direct naar inhoud van Artikel 3: Bedrijventerrein
Plan: Business Park Friesland
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0051.BPNIJ10BPF-VA01

Artikel 3: Bedrijventerrein

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3.1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
    • 2. een banketfabriek, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - banketfabriek”;
    • 3. een groothandel in oliën en vetten, bakkerijgrondstoffen, diervoeders en dierbenodigdheden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - groothandel oliën en vetten, bakkerijgrondstoffen, diervoeders en dierbenodigdheden”;
    • 4. een bouw- en aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - bouw- en aannemersbedrijf”;
    • 5. perifere detailhandel in de vorm van handel in auto's en motoren met de daarbijbehorende reparatie en service in auto's en motoren, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - perifere detailhandel auto's”;
    • 6. perifere detailhandel in de vorm van woninginrichtingszaken, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - perifere detailhandel woninginrichting”;
    • 7. kantoren, ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;
    • 8. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie”;

met de daarbijbehorende:

  • c. erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Lid 3.1. sub a genoemde gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 70% bedragen, tenzij het bestaande bebouwingspercentage hoger is, in welk geval het bestaande bebouwingspercentage als maximaal bebouwingspercentage geldt;
  • c. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - zichtzone” zal de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen ten minste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen zullen zijn voorzien van een plat dak;
  • g. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".
3.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - luifels en reclamezuilen" geldt in afwijking van het bepaalde in sublid c en sublid d het volgende:
    • 1. luifels zijn toegestaan tot een bouwhoogte van ten hoogste 10,00 m;
    • 2. bestaande reclamezuilen zijn toegestaan tot de bestaande bouwhoogte;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid c geldt geen maximale hoogte voor hijswerktuigen.
3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat bedrijfsgebouwen gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b in die zin dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel wordt verhoogd tot ten hoogste 80%, mits voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel overblijft;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot 0 m, mits de bereikbaarheid voor de brandweer gegarandeerd blijft;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten de aanduiding "bedrijfswoning" wordt gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.2 sub c in die zin dat de bouwhoogte van reclamemasten wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m, mits het bedrijfsgebonden reclamemasten betreft.
3.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3.1, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van een specifieke aanduiding zoals genoemd in lid 3.1. sub a onder 2 t/m 7;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel in diervoeders en dierbenodigdheden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - groothandel oliën en vetten, bakkerijgrondstoffen, diervoeders en dierbenodigdheden”, met dien verstande dat de oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van deze detailhandelsfunctie, ten hoogste 500 m² mag bedragen;
    • 2. perifere detailhandel in auto's en motoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - perifere detailhandel auto's”;
    • 3. perifere detailhandel in de vorm van woninginrichtingszaken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - perifere detailhandel woninginrichting”;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van tuincentra;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren zodanig dat de oppervlakte per kantoor meer dan 2500 m² bedraagt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-zelfstandige kantoren voorzover de oppervlakte van een niet-zelfstandig kantoor meer bedraagt dan 1500 m²;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen en overige bewoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • i. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - zichtzone” buiten de gebouwen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten en bedrijfsmatige opslagdoeleinden, met uitzondering van de stalling en opslag van auto's bij de in lid 3.1 sub a onder 5 genoemde autobedrijven;
  • j. het gebruik van de gronden buiten de gronden met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - zichtzone” voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden buiten het bouwvlak;
  • k. het gebruik van gronden buiten de gebouwen voor de opslag van goederen in containers, zodanig dat:
    • 1. de opslag in containers buiten het bouwvlak plaatsvindt;
    • 2. de totale hoogte van de containers meer bedraagt dan de hoogte van de op hetzelfde bouwperceel aanwezige gebouwen minus 1,00 m, en
    • 3. zodanig dat de containers niet gecamoufleerd staan opgesteld.
3.6. Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorie 3.2, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
  • c. het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat risicovolle inrichtingen worden gevestigd, mits:
    • 1. dit vanuit het oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is;
    • 2. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, gelegen is:
      • binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
        of
      • op gronden met de bestemming "Verkeer" en/of "Groen - Groen en water";
    • 3. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • d. het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
    • 2. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen per bedrijf zal bedragen, met een maximale oppervlakte van 50 m² per bedrijf;
    • 3. de vestiging plaatsvindt in de bestaande gebouwen;
  • e. het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van perifere detailhandel in de vorm van woninginrichtingszaken.
3.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming wordt gewijzigd zodanig dat de functieaanduidingen zoals genoemd in lid 3.1 sub a onder 2 t/m 6 uit het bestemmingsvlak worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.