direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Jirnsum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPJirnsum2010-OH01

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 3.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein', die bij dit plan is gevoegd, zijnde bedrijven waarvoor geldt dat de grootste afstand niet meer dan 50 m bedraagt; bij het vaststellen van de grootste afstand is de afstand met betrekking tot het aspect geluid buiten beschouwing gelaten:
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' , uitsluitend zijn toegestaan bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein', die bij dit plan is gevoegd, zijnde bedrijven waarvoor geldt dat de grootste afstand niet meer dan 30 m bedraagt; bij het vaststellen van de grootste afstand is de afstand met betrekking tot het aspect geluid buiten beschouwing gelaten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens de bij onderstaand adres bestaande bedrijvigheid (en bijbehorende SBI-code) :
    • 1. Industriewei 15, Transportmiddelenindustrie neg., milieucategorie =3.2;
    • 2. Rijksweg 157, Groothandel minerale olieprodukten (excl. brandstof) , milieucategorie 3.2;
    • 3. Rijksweg 163, Suikerwerkenfabriek: zonder suiker branden, p.o.>200 m2, milieucategorie 3.2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - wgh', mede een Wgh-inrichting;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', mede detailhandel in volumineuze goederen in de vorm van detailhandel in auto's, motoren, boten, campers en caravans;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mede een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede een ligplaats voor een woonschip uitsluitend te gebruiken als bedrijfswoning;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 29.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, steigers daar onder begrepen, andere-werken, erven en terreinen, met dien verstande dat:

  • j. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • k. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • l. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de onder d vermelde Wgh-inrichting ;
  • m. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;
  • n. detailhandel is toegestaan voor zover rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. een gebouw uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75%, dan wel het bebouwingspercentage ten tijde van het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • d. de onderlinge afstand niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • e. de afstand tot de naar de weg gekeerde grens van het bouwperceel vanaf de wegas van de aangrenzende ontsluitingsweg niet minder dan 10 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte niet meer dan 12,5 m mag bedragen;
  • g. de dakhelling niet minder dan 30º mag bedragen dan wel de dakhelling ten tijde van het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  • h. van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen ten hoogste 10% met een maximum van 100 m2 mag worden benut voor detailhandel, anders dan volumineuze detailhandel in auto's, boten en caravans;
  • i. indien een kleinere/grotere breedte/ afstand/ bouwhoogte/ goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze breedte/ afstand/ bouwhoogte/ goothoogte/ mag worden gehandhaafd.
6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden in aanvulling op de regel in 6.2.1 dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 120 m² mag bedragen;
  • c. in afwijking van de regel in 6.2.1 onder f de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen.
6.2.3 Bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op de regel in 6.2.2 dat:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m tot een maximale bouwhoogte van ten hoogste 7 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 5 m mag bedragen.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van constructies voor het in en uit het water tillen van boten en remmingswerken niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen, vóór de voorgevel van het gebouw en het verlengde daarvan dan wel indien sprake is van hoeksituaties en grenzend aan de weg of het openbaar groen, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. in de overige situaties de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 mag bedragen;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel:

  • a. in 6.2.1  onder a ten behoeve van bebouwing buiten het bouwvlak;
  • b. in 6.2.1 onder c opdat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten;
  • c. in 6.2.1 onder g ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • d. in 6.2.4 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 2 m bij uitsluitend visueel open erfafscheidingen;
  • e. in 6.2.4 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 3 m, mits de noodzaak voor afschermende en beschermende werking is aangetoond.
6.3.2 Afwegingskader

De in 6.3.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Toegestaan gebruik

Voor aan het water gelegen percelen geldt dat maximaal 75% van het perceel mag worden afgegraven, mits:

  • a. deze activiteit direct samenhangt met de bedrijfsactiviteiten;
  • b. een minimale afstand wordt aangehouden van 5 m tot de voor- en achterperceelgrens en 3 m tot de zijdelingse perceelgrens.
6.4.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend de bewoning van bedrijfsruimten.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel:

  • a. in 6.1 ten behoeve van de realisering van een bedrijfswoning, waarbij tevens de volgende regels in acht worden genomen:
    • 1. de ondernemer moet in een bedrijfsplan aantonen dat het niet gaat om een hobbymatig bedrijf en dat het bedrijf op langere termijn levensvatbaar is;
    • 2. de bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn in verband met de aard van de producten die worden geproduceerd of verwerkt (levende, bederfelijke, kostbare goederen, goederen met een specifiek productieproces) of de diensten die worden geleverd (verblijfsaccommodaties, verhuur van roerende zaken);
    • 3. de gevels en daken moeten zodanig worden geïsoleerd dat binnen de woning in elk geval een binnenniveau van 35 dB(A) wordt bereikt. Deze voorwaarde is niet van toepassing indien in de directe omgeving alleen bedrijven uit de bedrijfscategorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein' zijn toegestaan;
    • 4. de bedrijfswoning moet voldoen aan de eisen voortvloeiende uit de Wet en/of het Besluit geluidhinder;
    • 5. de bedrijfswoning mag niet leiden tot beperking van de ontplooiingsmogelijkheden van andere bedrijven;
    • 6. de realisatie van een bedrijfswoning mag geen negatieve gevolgen hebben voor de toekomstige verkaveling van een bedrijventerrein of mogelijke toekomstige uitbreidingen daarvan;
    • 7. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m² bedragen en van de daarbijbehorende bouwwerken niet meer dan 50 m² ;
    • 8. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • b. in 6.1 en kunnen tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein' of die volgens de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein' van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. Vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;
  • c. in 6.1 ten behoeve van detailhandel in:
    • 1. machines;
    • 2. machinerieën ten behoeve van bedrijven;
    • 3. automobielen;
    • 4. caravans;
    • 5. boten en motoren;
    • 6. motorbrandstoffen, niet zijnde LPG;
  • d. in 6.1 ten behoeve van de vestiging van een Bevi-inrichting, met dien verstande dat:
    • 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting, dan wel op gronden waarop geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn gesitueerd dan wel toegestaan;
    • 2. een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting conform het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
    • 3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding worden gewaarborgd.
6.5.2 Afwegingskader

De in 6.5.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.