Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Achterwei 2 Morra
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0058.BPBG2014P1-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1. het plan:
het bestemmingsplan Achterwei 2 Morra van de gemeente Dongeradeel;

2. het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0058.BPBG2014P1-VG01;

3. aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

4. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

5. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

6. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

7. aangebouwd bijgebouw:
een met het (hoofd)gebouw verbonden en/of een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

8. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

9. agrarisch bouwperceel:
een aangeduid gebied, waarbinnen ingevolge de regels bebouwing ten behoeve van de ter plaatse gevestigde bedrijvigheid is toegelaten;

10. archeologisch onderzoek:
een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie;

11. archeologisch waardevol gebied:
een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

12. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

13. bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

14. bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

15. bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

16. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

17. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

18. bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wabo aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
19. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;

20. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

21. bodemarchief:
de sporen van (vooral) menselijke bewoning en bewerking die in de bodem zijn achtergebleven;

22. boerderijpand:
het gebouw behorende tot het agrarisch bedrijf of het voormalige agrarisch bedrijf, waarin van oorsprong het woongedeelte en de stal is of was ondergebracht en dat van oorsprong als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

23. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

24. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;

25. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

26. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;

27. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

28. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

29. bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

30. cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

31. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

32. erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

33. erfbeplanting:
opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een scherm vormt op de grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende bebouwing in het landschap;

34. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

35. gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

36. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:|
een agrarische bedrijfsvoering waarbij voldoende grond aanwezig is om in hoofdzaak de mestafzet en voerwinning te verwezenlijken, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegrondstuinbouwbedrijf, een productiegerichtpaardenhouderijbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

37. hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

38. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

39. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

40. kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

41. landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

42. logies met ontbijt:
het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

43. loonbedrijf:
een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven en cultuurtechnische en grondverzetwerkzaamheden, waaronder werken en maatregelen ter verbetering van de condities van grond-, weg- en watersystemen, inclusief de waterbeheersing wordt verstaan;

44. molen:
een historisch bouwwerk ten behoeve van traditionele industriële doeleinden, aangedreven door de wind;

45. natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

46. normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

47. normaal onderhoud (in het kader van archeologie):
onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

48. nutsvoorzieningen:
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen, duikers, bruggen, dammen, sluizen, gemalen, vispassages, bergbezinkstations, riolering en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

49. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

50. peil:
  1. indien op het land wordt gebouwd:
    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst;
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdingang niet direct aan de weg grenst:
      1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdingang bij voltooiing van de bouw;
    3. voor een bouwwerk op een perceel zonder hoofdtoegang:
      1. de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
  2. indien op of in het water wordt gebouwd:
    1. het Normaal Amsterdams Peil;
  3. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont of peil niet eenduidig is vast te stellen:
    1. de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte:
51. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

52. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

53. torensilo:
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;

54. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

55. vrijstaand bijgebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

56. windturbine:
een modern bouwwerk ten behoeve van de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie;

57. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

58. woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  • de dakhelling
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • de goothoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • de inhoud van een bouwwerk
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • de bouwhoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • de oppervlakte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
    de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.
  • de bouwhoogte van een molen en windturbine
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen.
  • bedrijfsvloeroppervlak
    de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf - Loonbedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Loonbedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van loonbedrijven, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en/of productiegebonden detailhandel;

    met daaraan ondergeschikt:
  2. nutsvoorzieningen;
  3. wegen en paden;
  4. water;

    met de daarbijbehorende:
  5. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  6. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  7. tuinen, erven en terreinen;
  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch loonbedrijf worden gebouwd;
  2. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning” of “bedrijfswoning uitgesloten”, in welk geval respectievelijk het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee per bouwvlak zal bedragen dan wel geen bedrijfswoning is toegestaan;
  3. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  5. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand ten minste de in het verleden toegelaten bestaande afstand bedraagt;
  6. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

    Functie van een gebouw  
    Oppervlakte per gebouw  
    Goothoogte in m  
    Dakhelling in °  
    Bouwhoogte in m 
     
    max.  
    max.  
    min.  
    max.  
    max.  
    Bedrijfsgebouw of overkapping  
    -  
    5,00  
    20  
    60  
    12,00  
    Bedrijfswoning  
    150 m²  
    4,50  
    30  
    60  
    10,00  
  
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 1 onder f genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt of een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) is gebouwd, in welk geval de in het verleden toegelaten bestaande situering geldt;
  2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingseperceelgrens dan wel in de zijdelingseperceelgrens te worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  4. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:
    1. 6,50 m, indien in de zijdelingseperceelgrens wordt gebouwd;
    2. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 hoogte op de zijdelingseperceelgrens; met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van vrijstaande reclameobjecten, geen vlaggenmasten zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  4. er zullen geen windturbines en paardrijbakken worden gebouwd;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Bouwen buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste de oppervlakte van het op de verbeelding aangeduide bouwvlak bedraagt;
  2. er ten behoeve van een zorgvuldige inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in Bijlage-1;
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Paardrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 onder d in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits tevens de in artikel 3 lid 5.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en gebouwen voor detailhandel;
  2. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  3. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. detailhandel en opslag plaatsvinden anders dan kleinschalige opslag en uitstalling van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 2,00 m²;
  4. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  5. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  6. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken;
  7. het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken zonder realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing, zoals in het bij dit bestemmingsplan behorende Nije Pleats advies.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Productiegebonden detailhandel
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
  1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  2. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  3. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Recreatieappartementen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, en de bijgebouwen, mits:
  1. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Logies met ontbijt
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies met ontbijt, mits:
  1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
  3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
  4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
  5. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Paardrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
  1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  2. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
  3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
  4. lichtmasten ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zijn niet toegestaan;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,00 m zal bedragen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijziging naar wonen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Bedrijf - Loonbedrijf" wordt gewijzigd in de bestemming "Wonen" of “Wonen - Voormalig boerderijpanden”, mits:
  1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 34 of 36 van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel" van overeenkomstige toepassing zijn;
  2. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  3. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  4. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen - Waardevolle erfbeplanting

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen - Waardevolle erfbeplanting" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waardevolle erfbeplanting;
  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de waardevolle erfbeplanting;

    met daaraan ondergeschikt:
  3. nutsvoorzieningen;
  4. paden;
  5. tuinen en erven;
  6. water;

    met de daarbijbehorende:
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het verwijderen, vernielen en/of aantasten van de waardevolle erfbeplanting anders dan ten behoeve van het normale onderhoud;
  2. het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken zonder realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing, zoals beschreven in het bij dit bestemmingsplan behorende Nije Pleats advies.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

4.4.1 Wijzigen verwijderen waardevolle erfbeplanting
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Groen - Waardevolle erfbeplanting" al dan niet deels wordt gewijzigd in de bestemming "Agrarisch", "Agrarisch - Glastuinbouw", "Agrarisch - Paardenhouderij", "Bedrijf", "Bedrijf - Loonbedrijf", "Verkeer" en/of "Water" mits:
  1. vanwege noodzakelijke ontwikkelingen en uit een inpassingsplan blijkt dat de waarden van de erfbeplanting niet langer gehandhaafd kunnen blijven;
  2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 3, 4, 5, 6, 10, 29 of 32 van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel" van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. (ontsluitings)wegen;
  2. paden;
  3. bruggen, dammen en/of duikers;
  4. waterlopen en waterpartijen;
  5. sloten, bermen en beplanting;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van vrijstaande reclameobjecten zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

 
5.3.1 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 onder a in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van een ter plaatse van aangegeven genummerd dwarsprofiel, dan wel, indien ter plaatse geen genummerd dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het standaarddwarsprofiel.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.5.1 Afwijken dwarsprofiel
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 4 in die zin dat wordt afgeweken van het voorgeschreven dwarsprofiel, mits:
  1. hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
  2. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  3. tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkelingen van het openbaar vervoer.

Artikel 6 Waarde - Archeologisch waardevol terrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologisch waardevol terrein aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Bouwwerken
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
6.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 6 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  3. het aanleggen van energie-, transport- en of communicatieleidingen.
6.3.2 Uitzondering vergunningsplicht
Het bepaalde in artikel 6 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
6.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
6.3.4 Onderzoeksplicht
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen moet worden besloten dat de omgevingsvergunning pas kan worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
6.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
6.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 6 lid 3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

6.4.1 Verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch waardevol terrein" ter plaatse wordt verwijderd, mits de archeologische waarden niet langer aanwezig zijn.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de bestemming “Recreatie - Verblijfsrecreatie 1”, dan wel voor de gronden waarvoor een omgevingsvergunning voor kleinschalig kamperen is verleend;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bedrijfsactiviteiten, bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  6. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, tenzij hiervoor anderszins vergunning is verleend en/of het gronden betreft ter plaatse van de bestemming "Sport - Sportvelden";
  7. het gebruik van gronden voor het plaatsen van meer dan één evenementenbord per dorp.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot mits:
    1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
    2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    3. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de bouwhoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen;
    4. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, een viaduct of een verkeersknooppunt, de bouwhoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
    5. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
  3. het bestemmingsplan ten aanzien van de voorgeschreven minimale en maximale dakhelling ten behoeve van het toestaan van afwijkingen in kapvormen;
  4. de regels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  5. de regels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken, sanitaire voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
  6. de regels en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplekken worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 65 m² mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
  7. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, waarbij de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  8. de regels ten aanzien van de maximale (bouw)bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
    2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  9. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. trappen, trappenhuizen, galerijen, entreeportalen, luifels, veranda's, balkons en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
    2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.
 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: 
  1. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeer" dan wel de bestemming “Verkeer” wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van enige bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
  2. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeer - Fiets- en voetpaden", mits:
    1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van enige bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van paden;
  3. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Water", mits:
    1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van enige bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
  4. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Water - Waterkering", mits:
    1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van enige bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanpassing van dijktracés, in welk geval er sprake moet zijn van een landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig in de omgeving inpasbare ontwikkeling.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, het voorkomen van lichthinder en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

11.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

11.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het Bestemmingsplan Achterwei 2 Morra van de gemeente Dongeradeel.
 
Behorend bij het besluit van 19 oktober 2017.