direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Dokkum Regiostad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de volledige stad Dokkum. De stad bezit een cultuurhistorisch waardevolle kern, die is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Daar omheen liggen verschillende woonwijken en bedrijventerreinen. Voor de stad Dokkum gelden momenteel in hoofdzaak het bestemmingsplan Bûten de Bolwurken (8 april 2010) en het bestemmingsplan Binnenstêd (19 juni 2008) die binnenkort geactualiseerd moeten worden. Bestemmingsplannen hebben een geldigheidsduur van 10 jaar.

De wens is om beide plannen en de overige bestemmingsplannen die binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Bûten de Bolwurken regelingen, die in en rond deze plangebieden van toepassing zijn, samen te voegen tot één nieuwe actuele juridisch-planologische regeling: één nieuw bestemmingsplan voor Dokkum. Belangrijke reden daartoe vormen de verdere integratie van beleid en regelgeving. Ook ligt het vanuit een gebiedsgerichte benadering voor de hand, omdat beleid en regelgeving binnen en buiten de binnenstad sterk met elkaar samenhangen. Daarnaast wordt deze manier van werken straks van gemeenten verwacht: onder de Omgevingswet moeten gemeenten alle regelgeving over de fysieke leefomgeving bundelen in één omgevingsplan dat continu actueel gehouden wordt.

1.2 Plangebied

Het plangebied beslaat de volledige stad Dokkum. De huidige plangebied van de bestemmingsplannen voor binnen en buiten de bolwerken is hierbij overgenomen. Dit betekent dat de grenzen iets ruimer genomen zijn, met een deel van omliggende agrarische gronden. Inmiddels zijn ook een aantal nieuwe initiatieven geregeld in een nieuw bestemmingsplan of wijzigingsplan. Ook deze plannen zijn weer meegenomen in het geheel. Het betreft de volgende plannen:

Bestemmingsplan   Vaststelling   goedgekeurd  
Dokkum - Binnenstêd   19-6-2008   29-8-2008  
Dokkum - Bûten de Bolwurken   8-4-2010    
Dokkum - Oosterkerk   30-9-2010    
Dokkum - Terrein de Sionsberg en Waadwente   14-7-2011    
Dokkum - PDV Fase 3   1-8-2011    
Dokkum - Betterwird 3, Fase 1A   29-3-2012    
Trije Terpen 2.0   26-4-2012    
Dokkum - Alde Terp   26-4-2012    
Dokkum - De Helling (Pannenkoekschip)   12-7-2012    
Dokkum - Altenastreek 72   7-12-2012    
Dokkum - Eelaan 11   16-5-2013    
Dokkum - West   29-1-2015    
Dokkum - Hogedijken ong.   29-1-2015    
Dokkum-Súd Ie   29-10-2015    
Dokkum - Tolhuispark   12-9-2016    
     
Wijzigingsplan   Vaststelling    
Dokkum Legeweg 31 en 33   11-10-2011    
     

Geldende plannen Dokkum

De plangrens van het bestemmingsplan Bûten de Bolwurken is als buitengrens aangehouden, met inachtneming van de begrenzing van het recenter vastgestelde bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel (2012, herziening 2015). In onderstaande figuur is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0001.png" Begrenzing plangebied

1.3 Functie bestemmingsplan

Zoals in de inleiding is aangegeven, is het doel om beleid en regelgeving zoveel mogelijk te integreren. Het bestemmingsplan is daarbij geen doel op zich, maar een middel om dit te faciliteren.

Het bestemmingsplan regelt het gebruik van gronden, stuurt ontwikkelingen en is het instrument dat juridisch vorm krijgt door middel van een ruimtelijke verbeelding en planregels. In het plan is te lezen welke regels gelden voor het bebouwen en gebruiken van gronden. Het bestemmingsplan actualiseert stelt een actueel beheerkader voor bestaande functies waarin rekening is gehouden met actueel beleid.

Afhankelijk van het beleid worden ontwikkeling mogelijk gemaakt. Ingrijpende ontwikkelingen worden met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Dergelijke projecten kunnen, als ze zich voordoen, met een omgevingsvergunning of een apart bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur;
  • hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen en geeft zo nodig aan welke consequenties dit heeft voor het plangebied;
  • hoofdstuk 4 staat stil bij de relevante milieu- en omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gehanteerde bestemmingen met de uitgangspunten hiervoor;
  • hoofdstuk 6 bevat tenslotte een beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Dokkum beschikt over een prachtige binnenstad met een rijke historie. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van deze historie en de bebouwingsstructuur, het beschermd stadsgezicht en de structuur van de openbare ruimte en de functies in het plangebied. Daaromheen zijn in de loop van de jaren woonwijken en bedrijventerreinen ontwikkeld. In de volgende figuren zijn een luchtfoto van Dokkum en een vogelvluchtperspectief weergegeven de binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0002.jpg"

Luchtfoto van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0003.jpg"

Vogelvluchtperspectief van de binnenstad van Dokkum en omgeving

2.1 Ruimtelijke structuur

2.1.1 Historie en bebouwingsstructuur

Stadscentrum

Dokkum is van oudsher een vestingstad, dit is nog steeds duidelijk zichtbaar. De binnenstad van Dokkum bestaat uit een groot aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen en is nog zeer gaaf. De historische structuur van de binnenstad wordt sterk bepaald door de waterlopen in de stad waarvan het Groot- en het Kleindiep het belangrijkste gedeelte vormt binnen de bolwerken. De huidige structuur verwijst nog grotendeels naar de historische functie van dit gebied als haven met zeesluis (De Zijl).

Rond de binnenstad maakt de stadsgracht met de bastions en twee molens het beeld van de historische stad compleet. Aan de noordzijde is het gewenst voor de totale beleving van de bolwerken en historische binnenstad de omgevingskwaliteit op te waarderen. Hier hebben zich in de loop van de tijd ontwikkelingen voorgedaan die niet passen in het beeld in en rond de binnenstad.

Enkele entrees tot de binnenstad verwijzen met de benaming naar de historie. De Aalsumerpoort en de Hanspoort beheersten onder andere de toegang tot de landwegen. Ook in de toekomst is de Aalsumerpoort een van de belangrijke toegangspoorten voor de regionale consument en toerist door de komst van de Centrale As.

De vele monumenten en karakteristieke panden geven de stad haar unieke historische waarde. De bloeiperiode van de admiraliteit heeft een aantal waardevolle gevelwanden opgeleverd. Deze waarde is ook in de toekomst bepalend voor het karakter van de stad. Ongeveer de helft van de monumentale panden staat langs het Groot- en Kleindiep en De Zijl. De panden zijn in één rooilijn gesitueerd en hebben een individuele uitstraling met verticale gevelindeling. Veelal is sprake van twee lagen met kap, onderling in hoogte en breedte verschillend. Daarnaast variëren de gevelbeëindigingen sterk.

Vestingwal

Rondom de binnenstad, langs de stadsgracht, is sprake van de bolwerken. Over de bolwerken is een breed voet- en fietspad aangelegd en er is sprake van veel groen. De bolwerken zijn daarnaast grotendeels ingericht als woongebied, vooral het Parksterbolwerk, het Westerbolwerk, het Baantjebolwerk en het Zuiderbolwerk. Aan het Noorderbolwerk wordt wel gewoond, maar is overwegend sprake van garages en de achterzijde van het woonperceel. Het Oosterbolwerk wijkt sterk af van de vorige delen, dit deel is namelijk ingericht als park.

De bolwerken zijn gevormd als een ster, met op de uiteinden bastions. De bastions vormen de verbindingen tussen bovengenoemde bolwerken. Deze bastions zijn ook verschillend ingericht. Op Weerszijden van het Baantjebolwerk staan twee molens: de Zeldenrust en de Hoop. De bastion die de verbinding vormt tussen het Westerbolwerk en het Parksterbolwerk is ingericht als speeltuin. De bastion die het Parksterbolwerk en het Noorderbolwerk verbindt is ingericht als parkachtige omgeving met bankjes. Hierbij is een kanon te bezichtigen. De bastion die het Noorderbolwerk en het Oosterbolwerk verbindt is ook ingericht als parkachtige omgeving met veel groen. Op deze bastion is een oorlogsmonument geplaatst. Tot slot is het bastion tussen het Oosterbolwerk en het Zuiderbolwerk van oudsher in gebruik geweest als begraafplaats. Hier en daar staan nog grafstenen.

Rondom de bolwerken

Buiten de bolwerken zijn verschillende woonwijken en bedrijventerreinen ontwikkeld. Beide gebieden zijn over het algemeen per gebied een afgebakend geheel. De woonwijken zijn een wijk op zich, maar lopen over in andere woonwijken. De bebouwingsstructuur van de wijken wordt sterk bepaald door de bouwperiode ervan.

In de woonwijken worden de woningen afgewisseld met groen. Over het algemeen geldt hoe dichter de woonwijken bij de binnenstad zijn gerealiseerd, des te ouder de woningen zijn. Op een aantal inbreidings-/herontwikkelingslocaties is inmiddels ook voorzien in relatief nieuwe bebouwing. Het gaat hierbij om verschillende woningtypes; grondgebonden woningen en appartementencomplexen. De nieuwste woonwijk is de Trije Terpen, in het zuidwesten van de stad.

In Dokkum is ruimte gemaakt voor drie bedrijventerreinen. Het gaat hierbij om de Hoge Dijken in het oosten, Betterwird in het noordwesten en de Trije Terpen in het zuidwesten. Deze laatste grenst aan de woonwijk de Trije Terpen.

2.1.2 Beschermd stadsgezicht

Bij besluit van 18 november 1971 is de Binnenstad van Dokkum aan gewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht heeft geleid tot een sterk toegenomen aandacht voor de historische waarde van de binnenstad. Sinds de aanwijzing is de binnenstad op een groot aantal plaatsen gerestaureerd. Het behoud van de kwaliteiten van de binnenstad als historisch waardevol centrum staat centraal bij alle ontwikkelingen in het gebied.

Qua begrenzing is gekozen voor de buitenste oevers van de stadsgrachten rondom de omwalling. De precieze begrenzing van het beschermd stadsgezicht is weergegeven in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0004.png"

Figuur 4. Begrenzing aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Dokkum

In de cultuurhistorische paragraaf (4.8) komt de stedenbouwkundige inventarisatie en analyse van de binnenstad uitgebreid aan de orde die de waarden van het gebied bepalen. In bijlage 1 is het besluit tot aanwijzing als beschermd stadsgezicht opgenomen, met daarin een uitgebreide beschrijving van de waarden.

2.1.3 Openbare ruimte

Naast de bebouwing zijn groen- en waterelementen van belang voor het plangebied.

Groen

In de binnenstad van Dokkum is over het algemeen niet veel groen, behalve het groen op de bolwerken. De bolwerken vormen het stadspark van Dokkum. In de binnenstad wordt ingezet op meer groen, een voorbeeld hiervan is de herontwikkeling van de Oostersingel. Rondom de bolwerken zijn verschillende parken aangelegd. In woonwijken is ook aandacht besteed aan groenvoorzieningen, voor een goed woon- en leefklimaat.

Water

Water is een kenmerkend element voor Dokkum. De Dokkumer Ee loopt dwars door Dokkum en vormt de verbinding tussen Leeuwarden en Lauwersoog. Van hieruit lopen verschillende aftakkingen richting omliggende dorpen. Voor de binnenstad is dit zeer beeldbepalend, resulterend in een Groot- en Kleindiep met De Zijl als middelpunt. Verder versterken de omliggende stadsgrachten en de bolwerken elkaar. Het totaal zorgt voor een unieke beleving van de stad.

2.2 Functionele structuur

In Dokkum zijn uiteenlopende functies aanwezig, de volgende worden daarbij onderscheiden: detailhandel, dienstverlening, wonen, horecavoorzieningen, bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen. De gemeente wil deze functies behouden en (passend binnen het beleid) faciliteren zodat burgers, ondernemers en andere belanghebbenden worden uitgenodigd om nieuwe initiatieven te ontplooien.

2.2.1 Detailhandel

De binnenstad is de primaire locatie voor het recreatief en vergelijkend winkelen. In het kernwinkelgebied is sprake van diverse winkels van voornamelijk zelfstandig ondernemers. De winkels passen bij de aard- en schaal van de binnenstad van Dokkum. Een concentratie van winkels is met name in de Grote- en kleine Breedstraat, de Waagstraat en de Hoogstraat. Het gaat hierbij om kledingwinkels, aanvullende boodschappen, drogisterijen, elektronicawinkels en horecagelegenheden. Daarnaast zijn ambachtelijke bedrijven gevestigd zoals bakkers en slagers. Rondom De Zijl, aan de Suupmarkt, de Diepswal en de Vlasstraat zijn met name kledingwinkels en horecagelegenheden gevestigd.

Direct grenzend aan het kernwinkelgebied heeft Dokkum aanloopstraten die een 'broedplaatsfunctie' voor startende ondernemers hebben. Rondom het kernwinkelgebied, in de aanloopstraten vanaf de parkeergelegenheden is verspreid door de binnenstad sprake van detailhandelsfuncties. In het zuidelijke deel van de binnenstad is de Dockumer Sluys gerealiseerd, waarin meerdere detailhandelsfuncties zijn gevestigd. Ook in deze aanloopstraten is bedrijvigheid als kapperszaken, bloemisten en snackbars te vinden.

In de binnenstad van Dokkum zijn geen supermarkten te vinden. Voor de dagelijkse boodschappen kunnen consumenten buiten de bolwerken terecht. De supermarkten en andere winkels met dagelijkse goederen zijn verspreid over heel Dokkum. Het aanbod wisselt van buurtsupermarkten tot relatief grote fullservice supermarkten.

2.2.2 Wonen

In Dokkum wordt over het algemeen overal gewoond. In de binnenstad is wonen naast detailhandel een primaire functie. In het kernwinkelgebied komen grondgebonden woningen en woningen op de etages boven winkels voor. Daarbuiten zijn meer grondgebonden woningen maar ook verschillende appartementencomplexen te vinden. Daarnaast wordt ook op de bolwerken gewoond.

Rondom de bolwerken zijn verschillende woonwijken aangelegd. Het gaat hierbij voornamelijk om eengezinswoningen in de vorm van grondgebonden woningen en appartementen. Verder zijn op verschillende locaties zorgwoningen voor senioren gerealiseerd. Op de bedrijventerreinen wordt, op een paar bedrijfswoningen na, niet gewoond. Ten noorden van Rondweg-Noord, aan De Veiling, is een tussenvorm mogelijk: wonen met een bedrijfsloods (woon-werklocaties).

2.2.3 Voorzieningen

Verreweg meeste commerciële, maatschappelijke en culturele voorzieningen zijn - net als de supermarkten - buiten de binnenstad gevestigd. Op bedrijventerrein de Hogedijken zijn twee sportcentra en een theater/bioscoop gevestigd. In het Harddraverspark en het Tolhuispark zijn verschillende sportgelegenheden gerealiseerd. In het Harddraverspark gaat het om sportvelden met bijbehorende accommodaties en een sporthal, in het Tolhuispark gaat het om sportvelden met bijbehorende accommodaties en een zwembad.

Het onderwijs in de vorm van middelbare scholen en MBO is geclusterd op twee locaties in het zuidwesten en westen van Dokkum. De eerste locatie is ter hoogte van het kruispunt van de Woudweg en de Parklaan, de tweede locatie is aan de noordkant van de Birdaarderstraatweg. Bij beide schoollocaties staat ook een sporthal. De basisscholen zijn op wijkniveau over Dokkum verspreid en zijn midden in de woonwijken geplaatst.

Tot slot staan richting het oosten aan de Birdaarderstraatweg een aantal zorgvoorzieningen.

2.2.4 Bedrijvigheid

Buiten de binnenstad komt op verschillende plekken bedrijvigheid voor. In de meeste gevallen zijn de bedrijven geclusterd, over het algemeen is weinig sprake van solitaire bedrijfslocaties. De geclusterde en solitaire bedrijfslocaties buiten de bedrijventerreinen zijn minder zware bedrijven dan de bedrijven die zijn toegestaan op de bedrijventerreinen.

2.2.5 Horeca

Relatief gezien bevinden zich in de binnenstad veel horecavestigingen. Het gaat daarbij om overwegende lichtere vormen van horeca, zoals restaurants, eethuisjes, cafés en drie hotels.

2.2.6 Recreatie en toerisme

De binnenstad van Dokkum heeft een verblijfs- en een toeristisch-recreatieve functie. Hierbij is de aantrekkelijkheid van het centrum van belang. Te denken valt aan de aanwezigheid van galeries, musea, terrassen en overnachtingsmogelijkheden (onder andere in de vorm van bed&breakfast). De ondernemers van Dokkum streven naar een betere beleving van de binnenstad. Ook met betrekking tot de waterrecreatie is de binnenstad van belang. In de omgeving van Dokkum is sprake van recreatievaart. In het water rondom de binnenstad zijn ligplaatsen aanwezig voor boten. Het gebied langs de bolwerken is door de realisatie van voorzieningen aantrekkelijker gemaakt voor de waterrecreant. Ten oosten van het centrum ligt een camping. Net ten oosten van de stad ligt nog een camping, deze camping is voorzien van recreatiewoningen.


De binnenstad heeft dus te maken met verschillende soorten toeristen: dagrecreanten, verblijfstoeristen en watersporters. Voor toerisme en recreatie in en nabij de binnenstad, is het van belang te beschikken over voldoende accommodaties, parkeergelegenheid, ligplaatsen, en dergelijke.

2.2.7 Verkeer

De binnenstad is via vier bruggen (stadspoorten) voor auto's bereikbaar: de Aalsumerpoort, de Hanspoort, de Woudpoort en de Halvemaanspoort. Al deze poorten zijn vanuit twee richtingen te bereiken. De meeste wegen in het centrum zijn verder éénrichtingsverkeer, zodat een rondje gereden kan worden. Deze wegen zijn ingericht als 30 km/uur-gebied. Verder zijn in de binnenstad meerdere parkeervoorzieningen gerealiseerd. Parkeerplaatsen zijn er op de Markt, aan de Oostersingel, in het verlengde van de Diepswal, aan de Vleesmarkt, aan de Oranjewal, aan de Achterom en aan de Legeweg. Verder zijn alle wegen toegankelijk voor fietsverkeer, behalve in het kernwinkelgebied. Voetgangers kunnen hier terecht, buiten het kernwinkelgebied zijn de straten voorzien voor stoepen.

Bij alle toegangswegen naar de binnenstad is een parkeerterrein aangelegd. Aan de ene zijde is meer ruimte dan aan de andere. Al deze parkeerterreinen zijn gratis, tegenover de binnenstad waar alleen betaald parkeren voorkomt. Aan de noordzijde is bij het parkeerterrein aan de Hantumerweg een parkeergarage geplaatst. Bij drie van de vier parkeerterreinen geldt dat de looproute richting de binnenstad langs de autowegen loopt. Bij de Hanspoort is dit ook het geval, maar vanaf parkeerterrein de Helling is een extra mogelijkheid geboden. Met een loopbrug naar het bolwerk is voorzien in een prettige looproute richting het kernwinkelgebied.

Buiten de binnenstad zijn de woonwijken ingericht als 30 km/uur-wegen. De wegen die de verbinding vormen tussen de verschillende woonwijken en bedrijventerreinen zijn doorgaans ingericht als 50 km/uur-wegen. Parkeren is afwisselend op eigen terrein en in de openbare ruimte geregeld.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De gemeente wil met dit bestemmingsplan burgers, ondernemers en andere belanghebbenden uitnodigen om initiatieven te ontplooien die een positieve invloed hebben op de leefbaarheid van de (binnen)stad. Uiteraard dient dit te passen binnen het beleid. Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het Rijksbeleid, het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen.
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • 3. Kustfundament.
  • 4. Grote rivieren.
  • 5. Waddenzee en waddengebied.
  • 6. Defensie.
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen.
  • 8. Elektriciteitsvoorziening.
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • 10. Ecologische hoofdstructuur.
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
  • 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Voor het bestemmingsplan is het nationale belang 'Waddenzee en waddengebied' van belang. Dokkum ligt daarin binnen de begrenzing van die hoort bij het Waddengebied. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie hierna) stelt hieraan regels deze belangen. Deze zijn in de volgende paragraaf beschreven.

In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting. In het plangebied zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen die nog niet eerder (planologisch) waren geregeld. Wel zijn in het plangebied wijzigingsbevoegdheden opgenomen om enkele perceelsgerichte bestemmingen ('Agrarisch - Bedrijf', 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Horeca', 'Kantoor' en 'Maatschappelijk') onder voorwaarden te wijzigen naar een woonbestemming. De gemeente wil hiermee een (eventueel) toekomstige herontwikkeling van deze percelen faciliteren. Een woonfunctie is veelal de meest passende functie, mede om eventuele milieuknelpunten op te lossen. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid naar een woonfunctie geldt de voorwaarde dat voldaan moet worden aan het gemeentelijk Woonplan (door Provinciale Staten geaccordeerd). Hierin is de behoefte naar woningen gemotiveerd. Herstructureringslocaties zijn in de zin van de ladder niet te beschouwen als stedelijke ontwikkelingen. Een nadere toetsing aan de ladder kan uitblijven, er is sprake van een verantwoordelijk duurzame verstedelijking in het plangebied.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden.

Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Voor dit bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van de Waddenzee en waddengebied van belang. Ten aanzien van de Waddenzee en het waddengebied geldt dat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn die hier negatieve gevolgen voor kunnen hebben.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

In het Streekplan (vastgesteld op 13 december 2006) staan de relaties tussen steden en platteland centraal. Er is sprake van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Met concentratie wordt de benodigde massa, schaal en draagvlak verkregen voor het optimaal benutten van stedelijke potenties.

Dokkum ligt centraal in haar bundelingsgebied en is aangewezen als een regiostad. Het accent ligt daarbij op het verder benutten van interne stedelijke dynamiek. Op het gebied van wonen en werken gaat het om een hoogwaardige invulling van het stedelijk bundelingsgebied Dokkum met wervende woonmilieus en een breed scala aan bedrijven, kleine tot middelgrote kantoren, diverse voorzieningen met een (boven)regionale uitstraling en verschillende toeristische activiteiten. Hiervoor zijn in het streekplan globaal locaties aangegeven. Daarbij gaat het om gebieden waarvoor meer concrete plannen zijn en gebieden waar indicatieve plannen (lange termijn) zijn. Waar mogelijk wordt in dit plan rekening gehouden met de concrete plannen.

De provincie streeft ook naar het behoud van waardevolle gebouwen, de afbraak van beeldverstorende bebouwing en het afronden en opknappen van onsamenhangende bebouwing; dit door nieuwe vormen van wonen, werken, recreëren en verzorging in dergelijke bebouwing te stimuleren. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor het beschermd stadsgezicht en de karakteristieke panden in het plangebied.

Voor het plangebied worden in het streekplan verder geen specifieke beleidsuitgangspunten genoemd. Wel wordt gesteld dat de functies in het plangebied van belang zijn voor het functioneren van de stad en haar omgeving en daarmee passen in het provinciale beleid.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

In de 'Verordening Romte Fryslân' (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Het gehele plangebied is volgens de verordening gelegen in bestaand bebouwd gebied. De volgende aspecten uit de verordening zijn voor dit bestemmingsplan relevant:

Bestaand stedelijk gebied

De bebouwde kom van Dokkum is aangewezen als bestaand bebouwd gebied en de stad is aangewezen als stedelijk centrum. Dit betekent dat binnen de grenzen van het bestaand stedelijk gebied van de gemeente plafondloos gebouw mag worden. Binnenstedelijke plannen zijn daarbij niet gebonden aan een maximum capaciteit, waarmee het binnenstedelijk bouwen gestimuleerd wordt. Daarbij wordt voorrang gegeven aan transformatie en herstructurering, het stedelijk groen moet zo veel mogelijk behouden blijven.

Landelijk gebied

De verordening geeft aan dat in het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden voor nieuwe stedelijke functies in het bestemmingsplan opgenomen mogen worden. Hiervan zijn uitzonderingen mogelijk, namelijk ontwikkelingen:

  • voor het hergebruik van vrijkomende (niet-)agrarische bebouwing;
  • ter verbetering van bebouwingslinten en bebouwingsclusters in het landelijk gebied;
  • voor de realisatie van nieuwe landgoederen;
  • in het kader van de saldoregeling woningen;
  • voor de ruimte-voor-ruimte voor verplaatsing van agrarische bedrijven;
  • voor de realisatie van schuilgelegenheden voor het hobbymatig houden van dieren.

In de verordening zijn de voorwaarden beschreven die bij deze afwijkingsmogelijkheden horen. Dit bestemmingsplan kan dus in het landelijk gebied ontwikkelingen mogelijk maken, mits deze niet strijdig zijn met de regels zoals deze in de verordening opgenomen zijn.

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit

Belangrijk bij plannen voor een uitbreidingslocatie of ontwikkelingen in het landelijk gebied is dat een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen wordt. Daarbij is het van belang dat het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van de nieuwe functies. De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten moeten daarbij herkenbaar blijven.

Archeologie

In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven hoe het plan rekening houdt met de manier van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra ('Famke'). Paragraaf 4.7 gaat hier nader op in.

Overschrijding grootschalige infrastructuur

De Lauwersseewei (N361) en Centrale As (N356) zijn stroomwegen. De Dokkumer Ee en Stroobosser Trekvaart hebben als vaarweg een CEMT-klasse. Voor beide geldt dat uitbreidingslocaties deze niet mogen overschrijden. Een afwijking is hiervan is onder voorwaarden mogelijk.

Reclame-uitingen

Binnen een zone van 400 meter rond de in het plangebied aanwezige autowegen (Lauwersseewei en Centrale As) zijn reclamemasten met een hoogte van meer dan 6 meter uitgesloten. Dit geldt alleen wanneer sprake is van landelijk gebied.

Wonen

Wonen

Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten wanneer dit in overeenstemming is met een woonplan. Dit woonplan moet schriftelijke instemming hebben van Gedeputeerde Staten. Met deze voorwaarde moet rekening worden gehouden in dit bestemmingsplan.

Landelijk wooncluster

Een landelijk wooncluster is in principe niet toegestaan in of aansluitend op bestaand stedelijk gebied, maar kan worden toegestaan als het door Gedeputeerde Staten is geselecteerd als pilot landelijk wooncluster. Voor het plangebied zijn hiervoor geen concrete projecten bekend.

Werken

Programmering bedrijventerreinen en kantorenterreinen

Het bestemmingsplan mag voorzien in nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van bestaand bedrijfsterrein, mits dit in overeenstemming is met een bedrijventerreinplan waarmee Gedeputeerde Staten ingestemd heeft. Wel moet hiervoor een directe concrete behoefte zijn en moeten de bedrijven qua aard en schaal passen bij het type kern. Voor het 'stedelijk centrum' geeft de verordening hierin echter geen beperkingen. Wat dat betreft bestaat voor Dokkum een grote vrijheid in te realiseren bedrijven- en/of kantorenterreinen.

Niet-agrarische bedrijven in het landelijk gebied

Bestaande niet-agrarische bedrijven in het landelijk gebied mogen onder voorwaarden tot maximaal 50% van het bestaande bebouwde oppervlakte en maximaal 50% van het bestaande bestemmingsvlak uitbreiden. Belangrijk daarbij is dat aangetoond wordt dat dit milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is en goed ingepast wordt in de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Een horeca-inrichting is daarbij via een afwijking mogelijk.

Detailhandel

Voor detailhandel geeft de verordening aan dat nieuwe detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied slechts wordt toegestaan wanneer sprake is van perifere detailhandel. Alle mogelijkheden voor detailhandel in het plangebied liggen in het kernwinkelgebied of in een buurtwinkelcentrum. In beide centra kan de detailhandel blijven bestaan, maar de buurtwinkelcentra mag niet concurrerend gaan werken met het kernwinkelgebied.

Recreatie en toerisme

Recreatiewoningen en kampeerterrein

Het bestemmingsplan kan onder voorwaarden voorzien in een uitbreiding van het aantal recreatiewoningen op een bestaand complex en van uitbreiding van een bestaande kampeerterrein. Nieuwe terreinen mogen bij Dokkum niet mogelijk worden gemaakt, omdat de stad niet aangegeven is als recreatiekern.

Jachthavens

Voor de aanwezige jachthaven(s) in Dokkum geldt dat deze mogen blijven bestaan. Van uitbreidingsmogelijkheden is geen sprake, omdat Dokkum niet aangewezen is als recreatiekern. De provincie staat alleen uitbreiding bij aangewezen recreatiekernen toe.

Dagrecreatieve inrichtingen

Voor dagrecreatieve inrichtingen zijn uitbreidingsmogelijkheden geboden. Daarbij is echter een beperking aan het maximum aantal bezoekers per jaar een voorwaarden. Alleen voor stedelijke centra (waaronder Dokkum) is een groter aantal bezoekers (bij afwijking) mogelijk.

Kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie

Aanwezige kleinschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen kunnen blijven bestaan. Een geringe uitbreiding van bijvoorbeeld een kampeerterrein of recreatiewoningen is mogelijk aansluitend aan het erf van een agrarische bedrijf, woning of bedrijf. Daarbij is in de verordening het aantal voorzieningen gemaximaliseerd.

Bijzondere bepalingen recreatieve voorzieningen

Wanneer een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening of de vestiging van een nieuwe recreatieve voorziening is toegestaan, moet onderbouwd worden dat het milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving en inpasbaar is in de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Voor de landschappelijke inpassing wordt een ruimtelijk inrichtingsplan opgesteld volgens de 'Nije Pleats' methodiek.

Permanente bewoning van recreatiewoningen

De recreatiewoningen buiten het bestaand stedelijk gebied mogen niet omgezet worden naar reguliere woningen (voor permanente bewoning). Hiervan kan echter onder voorwaarden worden afgeweken voor recreatiewoningen die aansluiten op het bestaand stedelijk gebied.

Landbouw

Agrarische bedrijven

De bestaande agrarische bedrijven kunnen blijven bestaan. Nieuwe agrarische bedrijfspercelen zijn wel mogelijk, maar dit is gebonden aan meerdere voorwaarden. Zo moet het bijvoorbeeld gaan om een grondgebonden bedrijf en moet de behoefte voor het nieuwe bedrijfsperceel worden aangetoond. Ook de maximale afmetingen van het bedrijfsperceel zijn vastgelegd in de verordening. Daarbij gaat het vooral om de maximale oppervlakte van het bedrijfsperceel en de maximale goothoogte voor stallen (5 meter). Andere toetsingskaders zijn de milieuhygiënische en verkeerskundige inpassing en de inpasbaarheid in de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. De methodiek van de 'Nije Pleats' wordt bij de landschappelijke inpassing toegepast.

Nevenactiviteiten, aan de landbouw gerelateerde bedrijfsactiviteiten en gebruiksgerichte paardenhouderijen

Bij agrarische bedrijven in het landelijk gebied zijn mogelijkheden voor nevenactiviteiten, aan de landbouw gerelateerde bedrijfsactiviteiten en gebruiksgerichte paardenhouderijen. Deze zijn onder voorwaarden bij recht mogelijk. Voor niet in hoofdzaak bedrijfseigen bedrijven en agrarische hulpbedrijven is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Alleen wanneer voldaan wordt aan de daarbij opgenomen voorwaarden, kan hiervoor afwijking worden verleend.

Natuur

Natuur buiten de EHS

De ecologische hoofdstructuur heet tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland (NNN). Binnen het plangebied is geen sprake van NNN-gebieden. Wel zijn twee gebieden aangewezen als natuurgebieden (buiten de EHS). Het bestemmingsplan moet hiervoor een passende bestemming hebben. De bestemming moet gericht zijn op het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. Ruimtelijke ingrepen vinden bij voorkeur niet plaats in dergelijke gebieden. Als wel sprake is van ontwikkelingen, dan gelden hiervoor voorwaarden.

Weidevogelkansgebieden

Grote delen van het plangebied aan de west- en oostzijde buiten de bebouwde kom zijn aangewezen als weidevogelkansgebied. Dit zijn gebieden die bestaan uit ruime en open gebieden (zichtafstand > 400 (m) met voldoende rust en waarin gevarieerde graslanden liggen. Deze gebieden zijn geschikt voor weidevogels. Nieuwe planologische ontwikkelingen die beperkingen opleveren voor de openheid en rust zijn hierin in feite niet toegestaan. Agrarische ontwikkelingen zijn wel toegestaan, omdat deze een positieve uitwerking kunnen hebben op de weidevogels.

Duurzame energie

Windturbines, opschalen bestaande windturbines en kleine windturbines

De provincie wil op het vaste land geen nieuwe windturbines mogelijk maken. Ook het opschalen van oudere kleinere windturbines is niet wenselijk. Tot slot zijn kleine windturbines niet gewenst. Hiervan is echter afwijking mogelijk wanneer het gaat om een innovatieve pilot voor kleine windturbines. Daarbij geeft de provincie maximale maten aan, namelijk;

  • voor windturbines met horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiek turbines, en een rotordiameter van maximaal twee meter;
  • kleine windturbines met een verticale as en een rotordiameter van maximaal twee meter.

Opstellingen voor zonne-energie

Voor zonne-energie in het landelijk gebied is bij de provincie meer ruimte dan voor grootschalige windenergie. Daarbij worden vooral eisen gesteld aan de locatie van het zonnepark, waarbij ingezet wordt op een locatie grenzend aan bestaand stedelijk gebied. Afwijking hiervoor is mogelijk, een uitgebreid onderzoek hiervoor is nodig. Een nieuw zonnepark moet altijd inpasbaar zijn binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van een gebied. Een ruimtelijk inrichtingsplan moet daarbij opgesteld worden, waarvan de uitvoering zo nodig als voorwaardelijke bepaling in het bestemmingsplan is opgenomen.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt op de hiervoor genoemde aspecten waar nodig en mogelijk aangepast. Dit heeft invloed op de regeling en de inhoud van de toelichting.

3.2.3 Vaarwegenverordening Fryslân 2014

De Dokkumer Ie valt onder de regeling van de Vaarwegenverordening Fryslân 2014. Op en langs het vaarwater dient rekening te worden gehouden met deze verordening. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het aanhouden van bebouwingsvrije afstanden tot het vaarwater en de mogelijkheid tot aanleggen. De vaarwegenverordening geldt naast de regeling in het bestemmingsplan.

3.2.4 Ontgrondingenverordening Friesland

Voor bepaalde ingrepen in de grond is een ontgrondingenvergunning op basis van de Ontgrondingenverordening Friesland nodig. Bij het uitvoeren van werkzaamheden en bepaalde ontwikkelingen, zoals het graven van een haven, dient hiermee rekening te worden gehouden. De ontgrondingenverordening geldt naast de regeling in het bestemmingsplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Bundelingsgebied Regiostad Dokkum

De gemeenten Dongeradeel en Dantumadeel en de provinsje Fryslân hebben samen de ambitie om meer en nieuwe werkgelegenheid te creëren en om Noordoost Fryslân te veranderen in een groeiregio. Ingezet wordt op het versterken en uitbouwen van de centraal ‘trekkende’ positie van Regiostad Dokkum.

De structuurvisie is een uitvoeringsgericht plan voor de streekplanperiode (tot 2017), met een concrete doorkijk op de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor de periode tot 2038. De visie geeft duidelijk aan hoe de verschillende ambities op het gebied van economische ontwikkeling, verbetering van de infrastructuur en het realiseren van wervende woonmilieus waar gemaakt kunnen worden. Hierbij is vooral de ruimtelijke weerslag van deze ambities op het bundelingsgebied van belang. Maar ook wordt gekeken hoe de ambities kunnen bijdragen aan het versterken van de aanwezige karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Voor het bundelingsgebied is een visie opgesteld, waarbij de visiekaart in de volgende afbeelding weergegeven is. Uit de visiekaart blijkt dat voor het plangebied verschillende ambities geformuleerd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0005.jpg"

Visiekaart Structuurvisie Bundelingsgebied

De visie is uitgewerkt in ambities voor verschillende thema's, namelijk: cultuurhistorie, landschap en natuur, wonen, voorzieningen, recreatie en toerisme, werkgelegenheid, infrastructuur en de Westelijke Rondweg. Vanuit de ambities zijn strategische projecten geformuleerd. Deze strategische projecten spelen op de kortere of de langere termijn. Een voorbeeld van een project op de kortere termijn is de (reeds afgeronde) Centrale As. Een project voor de langere termijn is bijvoorbeeld de Westelijke Rondweg. Het uitvoeringsprogramma is in beeld gebracht in de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0006.jpg"

Uitvoeringsprogramma strategische projecten bundelingsgebied

Al afgeronde projecten zijn inmiddels 'bestaande situatie' en als zodanig meegenomen in dit bestemmingsplan. Concrete projecten waarvoor nog geen eigen planologische procedure loopt worden waar mogelijk in dit bestemmingsplan geregeld. Met nog niet concrete projecten uit het uitvoeringsprogramma wordt in dit bestemmingsplan geen rekening gehouden. Wanneer deze gaan spelen wordt hiervoor - zo nodig - een eigen planologisch traject gevoerd.

3.3.2 Toekomstvisie Binnenstad Dokkum

Voor de binnenstad van Dokkum is in 2016 een toekomstvisie opgesteld. Daarbij is door de gemeente nauw samengewerkt met verschillende betrokken partijen. Deze visie geeft de ambitie en koers voor de binnenstad aan. Dit naar aanleiding van verschillende ontwikkelingen die in de binnenstad spelen.

In de visie onderschrijven alle partijen de gezamenlijke ambitie. Deze ambitie richt zich op een levendige - historische - kwalitatief hoogwaardige binnenstad, waar het goed wonen en werken is, die een ontmoetingsplek is voor de eigen inwoners die de regio weet te binden voor centrumfuncties en die attractief is als bestemming voor toeristen. Om dit te bereiken worden de talenten en kansen beter benut en de aanwezige kwaliteiten versterkt, beter zichtbaar en beleefbaar gemaakt. Dit wordt onder meer bereikt door aanpassingen in het voorzieningenniveau en het benutten van beschikbare en vrijkomende locaties.

Naar aanleiding van de beschreven ambitie is een koers bepaald voor de binnenstad. De koers is verder uitgewerkt in de toekomstvisie. Daarin staan potentiële projectlocaties met de daarin mogelijke aanpak van deze locaties. Enkele voorbeelden van locaties zijn de aanloopstraten, de Diepswal en de Markt (zie ook http://www.binnenstaddokkum.nl).

3.3.3 Welstandsnota

In 2014 is de Welstandsnota voor de gemeente Dongeradeel vastgelegd. De nota geeft het beleid om te zorgen voor een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Dit betekent dat voor verbouw- of nieuwbouwplannen een toets aan de welstandsnota nodig is. De gemeente is in de nota opgedeeld in verschillende gebieden. Daarbij is per gebied ruimtelijke beleid geformuleerd en zijn welstandscriteria opgenomen.

Dokkum kent verschillende gebieden, die onder meer gebaseerd zijn op de functie en de bouwperiode van het gebied. De indeling is zo logisch mogelijk. Per gebied worden aanwijzingen gegeven over de plaatsing, hoofdvorm, aanzichten en opmaak van bebouwing en bebouwingsclusters.

Daarnaast geeft de welstandsnota objectgerichte criteria. De gemeente Dongeradeel onderscheidt daarbij onder meer boerderijen, kleine windturbines, erfafscheidingen en reclame-uitingen. De criteria bij deze objectgerichte criteria zijn gebaseerd op algemeen beleid per object en gelden voor het hele gemeentelijk grondgebied.

Met de gebieds- en objectgerichte criteria is in dit bestemmingsplan waar nodig en mogelijk rekening gehouden. Bij strijdigheid gaat de regeling van het bestemmingsplan echter altijd voor.

3.3.4 Detailhandelsbeleid

Het ruimtelijk detailhandelsbeleid voor Dokkum is in de loop der jaren vormgegeven en bestaat uit meerdere beleidsdocumenten. Hieronder een samenvatting van de belangrijkste onderdelen. In het beleid wordt een ruimtelijke splitsing gemaakt tussen grofweg vier hoofdgebieden:

  • a. het kernwinkelgebied binnen de bolwerken;
  • b. singuliere detailhandel langs de Altenastreek en Rondweg;
  • c. supermarkten buiten de bolwerken;
  • d. de PDV- locatie Zuiderschans.

Ad a. Kernwinkelgebied

In paragraaf 5.2.8 wordt uitgebreid ingegaan op de functies in het kernwinkelgebied, waaronder detailhandel. Kortheidshalve wordt naar deze paragraaf verwezen.

Ad b. Singuliere detailhandel langs de Altenastreek en Rondweg

Deze categorie detailhandel bestaat uit winkels die grootschalig wisselende collecties niet-volumineuze goederen aanbieden en zijn gevestigd aan de Altenastreek/Houtkolk en Rondweg. Het huidige detailhandelsbeleid laat geen uitbreiding van dit soort winkels buiten de binnenstad meer toe.

Ad c. Supermarkten

Het aanbod van supermarkten in Dokkum is vanaf circa 2004 sterk uitgebreid. In de loop der jaren zijn buiten de binnenstad diverse supermarkten toegevoegd en zijn een aantal supermarkten uit de binnenstad verhuisd naar Hogedijken I. Dit had te maken met een aantal factoren; de toenemende belangstelling van deze sector voor Dokkum, behoefte aan schaalvergroting en een gewijzigd gedragspatroon van het winkelend publiek. Supermarkten moesten vooral gemakkelijk bereikbaar zijn met de auto om zoveel mogelijk boodschappen voor de week te kunnen inslaan en kregen daardoor meer behoefte aan parkeerruimte voor de deur. Het benodigde winkelvloeroppervlak per supermarkt in deze sector is gegroeid naar circa 1.000 m² - 1.250 m² verkoopvloeroppervlakte.

Het huidige beleid biedt als voorheen de mogelijkheid van vestiging van een supermarkt binnen of buiten de binnenstad.

Ad d. PDV-locatie Zuiderschans

De perifere detailhandelslocatie (pdv) Zuiderschans is ontwikkeld als uitbreidingslocatie voor winkels die handelen in volumineuze goederen. De locatie is in twee fasen ontwikkeld. De ontwikkeling van een derde fase lag in de planning, maar wordt door de veranderde economische omstandigheden niet meer uitgevoerd volgens het concept dat in fase 1 en 2 is gehanteerd (meerdere winkels onder één dak en een centraal parkeerplein). Er blijft nog wel ruimte voor solitaire volumineuze detailhandel zoals een tuincentrum of een caravanhandel. Een deel van de derde fase zal nu naar behoefte worden ingevuld met groothandel of kantoren.

3.3.5 Kleine kantorenbeleid

Het 'kleine kantorenbeleid' is vertaald in de beleidsnotitie Kleine kantoren. Deze notitie voorziet in beleid voor de vestiging van kleine kantoren in leegstaande bedrijfspanden. Deze panden staan namelijk in toenemende mate in de belangstelling van kantoorbedrijven. Daarmee wordt in een vraag voorzien naar flexibele, kleinschalige en betaalbare kantoorruimte, afkomstig van kleine, vaak startende, bedrijfjes die goedkope zelfstandige kantoorruimte nodig hebben. Kantoren nemen vaak op onrechtmatige wijze hun intrek in dergelijke gebouwen. In het belang van een goede ruimtelijke ordening en in het belang van behoud van werkgelegenheid is het verdedigbaar om de beweging in de markt te accommoderen, mits dat goed wordt gereguleerd om de belangen goed op elkaar afgestemd te houden. het kleine kantorenbeleid voorziet daarin.

3.3.6 Beleidsregels reclame-uitingen

De gemeenteraad heeft op 8 april 2010 de 'Welstandscriteria voor reclame-uitingen Bedrijventerreinen en bedrijven gemeente Dongeradeel' vastgesteld.

In deze criteria wordt aangegeven aan welke voorwaarden een reclame-uiting moet voldoen om te passen binnen redelijke eisen van welstand. Het gaat dan om criteria voor het plaatsen van reclameborden, vlaggenmasten, reclamezuilen e.d. bij/ op bedrijfspanden. De welstandscriteria gelden voor reclame-uitingen op bedrijventerreinen, woon-werk locaties en bedrijven die niet op een bedrijventerrein zijn gevestigd, met uitzondering van:

  • het Economisch Gebied Zuiderpoort (EGZ) te Dokkum. Voor het EGZ heeft de raad op 30 oktober 2008 al beleidsregels vastgesteld;
  • bedrijven in het beschermde stadsgezicht van Dokkum, in de beschermde dorpsgezichten en het buitengebied. Voor deze gebieden worden nog welstandscriteria opgesteld.

Voor bijna alle reclame-uitingen op, aan of bij een onroerende zaak is een vergunning nodig van de gemeente. De gemeente toetst een vergunningaanvraag voor een reclame-uiting onder andere aan ‘redelijke eisen van welstand’. Dit betekent dat het uiterlijk en de plaats van de reclame-uiting moeten passen bij het gebouw, de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. De welstandscriteria voor reclame-uitingen zijn in te zien op het gemeentehuis. De criteria voor de reclame-uitingen zijn overgenomen in de welstandsnota (objectgerichte criteria, zie ook 3.3.3).

3.3.7 Beleidsregel voor antennemasten bij particulieren

In 2010 is deze beleidsregel door de raad vastgesteld. In deze beleidsregel geeft de gemeente richtlijnen om te bepalen wanneer een antennemast bezwarend is voor een ander. Met behulp van deze beleidsregel kan de plaatser van een antennemast een inschatting maken van de haalbaarheid van de aanvraag en de plannen hier eventueel op aanpassen. Daarnaast kan met behulp van de beleidsregel een goede en eenduidige afweging worden gemaakt bij het beoordelen van aanvragen voor het bouwen van een antennemast.

De beleidsregel geeft handleidingen voor het type mast dat is toegestaan. Daarnaast wordt ook aangegeven wanneer sprake is van een vergunningplicht voor de mast. De Wabo en het Besluit omgevingsrecht geven hiervoor de richtlijnen. Ook de beleidsregel voor antennemasten is overgenomen in de welstandsnota (objectgerichte criteria, zie ook 3.3.3).

3.3.8 Erfafscheidingsregeling

Op 7 februari 2012 hebben burgemeester en wethouders de 'Beleidsregel voor het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan voor erfafscheidingen bij woningen' vastgesteld. Deze beleidsregel is op 26 april 2016 gewijzigd. Door deze wijziging zijn de mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan iets verruimd.

Deze beleidsregel voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan in gevallen waar het wenselijk is om op bepaalde plekken een erfafscheiding hoger dan 1 meter en tot maximaal 2 meter te realiseren.

3.3.9 Handhavingsbeleidsplan Dongeradeel 2012-2016

Dit plan omvat de gemeentelijke handhavingstaken op het gebied van de fysieke leefomgeving. Het plan beschrijft hoe de gemeente de komende jaren het toezicht en de handhaving van die gemeentelijke taken wil uitvoeren. Het beleidsplan beschrijft de doelen van handhaving, geeft een nalevingsstrategie en beschrijft de handhavingstaken op verschillende vlakken. De inhoud van het handhavingsbeleidsplan heeft geen directe doorwerking in dit bestemmingsplan.

3.3.10 Duurzaamheidsnotitie Dongeradeel 2012-2015

De raad heeft ook gevraagd op 7 juli 2011 om een duurzaamheidsnotitie op te stellen waarbij de mogelijkheden van het ‘cradle tot cradle’ principe en de gemeente als ‘fair trade’ gemeente worden meegenomen. De Duurzaamheidsnotitie 'Dongeradeel hat enerzjy' uit 2012 geeft hieraan gestalte. De ambitie die de gemeente hiermee uitspreekt is om als organisatie en gehele gemeente CO2-neutraal te worden.

Hieraan zijn projecten gekoppeld. De gemeente stelt voor deze projecten subsidie(s) beschikbaar. Daaraan is een planning gekoppeld, in de periode 2012-2015. Deze periode is inmiddels afgelopen. De notitie is niet actueel, niet geactualiseerd en heeft dan ook geen directe doorwerking in dit bestemmingsplan.

3.3.11 Integraal Veiligheidsbeleid Noordoost Fryslân 2013-2017

Het veiligheidsbeleid is opgesteld door de regio Noordoost Fryslân (NOF). Het beleid is gericht op het handhaven van de positie van de driehoek NOF als een van de veiligste regio's in Nederland. In het beleid zijn de prioriteiten en ambities van de gemeenten vastgelegd. De looptijd van het beleid is van 2013 tot en met 2017.

Het doel van het integraal veiligheidsbeleid is enerzijds een afname van criminaliteit en anderzijds de verbetering van de veiligheidsbeleving en van de leefbaarheid. De thema's van het beleid zijn een veilige woon- en leefomgeving, bedrijvigheid en veiligheid, jeugd en veiligheid, fysieke veiligheid en integriteit en veiligheid. De in het beleid opgenomen ambities van deze thema's hebben echter geen gevolgen voor de inhoud van dit bestemmingsplan. Ze zijn van belang bij de uitwerking van plannen.

3.3.12 Nota Bodembeheer

Alle gemeenten in noord Friesland hebben gezamenlijk de Nota Bodembeheer (2011) opgesteld. Het doel van de nota is het verkrijgen van een optimale afstemming tussen de bodemfunctie en de plaatselijke bodemkwaliteit door het meest gunstig toepassen van grond en baggerspecie.

In de nota is onder meer beschreven welk grondgebruik in het plangebied aanwezig is. Daarbij is op de toepassingskaart aangegeven waaraan deze gronden of baggerspecie (die liggen tussen 0,0 en 0,5 meter onder het maaiveld) moet voldoen wanneer deze op een bepaalde locatie binnen de deelnemende gemeente wordt toegepast. In de volgende kaart is dit aangegeven voor het plangebied en omgeving. Een groot deel van de bebouwde kom is aangegeven met toepassingseis 'wonen' (blauw). De rest van het plangebied heeft de eis 'landbouw/natuur' (groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0008.jpg"

Fragment Generieke toepassingskaart bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv)

De toepassing van grond en baggerspecie is vooral van belang bij projecten waarbij grondverzet moet plaatsvinden. De Nota Bodembeheer is in die gevallen een eerste toetsingskader en kan mede bepalen welk type bodemonderzoek noodzakelijk is. Voor dit bestemmingsplan heeft deze nota geen uitgangspunten.

3.3.13 Horecabeleid

Verspreid over de binnenstad is horeca aanwezig. Het gebied rond De Zijl (De ontmoetingsplek van de binnenstad) en de Diepswal biedt ruimte aan nieuwe horeca met terrassen. Hier is in eerste instantie ruimte voor nieuwvestiging. Dit gebied is aangewezen als horecaconcentratiegebied.

Horeca en detailhandel zijn twee elkaar versterkende functies. Daar waar gewinkeld wordt, daar wordt ook gebruik maakt van horeca. Voor de regionale consument en de toerist is het daarom belangrijk dat een stad beide functies in voldoende mate aanbiedt. Dan gaat het om ruimte voor nieuwe vormen van horeca in combinatie met detailhandel (blurring). Gedacht kan worden aan horeca binnen winkels of verkoop van retailproducten in horecabedrijven.

Uitgangspunt is een horeca-indeling die is gebaseerd op een indeling van lichte naar zware horecabedrijven (1 tot en met 4) en logiesverstrekkende horeca.

horecabedrijf categorie 1 (winkelondersteunende horeca):

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;


horecabedrijf categorie 2 (restaurants):
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals restaurants;


horecabedrijf categorie 3 (publieksaantrekkende eethoreca):

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren en/of dranken en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken, en shoarmazaken;


horecabedrijf categorie 4 (drink- en vermaakhoreca):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;


horecabedrijf categorie 5 (logieshoreca):

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en dranken en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals pensions, hotels en hotel-restaurants.

Horecaterrassen

In het voorliggende bestemmingsplan worden horecaterrassen in de openbare ruimte planologisch mogelijk gemaakt (bestemming Verkeer - Verblijfsgebied). Dit ter uitvoering van het terrassenbeleid, zoals dat is opgenomen in Algemene Plaatselijke Verordening Dongeradeel (APV). Om een horecaterras namelijk mogelijk te maken op (openbare) gronden, dient de gekozen bestemming hier zich namelijk niet tegen te verzetten. Naast het gegeven dat een horecaterras in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, dient ook te worden voldaan aan de voorwaarden die aan terrassen zijn gesteld in de APV. Daar waar bestaande terrassen op plekken zijn gevestigd in afwijking van het beleid, zijn deze aangeduid.

3.3.14 Notitie algemene beleidslijn bed and breakfast

De gemeente Dongeradeel is een recreatieve en toeristische gemeente. Eén van de speerpunten in de Kadernotitie Recreatie en Toerisme van de gemeente Dongeradeel is het stimuleren van kleinschalige, kwalitatief hoogwaardige verblijfsaccommodatie.


In de praktijk blijkt dat de vraag naar het exploiteren van een bed en breakfast faciliteit toeneemt. Dit is ook de aanleiding om het beleid hiervan te herzien. De toename aan bed en breakfast heeft ook te maken met mogelijkheden van het vergunningvrije bouwen. Aangezien het steeds eenvoudiger wordt om vergunningsvrij te bouwen bij een woning, ontstaat er steeds meer oppervlakte aan gebouwen op woonpercelen. Deze (bij)gebouwen worden dan vaak ook als bed and breakfast in gebruik genomen.

De regels voor bed en breakfast lopen in de verschillende bestemmingsplannen van de gemeente Dongeradeel uiteen. Het doel is een meer uniform beleid voor de hele gemeente, uitgezonderd het buitengebied dat haar eigen beleid kent in het bestemmingsplan Bûtengebiet. Om die reden is een notitie opgesteld met beleidsregels voor bed and breakfast. De notitie is nog in de conceptfase, maar de beleidsregels zijn alvast in de voorliggende actualisering van dit bestemmingsplan verwerkt.

De drager voor de nieuwe beleidsregel in het bestemmingsplan is het stimuleren en faciliteren van kleinschalige initiatieven in de vorm van bed en breakfast, niet alleen in het buitengebied, maar ook in de stad. Hierbij is primair van belang dat er sprake is van kleinschaligheid en de ondergeschiktheid aan de woonfunctie gewaarborgd blijft. Door het opnemen van een definitie van bed en breakfast in het bestemmingsplan en de beleidsregels in dit bestemmingsplan wordt dit gewaarborgd.

Wel is de nieuwe regeling ten opzichte van de geldende regeling enigszins verruimd in die zin dat de functie niet alleen mogelijk is in de woning zelf (hoofdgebouw), maar ook wordt toegestaan in aan- en uitbouwen en in (vrijstaande) bijgebouwen.

3.3.15 Museumhaven Dokkum

Het door het college vastgestelde beleid Museumhaven Dokkum voorziet in het gebruik van de als 'binnenhaven' aangeduide Grootdiep (tussen de Zijl en de Kettingbrug) voor het in de wintermaanden 'stallen' van historische schepen. Het gaat hierbij om historische schepen (skûtsjes, driemasters e.d.) die zomers in de vaart zijn, maar die in de wintermaanden hun ligplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - museumhaven' hebben en als woonschip worden gebruikt. De aanwezigheid van deze schepen vormen een aanvulling op het historische karakter van de stad.

3.3.16 Woonschepenbeleid Hellingpad

Op 20 mei 2014 is door het college besloten om bij de woonschepen aan het Hellingpad op de aangrenzende oever in beperkte mate erfbebouwing toe te staan. Dit beleid voorziet in het beperkte gebruik van de oever als tuin of erf met de mogelijkheid voor het bouwen van een kleinschalige berging.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante milieu- en omgevingsaspecten. De initiatieven die in het plangebied mogelijk zijn, dienen naast het beleid ook te passen binnen de voorwaarden die gelden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten. In het plangebied dient er een goede balans te zijn tussen het ondernemersklimaat enerzijds en het woon- en leefklimaat anderzijds. Initiatieven dienen een positieve bijdrage te leveren aan de leefbaarheid van binnenstad.

4.1 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 tot en met 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

Dit bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Eventuele omgevingsvergunningen voor milieu van de bedrijven en voorzieningen zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het plangebied, waarmee ze in het plangebied op de huidige locaties kunnen blijven functioneren.

In het plangebied zijn (reguliere) bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Op sommige plaatsen komen bedrijven uit een hogere categorie voor. Deze bedrijven zijn volgens de huidige karakteristieken in het bestemmingsplan geregeld. Na (eventueel) vertrek van deze bedrijven zijn daar geen andere bedrijven uit een te hoge categorie toegestaan, maar alleen bedrijven uit milieucategorie 1 of 2. Zie hiervoor ook paragraaf 5.2.5.

Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het plangebied.

4.2 Geluid

4.2.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het plangebied zijn geen geluidzones van spoorwegen aanwezig.

In de Wgh is bepaald dat met uitzondering van 30 km/uur-wegen elke weg een geluidzone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Grote delen van de stad, waaronder de gehele binnenstad en de woonwijken, zijn ingericht als 30 km/uur-weg. Deze wegen hebben geen geluidzone. Daarnaast zijn enkele straten als eenrichtingsverkeer of autoluw ingericht. Vanuit weg verkeerslawaai worden geen belemmeringen verwacht, omdat het bestemmingsplan grotendeels de bestaande (planologische) mogelijkheden actualiseert.

4.2.2 Industrielawaai

Binnen het plangebied bevinden zich twee bedrijventerreinen. Betterwird en Hogedijken zijn traditionele, gemengde bedrijventerreinen.

Bedrijventerrein Betterwird is een zogenaamd 'gezoneerd' bedrijventerrein in het kader van de Wet geluidhinder. Voor dit bedrijventerrein is een geluidszone vastgesteld. Deze geluidzone is het meest recent (gewijzigd) vastgelegd in het bestemmingsplan Bûten de

Bolwurken (2010).

In het bestemmingsplan Dokkum - Betterwird 3, fase 1a (2012) is de uitbreiding van het bestemmingsplan planologisch vastgelegd. Deze uitbreiding is destijds echter niet toegevoegd aan het gezoneerde bedrijventerrein en ligt daardoor planologisch in de geluidzone.

Het is gewenst geacht dit in het voorliggende bestemmingsplan te herstellen in die zin dat de uitbreiding aan het gezoneerde bedrijventerrein wordt toegevoegd en de geluidzone ter plaatse vervalt.

Om inzicht te krijgen in de aanpassing is door de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) onderzoek gedaan naar de eventuele consequenties hiervan. Uit dit onderzoek blijkt dat de hiervoor benodigde geluidsruimte geen overschrijdingen veroorzaakt van de buitenste grens van de huidige geluidszone. De aanpassing heeft daarmee geen negatieve consequenties voor de milieusituatie. Het akoestisch onderzoek van de FUMO is opgenomen in bijlage 4.

In onderstaande afbeelding is de aanpassing weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0009.png"

Aangepaste begrenzing gezoneerd terrein Betterwird (groen-oranje=geldend, oranje=nieuw)

Voor bedrijventerrein Hogedijken geldt uitsluitend een zogenaamde inwaartse zonering. In dat geval bepaalt de omgeving de ruimte voor bedrijvigheid. Van industrielawaai waarmee in het kader van het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden is dan ook geen sprake, anders dan dat rekening gehouden moet worden met de inwaartse zonering.

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving, waaronder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Risicobronnen worden opgesplitst in:

  • inrichtingen waar risicovolle activiteiten kunnen plaatsvinden;
  • transportroutes van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen.

Uit de professionele risicokaart blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plan risicovolle inrichtingen en buisleidingen aanwezig zijn. Een fragment van de risicokaart voor het plangebied staat in de volgende afbeelding.

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied is sprake van verschillende risicovolle inrichtingen. Daaronder onder andere een LPG-tankstation aan de Rondweg-West en een gasdrukmeet- en regelstation aan de Birdaarderstraatweg. Rond de inrichtingen zijn inrichtingsgrenzen aangegeven waarbinnen de risicocontouren (plaatsgebonden risico, PR) vallen. Bij alle risicovolle inrichtingen in het plangebied is dit het geval. Wel ligt het invloedsgebied voor het groepsrisico (GR) in de meeste gevallen buiten de inrichtingsgrens. Dit is het geval bij bijvoorbeeld het genoemde LPG-tankstation, omdat het invloedsgebied daarvan 150 meter bedraagt. Dit is echter niet problematische zolang de huidige situatie rond de inrichtingen gehandhaafd blijft. Dan wordt het groepsrisico namelijk niet groter.

Voor de uitbreiding van de openbare scholengemeenschap Piter Jelles met twee tijdelijke klaslokalen (voor de duur van 5 jaar) is het aspect externe veiligheid opnieuw beoordeeld (oktober 2017). Bij deze beoordeling, die is opgenomen in bijlage 3, is geconstateerd dat de veiligheidszone rond het lpg-tankstation, zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan niet correct is. De correcte veiligheidszone bedraagt 35 meter vanaf het vulpunt lpg, 25 meter vanaf het lpg-reservoir en 15 meter vanaf de afleverzuil. De doorzet van lpg van het tankstation is vastgelegd op kleiner dan 1.000 m³ per jaar. De contouren zijn hierop aangepast.

In het kader van de uitbreiding van de scholengemeenschap is de Brandweer Fryslân eveneens om een advies gevraagd. In het advies van 1 oktober 2017 hebben zij geconcludeerd dat ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid risico's nooit voor 100% kunnen worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheid verhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan. Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het GR en het advies van Brandweer Fryslân, dient het bevoegd gezag zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Voor wat betreft de acceptatie van het restrisico dient ook het belang van de ontwikkeling meegewogen te worden.

Buisleiding 

Langs de Rondweg-West/Murmerwoudsterweg ligt een hogedruktransportleiding voor gas. De leiding heeft een diameter van ruim 6 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. De PR-contour van de leiding ligt op de buisleiding zelf. Bij ontwikkelingen binnen 95 meter rond het hart van de leiding (de inventarisatieafstand) moet een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. In dit bestemmingsplan wordt echter niet uitgegaan van ontwikkelingen binnen deze zone waardoor het groepsrisico kan toenemen.

Conclusie

De huidige risicovolle inrichtingen en buisleiding zijn in dit plan specifiek vastgelegd. De risicocontouren rond het lpg-station zijn in verband met de doorzet van lpg minder dan 1.000 m³ aangepast.

Gelet op het feit dat er sprake is van een conserverend plan waar binnen de risicocontouren niet zonder meer mogelijkheden worden geboden voor vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten, vormt externe veiligheid geen belemmering voor het bestemmingsplan.

In het kader van onder meer het aspect externe veiligheid is het plan voorgelegd aan Brandweer Fryslân. Zij hebben geadviseerd af te zien van verdere verantwoording van het groepsrisico.

4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitonderzoek vereisen. Luchtkwaliteit geeft daarmee geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.5 Bodem

In het kader van een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan moet onderzocht worden welke gevolgen eventuele bodemverontreinigingen hebben voor de uitvoerbaarheid van het plan. De bodemkwaliteit kan namelijk een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Zoals aangegeven in paragraaf 3.3.12 (Nota Bodembeheer) is een groot deel van de bodem in het plangebied geschikt om te gebruiken voor wonen of landbouw/natuur. Hierbij geld dat bodem met de toepassingseis 'wonen' schoner moet zijn dan die met 'landbouw/natuur'. Dit is echter vooral van belang bij ontwikkelingen binnen het plangebied. In dit plangebied is daarvan bij recht geen sprake. Het plan is uitvoerbaar voor het aspect bodem. Dit aspect geeft geen uitgangspunten voor het bestemmingsplan.

4.6 Water

Algemeen

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied. De Dokkumer Ie valt onder de provinciale Vaarwegenverordening Fryslân 2014 (zie paragraaf 3.2.3).

Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied is hiermee gewaarborgd. Het bestemmingsplan wordt in het kader van de watertoets voor een wateradvies naar Wetterskip Fryslân gestuurd. De resultaten hiervan worden in het bestemmingsplan opgenomen.

De bestaande waterwegen, met een waterhuishoudkundig belang, worden in dit bestemmingsplan als dusdanig bestemd. Verder wordt in meerdere bestemmingen water mogelijk gemaakt, zodat zonder grote procedures bestaande watergangen gewijzigd of nieuwe waterwegen aangelegd kunnen worden.

Keur

Op basis van de Keur van het Wetterskip Fryslân is het onder meer verboden zonder watervergunning, neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² in stedelijk gebied en meer dan 1.500 m² in landelijk gebied onverharde grond bebouwd of verhard wordt. In dat geval dient de initiatiefnemer contact op te nemen met Wetterskip Fryslân. Dit om afspraken te maken over de waterhuishouding, bijvoorbeeld over compensatie van verhard oppervlak, maar ook over objecten van Wetterskip Fryslân zoals hoofdwatergangen die in of langs het plangebied liggen.

Meerlaagse veiligheid

Het klimaat verandert en wordt steeds grilliger. Langere perioden van droogte, afgewisseld met korte periodes met intensieve buien, zeespiegelstijging en zwaardere stormen. De dynamiek van het natuurlijke systeem neemt toe en hierdoor volstaan alleen verdedigingswerken niet meer om de veiligheid te garanderen. Naast de verdedigingswerken moet worden ingezet op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. Er is in dit verband sprake van meerlaagse veiligheid. Meerlaagse veiligheid staat voor Veiligheid in drie lagen:

  • De eerste laag is het voorkómen van overstromingen met sterke dijken, duinen en stormvloedkeringen (meer robuust en toekomstgericht). Preventie blijft de primaire pijler van het beleid;
  • De tweede laag is het realiseren van duurzame ruimtelijke planning. Een zorgvuldige ruimtelijke planning (locatiekeuze en inrichtingsvraagstukken) kan slachtoffers en schade bij eventuele overstromingen beperken. Overstromingsrisico's gaan daarom een sterkere rol spelen bij afwegingen die in de ruimtelijke planning gemaakt worden;
  • De derde laag is rampbeheersing bij overstromingen. Een goede voorbereiding is essentieel om effectief te kunnen handelen bij een eventuele overstromingsramp. Zo kunnen slachtoffers en schade worden beperkt.

Het veiligheidsbeleid van het waterschap en de ruimtelijke ordening ontmoeten elkaar op verschillende momenten. Als in bestemmingsplannen nieuwbouw plaatsvindt op locaties boven 'maatgevend boezempeil', wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen. Dit geldt voor ontwikkelingen in gebieden die niet door een regionale waterkering worden beschermd, maar ook in gebieden die wel door een regionale waterkering worden beschermd (polders). Ook is meer aandacht voor waterveilig bouwen nodig om toename van de gevolgschade vanuit de waterkeringen (laag 2 van de meerlaagse veiligheid) te voorkomen. Voor realisatie van plannen kunnen wij per locatie informatie geven over de maatgevende waterstanden.

 

Klimaatadaptie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

 

De Klimaateffectatlas (http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl/nl/klimaateffectatlas) kan worden geraadpleegd om (toekomstige) dreigingen van overstromingen, wateroverlast, droogte en hittestress te beoordelen. Bij de inrichting van het plangebied kan hierop worden geanticipeerd door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten.

 

Objecten en belangen van Wetterskip Fryslân

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water. Ook staat hier de informatie beschreven over de objecten die van toepassing zijn voor het plangebied. De Leidraad Watertoets is te raadplegen op www.wetterskipfryslan.nl/watertoets. Waar de regionale waterkering, hoofdwatergangen en schouwwatergangen liggen is raadpleegbaar op www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart. In het onderhavige plangebied liggen onder meer de volgende objecten:

  • vrij voor de boezem;
  • regionale waterkering;
  • hoofdwatergangen, schouwwatergangen en overig oppervlaktewater;
  • rioolwaterzuivering, RWZI Dokkum;
  • rioolpersleidingen.

4.7 Archeologie

Voor het plangebied is op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0010.jpg"

Famke kaart Steentijd - Bronstijd

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0011.jpg"

Famke kaart Ijzertijd - Middeleeuwen

Uit de voorgaande afbeeldingen blijkt dat in Dokkum voor beide tijdvakken in grote gebieden onderzoek noodzakelijk is. Wanneer sprake is van een bestaande situatie, die niet gewijzigd wordt (zoals met dit bestemmingsplan) kan een onderzoek achterwege blijven. Bij ontwikkelingen in de stad moet per ontwikkeling beoordeeld worden of een onderzoek noodzakelijk is en welk type onderzoek dit is.

Het aspect archeologie wordt in dit bestemmingsplan geregeld via dubbelbestemmingen. De regeling van de dubbelbestemmingen wordt daarbij afgestemd op het beleid van de provincie. Dit is vastgelegd in het Streekplan (zie ook 3.2.1) en verankerd via de Verordening Romte (zie ook 3.2.2).

Ook zijn er een drietal archeologische monumenten aanwezig. Deze behoeven geen bescherming in het bestemmingsplan, omdat ze via de Monumentenwet 1988 worden beschermd. Het betreft de volgende gebieden:

  • Terp en overblijfselen Norbertijnenklooster aan de Markt (Rijksmonument nummer 47514)

Dit betreft een terp waarin:

  • a. overblijfselen van houten, tuf- en bakstenen gedachteniskerken voor Bonifatius met bijbehorende begravingen en
  • b. overblijfselen van een Norbertijner abdij uit de 12e eeuw.

Het monument is van wetenschappelijke- en cultuurhistorische betekenis.

  • Trije Terpen (Rijksmonument nummer 47513 )

Dit betreft een terp die van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de wetenschap.

  • Terp Betterwird (Rijksmonument nummer 47512 )

Dit betreft een terp die van wetenschappelijke- en cultuurhistorische betekenis is en gedeeltelijke bescherming heeft op basis van de Monumentenwet 1988.

4.8 Cultuurhistorie

4.8.1 Binnenstad

Bolwerken

Er zijn weinig steden in Nederland waar de bolwerken zo goed zijn geconserveerd als Dokkum. Aan de oostzijde is het bolwerk afgevlakt en landschappelijk ingericht, de overige bolwerken hebben hun historische karakter behouden. Op de bolwerken vormen de bomen een gezichtsbepalend element. Alle bolwerken zijn aangewezen als rijksmonument en zijn hiermee beschermd.

Open erven in de binnenstad

De binnenstad van Dokkum wordt gekenmerkt door een hoge bebouwingsdichtheid en hoge mate van verstening. Groen komt voor in de openbare ruimte op en rond de bolwerken, langs de binnengracht 't Nauw (Oranjewal, Kloostersingel en Achterom) en bij de Halvemaanspoort. Op particulier terrein zijn ook open ruimten te vinden, deze worden beschermd met de aanduiding open erf. De open erven bestaan uit voortuinen, zijtuinen, overtuinen, stegen, de scheepshelling aan het Grootdiep, ruimten rond kerken en andere terreinen waarvan het belangrijk is dat de openheid hiervan wordt gewaarborgd. Het is hier dus niet toegestaan bebouwing toe te voegen en het is ook niet toegestaan zonder aanlegvergunning de inrichting van deze gronden te wijzigen. Een aanlegvergunning kan pas worden verleend indien de kenmerkende aspecten van de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast door de werkzaamheden.

Kenmerken overtuinen

Aan het Vrijgevochtenwaltje liggen de enige overtuinen die Dokkum rijk is. De kenmerken van de overtuinen zijn een groene invulling met gras (voorheen bleekveld) dat afloopt vanaf het looppad voor de woningen naar het niveau van de Oeverbeschoeiing van de binnengracht. Tussen de overtuinen liggen erfafscheidingen in de vorm van hagen of struiken.

Kenmerken voor- en zijtuinen

Voor- en zijtuinen komen voor langs de Bolwerken, het Kleindiep, bij de Noordergracht (Aalsumerpoort) en bij de IJsherberg. Kenmerkend is dat deze plekken groen zijn ingevuld met hagen, struiken en gras. Het oprichten van schuttingen en het grotendeels verharden van de tuinen is niet toegestaan.

Kenmerken stegen

De stegen in de binnenstad van Dokkum zijn verschillend van karakter. Er komen doorlopende stegen voor die een verbinding vormen tussen twee straten, maar er zijn ook stegen die alleen dienen als toegang tot het achtererf. Het laatstgenoemde type steeg is vaak afgesloten met een deur waarbij er ook vaak sprake is van een transparant hekje boven de deur en in sommige gevallen een gemetseld poortje. Het is niet toegestaan een steeg over twee verdiepingen dicht te bouwen. Voor stegen die een verbinding vormen tussen twee straten is een afsluiting met een deur niet toegestaan.

Rijksmonumenten

In de binnenstad van Dokkum zijn circa 140 rijksmonumenten aangewezen waaronder de bolwerken, bastions, de binnengracht en het Groot- en Kleindiep. Ook buiten de binnenstad zijn rijksmonumenten te vinden zoals de sluis en sluiswachterswoning in het verbindingskanaal en de sluis in de Sud Ie. In de Stationsbuurt zijn ook meerdere rijksmonumenten te vinden en verder zijn het woonbuurtje Bonifatiusplein en processiepark rondom de Bonifatiuskapel een rijksmonument.

Karakteristieke panden

Het beleid voor het aanwijzen van karakteristieke panden is ingegeven door twee redenen. Ten eerste wenst de gemeente Dongeradeel de gebouwde elementen die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de gemeente te benoemen en te beschrijven zodat duidelijke wordt wat de waarde is van deze panden. Ten tweede wil de gemeente voor de eigenaren van deze panden de mogelijkheid bieden toegang te krijgen tot provinciale subsidies en laagrentende hypotheken bij het Prins Bernhard Cultuurfonds voor de renovatie, herbestemming of instandhouding van deze panden.

In 2015 en 2016 zijn in respectievelijk de binnenstad van Dokkum en in het gebied buiten de Bolwerken alle panden van voor 1970 onderzocht op bouwhistorische aspecten. De panden zijn gewaardeerd en uit de punten die gegeven zijn is een totaalscore gekomen. Alle panden die hoger dan 20 punten hebben gescoord zijn zo waardevol dat de gemeente Dongeradeel deze aanmerkt als karakteristiek. In bijlage 2 is een beschrijving van deze panden opgenomen. Bij de gemeente is een boekwerk beschikbaar waar de beschrijving van de karakteristieke panden wordt ondersteund met foto's van de betreffende objecten.

Voor de karakteristieke panden is behoud het uitgangspunt. In het bestemmingsplan zijn regels gesteld aan het behoud van de hoofdvorm. In de welstandsnota is ook ingezet op dit beleidsuitgangspunt. De gemeente Dongeradeel zal beleid hebben dat de kenmerken van de karakteristieke panden het uitgangspunt vormen bij nieuwe ontwikkelingen.

4.8.2 Overige kenmerken

Waterwegen

Dokkum is ontstaan aan het water en was eerst via de Peassens en later via het Dokkumer Grootdiep verbonden met de zee. Van de Peassens is het tracé nog wel aanwezig maar niet meer bevaarbaar. Ook de Dokkumer Ee richting Leeuwarden en de Stroobosser Trekvaart richting Groningen zijn belangrijke historische waterroutes. De Súd Ie, de Hantumer- en Aalsumervaart en de Woudvaart maken het radiale stelsel van vaarwegen die naar Dokkum leiden compleet. In 2015 kwam de nieuwe verbindingsvaart tussen de Dokkumer Ee en de Woudvaart gereed. Rond de binnenstad van Dokkum liggen de grachten rondom de bolwerken. Binnen de Bolwerken zijn de nauwen (binnengrachten) en het Klein- en Grootdiep beschermd. Het beleid van gemeente Dongeradeel is het optimaal benutten van de ligging aan het water door recreatieve bevaarbaarheid mogelijk te maken of te verbeteren. Het Súd Ie project is hiervan een goed voorbeeld. Cultuurhistorisch wordt hiermee de functie van het water als vaarweg teruggegeven.

Dijken

Langs het Dokkumer Grootdiep en de Dokkumer Ee is sprake van historische dijken. Met name aan de oostzijde van Dokkum is de Dijk heel herkenbaar aanwezig in de vorm van de Hardraversdijk aan de noordzijde en een dijklichaam bij Hoge dijken. Daarnaast is ook de Trekweg als dijk ten zuiden van de Stroobosser Trekvaart van belang. Het beleid is om het hoogteprofiel van de dijken te beschermen en te behouden en daartoe zal in de regels van het bestemmingsplan de waarde – lijnelement worden opgenomen.

Historische paden

Het Schapendijkje, Zwarte wegje (Trije Terpen) en het Damwaldsterreedsje zijn historische paden die een belangrijke structuur vormen in het stedelijk weefsel van de wijken rond de binnenstad van Dokkum. Om deze structuurlijnen te beschermen en te behouden zal in de regels van het bestemmingsplan de waarde – lijnelement worden opgenomen.

Tracé Dokkumer Lokaaltje

Dokkum was in het verleden met het landelijke spoornetwerk verbonden door de spoorlijn Leeuwarden-Dokkum-Anjum. Deze spoorlijn wordt liefkozend het 'Dokkumer Lokaaltje' genoemd. De spoorlijn is in 1901 aangelegd tot Metslawier en werd in 1913 verlengd tot Anjum. In de jaren '30 werd het personenvervoer gestaakt en tot 1972 was de lijn tot Dokkum in gebruik voor goederenvervoer. In 1978 werden de rails tussen Holwerd en Dokkum opgebroken. Het tracé is deels gebruikt voor de Noordelijke Rondweg van Dokkum, ten noorden hiervan is een deel van het tracé in gebruik als wandelpad hier bevindt zich ook nog een spoorbrug uit 1904. In de regels van het bestemmingsplan zal het voormalige tracé als waarde worden inbestemd.

4.8.3 Stedenbouwkundige inventarisatie en analyse

Zoals in paragraaf 2.1.2 al is aangegeven, is de binnenstad van Dokkum aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet. Naar aanleiding van deze aanwijzing is om een beeld te vormen van de binnenstad in de Binnenstadsvisie uit 2003 een stedenbouwkundige inventarisatie en analyse gemaakt van de bestaande situatie. In deze toelichting wordt volstaan met een korte samenvatting van de in de visie weergegeven inventarisatie en analyse.

Samenhang

Karakteristiek voor Dokkum is de reeds gememoreerde gaafheid van de historische binnenstad. Wat hierin een zeer belangrijke rol speelt is de sterke samenhang tussen de bouwblokstructuur, de bolwerken, de waterstructuur en het netwerk van de openbare ruimte. Deze vier ingrediënten zorgen voor contrasten en tegelijk evenwicht: nauwe straatjes met een wijds uitzicht over het Grootdiep en Kleindiep vanaf De Zijl, of stenige stadspleinen met statige monumenten en groene bolwerken met molens.

Ruimtelijke schets Dokkum

De basis voor de huidige structuur van de binnenstad is honderden jaren geleden gelegd en door de jaren heen in hoofdlijnen bewaard gebleven. Met de aanleg van de vestingwallen met een zestal bastions en de stadsgracht is de vorm van Dokkum vastgelegd. De vorm van Dokkum van vóór de aanleg van de vestingwallen is nog te herkennen in de singels.

Terp

Eén van de meest kenmerkende elementen is de terp, die is opgeworpen na de moord op Bonifatius en waarop Dokkum is gebouwd. Het hoogste punt is gelegen ter plaatse van de Bargemerk op 7 meter boven NAP en wordt sinds het einde van de negentiende eeuw gemarkeerd door de neogotische kerk van Cuypers.

Bolwerken en stadsgracht

De in 1582 aangelegde vestingwallen met een zestal bastions en de rondom gelegen stadsgracht vormen een indrukwekkend geheel. De bolwerken zijn later voor het merendeel verlaagd en hebben een steil talud. De bolwerken zijn van fraaie boombegroeiing voorzien en op twee bastions staan de molens ‘De Hoop’ en ‘De Zeldenrust’. Het Oosterbolwerk vormt een uitzondering met een flauw talud en parkachtige inrichting. De bolwerken vormen een groene oase rondom de binnenstad. In het centrum is weinig tot geen groen te vinden, waardoor de bolwerken door de binnenstadsbewoners veelvuldig worden gebruikt voor ontspanning en recreatie.

Diepen en singels

Het water heeft van oudsher een belangrijke rol gespeeld in het bestaan van Dokkum. Handel over zee maakte van Dokkum een zeehaven van internationale betekenis. Van de vele beschermde monumenten die de stad bezit, staan verreweg de meeste en belangrijkste aan de Diepen en aan De Zijl. Aan deze plaatsen kan men duidelijk de betekenis van Dokkum als zeehaven en handelsstad uit de zeventiende eeuw aflezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0012.png"

Waterstructuur binnenstad

Een ander kenmerkend element is de nog grotendeels aanwezige middeleeuwse grachtengordel. Zij bestaat uit de Westersingel, de Wortelhaven, de (gedempte) Oostersingel en het hierop van noord naar west aansluitende circuit tot en met de Kloostersingel.

Netwerk openbare ruimte

In de binnenstad zijn weinig echte pleinen te vinden. Het Bargemerk is een weinig opvallend pleintje en de Markt wordt gebruikt als parkeerplaats waar één keer in de week de warenmarkt wordt gehouden. De Zijl, de overkluizing van het Grootdiep (die de schakel vormt tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van de binnenstad) is ook een pleinachtige ruimte en tegelijkertijd een balkonbrug over de Diepen. De Oostersingel is na de demping een langgerekte pleinachtige ruimte geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0013.png"

Hiërarchie van de straten

Van de belangrijkste straten, die nagenoeg alle loodrecht op de hoofdas staan, neemt de Breedstraat een bijzondere plaats in. Deze straat is, in overeenstemming met de naam, de breedste straat van de binnenstad en is niet alleen ruimtelijk van grote allure, maar fungeert tevens als belangrijkste winkelstraat. De overige straten in de binnenstad van Dokkum kenmerken zich veelal door een smal profiel behalve de Legeweg. In de binnenstad bevinden zich ook veel stegen, grijs geblokt op de kaart, die het netwerk fijnmazig maken en een specifiek middeleeuws karakter geven. Langs de Diepen en de middeleeuwse grachtengordel liggen deels kades en deels groene oevers.

Bouwblokken

Door het stratenpatroon ontstaan er eilanden in de structuur van de binnenstad. Deze eilanden worden gevuld door bebouwing aan de randen, waarmee het karakter van de straten door de gevels van de bebouwing wordt bepaald. Het midden van de eilanden vormt private gebieden voor de bewoners. De oorspronkelijk vrij kleine schaal van de bebouwing is op slechts enkele plaatsen vergroot, terwijl de architectonische geleding nog duidelijk in pandbreedtes en top- en lijstgevels tot uitdrukking komt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0014.png"

Bouwblokkenstructuur

4.8.4 Structuurkenmerken binnenstad

De hierna genoemde punten geven de ontstaansgeschiedenis van de binnenstad weer. Door het afsluiten van de open zeeverbinding ter hoogte van de Zijl, zijn er aan weerskanten van het water verschillende bebouwingspatronen ontstaan. In de eeuwen daarna is de stad langzaam uitgebouwd en zijn de bolwerken aangelegd. De karakteristieke kenmerken kunnen als volgt worden weergegeven:

  • Dokkum heeft een vrij compacte binnenstad met een hoge bebouwingsdichtheid en daardoor een stenig karakter. Openbaar groen bevindt zich vrijwel alleen aan de randen, te weten de stadswallen en een reeks van (voormalige) binnengrachten. Dit betreft de Westersingel, Achterom, Oranjewal, Oostersingel.
  • De hoge bebouwingsdichtheid komt onder andere tot uiting in de specifiek Dokkumer situatie waarbij vijf van de zes stadswallen (bolwerken) bebouwd zijn geraakt; deels als voorgevelwand (met Westerbolwerk als meest gave voorbeeld), deels verbrokkeld (zuidwestzijde: zijkanten, hoeken van bouwblokken) of achterkanten (oostzijde, aansluitend bij het als park ingerichte deel).
  • De begrenzing van de binnenstad wordt duidelijk fysiek bepaald door vestingwerken (overwegend bestaand uit hoge wallen, brede grachten).
  • Het aan deze grachten grenzende buitengebied heeft op veel plekken een groen of extensief bebouwd karakter; op de gracht georiënteerde bebouwingswanden zijn niet ontstaan. Alleen langs de Strobossertrekweg is een wand met vrijstaande bebouwing ontstaan.
  • In de stedelijke plattegrond kan een dominante oost-west as in de vorm van Grootdiep en Kleindiep worden aangewezen. Het stratenplan is verder overwegend noord-zuid georiënteerd zonder dominante doorgaande routes. Het kruispunt noord-zuid/oost-west op de zijl, noord-zuid as (Hoogstraat - Keppelstraat) kent geen vervolg: het eindigt binnen de stad.
  • Er is sprake van een dominante aanwezigheid van hoogteverschillen in het noordelijk deel van de binnenstad door de aanwezigheid van de terp en door het beloop van noord-zuid georiënteerde straten; vanaf veel punten in de stad is sprake van zichtassen naar de twee kerken, hooggelegen op de terp.
  • De hoogteverschillen voortvloeiend uit de aanwezigheid van dijken en de stadsomwalling zijn goed herkenbaar.
  • Het karakter van het Grootdiep als zeearm is herkenbaar aan de begeleidende dijken (Lange Oosterstraat aan noordzijde, De Dijk aan zuidzijde). Het Grootdiep onderscheidt zich in maatvoering, inrichting, begrenzende bebouwing, bruggen etc. van het Kleindiep (binnenwater). De insnoering bij het gemeentehuis / Blokhuis / Zijl is in dit verband kenmerkend.
  • Kenmerkend is verder de gesloten bouwblokstructuur met binnen de bouwblokken smalle stegen haaks op de hoofdstraten langs de zijkanten van gebouwen; stegen liggen niet in elkaars verlengde.
  • De historische stadsstructuur kenmerkt zich (van binnen naar buiten) door de reeks:
    • 1. Zijl – Diep (met daaraan gekoppelde oost-west lijnen);
    • 2. het noord-zuid stratenpatroon van de stadsterp;
    • 3. de structuur van oudere stadsbegrenzingen (binnengrachten, - gebogen lijnen);
    • 4. de getransformeerde bolwerken;
    • 5. de stadsgracht met bastions en stadstoegangen;
    • 6. het gebied buiten de binnenstad.
  • Er is sprake van een grote verscheidenheid aan stedelijke ruimtes voor wat betreft de schaal. Dit geldt vooral voor situaties in combinatie met water; de zeer brede voormalige zeearm het Grootdiep en de buitengrachten versus de smalle grachtenreeks daarbinnen (Wortelhaven, Westersingel, Oranjewal, Koornmarkt).
  • De nokrichting van de daken (hoofdzakelijk schilddaken en afgeplatte schilddaken) correspondeert met de verkavelingsrichting en staat overwegend haaks op de rooilijn (smalle, diepe erven). Een uitzondering geldt voor de panden langs de noordzijde van de Achterom en de Oranjewal, alsmede voor de Parksteeg en de Hogepol. Hier betreft het langskappen en afgeplatte langskappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0015.png"

Kappenstructuur

  • De cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwing is plaatselijk hoog. Dit geldt met name langs het Klein- en het Grootdiep (waar zich de grootste concentratie rijksmonumenten bevindt). Daarbuiten is incidenteel sprake van een hoge cultuurhistorische waarde van bebouwing, met overigens een naar architectonische kwaliteit, functie en omvang bescheiden uitstraling. Buiten de hoofdassen bevinden zich nog veel voormalige bedrijfspanden, met name bedoeld voor opslag. De uitstraling van bebouwing hangt sterk samen met de hiërarchie in het stratenpatroon.
  • Verscheidene straten kennen een sterk wisselend bebouwingsbeeld. Van eenvoudig (één laag met kap; bescheiden architectuur) naar ‘rijk’ (twee lagen met kap; rijke architectuur). Dergelijke sterke verschillen in één straat komen onder andere voor aan de Hoge Pol, de Legeweg, de Westersingel en de Oostersingel.
  • In de afgelopen decennia hebben aanpassingen van de ruimtelijke structuur plaatsgevonden. Dergelijke herinrichtingen hangen samen met schaalvergroting en functiewijzigingen in de binnenstad.
  • Wijziging in de bebouwing hebben overwegend plaatsgevonden met behoud van de structuur. In de afgelopen decennia heeft incidenteel iets grootschaliger nieuwbouw plaatsgevonden.

4.9 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming (Wnb).

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Zoals ook al in hoofdstuk 3 aangegeven zijn in het plangebied geen Natura 2000-gebieden en gebieden die vallen onder het Natuurnetwerk Nederland aanwezig. Wel kent het plangebied enkele natuurgebieden, waarvoor in dit bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' (zie ook paragraaf 5.2.18) is opgenomen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben op de aanwezige natuurgebieden in of in de omgeving van het plangebied. De bestaande (planologische) situatie wordt met dit bestemmingsplan vastgelegd waardoor effecten op de natuurgebieden uit te sluiten zijn.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

In het plangebied zijn waarschijnlijk beschermde soorten aanwezig. Eventuele ontwikkelingen in het plangebied mogen geen negatieve effecten op deze soorten hebben (op welke manier dan ook). Dit bestemmingsplan maakt echter bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waardoor effecten uitgesloten kunnen worden.

Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan om, moet hiervoor een onderzoek worden uitgevoerd. Daarbij wordt in kaart gebracht wat de effecten op de natuurgebieden en (eventueel) aanwezige beschermde soorten in de omgeving zijn.

4.10 Kabels, leidingen en vrijwaringszones

In het plangebied bevindt zich een hoogspanningsverbinding. In verband met het behoud van een veilige leefomgeving en het zakelijk recht, moet rondom deze verbinding een zone vrij blijven van bebouwing en hoogopgaande beplanting. In dit bestemmingsplan is een regeling getroffen in de vorm van een beschermingszone aan weerszijden van de verbinding. Zie hiervoor de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' .

Verder is, zoals in paragraaf 4.3 al aangegeven, ook een hoofdgastransportleiding in het plangebied aanwezig. Ook voor deze leiding is een specifieke bestemming opgenomen, namelijk de bestemming Leiding - Gas. Deze bestemming regelt dat op en direct rond de leiding geen bebouwing en diepwortelende beplanting kan komen. Hiervoor wordt een zone van 5 meter aan weerszijden gehanteerd, vanwege de hoge druk die door de leiding loopt.

Hoofdstuk 5 Bestemmingen en planuitgangspunten

In dit hoofdstuk wordt een motivering gegeven van de gehanteerde bestemmingen en de daarbij behorende uitgangspunten van het bestemmingsplan. De mogelijkheden van de in de structuurvisie aangewezen primaire en secundaire winkelgebieden zijn afgestemd op de in de structuurvisie genoemde functies. Daar bovenop zijn de huidige aanwezige functies geregeld. Buiten het kernwinkelgebied en de aanloopstraten is de bestemmingssystematiek afgestemd op de bestaande situatie, oftewel de legaal aanwezige functies. Voor een groot deel zijn dit woonfuncties, maar soms zijn in sommige panden ook andere functies mogelijk, zoals dienstverlening, horeca, detailhandel of maatschappelijke voorzieningen. De bedrijventerreinen, inclusief de locaties voor perifere detailhandel, zijn specifiek bestemd.

5.1 Het juridisch systeem

5.1.1 Digitaal plan

Het bestemmingsplan omvat de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. Dit is opgenomen in een GML-bestand. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de regels behorende tot dit plan en zijn vertaald naar de verbeelding.

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Deze standaard is wettelijk verplicht en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.1.2 De regels

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende blijken te zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.

Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. De gemeenteraad heeft het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan te wijzigen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.

Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.

Tenslotte bestaan er vanuit de wetgeving (buiten het bestemmingsplan om) ook vergunningsvrije mogelijkheden, zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

5.2 Toelichting op de regels

Deze paragraaf geeft een toelichting op de uitgangspunten en de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle regels, zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Daarin wordt eveneens wordt een toelichting gegeven op de vertaling van de beleidsuitgangspunten, zoals die in hoofdstuk 3 zijn opgenomen.

5.2.1 Beschermd stadsgezicht

Artikel 36 van de Monumentenwet 1988 schrijft voor dat een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht vertaald moet worden in een bestemmingsplan. Met dit nieuwe plan wordt getracht de vertaling van de aanwijzing in het bestemmingsplan terug te brengen tot de essentie van de aanwijzing.


In de paragrafen 2.1.2 en 4.8 is deze essentie van de aanwijzing weergegeven. Sommige aspecten van deze essentie zijn niet goed te vertalen in het bestemmingsplan en horen thuis in de Welstandsnota. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gesignaleerde verschillen in “rijkdom” van de architectuur in samenhang met de eveneens gesignaleerde hiërarchie van de straten in de binnenstad van Dokkum. Andere aspecten zijn wel te regelen in het bestemmingsplan, maar vragen wel een zeer gedetailleerde benadering die, zoals eerder aangegeven, ongewenst wordt geacht. Dit leidt tot een systematiek waarbij de bestaande situatie voor wat betreft situering en maatvoering van bebouwing zoveel mogelijk is vastgelegd.


Voor nieuwe ontwikkelingen is vervolgens een afwegingskader gecreëerd dat wordt gebruikt voor het afwijken ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen en als toetsingskader bij het eventueel stellen van nadere eisen. Naast de tekst in paragraaf 4.8 dienen ook de hieronder opgenomen beschrijvingen en bijbehorende afbeeldingen als het afwegings- en toetsingskader waarnaar in de regels wordt verwezen.


Hiërarchie stratenpatroon

Eén van de belangrijkste kenmerken van de stad is de historisch bepaalde hiërarchie van de straten in de binnenstad. In de bebouwing uit deze hiërarchie zich in de mate van voornaamheid, rijkdom in ornamentering en grootte van gebouwen aan de belangrijkste ruimten. Het Grootdiep, Het Kleindiep, De Zijl en de voorstraten. In de achterstraten en stegen kenmerkt de bebouwing zich door eenvoud. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de uitstraling te passen in de hiërarchie van de straat en het straatbeeld ter plaatse. Bij hoekpanden wordt voor de voorgevel in principe de straat gekozen met de hoogste hiërarchie, bij gelijkwaardigheid de historische oriëntatie. Een belangrijk deel van het handhaven van deze hiërarchie hoort, zoals uit bovenstaande beschrijving blijkt, thuis bij de welstandstoets van concrete bouwplannen. In stedenbouwkundig opzicht is de hiërarchie vooral zichtbaar in de breedte van de straat en de inrichting van de openbare ruimte. De breedte van de straten wordt in het bestemmingsplan afdoende vastgelegd door de harde bouwgrenzen / voorgevelrooilijnen.


Rooilijnen

In de regels is bepaald dat de (hoofd)gebouwen met hun voorzijde in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen gebouwd moeten zijn. Deze situering van de bebouwing is hoofdzakelijk historisch bepaald. Waar een bouwblok/bouwperceel aan meerdere straten grenst, bepaalt de hiërarchie van de straten aan welke straat de voorkant van gebouwen gesitueerd moet zijn. Bij veranderingen in de binnenstad moet worden afgewogen of het realiseren van een voorkant aan een steeg of achterstraat past in het straatbeeld dan wel in de ontwikkelingsrichting van het gebied. In straten die in de hiërarchie als voorstraat worden aangemerkt zijn achter- of zijkanten van bebouwing ongewenst. Bij ontwikkelingen wordt hiervoor in beginsel geen toestemming gegeven. Verder zijn op een aantal locaties achterkantsituaties als blijvend karakteristiek te kenschetsen. Dit geldt met name voor het Oosterbolwerk en het Baantjerbolwerk. Bij de afweging van bouwplannen en de daarvoor benodigde afwijking van het bestemmingsplan wordt situering van een voorkant op deze locaties niet toegestaan.

Over het algemeen moet de voorkant van een bouwblok in essentie een gesloten gevelwand met raam- en deuropeningen betreffen. Hoofdgebouwen staan overwegend in de historisch gegroeide rooilijn. In de binnenstad van Dokkum geeft de historisch gegroeide rooilijn een gesloten gevelbeeld. Doordat de gevels in de rooilijn staan en direct aan de straat grenzen is er geen ruimte voor balkons, uitspringend of inspringend, galerijen, terugliggende portieken en bijvoorbeeld inspringende etalages of uitstekende luifels. Dit betreft echter een welstandsaspect dat niet in het bestemmingsplan, maar in de Welstandsnota thuishoort.


Parcellering

De historische parcellering is waardevol en een belangrijke reden om de binnenstad van Dokkum aan te wijzen als beschermd stadsgezicht. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de historische parcellering dan ook in richting en maatvoering gehandhaafd te worden. Meer nog dan de richting zijn de maatverschillen tussen kavels onderling karakteristiek. Als handhaving van deze maatvoering niet mogelijk is bij nieuwe ontwikkelingen, dan moet de historische parcellering in ieder geval vertaald worden in het gevelbeeld.


Verkavelingsrichting
De verkavelingsrichting is meestal haaks op de straten. Dit is slechts op een enkele plek structureel anders, zoals aan de oostzijde van de Aalsumerpoort. Ook deze historisch bepaalde verkavelingsrichtingen moeten zoveel mogelijk behouden blijven. Dit vloeit overigens al automatisch voort uit het streven om de parcellering zoveel mogelijk in stand te houden.


Hoogte/breedte verhouding 

In het verlengde van de parcellering en de verkavelingsrichting zijn ook de hoogte-breedte verhoudingen van de panden karakteristiek te noemen. Net als de voorkomende verschillen in hoogte en breedte tussen panden binnen een straat. Zowel de bestaande verhoudingen tussen hoogte en breedte, als de verschillen in hoogte en breedte zijn het uitgangspunt bij het beoordelen van nieuwe ontwikkelingen. Hiervan kan alleen worden afgeweken wanneer in gemeentelijk ruimtelijk beleid (bijvoorbeeld met betrekking tot de ontwikkelingsgebieden in de binnenstad) hiervoor ruimtelijke randvoorwaarden zijn opgesteld. Ook incidentele veranderingen zijn mogelijk mits getoetst aan passendheid in het straatbeeld.


Kaprichtingen

De overheersende kapvormen zijn schilddaken en topgevels. De bestaande diversiteit maakt deze kapvormen in principe uitwisselbaar. De gewenste toepassing is echter wel afhankelijk van het bestaande straatbeeld. Wel van belang is dat de kaprichting in beginsel overeenkomt met de verkavelingsrichting, dat wil zeggen dwars op de weg. Zoals uit kaart 10 blijkt is dit meestal het geval in de bestaande situatie, een enkele uitzondering daargelaten. Bij nieuwe projecten dient in beginsel een kaprichting te worden gekozen die overeenkomt met de bestaande verkaveling.

Op sommige locaties zijn doorgaande langskappen aanwezig. Bij nieuwe ontwikkelingen op zulke locaties moet worden afgewogen of een parcellering in de kappenstructuur in de nieuwe situatie niet toch wenselijk is.

De stedenbouwkundige waarde van bebouwing moet vooral worden gevonden in de kenmerkende hoogte- en breedteverschillen. Deze laatste zijn samen met de stedenbouwkundige structuur van de gehele binnenstad de belangrijkste dragers van de historische waarde van de binnenstad die tot aanwijzing als beschermd stadsgezicht heeft geleid. Dit houdt in dat de bestaande parcellering en differentiatie uitgangspunt moeten zijn bij de beoordeling van aanvragen omgevingsvergunning.

Open ruimte

Naast de bebouwing is ook de structuur van de open ruimte een belangrijk element van de historische waarde van Dokkum. Voor zover het gaat om openbaar gebied is de gemeente zelf veelal eigenaar. Het instandhouden van deze ruimten wordt voor een belangrijk deel verzekerd door de gekozen bestemming en het niet opnemen van bouwvlakken voor deze gebieden. Daarnaast bevinden zich op sommige percelen nog significante open erven. Het wordt wenselijk geacht de beperkte open ruimte die er is te handhaven. Deze plekken zijn in het plan dan ook aangeduid.

5.2.2 Erfbebouwingsregeling

Huidige regeling

De huidige bestemmingsplannen buiten de bolwerken kennen een vrij uitgebreide erfbebouwingsregeling waarin situering en oppervlaktes als volgt zijn geregeld:

  • 1. Situering :
    • a. minimaal 3 meter achter de voorgevel;
    • b. 1 meter vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de perceelgrens;
  • 2. Oppervlakte: maximaal 75 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning, waarvan maximaal 50 m² aan bijgebouwen en overkappingen;
  • 3. Goothoogte: 3 meter;
  • 4. Bouwhoogte:
    • a. 3,30 meter - 6,50 meter, afhankelijk van de situering vanaf de zijdelingse perceelgrens;
    • b. 1 meter lager dan het hoofdgebouw.

Daarnaast zijn voor de woonwijk het Fûgellân in 2015 beleidsregels opgesteld die gehanteerd worden bij afwijkingen van het bestemmingsplan. Deze beleidsregels hebben tot doel om de bouwmogelijkheden op hoekpercelen (zijerven) te verruimen.

In de binnenstad zijn overkappingen niet meegenomen in de erfbouwingsregeling en is de situering en bouwmassa exact vastgelegd via de regeling 'bestaand'.

 

Geconcludeerd kan worden dat er verschillende regelingen zijn in de plannen en dat deze regelingen ook nog per gebied aanvullingen bevatten. Een eenduidige regeling is daarom gewenst. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de regeling uit het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het vergunningsvrij bouwen dat daarin is geregeld, wordt voor de erfbouwingsregeling in het plangebied als uitgangspunt genomen. Voor de binnenstad, wordt een aanvullende regeling opgenomen. In het navolgende wordt één en ander toegelicht.

Regeling Besluit omgevingsrecht

Op 1 november 2014 is een aanpassing van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden waardoor verschillende activiteiten vergunningsvrij zijn geworden. Zo ook het bouwen van een bijbehorend bouwwerk. Om te voorkomen dat het erf volgebouwd wordt met vergunningvrije bouwwerken is het maximale bebouwingspercentage geïntroduceerd. Dit betreft dan een maximum percentage van het bebouwingsgebied.

Bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.

Achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loop met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

Door toevoeging van het begrip bebouwingsgebied wordt duidelijk dat de omvang van het deel van het achtererfgebied dat mag worden bebouwd wordt bepaald aan de hand van de actuele omvang van het hoofdgebouw:

  • 50% van het achtererfgebied (bebouwingsgebied tot 100 m²);
  • bij grotere percelen (bebouwingsgebied groter dan 100 m² en groter dan 300 m²) extra mogelijkheden tot maximaal 150 m².

In de oude regeling van het Bor was het mogelijk om vergunningsvrij de woning aan de achterzijde uit te bouwen met een diepte van 2,5 meter. Met de inwerkingtreding van de aanpassingen in het omgevingsrecht is deze diepte verruimd naar 4 meter. Bij een woning betekent dat bijvoorbeeld dat binnen die afstand een aan- of uitbouw gebruikt mag worden voor het vergroten van een woonkamer, (bij)keuken of serre. Buiten de genoemde afstand geldt als eis dat het gebruik functioneel ondergeschikt dient te zijn. Bij een woning kan het dan bijvoorbeeld slechts gaan om een garage, berging of plantenkas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0016.png"

Achtererfgebied

Met de wijziging van het Bor wordt het ook mogelijk om een bijbehorend bouwwerk te bouwen dat hoger is dan 3 meter. Voorwaarde is wel dat zo'n bijbehorend bouwwerk een schuin dak heeft. Aan de maatvoeringen van zo'n schuin dak zijn, mede in verband met architectuur en belangen van omwonenden, randvoorwaarden gesteld. De regeling is zo opgezet dat bij hogere daken dan 3 m, in de regel alleen standaard zadeldaken of schilddaken mogelijk zijn. De daknok mag in ieder geval niet hoger zijn dan 5 meter en wordt verder in hoogte begrensd door een formule. In deze formule is de afstand van de nok tot de perceelsgrens bepalend voor de toegestane hoogte. Hoe dichter bij de perceelsgrens hoe minder hoog een dak mag zijn.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Er is gekozen voor een regeling die qua terminologie, situering en oppervlakteregeling aansluit op de regeling van het Bor. Dit betekent dan concreet dat op zijerven niet zonder meer mag worden gebouwd. Voor zover hiertegen geen bezwaar bestaat, bijvoorbeeld bij garages, wordt dit via een afwijkingsregeling mogelijk gemaakt. Dit is vergelijkbaar met de beleidsregels die in de woonwijk Fûgellân gelden. Daar waar uitbreiding buiten het achtererf niet is gewenst, is dit specifiek geregeld via de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten'. Deze regeling is overigens ook van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle (open) gebieden in de binnenstad, waar voorkomen moet worden dat bebouwing plaatsvindt.

Wel is van belang dat een aantal voor de gemeente Dongeradeel essentiële maatvoeringseisen gehandhaafd blijven. Zo mag (bij afwijking) op zijerven alleen gebouwd worden als een minimale afstand van 3 meter tot aan de weg open van bebouwing blijft. Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen dienen op het achtererf dan wel binnen het bouwvlak te worden gebouwd.

De functionele ondergeschiktheid aan het hoofdgebouw, zoals die in het Bor het geregeld met een maatvoeringseis (maximaal 4 meter vanaf de woning), is in het bestemmingsplan vertaald via een gebruiksregeling in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt als woning.

Daarnaast blijft de zogenaamde 45° bouwhoogteregeling van toepassing, zoals die ook in het bestemmingsplan Dokkum – Bûten de Bolwurken opgenomen.

Bij woonhuizen en andere functies waar in het beschermde stadsgezicht ook sprake is van achtererf wordt dezelfde regeling gehanteerd. Deze zijn in de bestemming 'Waarde – Beschermd Stadsgezicht' aangevuld met een aantal kwalitatieve criteria (verplichte kap, materiaalgebruik e.d.).

De regeling is overigens alleen van toepassing voor bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen. Dit in tegenstelling tot de regeling in het Bor, waarbij bijvoorbeeld ook een bedrijfswoning bij een bedrijf als bijbehorend bouwwerk zou kunnen worden beschouwd.

5.2.3 Regeling bed and breakfast

Zoals in paragraaf 3.3.14 is aangegeven is de in voorbereiding zijnde nieuwe regeling voor het toestaan van bed and breakfast bij woningen vertaald in het bestemmingsplan.

Een bed and breakfastvoorziening is een overnachtingsaccommodatie die tot de kleinschalige verblijfsrecreatie wordt gerekend. En is een nevenfunctie naast het wonen of de agrarische functie. En is wat betreft de activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension, hotel of horecagelegenheid en niet openbaar. Een bed en breakfastvoorziening is dusdanig kleinschalig dat de kans op overlast voor de omgeving te verwaarlozen is. En er mogen geen nadelige effecten voor verkeer of parkeren optreden.

Het gaat in dit verband om een toeristisch verblijf. Hiermee wordt ook zakelijk toerisme bedoeld. Het begrip kortdurend is opgenomen om duidelijk te maken dat het niet gaat om bijvoorbeeld wonen of seizoensrecreatie. Een bed en breakfast is per definitie geen pension of hotel. Onder een bed en breakfast wordt niet verstaan het bieden van overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden. Ook permanente bewoning is niet toegestaan. Een uitgangspunt bij kortdurend verblijf is dat er maximaal twee weken achtereen mag worden overnacht in een bed & breakfastvoorziening. Wanneer een kamer voor langer dan 2 weken wordt verhuurd, dan valt dit onder kamerverhuur.

Wanneer een bed en breakfastvoorziening groter wordt, wordt er ingeboet aan kleinschaligheid en persoonlijke aandacht. Bovendien gaat de accommodatie dan teveel op een pension of hotel lijken. In de beleidsregel wordt een maximum van 2 kamers gehanteerd en het gebruik van maximaal 30% van het vloeroppervlak”.

Gelet op het vorenstaande, maakt de regeling het mogelijk om in of bij woningen bed and breakfast toe te staan tot een gebruiksoppervlakte van maximaal 50 m² tot maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken. Via afwijking mag de oppervlakte onder voorwaarden (o.a. voldoende parkeergelegenheid) worden vergroot tot ten hoogste 70 m².

Het begrip bed and breakfast, zoals dat in artikel 1 lid 1.13 is opgenomen, waarborgt mede de kleinschaligheid van de functie.

5.2.4 Agrarisch - Bedrijf, Agrarisch - Cultuurgrond

Hoewel het bestemmingsplan vooral betrekking heeft op het stedelijk gebied van Dokkum, bevinden zich in het plangebied de nodige agrarische bedrijven en gronden. Bij deze bestemming is aansluiting gezocht bij de agrarische bestemmingen van het bestemmingsplan 'Bûten de Bolwurken' van 2010. Het doel van de agrarische bestemmingen is de bestaande agrarische activiteiten mogelijk te maken. Het onderscheid tussen de bestemmingen is dat de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' gericht is op agrarische bedrijfsvoering.

Er zijn alleen grondgebonden agrarische bedrijven mogelijk. Het is ook wenselijk dat melkveehouderijen grondgebonden blijven. Grondgebonden wil zeggen dat bedrijven aan een bepaalde plek in het landelijk gebied gebonden zijn vanwege hun functionele afhankelijkheid van de grond in de omgeving (ruwvoer en mest). Hierdoor kan een redelijke verhouding blijven bestaan tussen de omvang van de ‘pleats’ en de schaal van het

landschap. Dit komt de inpassing van bedrijven ten goede. Hiermee ontstaat ook een ‘natuurlijke’ bovengrens aan de bedrijfsomvang van een melkveehouderij. Een melkveehouderij zou anders een forse schaalsprong kunnen maken zonder over meer cultuurgrond te beschikken. Ruwvoer zal in dat geval over grotere afstanden moeten worden aangevoerd en de mest zal moeten worden afgevoerd. Omdat verkeersbewegingen daardoor toenemen wordt dit onwenselijk geacht. Ook werkt het in de hand dat de veestapel onbegrensd toeneemt, en de milieuemissies de toegestane milieugebruiksruimte overschrijden.

Een melkveehouderij die niet meer grondgebonden is (footloose), wordt beschouwd als een intensief veehouderijbedrijf. Bij grondgebonden bedrijven is dus voldoende grond aanwezig is om in hoofdzaak de mestafzet en voerwinning te verwezenlijken. Aan de hand van de volgende indicatoren/gegevens kan aangetoond worden of er sprake is van voldoende grond om in hoofdzaak de mestafzet en voerwinning te verwezenlijken:

  • het moet gaan om eigen, gepachte of ruilgrond;
  • voldoende wordt bepaald door:
    • 1. of 60 % van mestafzet én voerwinning kan op eigen, gepachte of ruilgrond afgezet worden, of
    • 2. er wordt voldaan aan actuele gemiddelde verhoudingsgetallen van aantal dieren per ha voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

Verhoudingsgetallen grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

Bij een veebezetting van 2,5 grootvee-eenheden of minder per hectare ras en voedergewassen is een bedrijf 100% voorzienend. Bij 60% zelfvoorzienendheid resulteert dit in een maximum veebezetting van ongeveer 3,5 GVE per hectare. Omgerekend komt dit uit op ongeveer 0,25 hectare er GVE. Dit zijn algemene richtlijnen. Een veehouder die veel ruwvoer per ha produceert (‘scherp boert’), heeft minder oppervlakte grond nodig als een veehouder die minder efficiënt produceert. Maatwerk is daarom van belang.
Grootvee-eenheid (GVE) is de rekeneenheid voor het vaststellen van de veebezetting zoals vastgelegd door de Europese Commissie (EU 2009, L329/3). Een melkkoe = 1,0 GVE, een kalf =0,4 GVE, een paard = 0,8 GVE, een schaap of geit = 0,1 GVE. Eventuele aanvoer van krachtvoer van buiten het bedrijf wordt buiten beschouwing gelaten. Op basis van landbouwkundige productiegegevens en voedernormen is vastgesteld dat een veebedrijf wat betreft ruwvoer nog net zelfvoorzienend is bij een veebezetting van 2,0 GVE per ha op matige grond tot 2,5 GVE per ha op goede grond. Grondgebondenheid van veebedrijven wordt ook wel gedefinieerd op basis van het criterium wel of geen mestoverschot op bedrijfsniveau. Op basis van dit criterium worden ook maximale veebezettingen van 2,0 - 2,5 GVE per ha vastgesteld.  

Met de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' wordt, naast het behoud van de agrarische gronden (weiland, akkerland), de instandhouding van landschappelijke waarden nagestreefd.

5.2.5 Bedrijf, Bedrijf - Nutsvoorziening

Het bestemmingsplan kent, naast de bestemming voor agrarische bedrijven, enkele bestemmingen voor reguliere individuele bedrijfsfuncties. Deze bestemmingen zijn 'Bedrijf' en 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

Deze bedrijven zijn vaak in de loop van de tijd ontstaan en staan verspreid over het plangebied, bijvoorbeeld aan de uitvalswegen vanuit de binnenstad. De toegestane bedrijfsactiviteiten zijn hierop afgestemd. Dit betekent dat hier meestal maximaal categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan zijn. Deze bedrijven zijn goed verenigbaar met een woonomgeving. Gevaarzettende en geluidproducerende bedrijven (volgens de Wet geluidhinder) zijn op deze locaties dan ook niet toegestaan. Vaak is bij deze bedrijven sprake van een bijbehorende kantoorruimte en/of een bedrijfswoning. De bestemming maakt deze mogelijk. De ruimtelijke mogelijkheden zijn afgestemd op de mogelijkheden die er vanuit het verleden waren en/of de mogelijkheden die in de directe omgeving van toepassing zijn.

Grotere nutsvoorzieningen, waarbij sprake is van een nutsgebouwtje (inhoud van ten minste 50 m³) vallen onder de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Deze zijn bestemd, omdat ze niet vergunningvrij zijn vanuit het Besluit omgevingsrecht.

5.2.6 Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' ligt op de in het plangebied aanwezige bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen zijn meestal als eenheid in een korte tijdspanne gerealiseerd. Ze zijn functioneel en ruimtelijke een geheel.

Om milieutechnische redenen wordt er binnen de bestemming gewerkt met een inwaartse milieuzonering. In gebieden nabij woningen zijn alleen de lichte categorieën (1 en 2) toegestaan en verder vanaf de woonfuncties mogen zich bedrijven uit een zwaardere categorie vestigen (tot en met milieucategorie 4.2). De bedrijven die zijn toegestaan staan vermeld in de als bijlage 1 bij de regels toegevoegde Bedrijvenlijst. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor bedrijven die niet zijn genoemd, maar die naar aard en schaal gelijk te stellen zijn.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn vanwege de milieusituatie niet meer toegestaan. De bestaande bedrijfswoningen zijn daarom specifiek op hun huidige locatie vastgelegd en mogen als zodanig blijven functioneren.

Het bedrijventerrein Betterwird dat is aangewezen als 'gezoneerd bedrijventerrein' kent een geluidzone. Dit betekent dat rond het bedrijventerrein een geluidzone is vastgesteld, die ook in dit bestemmingsplan geregeld is. Daarnaast heeft dit als gevolg dat aan de randen van dit terrein minder zware bedrijven mogelijk zijn dan centraal daarin.

Specifieke bedrijfsfuncties, zoals een LPG-tankstation, zijn aangeduid. Dit heeft te maken met de gevaarzettende werking van deze functies (externe veiligheid). Hiervoor zijn op de verbeelding en de regels aanduidingen en regelingen opgenomen die deze functies mogelijk maken, maar deze ook beperken tot specifieke plaatsen. Hiermee wordt voorkomen dat de veiligheidssituatie voor de omgeving verslechterd.


Specifieke bedrijfsfuncties, zoals een LPG-tankstation, zijn aangeduid. Dit heeft te maken met de gevaarzettende werking van deze functies (externe veiligheid). Hiervoor zijn op de verbeelding en de regels aanduidingen en regelingen opgenomen die deze functies mogelijk maken, maar deze ook beperken tot specifieke plaatsen. Hiermee wordt voorkomen dat de veiligheidssituatie voor de omgeving verslechterd.

Verder worden op de bedrijventerreinen via een afwijkingsbevoegdheid meer mogelijkheden geboden voor bedrijfsfuncties die niet vallen onder de traditionele bedrijven, maar wel op een bedrijventerrein zouden moeten thuishoren.

Hierbij kan gedacht worden aan sportinstellingen (indoor soccer, skibanen, grote fitnesscentra e.d.) en internetdetailhandel waar alleen de goederen worden gedistribueerd.

Langs de randen van het bedrijventerrein die grenzen aan het buitengebied zal bij nog niet ingevulde kavels een zorgvuldige landschappelijke inpassing worden nagestreefd. Bij de uitgifte van de kavels zal dit (privaatrechtelijk) worden bedongen.

5.2.7 Bedrijventerrein - Woon- /werklocatie

De woon- en werklocatie Dokkum Noord is als 'Bedrijventerrein - Woon-/werklocatie' bestemd. Door de (verplichte) menging van bedrijf met woning zijn hier hooguit bedrijven in de categorieën 1 en 2 toegestaan. De ruimtelijke mogelijkheden zijn afgestemd op de bestaande situatie, met inachtneming van de regeling uit het vorige bestemmingsplan.

5.2.8 Centrum

De bestemming 'Centrum' heeft betrekking op het kernwinkelgebied van de binnenstad van Dokkum, zoals dat is aangewezen in de Visie Binnenstad Dokkum (2016).

Het kernwinkelgebied bestaat uit de straten Grote- en Kleine Breedstraat, Hoogstraat, Waagstraat en Diepswal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0017.png"

Kernwinkelgebied

Binnen het kernwinkelgebied is ruimte voor winkels en horeca. Dit betekent dat de functie wonen ondergeschikt wordt. Wonen is alleen mogelijk op de eerste en hogere verdiepingen en niet op de begane grond.

De horecabedrijven zijn, met uitzondering van winkelondersteunende horeca (horecacategorie 1), vastgelegd op plek en horecacategorie (zie paragraaf 3.3.13). Door winkels en winkelondersteunende horeca toe te staan wordt flexibel ingespeeld op het aanbieden van nieuwe vormen van horeca in combinatie met detailhandel (blurring), zoals horeca binnen winkels of verkoop van retailproducten in horecabedrijven.

Binnen de bestemming worden samenvattend de volgende functies toegestaan:

  • 1. detailhandel: overal, zowel horizontaal als verticaal (meerdere bouwlagen);
  • 2. wonen: overal, maar uitsluitend vanaf tweede en hogere verdieping.
  • 3. horeca: bestaande functies vastgelegd met uitzondering van winkelondersteunende horeca. Het gebied rond De Zijl en de Diepswal biedt ruimte aan nieuwe horeca met terrassen via een afwijkingsprocedure;

Overige (bestaande) functies die afwijken van beleidsvisie zijn vastgelegd op bestaande locaties, voor nieuwvestiging van (nieuwe vormen van) bedrijven wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (o.a. kleine kantorenbeleid, zie paragraaf 3.3.5).

Ten aanzien van het wonen is het niet zonder meer wenselijk dat een pand wordt opgesplitst in meerdere woningen of appartementen. Vanwege onder meer de parkeerdruk die extra woningen in met name het centrumgebied met zich mee kunnen brengen is het van belang dat verappartementisering van panden wordt gereguleerd en dus niet zonder meer kan plaatsvinden. Om die reden is in principe maximaal één woning per pand toegestaan. Met een binnenplanse afwijkingsprocedure kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken.

Omdat het gehele kernwinkelgebied in het beschermde stadsgezicht ligt, is de bebouwingsregeling 'bevroren' in die zin dat de bestaande situatie van de bebouwing zoveel mogelijk is vastgelegd. In de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' zijn aanvullende kwalitatieve bouwregels gesteld.

5.2.9 Cultuur en ontspanning

In Dokkum is sprake van voorzieningen die bedoeld zijn voor cultuur en ontspanning, bijvoorbeeld een theater of een bioscoop. Dit type voorziening wordt bestemd voor 'Cultuur en ontspanning'. De voorzieningen hebben meestal binnen een gebied op bepaalde tijden een hoge verkeersaantrekkende werking en daarmee grotere parkeerbehoefte. De locatie van deze voorzieningen is dan ook vastgelegd op die locaties waar deze nu al bestaan of waarbij aangetoond is dat deze mogelijk zijn in relatie tot onder meer verkeer en parkeren. De functionele en ruimtelijke mogelijkheden zijn gebaseerd op de huidige situatie en op de voorheen geldende mogelijkheden.

5.2.10 Detailhandel, Detailhandel - Singulier en Detailhandel - Supermarkt

De individuele detailhandelsvestigingen en supermarkten zijn bestemd als respectievelijk 'Detailhandel', 'Detailhandel - Singulier' en 'Detailhandel - Supermarkt'. Het grootste onderscheid tussen de bestemmingen wordt gevormd door de impact vanuit ruimtebeslag en milieuoogpunt op de omgeving. De functionele en ruimtelijke mogelijkheden zijn over het algemeen afgestemd op de bestaande situatie en de geldende regeling. Dit betekent onder meer dat geen sprake is van onderlinge uitwisselbaarheid van de detailhandelsfuncties die in de verschillende detailhandelsbestemmingen mogelijk zijn.

Het gaat hierbij om winkels die buiten het kernwinkelgebied (bestemming 'Centrum') en de uitlopers daarvan (bestemming 'Gemengd') liggen, bijvoorbeeld langs de uitvalswegen van de binnenstad en in de wijkwinkelcentra. Het gaat vaak om individuele winkelpanden die van oudsher aanwezig waren. Dit heeft tot gevolg dat ruimtelijke regelingen per individueel detailhandelspand kunnen verschillen.

Supermarkten en singuliere detailhandelsvestigingen hebben over het algemeen een groter ruimtebeslag dan een reguliere winkel. Daarnaast is de druk om de omgeving, vanuit milieukundig, verkeers- en parkeeroogpunt groter dan bij reguliere detailhandel. Deze winkels hebben dan ook een specifieke bestemming in dit bestemmingsplan. Deze locaties zijn alleen bedoeld voor supermarkten en singuliere detailhandel en de daarbij (al aanwezige) bedrijfswoningen.

5.2.11 Detailhandel - PDV

De perifere detailhandelslocatie aan de Zuiderschans is als 'Detailhandel - PDV' bestemd. Teneinde op deze locatie ook andere bedrijfsvormen mogelijk te maken is ter plaatse ook de mogelijkheid geboden voor vestiging van kantoren (dienstverlening) en groothandel. De individuele perifere detailhandelsvestigingen, waarvan een aantal op de bedrijventerreinen voorkomen, zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' specifiek aangeduid.

5.2.12 Dienstverlening

Dienstverlenende voorzieningen verlenen diensten op economisch en maatschappelijk vlak, bijvoorbeeld reisbureaus, banken en kapsalons. Deze voorzieningen zijn gericht op het aantrekken van publiek en zijn daarom vaak in winkelcentra te vinden. Soms zijn ze echter ook in een woonbuurt aanwezig. In de gevallen waarbij dergelijke voorzieningen niet in het kernwinkelgebied liggen, zijn ze specifiek bestemd als 'Dienstverlening'. Dit heeft vooral te maken met de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte. Buiten het kernwinkelgebied zijn deze voorzieningen meestal van oudsher al aanwezig, waardoor ook vaak sprake is van een combinatie met een bedrijfswoning. De bestaande zijn dan ook bij recht mogelijk. De functionele en ruimtelijke mogelijkheden zijn afgestemd op de bestaande situatie en de voorheen geldende regeling. 

5.2.13 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' heeft betrekking op de aanloopstraten in de binnenstad van Dokkum, zoals die zijn aangewezen in de Visie Binnenstad Dokkum (2016).

Dit betreffen de uitlopers van het kernwinkelgebied waar detailhandel, horeca en dienstverlening worden afgewisseld door wonen. Het gaat om de Koornmarkt, de Boterstraat, het noordelijke deel van de Hoogstraat (vanaf de Bonifatiuskerk tot aan de Markt), de Nauwstraat en de Vlasstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKRS2017-VG01_0018.png"

Aanloopstraten

Het is de bedoeling deze straten af te waarderen en alleen ruimte te bieden voor kleinschalige winkelfuncties, ambachtelijke bedrijven, galeries en dienstverlening . Overal mag gewoond worden.

Samenvattend worden in de bestemming de volgende functies toegestaan:

  • 1. detailhandel, ambachtelijke bedrijven, dienstverlening, galeries/ateliers: overal;
  • 2. wonen: overal, zowel verticaal als horizontaal;
  • 3. horeca: bestaande functies vastgelegd, het gebied rond De Zijl en de Diepswal biedt ruimte aan nieuwe horeca met terrassen via een afwijkingsprocedure.

Overige (bestaande) functies die afwijken van beleidsvisie zijn vastgelegd op bestaande locaties, voor nieuwvestiging van (nieuwe vormen van) bedrijven wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (o.a. kleine kantorenbeleid, zie paragraaf 3.3.5).

Ook geldt hier, net als in het centrumgebied (zie paragraaf 5.2.8), ten aanzien van het wonen de beperking van maximaal één woning per pand.

5.2.14 Groen

Voor de grootschalige groenvoorzieningen in het plangebied is de bestemming 'Groen' opgenomen. De voorzieningen binnen deze bestemming zijn van belang voor de hoofdgroenstructuur van de buurt, de wijk of zelfs de stad. De bestemming ligt dan ook overal in het plangebied. De bestemming richt zich hoofdzakelijk op het behoud en mogelijk maken van de groenvoorziening. Vaak is daarbij echter sprake van een combinatie met water(partijen), fiets- en wandelpaden, bijvoorbeeld in parken. Deze functies zijn dan ook bij recht mogelijk in deze bestemming. Aanverwante functies, die in de huidige situatie in de groenvoorzieningen aanwezig zijn, blijven mogelijk. Hiervoor is een aanduiding opgenomen om ze mogelijk te maken. Bebouwing in het groen wordt zo veel mogelijk voorkomen. Wel zijn onder meer afscheidingen als hekwerken mogelijk, zodat een veilige omgeving, bijvoorbeeld bij speelplaatsen, gerealiseerd kan worden.

De volkstuinen en de ijsbaan met de daarbijbehorende bebouwing zijn ruimtelijk-functioneel als groenelementen in de stad te beschouwen en om die reden als zodanig bestemd en voorzien van een aanduiding. Hetzelfde geldt voor het sluisgebouw nabij het Harddraverspark. Voor het gebouwtje is een passende functie gezocht die bijdraagt aan de dagrecreatieve voorzieningen en planologisch inpasbaar is.

Verder wordt de bescherming van waardevolle erfbeplanting die voorkomt op een aantal percelen in de stad via een dubbelbestemming gewaarborgd (zie ook paragraaf 5.2.31).

Voor de aanleg van een kleinschalig haventje, dat mogelijk wordt gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid, dient onder meer rekening te worden gehouden met de Ontgrondingenverordening Friesland (zie paragraaf 3.2.4).

5.2.15 Horeca

Verspreid over de binnenstad is horeca aanwezig. Daar waar deze gevestigd zijn buiten het kernwinkelgebied en de aanloopstraten zijn deze als zodanig bestemd en op de huidige categorie vastgelegd (zie paragraaf 3.3.13). De redenen hiervoor zijn de invloed op de omgeving vanuit het milieuoogpunt, de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte. De functionele en ruimtelijke mogelijkheden zijn voor het overige gebaseerd op de bestaande situatie.

5.2.16 Kantoor

Naast de dienstverlenende voorzieningen met een grote publieksaantrekkende werking, zijn er ook dienstverlenende voorzieningen waar geen of nauwelijks bezoekers komen. Dit zijn meestal kantoren. Deze zijn in dit plan bestemd als 'Kantoor'. De kantoren zijn verspreid over het plangebied aanwezig. Ze hebben een relatief hoge parkeerbehoefte voor het eigen personeel, maar hebben een relatief lage milieukundige belasting op de omgeving. Kantoren kunnen dan ook in woonbuurten aanwezig zijn. De verschijningsvorm van een kantoorpand kan zeer divers zijn. De functionele en ruimtelijke mogelijkheden voor kantoren zijn gebaseerd op de bestaande situatie.

5.2.17 Maatschappelijk en Maatschappelijk - Begraafplaats

Dokkum kent meerdere maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kerken en het ziekenhuis. Deze voorzieningen zijn bestemd als 'Maatschappelijk'.

De in het plangebied aanwezige begraafplaatsen zijn als 'Maatschappelijk - Begraafplaats' bestemd. Deze bestemming is gericht op het behoud van de bestaande begraafplaatsen, met de daarop aanwezig en voor de begraafplaats nodige bebouwing.

De functionele en ruimtelijke mogelijkheden van de maatschappelijke bestemming zijn gebaseerd op de bestaande situatie in combinatie met de in het voorheen geldende bestemmingsplan.

5.2.18 Natuur

De eendenkooi ten zuiden van de Lauwersseewei is als 'Natuur' bestemd. Ter bescherming en instandhouding van de eendenkooi en de daarbijbehorende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

5.2.19 Recreatie - Kampeerterrein en Recreatie - Manege

Dokkum heeft een aantrekkingskracht op toeristen door o.a. de oude binnenstad en de door de stad lopende vaarroute. Om in een deel van de verblijfsplaats voor recreanten te voorzien zijn recreatieve verblijfsvoorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij niet alleen om hotels, maar ook om een kampeerterrein. Deze is bestemd als 'Recreatie - Kampeerterrein'. Deze bestemming is bedoeld voor een kampeerterrein met kampeermiddelen als tenten en caravans. Vaste standplaatsen voor stacaravans vallen hier niet onder. In tegenstelling tot bijvoorbeeld hotels en pensions is een kampeerterrein is seizoensgebonden. Om te voorkomen dat het terrein groter wordt en daarmee een hogere milieubelasting op de omgeving veroorzaakt, is het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen beperkt.

Ook de in het plangebied aanwezige manege valt onder de recreatieve voorzieningen. Hierbij gaat het echter ook om een educatieve voorziening (rijles) en om de stalling van paarden (paardenhouderij). Deze functie heeft dan ook een eigen bestemming, namelijk 'Recreatie - Manege'. Voor de manege zijn gebouwen, zoals een rijhal, mogelijk gemaakt. De bestaand functionele en ruimtelijke situatie zijn de basis voor de recreatieve bestemmingen van dit plan.

5.2.20 Sport

Dokkum kent twee grotere sportvoorzieningen, namelijk het Harddraverspark en het sportcomplex Tolhuispark, welke bestemd zijn als 'Sport'. Voor het Tolhuispark is onlangs een bestemmingsplan vastgesteld. Dit gebied is evenwel opnieuw in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.

Deze bestemming maakt niet alleen de sportvelden en daarbij behorende voorzieningen mogelijk, maar biedt ook een regeling voor de aanwezige gebouwen. Deze gebouwen dienen onder andere als kantine en kleedruimten. De bestaand functionele en ruimtelijke situatie is het uitgangspunt voor de regeling. Via een afwijkingsregeling kan vervangende nieuwbouw worden toegestaan.

5.2.21 Verkeer, Verkeer - Openbaar vervoerstation en Verkeer - Verblijfsgebied

Binnen de openbare ruimte in het plangebied is de verkeersfunctie belangrijk. Binnen het plangebied is dan ook sprake van verschillende verkeersbestemmingen, namelijk: 'Verkeer', 'Verkeer - Openbaar vervoerstation' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De verschillen tussen de bestemmingen worden bepaald door de hoofdfunctie ervan.

Zo zijn de voorzieningen binnen de bestemming 'Verkeer' een nadrukkelijk bedoelt voor de doorstroming van het verkeer in de stad. Daarbij horen wegen, voet- en fietspaden. De wegen binnen deze bestemming hebben meestal een maximumsnelheid van 50 km/uur of hoger. De bouwwerken die hierbij mogelijk zijn gemaakt, zijn ook op dat doel gericht (bijvoorbeeld verkeersborden).

De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' hebben naast een verkeersfunctie ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Hieronder vallen onder meer voetgangersgebieden en pleinen. Ook reguliere woonstraten (erfontsluitingswegen) hebben deze bestemming. De wegen in deze bestemming hebben maximumsnelheid van 30 km/uur. Voor de verblijfsfunctie zijn ook speelvoorzieningen toegestaan binnen de bestemming.

Grotere reguliere parkeerterreinen, zoals het parkeerterrein op de Helling, zijn specifiek aangeduid als 'parkeerterrein'. In dit geval is de bestemming uitsluitend bedoeld voor parkeren (ten behoeve van) het kernwinkelgebied en de overige centrumfuncties.

Het busstation in het noorden van Dokkum is een specifieke verkeersbestemming en heeft daarom de bestemming 'Verkeer - Openbaar vervoerstation'. De bestemming maakt daarnaast de bij het busstation horende voorzieningen mogelijk. Dat zijn onder meer een grote fietsenstalling en een remise/garage. De bestaande situatie is leidend voor de functionele en ruimtelijke mogelijkheden binnen de verkeersbestemmingen.

5.2.22 Water

In het plangebied zijn grotere waterpartijen aanwezig. Deze hebben in eerste instantie een belang in de ruimtelijke hoofdstructuur van Dokkum, denk daarbij aan de stadsgrachten. Daarnaast hebben ze ook een belangrijke waterhuishoudkundige functie. Ze zorgen onder meer voor de afvoer van het regenwater vanuit de stad. Deze waterpartijen hebben de bestemming 'Water'. De bij die waterpartijen horende functies en bouwwerken zijn bij recht mogelijk gemaakt. Denk daarbij aan bermen, maar ook aan steigers en bruggen. Deze laatste zijn specifiek aangeduid, omdat ze niet overal toegestaan zijn. Dit heeft onder meer te maken met de vaarroute door de stad heen. Deze moet in principe obstakelvrij blijven en is om die reden specifiek geregeld in deze bestemming. De bestaande functionele en ruimtelijke situatie is leidend voor de regeling van deze bestemming.

Naast de regeling in het bestemmingsplan is de Keur van het Wetterskip Fryslân en de provinciale Vaarwegenverordening Fryslân 2014 van toepassing. Bij (bouw)activiteiten dient naast de regeling in het bestemmingsplan tevens rekening te worden gehouden met deze regelgeving.

Binnen de bestemming zijn de bestaande ligplaatsen voor woonschepen aangeduid. De woonschepen mogen daarbij worden gevestigd op de locaties waar ze tot voor kort op grond van de Woonschepenverordening Dongeradeel mogelijk zijn). De Woonschepenverordening wordt ingetrokken en vervangen door de regeling in het voorliggende bestemmingsplan. Het beleid aangaande erfbebouwing bij woonschepen aan het Hellingpad (zie paragraaf 3.3.16) is geregeld door aangrenzend aan de woonschepen tuinen en erven bij de woonschepen toe te staan waar tevens een berging van maximaal 6 m² met een bouwhoogte van maximaal 3 meter mag worden gebouwd.

Tevens is er sprake van een aantal historische schepen (skûtsjes, driemasters e.d.) die zomers in de vaart zijn, maar die in de wintermaanden hun ligplaats hebben langs de Bolwurken (zie ook paragraaf 3.3.15) en waar dan gewoond wordt. Om te voorkomen dat reguliere recreatievaartuigen een permanente ligplaats krijgen (in de wintermaanden) en als woonschip worden gebruikt, is voor het gebruik van historische schepen als woonschip in de wintermaanden een specifieke regeling opgenomen.

5.2.23 Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan alle grondgebonden woningen in het plangebied die geen deel uitmaken van een bedrijfsfunctie of binnen de bestemming 'Centrum' of 'Gemengd' aanwezig zijn. Qua bouwregels is aangesloten op de geldende regeling, waarbij de hoofdgebouwen zijn vastgelegd in het bouwvlak en de maatvoering (goothoogte, bouwhoogte en dakhelling) zijn vastgelegd op de verbeelding respectievelijk in de regels.

Er is hierbij onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Voor wat betreft de regeling voor bijbehorende bouwwerken wordt verwezen naar paragraaf 5.2.2.


In de woonbestemmingen zijn ook andersoortige functies aanwezig die specifiek zijn inbestemd, voorzover ze vallen onder de regeling voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Ook is logiesverstrekking in de vorm van bed and breakfast mogelijk (zie de paragrafen 3.3.14 en 5.2.3).

Alle toegestane functies dienen ondergeschikt zijn aan het wonen en mogen niet zelfstandig zijn of zelfstandig worden uitgeoefend.

Teneinde huisvesting van meerdere huishoudens in een woning tegen te gaan, is uitsluitend het gebruik voor de 'huisvesting van één huishouden' mogelijk. Huisvesting van bijvoorbeeld studenten in één woning wordt hiermee in beginsel geweerd. Om dit juridisch goed te borgen is in het algemene gebruiksverbod van artikel 44 lid 44.1 bepaald dat 'het gebruik van een woning door meer dan één huishouden' strijdig is. Van deze bepaling kan onder voorwaarden worden afgeweken.

5.2.24 Wonen - Wooncentrum en Wonen - Woongebouw

Dit bestemmingsplan heeft twee overige woonbestemmingen, namelijk 'Wonen - Wooncentrum' en 'Wonen - Woongebouw'.

Bij 'Wonen - Woongebouw' is sprake is van gestapelde woningbouw (appartementen) en de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' heeft betrekking op woonzorgcentra.

De regeling voor deze gebouwen en hun omgeving is gebaseerd op de bestaande functionele en ruimtelijke situatie en de voorheen geldende regelingen.

5.2.25 Dubbelbestemming Leiding - Gas en Leiding - Hoogspanningsverbinding

In het plangebied zijn de volgende dubbelbestemmingen van toepassing: Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanningsverbinding, Waarde - Archeologisch waardevol gebied, Waarde - Beschermd stadsgezicht Waarde - Karakteristiek. De regels van deze dubbelbestemmingen gelden eerst op de regels van de onderliggende bestemmingen. Deze bestemmingen hebben als doel de leiding(en), waardevolle gebieden en karakteristieke panden te beschermen. Dit betekent bijvoorbeeld dat bouwwerkzaamheden in het gebied met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' niet zonder meer mogen plaatsvinden, ook als het volgens de onderliggende bestemming wel mogelijk is.

5.2.26 Dubbelbestemming Waarde - Archeologisch monument en Waarde - Archeologisch waardevol gebied

De archeologische monumenten (wettelijk beschermde terreinen op grond van de Monumentenwet) zijn onder de bestemming 'Waarde - Archeologisch monument' gebracht. De bestemming heeft de bescherming van archeologische waarden tot doel. Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Dongeradeel te worden ingediend.

In een groot deel van het plangebied is sprake van archeologische waarden die beschermd moeten worden volgens de FAMKE-kaart. In paragraaf 4.7 is dit nader omschreven. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningsplichting. Zie hiervoor artikel 36 lid 36.3 van de regels.

5.2.27 Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende waardevolle dijken, lanenstructuren, terppaden en kerkepaden zijn onder de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gebracht. De bestemming is gericht op het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden ervan. Ter bescherming van deze waarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken noodzakelijk.

5.2.28 Dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht

Voor de binnenstad geldt naast de basisbestemmingen, de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. Het beleid is er in zijn algemeenheid op gericht om de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden in het plangebied te beschermen en zo mogelijk te versterken.

In de regeling zijn met name bepalingen opgenomen over bouwen, de parcellering, verhoudingen tussen hoogte en breedte van hoofdgebouwen, dakvormen en de maatverhouding van de gevelopeningen. Voor het plaatsen van bijbehorende bouwwerken gelden ook een aantal aanvullende (kwalitatieve) criteria. Van deze bepalingen kan, onder voorwaarden, worden afgeweken. In paragraaf 5.2.1 is hier uitgebreid op ingegaan.


Naast de bouwregels is er ook een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Hiermee kunnen activiteiten die niet onder het bouwen vallen maar die wel afbreuk kunnen doen aan de waarden van het beschermd stadsgezicht, aan een vergunning worden gekoppeld.

5.2.29 Dubbelbestemming Waarde - Karakteristiek

De in het plangebied aanwezige karakteristieke panden zijn als 'Waarde - Karakteristiek' bestemd (zie ook paragraaf 4.8). Het betreffen panden die om uiteenlopende redenen karakteristiek zijn. Het kan daarbij gaan om rooilijn, gevel, locatie, kleur en dergelijke. Verbouw, sloop of vernieuwbouw hiervan moet niet zonder meer mogelijk zijn. Aan de hand van een omgevingsvergunningenstelsel kan worden beoordeeld in hoeverre mag worden gesloopt of verbouwd. Medewerking aan sloop of verbouw is afhankelijk van de waardestelling die is toegekend aan het betreffende pand. De inventarisatie van de karakteristieke panden met de van toepassing zijnde waardestelling is opgenomen in bijlage 2.

5.2.30 Dubbelbestemming Waarde - Rijksmonument

In het plangebied komen een aantal rijksmonumenten voor. Deze monumenten worden beschermd via de Monumentenwet 1988 en hebben in het bestemmingsplan uitsluitend een signaleringsfunctie. De regeling is daarop afgestemd.

5.2.31 Dubbelbestemming Waarde - Waardevolle erfbeplanting

Waardevolle erfbeplanting is specifiek inbestemd ter bescherming van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van deze beplanting.

5.2.32 Algemene aanduidingsregels en overige regels

Algemene bouwregels

In het voorheen geldende bestemmingsplan Binnenstêd, is alle bebouwing exact vastgelegd via de regeling 'bestaand'. In het nieuwe plan is er sprake van bestemmingen die de bebouwing in hoofdlijnen vastlegt. Aan de hand van bouwinventarisaties is gekeken naar de bebouwing op hoofdlijnen en zijn de goothoogtes en bouwhoogtes bepaald. Zo is er ten opzichte van de voorheen geldende regeling een zekere flexibiliteit gewaarborgd en wordt voorkomen dat voor nagenoeg elke bouwaanvraag een afwijkingsprocedure nodig is.

Kanttekening van deze aangepaste regeling is dat de bestaande bebouwing marginaal kan afwijken van de in het bestemmingsplan gestelde maatvoeringseisen. Dit is, gelet op de complexiteit van het bouwen en de omvang van het gebied, nooit helemaal te voorkomen. Het moet echter niet zo zijn dat de vergunde situaties daardoor onder het overgangsrecht komen te vallen. Om deze reden is hiervoor in de algemene bouwregels een 'vangnetregeling' opgenomen (zie artikel 43 lid 43.2).

Deze vangnetregeling is tevens bedoeld om te zorgen dat uitbreidingsituaties die niet voldoen aan de opgenomen regeling, maar wel overeenkomen met de bestaande situatie, voldoen aan het bestemmingsplan en dus 'bij recht' vergund kunnen worden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een pand dat in het bestemmingsplan is geregeld als een gebouw in één bouwlaag met kap, maar vergund en uitgevoerd in twee bouwlagen met kap. De uitbreiding van dat pand mag dan ook in twee bouwlagen met kap worden uitgevoerd, omdat dit de bestaande situatie is en de regeling in het bestemmingsplan had moeten uitgaan van deze situatie.

Gebiedsaanduidingen

In het plangebied zijn de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen: geluidzone - industrie, overige zone - gezoneerd terrein, veiligheidszone - bevi en vrijwaringzone - molenbiotoop. De regels bij de aanduidingen geven extra regels voor de onderliggende bestemmingen. De aanduidingen dienen enerzijds voor het mogelijk maken van bepaalde specifiek functies. Anderzijds maken de aanduiding functies of bouwwerken niet mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn het verbieden van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van industrie of het geven van beperkingen aan de hoogte van gebouwen en beplanting binnen de molenbiotoop.

Regeling evenementen

Naar aanleiding van constante jurisprudentie van de Raad van State dat er in een bestemmingsplan aanleiding is om bij evenemententerreinen voorschriften te stellen is een specifieke regeling hiervoor opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft, wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Het bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure.

6.1.1 Overleg

Het bestemmingsplan wordt in overleg (artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening) gebracht bij overleginstanties. Tijdens de overlegperiode worden in ieder geval de provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân benaderd. Wanneer reacties worden in gediend, voorziet de gemeente deze van een reactie. Waar nodig wordt het op te stellen ontwerpbestemmingsplan hierop aangepast.

6.1.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Daarbij wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Wanneer tijdens de periode zienswijzen worden ingediend, voorziet de gemeente deze van een reactie.

6.1.3 Vervolg

Vervolgens wordt het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie). In de bijlage is de economische uitvoerbaarheid van het plan nader toegelicht.

6.2.1 Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel haalbaar. De gemeente heeft voor het opstellen van dit bestemmingsplan voldoende financiële middelen beschikbaar. Het plan is bovendien vooral conserverend van aard. Ontwikkelingen worden bij recht niet mogelijk gemaakt. Ontwikkelingen waarvoor al een vergunning is verleend, maar die nog gerealiseerd moeten worden, worden in dit bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt. Dit betreffen onder andere een aantal herstructureringsprojecten in de Hoedemakerspolder. De financiële haalbaarheid van die ontwikkelingen is in het vergunningentraject al aangetoond.

6.2.2 Grondexploitatie

Het Besluit ruimtelijke ordening beschrijft de grondexploitatieregeling. Deze grondexploitatieregeling schrijft voor dat een exploitatieplan bij het bestemmingsplan vastgesteld moet worden op het moment het bestemmingsplan een bouwplan mogelijk maakt. Het Bro bepaalt wat onder 'bouwplannen' valt. Dit bestemmingsplan is vooral conserverend van aard. Nieuwe bouwplannen worden niet bij recht in het plan mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is daarmee niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan niet verplicht.

Hoofdstuk 7 Overleg en Inspraak

7.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

(Bro) is over het voorontwerpbestemmingsplan een reactie ontvangen van de volgende instanties:

  • 1. Provincie Fryslân;
  • 2. Wetterskip Fryslân.

Van het waterschap is geen reactie ontvangen. Aangenomen is dat zij instemmen met het bestemmingsplan. De reactie van de provincie is hierna opgenomen en van een gemeentelijk standpunt voorzien. De brief is opgenomen in bijlage 5.

Ad 1. Provinsje Fryslân

De provinciale belangen in het plan geven aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.


Kantoren (cat. 1: strijd met verordening romte)

Binnen de bestemmingen "Bedrijf" en "Bedrijventerrein" zijn de gronden bedoeld voor onder meer bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1: bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2. In deze bedrijvenlijst is ook een categorie "overige zakelijke dienstverlening: kantoren" opgenomen. Hiermee worden in theorie zelfstandige kantoren mogelijk gemaakt, hetgeen in strijd is met artikel 4.1.2, lid 1 van de Verordening Romte. Kantoren dienen in de genoemde bestemmingen dan ook expliciet te worden uitgesloten.

Gemeentelijke reactie:

De in het bestemmingsplan opgenomen bedrijvenlijst betreft een selectie van de bedrijvenlijst van de VNG (uitgave 2009). In deze lijst is er bijvoorbeeld expliciet voor gekozen om kantoren uit te sluiten (SBI-codes 65, 66 en 66: Financiële instellingen en verzekeringswezen). Het is dus ook niet de bedoeling dat kantoren op bedrijventerreinen worden toegestaan, maar hooguit kantoren behorende bij de toegestane bedrijvigheid. Voor kleinschalige kantoren zonder baliefunctie bieden we evenwel de mogelijkheid deze te vestigen op bedrijfsterreinen. Dit mogen echter alleen kantoorfuncties of dienstverlenende functies zijn met een oppervlakte van maximaal 60 m² per kantoor of dienstverlenend bedrijf (artikel 7 lid 7.6.f). Deze regeling is niet in strijd met het provinciale kantorenbeleid.

Om aan te geven dat er geen verschil van mening bestaat over de visie op kantoren, zijn in de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein' zelfstandige kantoren uitgesloten. Kleinschalige kantoren blijven op basis van het kleine kantorenbeleid wel mogelijk.

Binnen de bestemming "Detailhandel - PDV" zijn de gronden bedoeld voor perifere detailhandel en ter plaatse van de aanduiding tevens bestemd voor "specifieke vorm van bedrijf - ABC-goederen" en "kantoor". Met een afwijking (artikel 12.6) zijn kantoren zonder baliefunctie met een maximale brutovloeroppervlakte van 1.200 m² toegestaan. Als voor elk perceel deze afwijking wordt toegepast, ontstaat er een nieuwe kantoorlocatie. Ook dit is in strijd met het provinciale kantorenbeleid uit de Verordening Romte verzocht wordt de afwijking te schrappen.

Gemeentelijke reactie:

De voorgenomen regeling is niet bedoeld om de PDV-locatie te transformeren naar een kantorenlocatie, maar om een alternatief te kunnen bieden voor de perifere detailhandel die aanvankelijk in het gebied gepland was. Voor het betreffende gebied wordt daarom ook geen kantorenplan opgesteld. Om die reden zal vooralsnog worden afgezien naar de mogelijkheid voor kantoren en is de betreffende afwijkingsregel geschrapt.

Algemene wijzigingsregels ten behoeve van wonen (cat. 1: strijd met verordening romte)

De Wro-zone 2 (artikel 47.1 lid a) betreft een wijzigingslocatie ten behoeve van wonen. Het

betreft hier een uitbreidingslocatie voor 25 woningen die zal moeten worden gemotiveerd in relatie tot de Verordening Romte 2014 en het woningbouwprogramma van uw gemeente. Overigens wijzen wij u er op dat in de regels van artikel 47.1 lid a expliciet als criterium moet worden opgenomen dat de behoefte aan de ontwikkeling van deze locatie zal worden onderbouwd in de toelichting op het wijzigingsplan. Alleen dan kan gebruik worden gemaakt van de uitgestelde behoefteonderbouwing, waarvoor de Ladder duurzame verstedelijking sinds 1 juli 2017 ruimte biedt.

Tevens wordt verzocht het criterium "archeologie" op te nemen. Op grond van de Famke is voor een ontwikkeling van deze omvang onderzoek noodzakelijk.

Gemeentelijke reactie:

De wijzigingsbevoegdheid naar wonen is overgenomen uit het bestemmingsplan Dokkum - West, vastgesteld op 29 januari 2015. In dat bestemmingsplan is al gemotiveerd dat de 25 woningen voldoen aan het woningbouwbeleid (Strategische woonvisie NOFA). Om deze reden is dat hier niet nogmaals herhaald. Uiteraard zal het plan pas worden ontwikkeld als hiervoor behoefte bestaat en zal bij de wijzigingsprocedure de Ladder duurzame verstedelijking worden doorlopen. Dit criterium is alsnog aan de wijzigingsbevoegdheid toegevoegd. Hetzelfde geldt voor het criterium dat rekening moet worden gehouden met de archeologische waarden.

Agrarisch — Cultuurgrond (cat. 1: strijd met verordening romte)

Deze gronden zijn bedoeld voor instandhouding van landschappelijke waarden, met daaraan ondergeschikt (bestaande) voet- en rijwielpaden. Er geldt een omgevingsvergunningplicht voor het aanleggen van paden. Als criterium is opgenomen dan geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan landschappelijke waarden. Hier zou een criterium met betrekking tot archeologie moeten worden toegevoegd. Daarbij kan een verwijzing naar de FAMKE worden opgenomen. Bij de aanleg van paden kan namelijk archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

Gemeentelijke reactie:

Bij de eventuele aanleg van paden wordt ervan uitgegaan dat er geen ingrepen plaatsvinden dieper dan 0,30 meter. Ons inziens doet de aanleg daardoor geen afbreuk aan de eventueel aanwezige archeologische waarden in het gebied en is het opnemen van een dergelijk criterium overbodig. Desalniettemin zijn de regels aangepast in die zin dat de bescherming van de archeologische waarden als toetsingskader is toegevoegd, mochten de ingrepen toch dieper worden dan 0,30 meter.

Agrarisch — Bedrijf (cat. 2: interpretatie verordening)

Binnen de bestemming zijn de gronden bedoeld voor een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. In de begripsbepaling blijkt dat het hier gaat om een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt. De begripsbepaling van de Verordening Romte 2014 gaat verder. Daar wordt genoemd dat voldoende grond aanwezig moet zijn in de omgeving van het bedrijf om overwegend te kunnen voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van het bedrijf. Geadviseerd wordt om aan te sluiten bij de begripsbepaling van de Verordening Romte en om in de toelichting nader in te gaan op een rekenmethode van de benodigde hectares.

Gemeentelijke reactie:

In het voorliggende bestemmingsplan is in verband met de uniformering van bestemmingen voor agrarische bedrijven qua redactie en systematiek aangesloten op de regeling, zoals die ook in het Bestemmingsplan Bûtengebied, vastgesteld op 27 juni 2013, is opgenomen. Het begrip grondgebonden agrarische bedrijfsvoering dat inhoudelijk aansluit op het begrip uit de Verordening Romte 2014 was hier echter nog niet op afgestemd. Dit is alsnog gebeurd.

Het gaat hier om slechts drie bestaande agrarisch bedrijven die rond de stad gelegen zijn. Voor deze bedrijven is de inhoudelijke regeling qua omvang en bouwmogelijkheden afgestemd op de regeling uit het vorige bestemmingsplan. Ter informatie is naar aanleiding van de reactie in de toelichting de rekenmethode voor het bepalen van de grondgebondenheid toegevoegd. (zie paragraaf 5.2.4).

Vaarwegenverordening (cat. 3: overig provinciaal belang)

Bij de bestemming Water worden steigers mogelijk gemaakt, mits een ontheffing is verkregen van het Wetterskip. Het kan zijn dat hier de Vaarwegenverordening Fryslân van toepassing is. Geadviseerd wordt hier in de toelichting aandacht aan te besteden.

Gemeentelijke reactie:

Het bestemmingsplan is hierop aangepast in die zin dat onder andere in paragraaf 3.2.3  aandacht is besteed aan de provinciale Vaarwegenverordening.

Waarde —Archeologie (cat. 3: overig provinciaal belang)

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² dient onderzoek te worden verricht. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunning vereist, uitgezonderd voor ingrepen die niet dieper gaan dan 0,50 m en kleinere oppervlakte hebben dan 50 m². Ons provinciaal beleid (FAMKE) gaat echter uit van een diepte van 0,30 m. Verzocht wordt deze diepte ook te hanteren, dan wel te onderbouwen waarom van een andere diepte kan worden uitgegaan.

Gemeentelijke reactie:

Het bestemmingsplan is hierop aangepast. In de eerste reactie op de beantwoording betreffende de aanleg van paden is al op deze diepte geanticipeerd.

Wijzigingsregels binnen de bestemming Groen (cat. 3: overig provinciaal belang)

In de wijzigingsregels is een mogelijkheid opgenomen om de bestemming Groen ter plaatse van Wro-zone 1 te wijzigen naar Water ten behoeve van een haventje, mits geen onevenredige afbreuk aan: milieu, verkeer, ruimtelijke, cultuurhistorisch en landschappelijke waarden en gebruik van aangrenzende gronden. Graag wordt gezien dat hier ook aandacht is voor de Vaarwegenverordening Fryslân en ontgrondingen.

Gemeentelijke reactie:

Voor wat betreft de vaarwegenverordening wordt verwezen naar de beantwoording van de eerdere reactie aangaande dit onderwerp. Ook is voor ontgrondingen een dergelijke passage opgenomen in de toelichting(zie onder andere paragraaf 3.2.4).

Bedrijventerrein (Betterwird en bedrijventerrein Oost) (cat. 6: juridische kwaliteit)

In de specifieke gebruiksregels (7.5) wordt detailhandel als strijdig gebruik aangemerkt, met uitzondering van onder meer "specifieke vorm van detailhandel — singulier" en "specifieke vorm van detailhandel — ABC goederen" ter plaatse van de aanduiding. Deze uitzonderingen (lid 7.5 sub e onder 4 en 6) komen echter in de bestemmingsomschrijving niet voor. Wij verzoeken u de regels, maar ook de plankaart en de renvooi met elkaar in overeenstemming te brengen.

Gemeentelijke reactie:

Het bestemmingsplan is op deze onderdelen aangepast in die zin dat verbeelding en planregels met elkaar in overeenstemming zijn gebracht.

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Dokkum Regiostad” heeft op grond van de Inspraakverordening vanaf 6 april 2017 gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken.

Daarnaast heeft op 18 april 2017 van 19.30 tot 21.00 uur een inloopbijeenkomst plaatsgevonden waar een ieder in de gelegenheid is gesteld vragen te stellen of opmerkingen te maken ten aanzien van het plan. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Er zijn 9 inspraakreacties ingediend, waarvan twee mondelinge. De reacties van de insprekers zijn hierna samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien.

Insprekers 1

Aantasting woongenot

Insprekers zijn bewoners van de Diepswal 13 te Dokkum en geven aan dat zij dit pand uitsluitend gebruiken als woonhuis. Het bestemmingsplan beoogt in dit gebied meer horecavoorzieningen, hetgeen volgens insprekers ten koste van hun woongenot gaat en leidt tot waardevermindering van de woning.

Gemeentelijke reactie:

Het horecabeleid is ingegeven in de Visie Binnenstad Dokkum die in 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Daarbij is door de gemeente nauw samengewerkt met verschillende betrokken partijen. Deze visie geeft de ambitie en koers voor de binnenstad aan. Dit naar aanleiding van verschillende ontwikkelingen die in de binnenstad spelen.

Onder andere aan de Diepswal wordt in het nieuwe horecabeleid ruimte geboden aan nieuwe horeca met terrassen. Dit gebied is aangewezen als horecaconcentratiegebied.

Dat wil overigens niet zeggen dat horeca zonder meer is toegestaan, hiervoor dient eerst een binnenplanse afwijkingsprocedure te worden gevolgd. Ook het bestemmingsplan Binnenstêd bood hiervoor in het gehele centrumgebied overigens al de mogelijkheid in artikel 3 lid 3.6.1.

Bij een concrete aanvraag kan via deze afwijkingsprocedure worden beoordeeld in hoeverre vestiging van horeca voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Hierbij worden alle planologische aspecten afgewogen, waaronder het beoordelen van een goed woon- en leefklimaat. Dit gebeurt via toetsing van de milieusituatie die de betreffende horecafunctie met zich meebrengt. Als zich bijvoorbeeld een horecabedrijf aanpandig aan een woning wil vestigen, moet er sprake zijn van een zodanige geluidssituatie dat wordt voldaan aan de geluidsvoorschriften voor in- en aanpandige woningen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen Milieubeheer (Activiteitenbesluit). Het te vestigen horecabedrijf is verantwoordelijk om hieraan te voldoen. In de te voeren afwijkingsprocedure dienen deze aspecten te worden onderzocht en moet worden aangetoond dat hieraan kan worden voldaan.

Samenvattend kan worden gesteld dat er weliswaar mogelijkheden worden geboden voor horeca, maar dat er ten alle tijd een planologische afweging wordt gemaakt, waarbij wordt getoetst of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Regeling terrassen

Verder voorziet het bestemmingsplan erin, anders dan in het huidige bestemmingplan, dat er middels een niet beschreven procedure meer en grotere terrassen op de Diepswal kunnen komen. Insprekers stellen voor dit niet toe te staan naast gebouwen waar op de begane grond wordt gewoond. Dit in verband met de bereikbaarheid van de woningen.

Het zou één en ander ook verduidelijken als de procedure hiervoor ook in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Onduidelijk is volgens insprekers of de mogelijkheid voor terrassen namelijk beroepsmogelijkheden biedt.

Gemeentelijke reactie:

In het voorliggende bestemmingsplan worden horecaterrassen planologisch mogelijk gemaakt. Dit ter uitvoering van het terrassenbeleid, zoals dat is opgenomen in Algemene Plaatselijke Verordening Dongeradeel (APV). Om een horecaterras namelijk mogelijk te maken op (openbare) gronden, dient de gekozen bestemming hier zich namelijk niet tegen te verzetten. Naast het gegeven dat een horecaterras in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, dient ook te worden voldaan aan de voorwaarden die aan terrassen zijn gesteld in de APV.

Het begrip horecaterras in de regels stelt dat het gaat om een terras dat behoort bij een horecabedrijf zich moet bevinden in de directe nabijheid van het betreffende horecabedrijf. Dit impliceert dat een horecaterras (in de openbare ruimte) alleen gevestigd kan worden als er ook een horecabedrijf aanwezig is. Zoals in de eerdere reactie is aangegeven, is voor nieuwvestiging van horeca in principe een afwijkingsprocedure nodig. Pas als er sprake is van het gebruik van een pand voor horeca, mag er dus (onder voorwaarden) een horecaterras komen. Omdat er in nagenoeg alle gevallen sprake is van vestiging van een terras op gemeentegrond, is zonder meer toestemming nodig van de gemeente. Uiteraard zal de gemeente bij mogelijke vestiging van terrassen erop toezien dat de bereikbaarheid van aangrenzende percelen niet worden belemmerd en dat er geen terrassen ontstaan vóór de panden die niet voor horecadoeleinden in gebruik zijn.

Insprekers 2: Gasunie

Bestemmen afsluiterschema

De Gasunie constateert in haar brief van 16 mei 2017 dat het afsluiterschema, behorende bij het gasontvangststation achter de Birdaarderstraatweg niet volledig is bestemd. Verzocht wordt het schema en de afblaasleidingen ook mee te nemen in de bestemming 'Leiding - Gas'.

Verder blijkt dat de belemmeringenstrook van 4 meter uit het hart van de leiding op een aantal posities niet overeenkomt met de leidinggegevens van de Gasunie. Verzocht wordt dit aan te passen.

De digitale leidinggegevens zijn meegestuurd met de overlegreactie.

Gemeentelijk standpunt:

Het leidingtracé is aangepast overeenkomstig de door de Gasunie aangeleverde gegevens.

Bestemmen veiligheidscontour

Verder verzoekt de Gasunie een veiligheidscontour van 15 meter rondom het gasstation op te nemen via de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven'. Door het opnemen van deze aanduiding wordt volgens de Gasunie voorkomen dat binnen de uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voortvloeiende veiligheidsafstanden kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd.

Gemeentelijk standpunt:

In de bestaande situatie wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en bij ontwikkelingen in de nabijheid van het gasontvangstation zal de toelaatbaarheid van deze ontwikkelingen zonder meer moeten worden getoetst aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan is dus overbodig, omdat de milieuwetgeving al zorgt voor een borging van de afstand tussen het gasontvangststation en (beperkt) kwetsbare objecten.

Insprekers 3: Thús Wonen belangen percelen Hoedemakersweg

Het woonbedrijf Thús Wonen geeft bij brief van 12 mei 2017 om het terrein aan de Hoedemakersweg dat kadastraal bekend is onder de gemeente Dokkum, sectie B nummer 557 te wijzigen in de bestemming Wonen. Het perceel is nu bestemd als Maatschappelijk vanwege de in het verleden aanwezige (nood)lokalen van een kinderopvang. Deze lokalen zijn er niet meer en de kans op vestiging van een maatschappelijke functie is volgens het woonbedrijf gering.

Het perceel is in bezit van het woonbedrijf die het graag op zeer korte termijn wil ontwikkelen als mogelijke nieuwbouw in het kader van het herstructureringsplan Hoedemakerspolder deelgebied 6.

Gemeentelijk standpunt:

Voorafgaand aan de ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben wij u naar aanleiding van een verzoek van gelijke strekking d.d. 28 maart 2017 bericht bij brief van 8 november 2017 (kenmerk 2017-Z33237). In deze brief is aangegeven dat ons college in principe bereid is om medewerking te verlenen aan het wijzigen van de bestemming van het perceel aan de Hoedemakersweg conform uw eerdere informatieverzoek. Dit is echter niet zonder meer mogelijk, omdat het in strijd met het omgevingsrecht is om een ontwikkeling in te bestemmen zonder dat daar een planologische procedure aan voorafgaat waarin alle facetten van een goede ruimtelijke ordening zijn afgewogen. Vooralsnog wordt daarom vastgehouden aan de maatschappelijke bestemming die op het betreffende perceel rust.

Indien er sprake is van een concreet project voor het betreffende perceel kan met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid die in het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen, invulling worden gegeven aan de woonfunctie op het perceel. Initiatiefnemers kunnen hiervoor een wijzigingsplan (laten) opstellen nadat het voorliggende bestemmingsplan onherroepelijk is.

Insprekers 4: Pietersma en Spoelstra (inhoud inspraakbrief integraal overgenomen)

Cliënt van insprekers is eigenaar van de Marktstraat 2 t/m 4, Markt 16 en 16a (woon-appartementen) en Markt 18 (winkel) te Dokkum. Een deel van het pand wordt verhuurd ten behoeve van een kledingketen die het pand tot voor kort voor de middellange termijn gehuurd, juist vanwege het feit dat direct voor de winkel kan worden geparkeerd en er praktisch altijd een parkeerplek aanwezig is voor het winkelend publiek. Het huurcontract is net verlopen en de winkelketen heeft het pand voor een nieuwe periode gehuurd. Thans echter met een tussentijdse opzegtermijn, mede vanwege het feit dat de gemeente voornemens is een substantieel deel van de huidige parkeerfaciliteiten te verwijderen.

Het bovenstaande illustreert wat deze ingreep teweeg kan brengen voor de verhuurbaarheid van de aanliggende panden en dus voor de verhuurders. Het nadeel van deze verminderde verhuurbaarheid kan de eigenaar nergens verhalen. Compensatie wordt niet geboden. Dit is dan ook de reden geweest dat cliënt van insprekers de gemeente bij brief d.d. 23 februari 2016 nader heeft geïnformeerd omtrent zijn mening inzake de Binnenstadvisie–IJsfontein De Markt.

Intussen heeft cliënt van insprekers een aantal malen contact met de gemeente opgenomen en is overleg gevoerd met de verantwoordelijk wethouder. Helaas konden geen directe antwoorden worden gegeven waarmee de goede verhuurbaarheid wordt bestendigd. Cliënt van insprekers heeft daarop aangegeven dan niet te kunnen instemmen met de verwijdering van de parkeerplaatsen en hij zich dan gedwongen ziet bezwaar aan te tekenen tegen de herinrichting van het parkeerterrein.

In een nader ambtelijk onderhoud is vervolgens nog gesproken over een mogelijke compensatie door een ruimere bestemming te kiezen voor in elk geval het pand van cliënt om de verhuurbaarheid daardoor te vergroten (thans zijn de functies wonen en detailhandel toegekend). Gedacht kan worden aan de functies wonen, werken, detailhandel en horeca. Ambtelijk is toegezegd dit te zullen bekijken. Per mail wordt hierop teruggekomen en wordt gesteld dat de nieuwe bestemming ten aanzien van het woon-winkelgebouw van cliënt niet wordt gewijzigd ten opzichte van de oude bestemming, met dien verstande dat thans ook op de benedenverdieping mag worden gewoond. Afwijkingsbepalingen naar andere functies zijn niet in het nieuwe plan opgenomen. Gelet op de Structuurvisie zouden er wel aanknopingspunten zijn om de functies te verruimen door achteraf maatwerk te leveren (toepassing kruimelregeling).

Hoewel dit maatwerk op prijs wordt gesteld mag en kan cliënt van insprekers niet op dit maatwerk rekenen. Er zijn immers nog geen harde toezeggingen door het college gedaan en het nieuwe bestemmingsplan biedt daarvoor eveneens geen handvaten. Het blijft dus onzeker of dit maatwerk wordt geleverd.

Cliënt verzoekt derhalve de bestemmingsregeling voor het perceel met opstallen Marktstraat 2-4/Markt 16 en 16a en Markt 18 ten opzichte van het voorontwerp te verruimen naar een bestemming wonen, detailhandel, bedrijven categorie 1 en 2 en horeca en een mengvorm van deze bestemmingen, zodat het verlies aan verhuurbaarheid door het verdwijnen van veel parkeerplaatsen kan worden gecompenseerd met een ruimere aanwending van het bedoelde onroerend goed.

In het Friesch Dagblad van woensdag 5 april 2017 lazen insprekers dat de gemeente heeft besloten een Leegstandsverordening in het leven te roepen waarmee de eigenaren kunnen worden “gestimuleerd” hun pand te verhuren. Los van het feit of een dergelijke verordening wenselijk is (leegstand is meestal een autonome ontwikkeling en ontstaat veelal door omstandigheden waar de eigenaar buiten staat) zou een ruimere bestemming ook welkom zijn om de verhuurbaarheid van de panden te vergroten waardoor leegstand wordt beperkt. Effectuering van een dergelijke verordening is dan wellicht overbodig.

Gemeentelijk standpunt:

De betreffende panden hebben in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming 'Wonen', waarvan een deel is voorzien van de aanduiding 'detailhandel'. Deze bestemming is een vertaling van het beleid, zoals verwoord in de Visie Binnenstad Dokkum, die in 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dat beleid heeft geresulteerd dat het kernwinkelgebied is verkleind in die zin dat is gekozen voor de 'd', die bestaat uit de straten: Grote- en Kleine Breedstraat, Hoogstraat, Waagstraat en Diepswal. De Markt maakt dus geen deel meer uit van het kernwinkelgebied. Ook maakt de noordkant van de Markt geen deel uit van de aanloopstraten naar het kernwinkelgebied.

Buiten het kernwinkelgebied (Centrum) en de aanloopstraten (Gemengd) is gekozen voor het bestemmen van de feitelijke situatie, hetgeen heeft geleid tot een woonbestemming met deels (in de plint) mogelijkheden voor winkels via de aanduiding 'detailhandel'. De bestemming 'Centrumgebied' uit het vorige bestemmingsplan 'Dokkum Binnenstêd' is daarmee komen te vervallen.

Overigens leidt deze bestemmingsverandering niet tot een verslechtering van de planologische situatie. Ook binnen de centrumbestemming uit het bestemmingsplan Binnenstêd is ter plaatse uitsluitend wonen en detailhandel mogelijk. Het nieuwe plan maakt het wonen nu zelfs ook op de begane grond mogelijk daar waar het vorige plan alleen wonen op de verdiepingen toestaat. Wat betreft de bestemming van het marktplein zelf, deze wordt niet gewijzigd en blijft verblijfsgebied. Ook hier treedt planologisch gezien geen verandering op.

De door insprekers gewenste functieverbreding voor onder meer horeca kan niet zonder meer in het nieuwe bestemmingsplan worden opgenomen, omdat er geen planologische afweging is gemaakt of dergelijke functies ter plaatse mogelijk zijn. Wel is duidelijk dat de door insprekers gewenste 'gemengde' bestemming niet past binnen de recent vastgestelde Visie Binnenstad Dokkum. Het is in strijd met een goede ruimtelijke ordening om op voorhand functies toe te kennen zonder dat onderzocht is of er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij dienen voorafgaand aan de vestiging van een dergelijke functie, alle planologische aspecten, waaronder in het bijzonder de milieusituatie vanwege de aangrenzende woningen, te worden onderzocht. Deze planologische onderbouwing ontbreekt bij de inspraakreactie.

Omdat het kennelijk niet direct de bedoeling is om nu horeca in het pand te vestigen, maar deze mogelijkheid wel als optie op te nemen, is een toekenning van functieverbreding 'bij recht' in het onderhavige bestemmingsplan niet mogelijk. In dat geval moet er sprake zijn van een concrete aanvraag, waarbij moet worden onderbouwd en kan worden afgewogen of de functie ruimtelijk-functioneel inpasbaar is en niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Op het moment dat in de toekomst zou blijken dat een dergelijk pand onverkoopbaar of niet goed verhuurbaar is, zou daarom wel moeten worden gekeken naar alternatieve oplossingen teneinde leegstand te voorkomen. Hiervoor biedt procedureel artikel 4 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht de mogelijkheid in die zin dat in afwijking van het bestemmingsplan het gebruik mag worden gewijzigd. Bij een concrete aanvraag voor bijvoorbeeld een horecabestemming zou ons college met toepassing van deze regeling af kunnen wijken van het bestemmingsplan en onder voorwaarden een omgevingsvergunning kunnen verlenen.

Gelet op het vorenstaande wordt vastgehouden aan de regeling, zoals die is opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan en wordt geen functieverbreding aan de panden toegekend. Indien zich een concrete vraag naar deze functies voordoet, zal worden beoordeeld in hoeverre één en ander planologisch mogelijk is en ruimtelijk-functioneel aanvaardbaar wordt geacht . De initiatiefnemer dient in dat geval de planologische aanvaardbaarheid aan te tonen.

Insprekers 5: KPN

BMD advies constateert in haar brief van 8 mei 2017 namens KPN dat de bestemming 'Centrum' ter plaatse van het perceel Molenbuurt 20/20A te Dokkum niet geheel overeenkomstig het huidige gebruik is bestemd. Het betreft hier een KPN-centrale ten behoeve van de totstandbrenging van verbindingen voor telecommunicatie die als nutsvoorziening moet worden beschouwd. Verder bevinden zich in het gebouw diverse installaties die op grond van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering als bedrijf uit milieucategorie 2 moeten worden aangemerkt. Verzocht wordt daarom het betreffende perceel te bestemming als 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'. Deze bestemming is volgens BMD advies noodzakelijk omdat de mogelijkheid wordt gecreëerd om op kortere afstand woningen te realiseren. De KPN dient zich aan de geldende wet- en regelgeving te voldoen, in dit geval aan het Activiteitenbesluit en vreest nu te worden beperkt in haar bedrijfsvoering.

Gemeentelijk standpunt:

Het perceel Molenbuurt 20/20A, heeft ook in het bestemmingsplan Dokkum - Binnenstêd, zoals vastgesteld op 29 augustus 2008, de bestemming 'Centrumgebied'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven niet mogelijk. Gelet op het huidige gebruik en de feitelijke indeling van de bebouwing, ligt het niet in de rede dat het pand geschikt is voor een centrumfunctie. Om die reden is de bestemming aangepast naar de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

Overigens kan worden gesteld dat in de bestaande situatie wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit en bij ontwikkelingen in de nabijheid van de KPN-centrale zal de toelaatbaarheid van deze ontwikkelingen zonder meer moeten worden getoetst aan het Activiteitenbesluit. De vrees dat nieuwe woningen op kortere afstand kunnen worden gerealiseerd is om die reden ongegrond.

Insprekers 6: Frysko adviseurs

Insprekers geven bij brief van 16 mei 2017 aan dat de exploitant van de camping aan het Harddraverspark een langjarige overeenkomst met de gemeente te sluiten over dat gebied. De huidige camping voldoet niet meer aan de eisen. Om die reden worden een verbreding van het aanbod en kwaliteitsverbetering gewenst geacht met de mogelijkheid voor de bouw van trekkershutten en andere (semi-)permanente onderkomens en daarbij behorende voorzieningen.

Insprekers verzoeken daarom het voorontwerpbestemmingsplan de gebruiks- en bouwmogelijkheden via een wijzigingsbevoegdheid te verruimen zonder een afbreuk wordt gedaan aan de planologische invulling van het gebied. Hierbij wordt in ieder geval gedacht aan de mogelijkheid voor de bouw van een bedrijfswoning, de plaatsing van een aantal trekkershutten en de bouw van een vijftal vakantiebungalows.

Gemeentelijk standpunt:

Het gebied van de camping aan het Harddraverspark maakt deel uit van een algehele herontwikkeling van het (sport)complex. Naar aanleiding van de raadsmotie bij de vaststelling van de Perspectiefnota d.d. 6 juli 2017 is besloten om voor dit gebied via de zogenaamde Nije Pleats-methode te beoordelen op welke wijze de nieuwe ontwikkelingen bij het Harddraverspark zou moeten kunnen plaatsvinden. De gesprekken zijn hierover inmiddels gaande, waar insprekers bij zijn betrokken.

Aan de hand van de ter plaatse gewenste ontwikkelingen zal worden beoordeeld welke rol de camping hierin krijgt. De plannen hiervoor bevinden zich op dit moment nog in een te prematuur stadium om hierop alvast te anticiperen. Om deze reden wordt vooralsnog vastgehouden aan de regeling die uit het vorige bestemmingsplan Bûten de Bolwurken is overgenomen.

Inspreker 7

Spoorstraat 25

Inspreker heeft zijn inspraakreactie mondeling kenbaar gemaakt, waarin hij de volgende vragen en opmerkingen ten aanzien van het plan heeft.

In de eerste plaats wenst hij de huidige bedrijfsbestemming aan de Spoorstraat 25 te handhaven, daar waar nu een bestemming 'Wonen' is opgenomen.

Gemeentelijk standpunt:

De gemeente kan zich vinden in de opmerking van inspreker en heeft, teneinde de mogelijkheid voor bedrijfsvestiging te behouden, de bestemming 'Bedrijf' conform het vorige bestemmingsplan Bûten de Bolwurken overgenomen.

Regeling overtuinen Vrijgevochtenwaltje

Verder vraagt inspreker zich af hoe de overtuinen zijn geregeld aan het Vrijgevochtenwaltje 2.

Gemeentelijk standpunt:

Voor de overtuinen aan het Vrijgevochtenwaltje geldt de regeling, zoals die ook in het vorige bestemmingsplan Dokkum Binnenstêd is opgenomen. In dat plan zijn de gronden aangeduid als 'open erf' en daarmee bestemd voor het behoud van de bebouwingsvrije invulling van deze gronden (artikel 12 lid 12.1.c). In het voorliggende plan is deze regeling overgenomen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten'.

Aanvullend hierop geldt de regeling voor het beschermde stadsgezicht, waarin onder meer is bepaald dat voor het wijzigen van de inrichting van gronden door het verwijderen of wijzigen van verhardingen, hagen en andere kenmerkende onderdelen van die inrichting, alsmede het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen een omgevingsvergunning nodig is (artikel 37 lid 37.5.1). Ook deze regeling is overgenomen uit het vorige bestemmingsplan (artikel 12 lid 12.6.1).

Concluderend kan gesteld worden dat de overtuinen aan het Vrijgevochtenwaltje in het voorliggende bestemmingsplan inhoudelijk dezelfde (beschermende) regeling hebben als in het vorige bestemmingsplan voor de binnenstad.

Overlast discotheek De Ponderosa

Ten slotte geeft inspreker aan overlast te hebben van discotheek De Ponderosa en vraagt wanneer de horecavergunningen aflopen en of er bezwaar mogelijk is tegen een verlenging. Ook vraagt hij of er cameratoezicht mogelijk is en of de steeg kan worden afgesloten achter het Vrijgevochtenwaltje.

Gemeentelijk standpunt:

Het perceel van discotheek De Ponderosa is bestemd als 'Horeca' en daarin expliciet bestemd als discotheek via de aanduiding 'discotheek'. Binnen deze bestemming mag op basis van de geldende rechten dus een discotheek worden geëxploiteerd. Dit uiteraard met inachtneming met de wet- en regelgeving die hiervoor gelden.

Handhaving van de bestemming vindt plaats via het bestemmingsplan. Handhaving van milieuvergunningen of handhaving van overlast vindt niet plaats op basis van het bestemmingsplan, maar op basis van respectievelijk controle van de verleende milieuvergunningen en de Algemene Plaatselijke Verordening, omdat overlast onder openbare orde valt.

Ook zijn de vragen met betrekking tot het oplossen van de overlast niet iets waar in het kader van de bestemmingsplanprocedure een standpunt over in kan worden genomen. De betrokken afdelingen zijn van de 'klachten' van inspreker op de hoogte gebracht.

Insprekers 8: Thús Wonen, t.b.v. belangen A.J. Wolterstraat

Het woonbedrijf Thús Wonen constateert bij brief van 25 april 2017 dat de geldende woonbestemming aan de A.J. Wolterstraat niet meer in het nieuwe bestemmingsplan is opgenomen. De percelen zijn in eigendom bij het woonbedrijf die wenst de mogelijkheid open te laten voor nieuwbouw op de betreffende locatie.

Gemeentelijk standpunt:

In het geldende bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken, zoals vastgesteld op 8 april 2010, hebben de betreffende percelen de bestemming 'Wonen' voorzien van een bouwvlak ten behoeve van nieuwbouw. Het verzoek is dan ook een terechte constatering, mede ook omdat de gemeente geen bezwaar heeft tegen de ontwikkeling van grondgebonden woningen op die plek. In het ontwerpbestemmingsplan is de geldende regeling dan ook opnieuw opgenomen in die zin er de mogelijkheid wordt geboden voor 8 platte woningen (in twee rijenblokken) in één tot maximaal twee bouwlagen voor zover het de beide eindwoningen betreft.

Inspreker 9

Inspreker heeft een tweede woning op het perceel Stationsweg 80 met het adres Stationsweg 80a en wenst ter plaatse van de woning een bouwvlak.

Gemeentelijk standpunt:

De opstal Stationsweg 80a is in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als 'Wonen' zonder bouwvlak. Er is sprake van een bijbehorend bouwwerk dat zonder vergunning in gebruik genomen is als woning. Omdat het vanuit zowel stedenbouwkundig oogpunt als vanuit precedentschepping niet mogelijk is een bijbehorend bouwwerk te gebruiken als woning dan wel om te zetten als zelfstandige woning, wordt het verzoek niet gehonoreerd.

Omdat deze specifieke situatie al lange tijd voortduurt, ligt handhaving ook niet in de rede. Om die reden mag het gebruik worden voortgezet zolang inspreker eigenaar is van het betreffende perceel. Ten behoeve hiervan is in de overgangsbepaling van het bestemmingsplan een persoonsgebonden uitsterfregeling opgenomen die het gebruik van de betreffende opstal als woning tijdelijk toestaat (artikel 49 lid 49.3).