direct naar inhoud van Artikel 8 Bedrijventerrein - Woon/werk-locatie
Plan: Dokkum Bûten de Bolwurken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.081005-VA01

Artikel 8 Bedrijventerrein - Woon/werk-locatie

 

8. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein - Woon/werk-locatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijfsgebouwen in combinatie met bedrijfswoningen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

2.    productiegebonden detailhandel;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

c.    nutsvoorzieningen;

d.    tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen;

e.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8. 2.       Bouwregels

8. 2. 1. Voor het bouwen van de in 8.1. onder a bedoelde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.    per bedrijf dient één bedrijfswoning te worden gebouwd;

c.    de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3,00 m te bedragen;

d.    de afstand van de voorgevel van een bedrijfsgebouw tot de naar de weg gekeerde perceelgrens dient ten minste 15,00 m te bedragen;

e.    de afstand van een bedrijfsgebouw tot de achterste perceelgrens dient ten minste 5,00 m te bedragen;

f.     de afstand van de voorgevel van een bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde perceelgrens dient ten hoogste 15,00 m te bedragen;

g.    de oppervlakte van een bedrijfsgebouw dient ten minste 200% te bedragen van de oppervlakte van de bedrijfswoning;

h.    de oppervlakte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m² bedragen;

i.      de diepte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 12,00 m bedragen;

j.      de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag ten hoogste 5,00 m bedragen;

k.    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen;

l.      een bedrijfswoning dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° bedraagt;

m.   ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - zone I’ gelden voor bedrijfswoningen de volgende aanvullende regels:

1.    de afstand van de voorgevel van een bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde perceelgrens dient ten minste 5,00 m te bedragen;

2.    de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 6,50 m bedragen;

n.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - zone II’ gelden voor bedrijfswoningen de volgende aanvullende regels:

1.    de afstand van de voorgevel van een bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde perceelgrens dient ten minste 10,00 m te bedragen;

2.    de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 3,50 m bedragen.

8. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de afstand van een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping minder bedraagt dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning is gebouwd, in welk geval voor de bestaande aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen de bestaande situering geldt;

b.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.    de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;

2.    indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt, de bestaande oppervlakte geldt;

d.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:

1.    6,50 m, indien in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd; en

2.    de bouwhoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 m bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen deel van de kap zich buiten deze denkbeeldige lijn mag bevinden;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.

8. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    er mogen geen wal- en/of oeverbeschoeiingen worden gebouwd;

b.    overkappingen ten behoeve van de bedrijfsfunctie mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw dat het dichtst aan de weg gesitueerd is en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;

d.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

8. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    een goede woonsituatie;

b.    de milieusituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8. 4.       Ontheffing van de bouwregels

8. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in artikel 8 lid 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    indien het gaat om het bouwen van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.    het bepaalde in artikel 8 lid 8.2.1 sub g en toestaan dat de oppervlakte van een bedrijfsgebouw wordt verkleind;

c.    het bepaalde in artikel 8 lid 8.2.1 sub l en toestaan dat dakhelling van een bedrijfswoning wordt verkleind, dan wel een bedrijfswoning geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;

d.    het bepaalde in artikel 8 lid 8.2.1 sub n onder 2 en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m;


e.    het bepaalde in artikel 8 lid 8.2.2 sub a en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) worden gebouwd;

f.     het bepaalde in artikel 8 lid 8.2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot.

8. 4. 2. De in artikel 8 lid 8.4.1 genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden anders dan in combinatie met het wonen;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het wonen anders dan in combinatie met bedrijfsdoeleinden;

c.    het gebruik van de gebouwen voor zelfstandige kantoren;

d.    het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning;

e.    het gebruik van gronden ten behoeve van opslag, voorzover het geen zij- en/of achtererf betreft;

f.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft.

8. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

8. 6. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in artikel 8 lid 8.1 sub a onder 1 toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat:

1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

2.    het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft.

8. 6. 2. De in artikel 8 lid 8.6.1 genoemde ontheffing kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    de woonsituatie;

b.    de milieusituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.