Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kernen Briltil en Zuidhorn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0056.BPZH11BEHE1-VA01
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca van categorie 1 en/of 2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2 uitgesloten' horeca van categorie 2 niet is toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 3', horeca in de categorieën 1, 2 en/of 3;
  3. bedrijfswoningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. tuinen;
  4. erven; 
  5. waterlopen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. per bedrijfsvestiging mag niet meer dan één bedrijfswoning aanwezig zijn;
  3. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  4. de afstand van hoofdgebouwen ten opzichte van de achterste perceelsgrens dient minimaal 15 meter te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 2,00 meter achter de rooilijn worden gebouwd;
  3. In afwijking van het gestelde onder a en b mogen erkers behorende bij een bedrijfswoning vóór de rooilijn worden gebouwd mits een erker:
    1. maximaal 1,50 meter voor de rooilijn wordt gebouwd;
    2. over maximaal 60% van de voorgevel wordt gebouwd;
    3. een maximale oppervlakte heeft van 20 m²;
    4. op minimaal 1,00 meter afstand vanaf een zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, tenzij sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke aaneengebouwde woonhuizen;
  4. de bouwhoogte van een overkapping is maximaal 3,00 meter; 
  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking, niet zijnde een overkapping, is maximaal 3,50 meter; 
  6. indien een bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een kap, mogen de goot- en de nokhoogte respectievelijk niet meer dan 3,50 meter en 6,00 meter bedragen;
  7. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1,00 meter bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelsgrens, met dien verstande dat de afstand tot de gebouwen op het naastgelegen perceel niet minder dan 1,00 meter mag bedragen, tenzij ze aaneen gebouwd worden;
  8. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 50 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen maximaal 25 m2 is.
10.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de rooilijn c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 6,00 meter.
10.2.4 Algemene bouwregels
Een bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd, met dien verstande dat bestaande afwijkingen zijn toegestaan.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 10.2.1 onder a en toestaan dat hoofdgebouwen, met uitzondering van bedrijfswoningen, buiten het bouwvlak worden gebouwd, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2, met dien verstande dat niet voor de rooilijn mag worden gebouwd;
  2. het bepaalde in lid 10.2.1 onder d en toestaan dat hoofdgebouwen op minder dan 15,00 meter uit de achterste perceelsgrens worden gebouwd;
  3. het bepaalde in lid 10.2.2 onder a en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  4. het bepaalde in lid 10.2.2 onder b en toestaan dat bijbehorende bouwwerken in, of op minder dan 2,00 meter achter, de rooilijn worden gebouwd;  
  5. het bepaalde in lid 10.2.2 onder d en toestaan dat de maximale bouwhoogte van overkappingen wordt vergroot tot 3,50 meter;
  6. het bepaalde in lid 10.2.2 onder e en toestaan dat de maximale bouwhoogte van een bijbehorend bijgebouw, niet zijnde een overkapping, wordt vergroot tot ten hoogste 4,00 meter;
  7. het bepaalde in lid 10.2.2 onder f en toestaan dat de maximale goot- respectievelijk de nokhoogte van een bijbehorend bouwwerk, niet zijnde een overkapping, worden vergroot tot ten hoogste 4,00 meter en 7,00 meter;
  8. het bepaalde in lid 10.2.2 onder g en toestaan dat de afstand tussen gebouwen wordt verkleind tot minder dan 1,00 meter, met dien verstande dat voldoende mogelijkheid aanwezig blijft voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte;
  9. het bepaalde in lid 10.2.2 onder h en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 75 m2 waarbij de oppervlakte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  10. het bepaalde in lid 10.2.4 en toestaan dat een bouwvlak tot maximaal 100% wordt bebouwd, waarbij als aanvullende eis wordt gesteld dat hierdoor in de omgeving geen verkeersoverlast ontstaat en/of verkeersmaatregelen genomen moeten worden. 
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  1. kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4 onder a en toestaan dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. het bijbehorende bouwwerk tot een bedrijfswoning behoort;
    2. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de mantelzorg is bedoeld;
    3. geen sprake is van zelfstandige bewoning;
    4. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    5. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning of bed-and-breakfastaccommodatie in gebruik wordt genomen.