden gelegd aan de bouwhoogte van gebouwen in deze zone (de zogenoemde molenbiotoop). Deze beschermingszone heeft tot doel te voorkomen dat de windvang van de molen wordt geblokkeerd door bebouwing. Met dit bestemmingsplan met de maximale bouwhoogte rekening gehouden met de windvang van de molen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend.

De provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân zijn ook op de hoogte gebracht van de terinzagelegging. Naar aanleiding daarvan heeft het Wetterskip een reactie ingediend. De reactie is als bijlage bij de toelichting toegevoegd. De reactie heeft geleid tot een aanpassing in paragraaf 4.4 van de toelichting.

De nieuwe/aangepaste 'waterparagraaf' is opgenomen in de reactienota (zie bijlage 4) en is één op één worden overgenomen in het bestemmingsplan. De voorgestelde aanpassingen zijn afgestemd met het Wetterskip en zij kunnen daarmee instemmen. De regels en de verbeelding blijven ongewijzigd.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 18 oktober 2018 vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een initiatief van Thús wonen waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om de woningen te kunnen realiseren. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit geval is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin zijn onder de kosten met betrekking tot het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure en daaraan verwante kosten opgenomen. Tevens is hierin het aspect planschade afgedekt.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het (ontwerp) bestemmingsplan Dokkum Regiostad.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.

Wonen

De woningen in het plangebied krijgen de bestemming Wonen. De woningen zijn vastgelegd in bouwvlakken waarin woningen aaneen gebouwd mogen worden. Op de verbeelding is tevens de goot- en bouwhoogte van 7 en 11 meter aangegeven.

Er is hierbij onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Bij de regeling voor bijbehorende bouwwerken is aansluiting gezocht met het Besluit omgevingsrecht (Bor) met in aanvulling daarop de regeling uit de voorheen geldende plannen. Zo geldt bijvoorbeeld dat bijbehorende bouwwerken gebouwd moeten worden achter een denkbeeldige lijn welke onder een hoek van 45° wegloopt richting het achter- of zijerf (artikel 3 lid 3.2.2). Deze regel is opgenomen om (1) de contouren van de bouwblokken te behouden en (2) inbreuk op de woonsituatie van de buren te voorkomen. In onderstaande figuur is deze regeling ter verduidelijking gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2018P1-VG01_0009.png"  

Figuur 5. Visualisatie '45° -regeling'

Gebiedsaanduiding: Vrijwaringszone - molenbiotoop

Ten behoeve van de bescherming van de molen wordt ook in dit bestemmingsplan de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop opgenomen. De regels hiervan zijn afgestemd om op het (ontwerp) bestemmingsplan Dokkum Regiostad.