direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Dokkum Tolhuispark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Dongeradeel is van plan om het Tolhuispark in Dokkum verder te ontwikkelen en opnieuw in te richten. Het project Tolhuispark vormt een uitwerking van de Ruimtelijke Visie Tolhuispark uit 2009. Het gaat onder andere om het realiseren van een nieuwe sporthal, een fysio-praktijk en enkele overige commerciële ruimtes, zoals zalenverhuur , fitnessruimte bij het huidige zwembad en een concentratie van sportvelden. Ook enkele ontwikkelingen bij de kinderboerderij worden meegenomen in dit plan. Dit betreft het saneren van enkel dierenverblijven en het bouwen van een nieuw dierenverblijf. Deze ontwikkelingen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken dat is vastgesteld op 8 april 2010. Om de plannen uit te kunnen voeren is een nieuw bestemmingsplan nodig. Dit nieuwe bestemmingsplan gaat uit van een gefaseerde uitvoering van de ruimtelijke visie. Een deel van de ontwikkeling wordt bij recht in bestemd. Een deel wordt nog niet bij recht bestemd. Hiervoor wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan. Naast de aanpassing van het bestemmingsplan ten behoeve van de visie wordt het bestemmingsplan geactualiseerd door opname van bouwrechten die verleend zijn door middel van een omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de gemeentelijke plansystematiek en de landelijke standaarden (versie 2012).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in de zuidwesthoek van Dokkum en ligt tussen de Lauwerswei, de Murmerwoudsterweg en de Parklaan. Aan de oostzijde grenst het Tolhuispark aan een woonwijk. Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van Dokkum. De begrenzing van het plangebied is gekoppeld aan de Ruimtelijke visie Tolhuispark. Slechts de al vergunde ontwikkelingen en de bouw van de sporthal, c.q. de multifunctionele hal worden bij recht bestemd. Overige ontwikkelingen uit de visie worden mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Luchtfoto plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan Dokkum Bûten de Bolwurken, dat is vastgesteld op 8 april 2010. De percelen hebben hierin verschillende bestemmingen: 'Groen', 'Sport', 'Water', 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied' en 'Maatschappelijk'. Een klein gebied heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is. De huidige juridische regelingen vormen het uitgangspunt voor de nieuwe regeling. De bestemming 'Maatschappelijk' komt niet terug in de regels omdat de maatschappelijke bestemmingen buiten het plangebied vallen en een deel van de maatschappelijke bestemming verwijderd wordt uit het plan en overeenkomstig het huidig gebruik een 'Groen' bestemming krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Huidige bestemmingsplankaart

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie bestaat het Tolhuispark uit een parkgebied met enkele sportvoorzieningen en sportvelden. Een deel van het gebied heeft tijdelijk gefunctioneerd als AZC gebied en krijgt in de nabije toekomst mogelijk weer op deze plek deze tijdelijke functie. Op langere termijn vormt het terrein onderdeel van het Tolhuispark. In het gebied zetelen de korfbalvereniging en de voetbalvereniging met een aantal sportvelden. Daarnaast is een zwembad aanwezig. De oostelijke rand van het gebied heeft een sterk recreatief en parkachtig karakter met een kinderboerderij en een scouting. De bij deze functies behorende gebouwen hebben een uitstraling die past bij het parkachtige karakter van het gebied. Aan de noordzijde van het plangebied staat het politiebureau en is een kinderopvang aanwezig. Deze maatschappelijke functies worden buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan gehouden. In de huidige situatie wordt een deel van het gebied een beperkt aantal keer (één tot twee maal) gebruikt voor een evenement, zoals een concours hippique. Deze activiteit wordt in het gebied toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Foto bestaande situatie, locatie waar de uitbreiding met de sporthal plaats gaat vinden

2.2 Planuitgangspunten

Concrete aanleiding voor de Ruimtelijke Visie Tolhuispark was de vernieuwing van de sporthal De Trimmer. Voor de nieuwe sporthal is een nieuwe locatie gezocht die in de buurt van de school gelegen is. Hierbij is een locatie gezocht waar ruimte is voor de sporthal, waar bestaande parkeerplaatsen dubbel gebruikt kunnen worden en waar verschillende sportfuncties elkaar kunnen versterken. In de visie is aangegeven dat op termijn mogelijk andere sportvoorzieningen ook verplaatst kunnen worden naar het sportpark. Naast de wijziging met betrekking tot de sportvoorziening is de gewijzigde situatie van het gebied rondom de scouting verwerkt in dit bestemmingsplan. Het gebouw van de scouting wordt bij recht in bestemd conform de huidige situatie en de verleende vergunningen.

In de Ruimtelijke visie Tolhuispark (zie bijlage toelichting) is een aantal modellen uitgewerkt. Basis voor dit bestemmingsplan vormt het voorkeursmodel 'Tolhuis'- voorkeurvariant. Bij het ontwikkelen van de modellen is uitgegaan van een aantal steeds wederkerende onderdelen die een belangrijke functie spelen bij de ruimtelijke kwaliteit en het karakter van het park.

De volgende onderdelen zijn bepalend voor het functioneren van het gebied:

  • Het entreegebied van Dokkum aan de zuidwest kant van Dokkum markeert de hoek van het gebied. De ontsluitingsstructuur van het park ligt echter los van de aansluiting op de N361 en de N356. De carpoolplek bij de entree functioneert in principe los van het sportpark. Bij specifieke activiteiten in het gebied, zoals jaarlijks terugkerende evenementen, kan het parkeerterrein gebruikt worden als overloopgebied.
  • Aan de westelijke rand De Murmerwoudsterweg, is een zone met bedrijven gelegen. Aangrenzend van deze weg ligt een vrij open deel van het plangebied, het voormalige AZC terrein. Centraal op dit terrein is een rij forse bomen aanwezig die het terrein nader verdeelt. Op langere termijn kan het gebied onderdeel gaan vormen van het sportpark. Hiervoor dient de groenstructuur met de bomenrij vervangen te worden door een andere groenstructuur om de nieuwe sportfuncties mogelijk te maken. De zichtbaarheid van het sportpark vanaf de toegangsweg van Dokkum kan hier een aantrekkelijk dynamisch beeld opleveren. Aan de buitenzijde blijft een groene rand aanwezig.
  • Aan de noordzijde en de oostzijde zijn de gebieden groener van karakter met relatief veel opgaande beplanting en parkachtig aangelegde recreatieve functies, zoals de kinderboerderij en de scouting. Dit deel van het gebied vormt de overgang naar de naastgelegen woonwijk. Dit groene karakter vertegenwoordigt een belangrijke waarde van het gebied en dient te blijven bestaan. Aan de oostzijde van het bestaande voetbalveld is nog een veld geprojecteerd in het bestaande bosgebied. Alternatief voor deze uitbreiding ten koste van het groen zou een intensiever gebruik van de bestaande velden door toepassing van kunstgras kunnen zijn.
  • Centraal in het gebied ligt het hart van het sportpark met het zwembad en de voetbalvereniging. Hiertussen ligt het parkeerterrein. In aansluiting op het zwembad wordt de nieuwe sporthal voorzien. Daarbij is tevens ruimte gereserveerd voor lokale initiatiefnemers om enkele aanvullende kleine voorzieningen te realiseren, zoals een fitness of een fysiotherapie. De toegang tot het gebied is ook met name centraal gelegen aan de noordkant van het plangebied.
  • Het sportpark krijgt op termijn een regionale uitstraling waarbij ruimte gereserveerd is voor verschillende sportverenigingen uit de omgeving. De goede ontsluiting binnen de regio en een goede deels open uitstraling zorgt ervoor dat het park zich ontwikkelt als een duurzaam en kwalitatief hoogwaardig sportpark met allure.
  • Door het park lopen verschillende recreatieve routes die aansluiten op het stedelijk weefsel van de omgeving. Deze worden versterkt. Sommige krijgen een extra functie als calamiteitenroute.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0005.jpg" Figuur 2.2 Voorkeursvariant uitbreiding, mogelijke ontwikkeling lange termijn

Eén van de belangrijkste onderdelen van het plan, de realisatie van de sporthal is momenteel concreet geworden. Voor de ontwikkeling van de sporthal is een aanbestedingstraject uitgezet. Hiervoor is een concreet plan ontwikkeld dat nu in dit bestemmingsplan opgenomen is. Dit ontwerp wordt bij recht in bestemd. Voor de realisatie van het plan zijn afspraken gemaakt met de ontwikkelaars en de beheerders van de toekomstige bebouwing. Dit is nader toegelicht bij de economische uitvoerbaarheid 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0007.jpg"

Figuur 2.3 Ontwerp zwembad en uitbreiding sporthal

2.3 Infrastructuur en parkeren

De visie gaat uit van het gebruik van de bestaande infrastructuur en het op lange termijn aanvullen van het westelijk deel van het plangebied met een extra parkeervoorziening. Ten behoeve van de verbetering van de langzaamverkeersroute en een calamiteitenontsluiting zal de bestaande padenstructuur iets verbreed moeten worden. Het bestaande parkeergebied heeft voldoende capaciteit voor de geplande ontwikkeling. Dit is onderbouwd in de Memo parkeren in de bijlage bij de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0008.jpg"

Figuur 2.4 Stedenbouwkundig kader sportcentrum Tolhuispark

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk staat het van belang zijnde beleid voor dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij is gekeken naar de aard en de omvang van de gewenste ontwikkeling. Het rijksbeleid is opgenomen vanwege de ladder duurzame verstedelijking. Verder is er geen sprake van een rijksbelang in het gebied. Daarnaast is het provinciaal en regionaal beleid van belang en beschreven. Door een nauwe samenwerking tussen de gemeenten in Noordoost-Friesland (NOF-gemeenten), is van specifiek gemeentelijk beleid geen sprake. Het van belang zijnde gemeentelijke beleid is vertaald in het regionaal beleid en wordt daarom niet apart behandeld. Daarbij wordt aangegeven wat de beleidsuitgangspunten van de verschillende overheidsniveaus zijn en hoe deze doorwerken op dit bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en is begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet in het nationale ruimtelijke beleid het roer om. Om de bestuurlijke drukte te beperken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het Rijk resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het rijksbeleid doet geen uitspraken over functiewijzigingen op perceelsniveau en wordt daarom voor deze locatie niet verder besproken.

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het plangebied is sprake van de concentratie van bestaande sportvoorzieningen naar één sportpark. De bestaande sportvoorzieningen worden hierbij gesaneerd, of krijgen een nieuwe functie. Hiervoor heeft een regionale afweging plaatsgevonden. Het gebied fungeert als een toekomstig sportgebied voor de regio en is goed ontsloten binnen de regio. Dit is één van de argumenten om de voorzieningen in dit gebied te concentreren.

Noodzaak en behoefte

In 1967 werd de hal in het Harddraverspark neergezet en nu in 2014 is de hal niet alleen financieel, maar ook technisch al lang afgeschreven. Afgelopen winter werden opnieuw wedstrijden afgelast vanwege een lekkend dak en bijkomende gevaren. Jaren terug vertrok de basketbalvereniging uit de hal omdat de bond verder spelen in de oude hal verbood. De gemeente Dongeradeel besteedt een groot bedrag aan gasverbruik en aan elektra. Daarnaast eindigde op 31 december 2014 de overeenkomst met de huidige exploitant voor zwembad het Tolhuisbad in Dokkum, waarvan de gemeente eigenaar is. De gemeenteraad ging in september 2013 akkoord met een openbare marktconsultatie om te komen tot nieuwbouw van sporthal De Trimmer. De gemeente Dongeradeel is van plan om het Tolhuispark in Dokkum verder te ontwikkelen. Daarvoor is in 2008 een behoefteonderzoek gedaan en aan de hand van die resultaten is in 2009 een visie voor het Tolhuispark opgesteld. Er is toen gekozen op de voorkeursvariant waarbij er een directe relatie ontstaat tussen het bestaande zwembad en een multifunctionele sportaccommodatie. Op de langere termijn wil de gemeente niet alleen een multifunctionele accommodatie, maar ook het voormalige AZC-terrein herinrichten en uitbreiden met sportvelden en de groene schil van het park ontwikkelen en uitbreiden als recreatieve- en ontspanningszone (zie bijlage Ruimtelijke visie Tolhuispark)

3.2 Provinciaal beleid

Grutsk op ‘e Romte - Structuurvisie

Op 26 maart 2014 is Grutsk op 'e Romte vastgesteld door Provinciale Staten als structuurvisie. Grutsk op ‘e Romte is een thematische structuurvisie (over landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang) en is voor dit thema een kader dat gebruikt wordt bij ruimtelijke afwegingen. Grutsk op ‘e Romte is als procesvereiste in de verordening Romte opgenomen. Dat betekent dat vereist wordt dat bij het opstellen van een ruimtelijk plan een analyse wordt gemaakt van de aanwezige waarden in het plangebied, in het bijzonder van de landschappelijke en cultuurhistorische structuren. En dat afgewogen en gemotiveerd wordt op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de provinciale belangen uit Grutsk op ‘e Romte. In paragraaf 4.5 is aangegeven op welke wijze omgegaan wordt met de cultuurhistorische waarden in het gebied. De landschappelijke kwaliteiten in het gebied worden benut bij de ontwikkeling van het gebied, met name de aansluiting op de padenstructuur in de omgeving.

Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân/werkwijze RO 2014 vastgesteld. Op grond van een aantal ontwikkelingen was aanpassing van de Verordening Romte Fryslân van 15 juni 2011 noodzakelijk. Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in de AMvB Ruimte of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is bij de wijze van regeling rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

De locatie ligt binnen het door de provincie aangegeven bestaand stedelijk gebied. Het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur, van een kern bevat, zoals begrensd op de van deze verordening deel uitmakende kaarten Begrenzing bestaand stedelijk gebied, of zoals sinds 1 januari 2010 opgenomen in een onherroepelijk ruimtelijk plan voor nieuwe stedelijke functies, met uitzondering van de stedelijke functies die pas kunnen worden gerealiseerd op grond van in dat ruimtelijk plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening. De ontwikkeling heeft echter betrekking op gebouwen buiten bestaande bouwvlakken. De realisatie van bebouwing ten behoeve van een sportvoorziening vormt een stedelijke functie. Voor het realiseren van functies buiten het bestaand stedelijk gebied is de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing. Deze toets is toegelicht bij het Rijksbeleid.

Verordening Romte Fryslân

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0009.jpg"

Figuur 3.1 Afbakening stedelijk gebied

Conclusie provinciaal beleid

De aanpassing van het bestemmingsplan vloeit voort uit een ruimtelijke visie die gedragen is door regio. In de visie is de toekomstige ruimtelijke structuur aangegeven. Hierbij wordt aangegeven het bestaande groene casco, dat gevormd wordt door de parkstructuur, te behouden. De nieuwe gebouwen worden in overeenstemming met de bestaande ruimtelijke kwaliteit van de gebouwen vormgegeven.

3.3 Regionaal en gemeentelijk beleid

De structuurvisie 'Bundeling van kansen, Structuurvisie Bundelingsgebied Regiostad Dokkum' vormt de basisvisie voor de ontwikkeling van de gemeente. Op basis van deze visie is een aantal thema's verder uitgewerkt. De gemeenten Dongeradeel, Dantumadiel en de provincie Friesland hebben samen de ambitie gehad om meer en nieuwe werkgelegenheid te creëren en om de sociaal-economische positie van Noordoost-Fryslân te versterken. Daarvoor is ingezet op het versterken en uitbouwen van de centraal ‘trekkende’ positie van Regiostad Dokkum. Voorwaarde hiervoor was de aansluiting van de regio op de rest van Nederland met de Centrale As en de ontwikkeling van de Westelijke Rondweg. Heel belangrijk daarbij zijn het benutten en versterken van de vele kwaliteiten die het gebied rijk is: kwaliteit als kans en als randvoorwaarde voor verdere groei. Door bundeling van krachten ontstaat een de sterke Regiostad Dokkum. In de structuurvisie is het Tolhuispark aangegeven als een onderzoeksgebied, waar wordt gedacht aan maatschappelijke functies, sport (concentratie van sportvoorzieningen in Dokkum), recreatie en groen. De Ruimtelijke Visie Tolhuispark vormt een uitwerking van de structuurvisie. De sportconcentratie voor Dokkum in het Tolhuispark komt voort uit de structuurvisie 'Bundelingsgebied regiostad Dokkum' uit 2008. Deze plannen zijn gericht op het realiseren van een concentratie van voorzieningen voor de regio in het gebied bij het Tolhuispark. Op deze wijze kunnen de verschillende functies in het gebied elkaar versterken en kan de regio op langere termijn een hoog voorzieningenniveau behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0010.jpg" Figuur 3.2 Structuurvisiekaart 'Bundelingsgebied Dokkum'

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals wonen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven met een milieucontour die grenst aan het plangebied of die invloed heeft op het plangebied.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde.

Dit bestemmingsplan maakt geen geluidsgevoelige functies, zoals woningen, mogelijk. Ook worden geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Het daarom niet noodzakelijk om de ontwikkeling te toetsen aan de Wgh.

4.3 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. De thema's die voor het waterschap van belang zijn, zijn in deze paragraaf verwerkt.

In overleg met het Wetterskip wordt een alternatieve vorm van waterberging in het gebied gerealiseerd. Het graven van water in dit gebied ten behoeve van waterberging is niet wenselijk, vanwege de aanwezigheid van mogelijke archeologische waarden. Gegeven de te behouden archeologische waarden in de ondergrond is het niet mogelijk om op deze locatie de voor het bestemmingsplan benodigde watercompensatie te realiseren. Als uitgangspunt geldt in principe dat voor 10% van de toename van de verharding watercompensatie moet worden gevonden als voorwaarde binnen het betreffende bestemmingsplan.

Sportcentrum Tolhuispark ligt in Dokkum binnen het peilvak GPG-L856. Binnen het peilvak GPG-L856 bevindt zich deels, ca. 50% rioleringsgebied Jantjeszeepolder en rioleringsgebied Kooilanden. Gebied Jantjeszeepolder is gemengd gerioleerd en Kooilanden deels gescheiden en heeft deels een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Van bemalingsgebied Jantjeszeepolder lozen alle overstorten binnen bemalingsgebied GPG-L856. Hetzelfde geldt voor bemalingsgebied Kooilanden.

In het gebied is ruim voldoende oppervlaktewater aanwezig. Het is daarom niet nodig om de toename aan verhard oppervlak te compenseren in de vorm van extra oppervlaktewater. Hiervoor is een berekening van het gerealiseerde verhard oppervlak in de wijk Jantjeszeepolder en het gerealiseerde oppervlaktewater gemaakt. Bij zowel het verhard oppervlak als het oppervlaktewater gaat het dan om het deel van de wijk dat is gerealiseerd in hetzelfde peilvak als het Tolhuispark.  Op de kaart in de bijlage staat de begrenzing van dit peilvak aangegeven.

 Bevindingen

·         Bruto oppervlak peilvak GPG-L856:

121,7   ha.

·         Bruto oppervlak bemalingsgebied Jantjeszeepolder buiten peilvak GPG-L856: 

12,80   ha.

·         Oppervlak oppervlaktewater binnen peilvak PPG-L856:

12,38   ha.

·         Afvoerend oppervlak:

25,62   ha.

 

Volgens de onderstaande tabel is de minimaal benodigd wateroppervlak in de huidige situatie 4,59 ha. Berekening zie onderstaande tabel.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0011.png"

 

De toename verhard afvoerend oppervlak door ontwikkeling sportcentrum Tolhuispark is 7400 m2. Benodigde bergingscompensatie op basis van een gescheiden rioolstelsel 9% ten opzichte van de toename van het verhard afvoerend oppervlak 666 m2. De minimaal benodigde wateroppervlak inclusief de toekomstige ontwikkeling van sportcentrum Tolhuispark is 4,66 ha. Aanwezig is 12,38 ha. Er is dus ruim voldoende oppervlaktewater aanwezig binnen het peilvak waarbinnen sportcentrum Tolhuispark gerealiseerd wordt.

In perioden waarin het veel en lang regent, kan er door de realisatie van het extra verhard oppervlak wel wateroverlast ontstaan. Dit wordt zoveel mogelijk voorkomen door het hemelwater vertraagd af te laten stromen, door de toepassing van groene daken en/of waterbergende verharding. De infrastructuur wordt zo aangelegd dat het hemelwater kan afstromen naar het oppervlaktewater.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt voor de bodem in het plangebied is, dat deze voldoende kwaliteit moet hebben. De kwaliteit moet zodanig zijn dat risico's voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied uitgesloten zijn. In het kader van de ruimtelijke procedure moeten verdachte locaties worden gesignaleerd. De locatie vormt geen verdachte locatie.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt zowel ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden als op het erfgoed onder de grond

Cultuurhistorische waarden

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0058.BPDKBB2016P3-VA01_0014.jpg"

Figuur 4.1 Topografische kaartbeelden

De locatie wordt het Tolhuispark genoemd. In de omgeving was van oorsprong een aantal tolplaatsen aanwezig. De ontwikkeling ligt in de Jantjeszeepolder. Deze polder heeft een nieuwe aanleg gekregen in de jaren tachtig als parkgebied. Later is hiervan een deel heringericht als sportterrein en zijn er enkele voorzieningen toegevoegd aan het park. De oude waterstructuur in het gebied, de Oude Meersloot en de Jantjeszee zijn van vorm gewijzigd. De onderliggende laag van het landschap vertegenwoordigt archeologische waarde.

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

In het plangebied zijn bodemingrepen gepland (zie § 2.5 voor een uitgebreide beschrijving) die mogelijk bedreigend zijn voor eventuele archeologische resten. Ten behoeve hiervan is daarom op basis van de richtlijnen van de FAMKE een bureauonderzoek en karterend veldonderzoek uitgevoerd. De gemeente Dongeradeel beschikt niet over een eigen verwachtings- en/of beleidskaart. Daarom zijn de eisen van de Provincie Fryslân, zoals gevisualiseerd op de FAMKE, leidend voor het plangebied. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein. Hiertoe is inzicht in de bodemopbouw en gaafheid ervan van belang en dient te worden onderzocht of in het terrein archeologische resten aanwezig zijn.

Verkennend en vervolgonderzoek

Voor de locatie is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van dit verkennend bodemonderzoek is vervolgonderzoek uitgevoerd. Uit het vervolgonderzoek komen nadere eisen naar voren te aanzien van de wijze waarop in en bovenop het gebied gebouwd kan worden. Alle onderzoeken zijn bijgevoegd in de bijlage.

De belangrijkste conclusies uit het verkennend onderzoek zijn:

Archeologische waarden: Verwacht wordt dat in de top van het dekzand resten van nederzettingen uit de periode Steentijd tot en met de Bronstijd voorkomen. Daarnaast is het niet uitgesloten dat in de top van het veen of in eventueel nog aanwezige intacte kleilagen resten uit de Ijzertijd t/m Middeleeuwen aanwezig zijn.

Bodemopbouw: De bodemopbouw bestaat uit een bouwvoor/verstoorde laag op klei op veen op dekzand. In het noorden (boringen 1 en 2) en in het centrale deel van het plangebied (boringen 5, 7, 8 en 11) is in de top van het dekzand een (deels intacte) podzolbodem aanwezig. De top van het dekzand ligt rond deze boringen relatief hoog (dekzandopduiking) en vertoond enig microreliëf. Alleen ter hoogte van de boringen 9 en 12 is de bodem verstoord tot in het dekzand, in de rest van het terrein is de bodemopbouw intact.

Aangetroffen waarden: In boring 1 is in de top van het dekzand, in de E-horizont, houtskool aangetroffen. Houtskool in de top van dekzand kan duiden op nederzettingsresten uit de Steentijd t/m Bronstijd. Het booronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van nederzettingsresten uit de Ijzertijd t/m Middeleeuwen op het veen of kleipakket. Aanbevolen is vervolgonderzoek in de vorm van een waarderend booronderzoek uit te laten voeren in het noordelijke deel van het plangebied.

Uit het vervolgonderzoek is gebleken dat de nieuwbouwlocatie een behoudens waardige archeologisch vindplaats betreft. De nieuwbouwlocatie van de sporthal is aangemerkt als een behoudenswaardige archeologische vindplaats. Het overbouwen van de archeologische vindplaats in de ondergrond is op deze plek onder voorwaarden mogelijk. Behoud in situ wordt als beste optie beschouwd. Dit betekent dat hier geen bodemingrepen mogen plaatsvinden die het aanwezige archeologische niveau (en de eventuele bijbehorende grondsporen) kunnen verstoren.

Naar aanleiding van het aanvullend waarderend booronderzoek zijn aanvullende randvoorwaarden gesteld. Deze zijn beschreven in het rapport van Archeologisch adviesbureau Raap – notitie 5427 d.d. 16 februari 2016 ter informatie, het Archeologisch vervolgonderzoek.

De volgende voorwaarden zijn van toepassing bij bouwwerkzaamheden:

  • In het plangebied bevindt het hoogste (opgeboorde) punt van het intacte archeologische niveau zich op 1,09 m -NAP. Als een veiligheidsbuffer van 0,3 m wordt aangehouden, betekent dit dat de bodemingrepen niet dieper mogen reiken dan 0,8 m -NAP. Dit geldt dus ook voor eventuele kelders, sloten, nutsvoorzieningen en dergelijke. Het vloerpeil van het zwembad ligt 0.25 m +NAP. Dit betekent dat een bouwputdiepte voor de nieuwbouw max. 1.05 m mag zijn ten opzichte van het vloerpeil van het zwembad.
  • Voorkomen dient te worden dat zware machines (zoals graaf- en heimachines, dumpers, tractoren) tijdens de bouwwerkzaamheden het archeologisch niveau verstoren, bijvoorbeeld door het eigen gewicht of het veroorzaken van rijsporen. Aangezien op het archeologische niveau een laag veen ligt dat geen draagkracht heeft, zal dit al snel het geval zijn. Verstoring kan worden voorkomen door het opbrengen van een afdekkende laag zand en het gebruiken van rijplaten.
  • Indien funderingspalen worden toegepast, dienen de palenrijen minstens vijf meter uit elkaar staan. De afstand tussen de funderingspalen in de rijen (stramienlijn) moeten minimaal 3 meter uit elkaar staan.
  • In het algemeen geldt verder de wettelijke verplichting dat wanneer bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, hier direct melding van moet worden gemaakt.
  • Gegeven de te behouden archeologische waarden in de ondergrond is het echter niet mogelijk om op deze locatie de voor het bestemmingsplan benodigde watercompensatie te realiseren. Op bijgaand kaartje zijn de berekende oppervlakten aangegeven (indicatie). Hierbij geldt als uitgangspunt dat voor 10% van de toename van de verharding watercompensatie moet worden gevonden als voorwaarde binnen het betreffende bestemmingsplan. Het gaat om ca. 740 vierkante meter aan benodigde watercompensatie. De gemeente Dongeradeel zal in overleg met het Waterschap een oplossing zoeken om de watercompensatie op een andere plaats in het peilgebied te realiseren. De watercompensatie vervalt dus voor de inschrijving.
  • De peilhoogte van het nieuw te realiseren bouwdeel sluit aan op de bestaande hoogte van het zwembad en komt ca. 500 mm boven de openbare weg en het betonpad langs het kunstgrasveld te liggen. Bij 10 meter rooilijnafstand tot het zuidelijk gelegen betonpad en (nood-)uitgangen op deze kant van de nieuwbouw zal er hierbij wel een niveauverschil overbrugd moeten worden die een veilig gebruik mogelijk maakt.

4.6 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving voor de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) negatieve effecten op de natuurwaarden binnen deze gebieden hebben, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid over de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Het aspect gebiedsbescherming is niet aan de orde. Het plangebied ligt in binnenstedelijk gebied en op grote afstand vanaf beschermde natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur of een Ecologische verbindingszone. Op de locatie zijn geen specifieke natuurdoelen voor het gebied opgesteld. Gelet op de plaats, aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat er geen significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden zijn.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Deze schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten, om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen.

Voor de locatie is een quickscan uitgevoerd (2010) ten behoeve van de uitvoeringsmogelijkheden van de uitwerking van het voorkeursmodel. Tijdens veldbezoek destijds is gebleken dat er geen strikt beschermde planten- en of diersoorten aanwezig of te verwachten zijn. Voor de bouw van het sportcentrum werd het kappen van bomen of het slopen van bebouwing niet noodzakelijk geacht. Hierdoor worden op de locatie geen beschermde plantensoorten of beschermde diersoorten en hun vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen verstoord.

Bij de werkzaamheden dient volgens de quickscan rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels (maart t/m juli) omdat broedende vogels niet verstoord mogen worden. Daarnaast komen naar alle waarschijnlijkheid een aantal algemene diersoorten voor als Bosspitsmuis en Veldmuis. Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander maken in de winter mogelijk gebruik van beschutte delen van het plangebied. Voor deze soorten uit tabel 1 van de Flora- en faunawet is de zorgplicht van toepassing. Wanneer buiten het broedseizoen gewerkt wordt, is het aanvragen van ontheffingen niet nodig.

Ten behoeve van deze actuele bestemmingsplanwijziging is de quickscan vernieuwd. De actuele plannen met betrekking tot het ontwerp van de nieuwe sporthal zijn hierbij onderzocht. Deze quickscan is toegevoegd in de bijlage Ecologisch onderzoek.

De volgende conclusie komt uit het rapport naar voren:

De plannen voor de uitbreiding van het zwembad aan het Tolhuispark te Dokkum met een sporthal zijn onderzocht. Deze activiteiten zouden kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. Er is vastgesteld dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. De bebouwing

waaraan de uitbreiding is voorzien bezit geen gaten waarin vleermuizen of vogels zich zouden kunnen ophouden of waaruit blijkt dat ze zich in ophouden. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen of te werken op een manier dat vogels tot broeden komen. Voor overige soort(groep)en is het gebied, verder volledig ongeschikt. Wel foerageren en vliegen er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren en vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Er kunnen daarnaast algemene licht beschermde zoogdieren voorkomen. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de uitbreidingsplannen aan het Tolhuispark te Dokkum zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.

Voor het realiseren van aanvullende sportvoorzieningen op lange termijn zal de groenstructuur gewijzigd moeten worden. Hiervoor zullen delen van de beplanting gekapt moeten worden. Deze beplanting kan deels in het gebied weer gecompenseerd worden. In het oostelijke deel van het plangebied zou een groter deel van de beplanting ten behoeve van het realiseren van een sportveld verdwijnen. Alternatief voor deze uitbreiding is het intensievere gebruik van bestaande velden door de toepassing van kunstgras. Deze mogelijkheden worden bij de verdere uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid nader onderzocht. Bij wijziging van de groenstructuur ten behoeve van de uitvoering van de visie buiten de bouwblokken dient ter zijner tijd ecologisch onderzoek plaats te vinden.

4.7 Externe veiligheid

Algemeen toetsingskader

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR)

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.

3. Wet basisnet

Het basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over de weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).

4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd.

5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB's. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.

Verantwoordingsplicht

In het Bevi, Bevb en het Bevt is onder andere een verantwoordingsplicht GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen planologische keuzes moeten worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag.

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico, op grond van dit risico heeft VROM veiligheidsafstanden bepaald. Het plaatsgebonden risico geeft de kans aan dat iemand die zich een jaar lang continu op een plek bevindt, overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen.

In de nabijheid van de locatie is een lpg station aanwezig. In het gebied is een zwembad met chloorbleekloog opslag aanwezig. Op de verbeelding van de veiligheidszone rondom is het lpg station aangegeven. De geplande ontwikkeling ligt hier buiten. De sporthal wordt bij het zwembad geplaatst. Het zwembad vormt geen BEVI-inrichting. In en direct grenzend aan het plangebied zijn daarom geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig die niet voldoen aan de veiligheidsafstanden. Hierdoor is geen sprake van plaatsgebonden risico.

Het BEVI bevat ook regels voor het groepsrisico. Dit is de kans dat een groep personen door een ongeval bij een risicovolle activiteit overlijdt. De vaststelling van een bestemmingsplan of de vestiging of verandering van een risicovol bedrijf kan tot gevolg hebben dat het groepsrisico toeneemt (bijvoorbeeld doordat het bestemmingsplan voorziet in de bouw van veel woningen of doordat er in het bedrijf andere of grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden opgeslagen). Met het plan worden geen kwetsbare objecten gerealiseerd. Er worden als gevolg van het plan geen risicovolle activiteiten gerealiseerd. De realisatie van het mogelijk maken van de ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het groepsrisico.

Een sporthal valt onder de beperkt kwetsbare objecten. In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn (beperkt) kwetsbare objecten gedefinieerd. De meest voorkomende beperkt kwetsbare functies/objecten zijn: verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen, kleinere kantoorgebouwen, horeca, winkels, sporthallen, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen.

De wetgeving verbindt geen harde normen aan de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij het PR. Wel bestaat voor de gemeente bij het vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is van toepassing voor ruimtelijke plannen binnen een invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Uit het voorgaande is gebleken dat de aanwezige risicobronnen kunnen worden opgesplitst in: risicovolle inrichtingen en buisleidingen.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is de verantwoordingsplicht opgenomen. Daarbij geldt voor het Bevi dat bij elke verandering van het GR verantwoording afgelegd dient te worden door het bevoegd gezag. De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking.

In het plangebied ligt het zwembad Optisport Dongeradeel. Bij het zwembad bevindt zich volgens de risicokaart een opslagtank voor de opslag van 2500 liter natriumhypochloriet (=chloorbleekloog). Hoewel dit in het kader van Bevi geen risicovolle inrichting is, zijn aan de opslag en behandeling van chloorbleekloog wel gevaaraspecten verbonden. Volgens de Leidraad Risico-Inventarisatie gevaarlijke stoffen is sprake van een potentieel risicovolle inrichting. Hoewel hier geen plaatsgebonden risico van toepassing is, is er bij het vrijkomen van chloorgassen wel sprake van een 1% letaliteitgrens van 105 meter en een effectafstand gewond van 1070 meter. De externe veiligheidssituatie kan worden verbeterd door de opslag van chloorbleekloog, nodig voor het zuiveren van het zwembadwater, te vervangen door een zuiveringssysteem,  waarbij geen sprake meer is van opslag van gevaarlijke stoffen. Hierbij kan gedacht worden aan elektrolyse van keukenzout. Bij toepassing van een dergelijk systeem is geen sprake meer van een 1% letaliteitgrens dan wel een effectafstand.  Het tijdstip om tot vervanging van het zuiveringssysteem over te gaan is bijvoorbeeld het moment waarop het huidige systeem is afgeschreven en een nieuwe installatie moet worden aangeschaft.

De gemeente doet onderzoek naar de kosten en haalbaarheid van een zoutelektrolyse bij het bestaande zwembad.  Hierbij wordt ook het tijdstip om tot vervanging over te gaan nader uitgewerkt. Bij dit onderzoek is naar voren gekomen dat de opslagtank in de praktijk 2000 liter groot is. Hierbij hoort een 1% letaliteitsgrens van 90 meter en een effectafstand gewond van 880 meter.

4.8 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.

Het plan valt binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling die geen grote verkeersaantrekkende werking heeft. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

In of nabij het plangebied lopen geen leidingen of kabels die voorzien moeten worden van een planologische regeling. Deze behoeft daarom geen aparte regeling. Ook liggen er geen planologisch relevante zones over het plangebied.

Langs de Murmerwoudsterweg loopt naar het aardgasreduceerstation aan de Birdaarderstraatweg 82 een hogedruk aardgastransportleiding van Gasunie. Het betreft een aardgastransportleiding met een druk van 40 bar en een diameter van 6 inch. Door Gasunie is op 16 februari 2009 een risicoberekening uitgevoerd. Uit deze risicoberekening blijkt dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour. De leiding ligt geheel buiten het plangebied en ook de belemmeringenstrook ligt buiten het plangebied.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft, wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Het bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure.

5.1.1 Overleg

Het bestemmingsplan is informeel in overleg gebracht bij overleginstanties. Tijdens is het plan ambtelijk besproken met de provincie Fryslân en het Wetterskip. Op basis hiervan is de toelichting opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens opgesteld.

5.1.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Daarbij is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. De reactieperiode van het ontwerpbestemmingsplan is afgelopen. Er is 1 reactie van de brandweer binnengekomen (zie bijlage). Het plan is hierop niet aangepast. In de toelichting is bij het aspect externe veiligheid het Bevt opgenomen worden. Tevens is naar aanleiding van een reactie van de initiatiefnemers van de kinderboerderij de contour van het nieuwe gebouw iets gewijzigd. Daarnaast is ambtelijk advies van de Fumo ingewonnen. Uit dit advies zijn geen aanvullende aandachtspunten naar voren gekomen.

5.1.3 Vervolg

Vervolgens wordt het bestemmingsplan vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie). In de bijlage is de economische uitvoerbaarheid van het plan nader toegelicht.

Dit bestemmingsplan is voor een groot deel conserverend van aard. Een aantal gerealiseerde plannen wordt in het plan opgenomen. De uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden betreft met name de nieuw te bouwen sportaccommodatie. Er wordt geen exploitatieplan opgesteld, de sporthal wordt eigendom van de gemeente en daarmee is het planschaderisico ook voor de gemeente. Binnen de bestaande financiële budgetten van de huidige exploitaties kan de nieuwbouw van de sporthal en de exploitatie van het sportcentrum worden gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de door de raad meegegeven financiële kaders en kan dit plan als economisch uitvoerbaar worden aangemerkt. De aanbesteding is een DBFMO constructie en daarbinnen is de exploitatie geregeld.

Bij een ontwikkeling moet de economische uitvoerbaarheid worden aangetoond. Hiervoor verwijzen wij naar de bijlage economische uitvoerbaarheid en onderstaande tekst.

Er is geen exploitatieplan opgesteld, maar de kosten zijn anderszins verzekerd.

Het betreft een gemeentelijke exploitatie op gronden van de gemeente. Met private partijen zijn specifieke afspraken gemaakt. Bij de onderdelen van dit bestemmingsplan die via wijzigingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt, zal de financiële uitvoerbaarheid bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden moeten worden aangetoond. Het betreft een gemeentelijke ontwikkeling die plaatsvindt op gronden van de gemeente. De economische uitvoerbaarheid is onderbouwd door de gemeente. Deze onderbouwing is in de bijlage toegevoegd.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

6.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingen komen hoofdzakelijk overeen met de bestemmingen Bestemmingsplan 'Dokkum Bûten de Bolwurken'. De percelen hebben verschillende bestemmingen: 'Groen', 'Sport', 'Water', 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied', en 'Verkeer'.

Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bosschages, bebossing en beplanting, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, opritten, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen. Daarnaast zijn ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' gebouwen ten behoeve van een kinderboerderij/dierenverblijf toegestaan en infrastructurele voorzieningen.

Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor  terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, een zwembad,voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'Zwembad', en  gebouwen ten behoeve sport- en sportieve recreatie met de daarbij behorende voorzieningen, zoals kleedruimten en kantines met de daarbij behorende infrastructuur, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Voor de locatie van de scouting is gekozen voor uitbreiding van de bestemming 'Sport' ten koste van de bestemming 'Groen' omdat de bebouwing hier aansluit op het parkeerterrein en geen ondergeschikte vorm heeft ten opzichte van het groen.

Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor openbaar vaarwater, waterlopen en waterpartijen, oevers, bermen en beplanting en aanleggelegenheid met de daarbij behorende  nutsvoorzieningen en  bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.

Waarde - Archeologisch waardevol

Een groot gebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied'. Deze gronden betreffen het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische en archeologische waarden.

Verkeer

De gemeenschappelijke toegang van het gebied aan de noordwestzijde heeft een bestemming 'Verkeer'.

Wijzigingsbevoegdheid

Over een groot deel van het gebied ligt een wijzigingsbevoegdheid. Binnen deze begrenzing kan het park heringericht worden ten behoeve van het realiseren van sportvoorzieningen. Bij het uitvoering geven aan deze wijzigingsbevoegdheid dienen alle deel onderzoeken geactualiseerd te worden. De begrenzingen van de wijzigingsbevoegdheid zijn zodanig gekozen dat aan de oostzijde een groene rand blijft langs het Tolhuispark. Aan de westzijde krijgt het gebied een brede groene zone. Binnen de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk meerdere sportvelden naast elkaar te realiseren. Hiervoor moet de groen- en waterstructuur mogelijk aangepast worden.