direct naar inhoud van Artikel 26 Wonen
Plan: Grou
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPGROU-OH01

Artikel 26 Wonen

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in vrijstaande, halfvrijstaande en rijenwoonhuizen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', mede een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', mede voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 40.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

26.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

26.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen geldt dat:

  • a. een hoofdgebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat in de overige gevallen de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', de hoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan:
    • 1. bij vrijstaande woningen, 3 m;
    • 2. bij dubbele woningen, aan de niet aangebouwde zijde 3 m;
    • 3. bij rijenwoningen, aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen 3 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', dient de hoofdvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast;
  • h. indien een kleinere afstand of een grotere bouwhoogte / goothoogte legaal aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze afstand / bouwhoogte / goothoogte mag worden gehandhaafd.
26.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, dan wel bij gezamenlijk initiatief mag de afstand 0 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer mag bedragen dan 50 m2 bij een bouwperceel van maximaal 500 m2; indien een bouwperceel groter is dan 500 m2 mag de gezamenlijke oppervlakte 10% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, tot een maximum van ten hoogste 100 m2; met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte nimmer meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 2. de in 22.2.1 onder c bedoelde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' meegerekend wordt;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 5 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m tot een maximale bouwhoogte van ten hoogste 7 m;
  • f. de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen;
  • g. indien een kleinere afstand of een grotere oppervlakte / bouwhoogte / goothoogte legaal aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze afstand / oppervlakte / bouwhoogte / goothoogte mag worden gehandhaafd.
26.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
26.3 Nadere eisen
26.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de toegankelijkheid van de bebouwing ten behoeve van de bevordering van een goede externe veiligheid.

26.3.2 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in 39.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel in:

  • a. 26.2.1 onder f en kan worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  • b. 26.2.2 onder b en kan worden toegestaan dat - indien de perceelsgrens niet is gelegen aan de openbare weg/ruimte - de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  • c. 26.2.3 onder b en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot 3 m.
26.4.2 Afwegingskader

De in 26.4.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • 1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • 2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • 3. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor aan huis verbonden beroep en/of aan huis verbonden bedrijf anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';
  • 4. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • 5. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
26.6.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel:

  • a. in 26.1 ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf of bed en brochje, mits de activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend binnen de woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij tevens de volgende regels in acht worden genomen:
    • 1. het bebouwingspercentage ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van de totaal op het bouwperceel toegestane bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat voor bed en brochje geldt dat sprake is van maximaal 4 slaapplaatsen in ten hoogste 2 van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
    • 2. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
    • 3. het gebruik de woonfunctie ondersteunt; dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
    • 4. geen personeel is toegelaten;
    • 5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij geldt dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een omgevingsvergunning voor een milieu-inrichting verplicht is of industriële handelingen inhouden;
    • 6. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten en voor parkeren; buitenopslag is niet toegestaan;
    • 7. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
    • 8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
    • 9. reclameborden met een maximale omvang van 0,5 m2 zijn toegestaan.
26.6.2 Afwegingskader

De in 26.6.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.