direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch - Bedrijf
Plan: Sauwerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0053.BPSA2011BEHE1-VA02

Artikel 3: Agrarisch - Bedrijf

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden;
  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
    • 3. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een bed and breakfast, een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • d. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding "groen";

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. paden;
  • h. water;

met de daarbijbehorende:

  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. per bedrijf wordt ten hoogste één bedrijfswoning gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
  • e. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen;
  • f. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

3.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel op de zijdelingse perceelgrens gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

3.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b in die zin dat een tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd, mits:
    • 1. de noodzaak van de tweede bedrijfswoning vanuit toezichtsaspecten wordt gemotiveerd;
    • 2. de omvang van het bedrijf zodanig is dat sprake is van een structureel volwaardig tweepersoonsbedrijf;
    • 3. de tweede bedrijfswoning wordt gesitueerd nabij de bestaande eerste bedrijfswoning en de bedrijfsbebouwing;
    • 4. de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het bedrijfswoning en verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, zal bedragen.
3.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het gebruik van de in lid 3.1 sub b onder 1 genoemde gebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" in welk geval verkoop van streekeigen producten en productiegebonden detailhandel met een maximaal inpandig vloeroppervlakte van 120 m² is toegestaan;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan één derde deel van de oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, geen bewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt die geen verband houdt met het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 5. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling niet passen in een woonomgeving;
    • 6. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet milieubeheer;
    • 7. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving onevenredig toeneemt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfast, zodanig dat:
    • 1. het aantal kamers ten behoeve van bed and breakfast meer dan twee bedraagt;
    • 2. het parkeren niet op eigen terrein plaatsvindt.
  • h. het in gebruik nemen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting" zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding "groen", bestaande uit de maatregelen genoemd in bijlage 1 van de toelichting.

3.6. Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat de gebouwen, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte ten hoogste 45 m² zal bedragen;
    • 2. er geen keukenblok in de logieseenheden wordt gemaakt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 5. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    • 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 23van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de oppervlakte, goothoogte, dakhelling en bouwhoogte van een gebouw ten minste en/of ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte, dakhelling en bouwhoogte zal bedragen;
    • 4. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
    • 5. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • b. de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast indien de wijziging noodzakelijk is voor het behoud van waardevolle voormalige agrarische bebouwing;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
    • 5. er geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 6. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.