direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Aldeboarn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPAldeboarn2010-VA01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging', Bijlage 2, die deel uitmaakt van dit plan;
  • b. opslag en installaties zijn toegestaan, voor zover de daarbij behorende grootste afstand in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging' niet meer bedraagt dan 30 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', voor de verkoop, het onderhoud, een kantoor, de reparatie - met uitzondering van plaatwerken en/of spuiten - en de stalling van motorvoertuigen, voor zover het betreft de locatie Sudkant 17;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een dienst-/bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. detailhandel niet is toegestaan, evenwel onverlet de regels onder c en d;
  • h. een bedrijfswoning niet is toegestaan;
  • i. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer niet zijn toegestaan;
  • j. risicovolle inrichtingen (als genoemd in het Bevi) uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting niet meer bedraagt dan 10-6;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en/of de bedrijfswoning en het verlengde daarvan dan wel indien sprake is van hoeksituaties en grenzend aan de weg of het openbaar groen, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in de overige situaties de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in:

  • a. 4.1 onder h ten behoeve van de realisering van een bedrijfswoning, waarbij tevens de volgende regels in acht worden genomen:
  • 1. voor de bedrijfswoning moet woningcontingent beschikbaar zijn of komen;
  • 2. de ondernemer moet in een bedrijfsplan aantonen dat het niet gaat om een hobbymatig bedrijf en dat het bedrijf op langere termijn levensvatbaar is;
  • 3. de bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn in verband met de aard van de producten die worden geproduceerd of verwerkt (levende, bederfelijke, kostbare goederen, goederen met een specifiek productieproces) of de diensten die worden geleverd (verblijfsaccommodaties, verhuur van roerende zaken);
  • 4. de gevels en daken moeten zodanig worden geïsoleerd dat binnen de woning in elk geval een binnenniveau van 35 dB(A) wordt bereikt. Deze voorwaarde is niet van toepassing indien in de directe omgeving alleen bedrijven uit de bedrijfscategorieën 1 en 2 zijn toegestaan;
  • 5. de bedrijfswoning moet voldoen aan de eisen voortvloeiende uit de Wet geluidhinder voor wat betreft wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai;
  • 6. de bedrijfswoning mag niet leiden tot beperking van de ontplooiingsmogelijkheden van andere bedrijven;
  • 7. de realisatie van een bedrijfswoning mag geen negatieve gevolgen hebben voor de toekomstige verkaveling van een bedrijventerrein of mogelijke toekomstige uitbreidingen daarvan;
  • 8. de oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer dan 120 m² mag bedragen en voor de bijbehorende bouwwerken de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • 9. de bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer dan 9 m mag bedragen;
  • b. 4.2.2 onder a voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 2 m bij uitsluitend visueel open erfafscheidingen;
  • c. 4.2.2 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 3 m, mits de noodzaak voor afschermende en beschermende werking is aangetoond.
4.3.2 Afwegingskader

De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel in lid 4.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen, Bijlage 1, die deel uitmaakt van dit plan, of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen van een hogere milieucategorie zijn, indien die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de desbetreffende milieucategorieën, mits het geen inrichtingen betreft als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, zoals deze wet luidde op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • b. de regel in lid 4.1 onder j ten behoeve van risicovolle inrichtingen, indien en voor zover binnen de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico van die inrichting geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegelaten zijn;
4.4.2 Afwegingskader

De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.