direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: RCN Zeewolde
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.WPRCN-VS01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

RCN Vakantiepark Zeewolde te Zeewolde heeft een verzoek ingediend om een negental strandhuisjes te plaatsen direct ten zuiden van de ter plaatse aanwezige jachthaven en het restaurant aan de Nulderdijk grenzend aan het strand aan het Nuldernauw.

De negen strandhuisjes, die in het verzoek omschreven zijn als chalet/lodges, zijn qua afmetingen vergelijkbaar met stacaravans, zijn van een eenvoudige constructie en worden buitendijks geplaatst tegen de dijk.

Met deze ontwikkeling is rekening gehouden in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2016 in de vorm van een locatiegebonden wijzigingsbevoegdheid. In artikel 18, lid 18.5., is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de criteria die voor deze wijzigingsbevoegdheid gelden. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in een concrete planologische regeling voor de beoogde recreatieve voorzieningen.

1.2 Plangebied

Het plangebied beslaat gronden gelegen aan de Nulderdijk. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPRCN-VS01_0001.png"

1.3 Geldende regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2016, zoals vastgesteld op 29 september 2016 en heeft daarin de bestemming 'Recreatie - Strand' (artikel 18) en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Binnen beide bestemmingen is de bouw van strandhuisjes niet toegelaten. In artikel 18, lid 18.5., is een wijzigingsbevoegdheid specifiek aan de gronden ter plaatse van de dijk toegekend om binnen het aangeduide gebied recreatiewoningen te kunnen bouwen. Dit evenwel onder de beperkingen en voorwaarden die in de wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen.

Daarnaast is binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (artikel 35) de bouw van nieuwe gebouwen niet toegelaten. Pas na een afwijking van de bouwregels (Lid 35.3.) is de bouw van binnen andere bestemmingen toegelaten bouwwerken mogelijk, mits de waterstaatkundige belangen zich daar niet tegen verzetten en de dijkbeheerder hierover is gehoord.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid. In het besluit zal uiteindelijk ook afwijking op grond van artikel 35, lid 35.3. moeten worden verleend. Hiervoor dient een wijzigings- en afwijkingsprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria en de afwijkingscriteria.

1.4 Opbouw toelichting

De juridisch-planologische regeling van dit wijzigingsplan wordt in de navolgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een korte toelichting gegeven op de beoogde plannen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 4 beschrijft de juridische aspecten van het wijzigingsplan en in hoofdstuk 5 tot slot wordt een weergave gegeven van de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving initiatief

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is sprake van een grasperceel buitendijks onderaan de dijk. Over de dijk loopt een fietspad. De gronden grenzen aan het strand en liggen ten zuidoosten van het bestaande restaurant dat bovenop de dijk is gelegen en ten zuiden van gronden die in de bestaande situatie als parkeerterrein worden gebruikt ten behoeve van de recreatieve voorzieningen ter plaatse, zoals het strand, de jachthaven en het restaurant. Voor een ligging wordt verwezen naar de luchtfoto opgenomen in paragraaf 1.2.

2.2 Beschrijving initiatief

Het is de bedoeling dat op de gronden negen strandhuisjes worden gebouwd (op onderstaande inrichtingstekening staan tien weergegeven, echter vanwege een iets ruimere plaatsing voor voldoende onderlinge afstand is er voor gekozen om negen huisjes te plaatsen). De strandhuisjes bestaan uit een eenvoudige constructie, waardoor de huisjes eenvoudig verplaatsbaar zijn bij eventuele calamiteiten. Een afbeelding van een vergelijkbaar huisje is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPRCN-VS01_0002.png"

De huisjes komen in gelid te staan in het verlengde van de dijk met het zicht over het strand en het water. De huisjes zijn beperkt van omvang en hoogte, zodat de ruimtelijke impact van de huisjes beperkt is. De huisjes krijgen een eigen parkeerplek, direct aansluitend aan de plek waar de huisje komen te staan. Hieronder is het ontwerp van de inrichting weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPRCN-VS01_0003.jpg"

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 in artikel 18, lid 18.5. Hiermee kunnen onder voorwaarden ten hoogste tien recreatiewoningen worden gebouwd binnen het nader aangeduide gebied. Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden:

  • de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 80 m² zal bedragen;
  • de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • er geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de recreatiewoningen worden gebouwd;
  • de recreatiewoningen uitsluitend bedrijfsmatig worden geëxploiteerd. Een gebruik als tweede woning is verboden;
  • er rekening wordt gehouden met het risico op hoog water in buitendijkse gebieden;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De functie van de recreatiewoningen past binnen de beoogde ruimte die in de wijzigingsbevoegdheid is gegeven.

De oppervlakte en bouwhoogte van de recreatiewoning

In de bouwregels van dit wijzigingsplan zijn de maximaal toegelaten afmetingen voor de recreatiewoningen vastgelegd. Aan deze afmetingen wordt ruimschoots voldaan. De bouwregels voor de recreatiewoningen zijn afgestemd op de afmetingen die elders binnen de gemeente eveneens voor recreatiewoningen worden gehanteerd. Dat betekent dat er in beginsel de mogelijkheid bestaat om in de toekomst grotere huisjes neer te zetten, omdat de afmetingen niet specifiek zijn afgestemd op de huisjes die er nu worden geplaatst.

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Het verzoek ziet niet op de plaatsing van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de huisjes. De wijzigingsbevoegdheid laat dat ook niet toe. Om te voorkomen dat er in de toekomst alsnog vrijstaande bijbehorende bouwwerken gebouwd gaan worden, is in de bouwregels vastgelegd dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijn toegelaten.

Bedrijfsmatige exploitatie

De huisjes gaan deel uitmaken van het RCN Vakantiepark. RCN zal de huisjes ook bedrijfsmatig exploiteren. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de huisjes bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden. Zodra dit niet langer gebeurt, biedt de bestemming de mogelijkheid om daar handhavend tegen op te treden en de bedrijfsmatige exploitatie alsnog af te dwingen. Een verbod om de huisjes als tweede woning te gebruiken, wordt eveneens in de bestemming opgenomen. Op dit moment wordt aan deze voorwaarde voldaan. De bestemming biedt de waarborg dat dit ook voor de toekomst gegarandeerd blijft.

Risico hoog water

RCN heeft hierover overleg gepleegd met het waterschap. Gezamenlijk zijn afspraken gemaakt over de wijze van inrichting en plaatsing van de huisjes. De eenvoudige constructie van de huisjes maakt het daarenboven mogelijk dat de huisjes snel verwijderd kunnen worden bij calamiteiten. Verwezen wordt voorts naar paragraaf 3.2.7.

Algemene criteria

Ook mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In het kader van de toetsing aan de omgevingsaspecten (zie paragraaf 3.2) wordt hierop nader ingegaan.

Voor wat betreft het bebouwingsbeeld kan worden geconcludeerd dat hier sprake is van bebouwing in een omgeving waarin geen andere bebouwing aanwezig is waarop de bebouwing aan zou kunnen en moeten sluiten. De zelfstandige ligging van de huisjes leidt ertoe dat geen afbreuk wordt gedaan aan een bestaand bebouwingsbeeld.

Geconcludeerd kan worden, lezende ook de toetsing aan de omgevingsaspecten, dat aan de criteria voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.

2.4 Toetsing aan de afwijkingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan tevens gebruik worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 in artikel 35 lid 35.3. Hiermee kan onder voorwaarden worden gebouwd binnen het nader bestemde gebied van de dijk. Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden:

  • indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten;
  • nadat de dijkbeheerder daaromtrent is gehoord.

In het navolgende hoofdstuk in paragraaf 3.2.7 wordt hier nader op ingegaan. Hieruit blijkt dat aan de voorwaarden kan worden voldaan en dat de bouw in de nabijheid van de dijk aanvaardbaar is. Op grond daarvan kan de afwijking worden verleend.

Hoofdstuk 3 Beleid en milieu- en omgevingsaspecten

3.1 Beleid

De plaatsing van de negen strandhuisjes raakt geen rijks- en provinciale belangen niet anders dan hierna onder de milieu- en omgevingsaspecten is besproken. De provincie heeft zeer recent ingestemd met het bestemmingsplan Buitengebied 2016 en daarmee met de specifiek voor dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, zodat daarmee is aangegeven dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

Voor wat betreft het gemeentelijk beleid vormt het geldende bestemmingsplan het uitvoeringskader. In het bestemmingsplan is via het instrument van een wijzigingsprocedure ruimte geboden voor het onderhavige initiatief Aan de voorwaarden die hiervoor gelden is in hoofdstuk 2 getoetst. Hieruit blijkt dat het plan past binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten.

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten

In deze paragrafen wordt beschreven op welke manier rekening is gehouden met de milieu- en omgevingsaspecten die in het wijzigingsplan een rol spelen. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd.

3.2.1 Verkeer en parkeren

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Om de invloed van de realisatie van de strandhuisjes te toetsen voor wat betreft de verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling is de te verwachten verkeersgeneratie bepaald met behulp van de CROW-publicatie Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (2012).

De beoogde strandhuisjes kunnen voor wat betreft de verkeersgeneratie gelijk worden geschaard met huisjes op een bungalowpark. De ligging van het plangebied betreft hier 'rest bebouwde kom'. Voor de strandhuisjes geldt op basis van de CROW-publicatie een te verwachten verkeersgeneratie van 2,3 motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag. Voor 9 strandhuisjes geldt daarom een verkeersgeneratie van 21 motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag. De maximale planologische omvang kan strandhuisjes omvatten, wat een verkeersgeneratie van 23 motorvoertuigbewegingen betekent. De bestaande wegenstructuur kan deze extra verkeersgeneratie eenvoudig en zonder belemmeringen verwerken.

Parkeren

Bij elk strandhuisje wordt een parkeerplaats gerealiseerd. Hiermee is de parkeervraag voor de realisatie van de strandhuisjes voldoende ingevuld.

3.2.2 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB.


Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.


Toetsing en conclusie

Het plan voorziet in strandhuisjes, die op grond van de Wet geluidhinder zijn aan te merken als geluidsgevoelige objecten. Er bevinden zich nabij de planlocatie evenwel geen doorgaande wegen. Er is alleen sprake van toegangswegen naar de recreatieve voorzieningen en de daarbijbehorende parkeerplekken. Langs het plangebied loopt geen weg, maar uitsluitend een fietspad. Er kan daarom worden gesteld dat wegverkeerslawaai het plan niet belemmert. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

3.2.3 Bodem

Algemeen

Het is wettelijk geregeld dat nieuwbouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om deze reden dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek (conform NEN5740) in beeld te worden gebracht. Als blijkt uit het onderzoek dat de bodem niet geschikt is dan zal voor aanvang van de werkzaamheden een sanering moeten worden uitgevoerd, om de bodem wel geschikt te maken.


Onderzoek en Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is reeds sprake van recreatieve functie (strandfunctie). Bovendien is er voor de beoogde toevoeging van de strandhuisjes geen sprake van (grote) bodemroering, vooral omdat de strandhuisjes op de grond worden gepositioneerd met een beperkte ingraving. De bodem is daarom geschikt te achten voor zowel het bestaande als het toekomstige gebruik. Het aspect bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor het beoogde plan.

3.2.4 Bedrijvigheid en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.


Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan het aspect bedrijvigheid en milieuzonering in beeld gebracht aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusies

De realisatie van de strandhuisjes vormt een toevoeging c.q. verbijzondering van het bestaande recreatieve gebruik. Een strand als dit kan qua milieuhinder worden gelijk geschaard met een onoverdekt zwembad, met een aan te houden richtafstand van 200 meter tot aan hindergevoelige functies (zoals reguliere woningen). Binnen deze afstand komen geen milieugevoelige functies (zoals wonen) voor. Verblijfsrecreatieve functies als strandhuisjes kunnen gelijk worden geschaard met de milieuhinder die uitgaat van een kampeerterrein. Hiervoor moet een richtafstand worden aangehouden van 50 meter tot hindergevoelige functies (zoals reguliere woningen).

Met het toevoegen van strandhuisjes binnen deze zone voor strandrecreatie wordt geen aanvullende hinder naar de omgeving verwacht. Voor wat betreft bedrijven en milieuzonering is het project daarom toelaatbaar. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

3.2.5 Externe veiligheid

Toetsingskader en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR)5) en het groepsrisico (GR) 6). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Op ruime afstand, circa 1,5 km, ten noordwesten van het plangebied is een risicovolle inrichting aanwezig, namelijk een zwembad. Hier is sprake van chlooropslag in een reservoir van 1000 liter. De PR 10-6 contour ligt op 35 meter van het reservoir. Het plangebied het wijzigingsplan ligt hier ver buiten. Zowel de PR 10-6 als de inventarisatie afstand liggen ruimschoots buiten het plangebied van dit wijzigingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor dit plan.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van het plangebied liggen geen wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Risicovolle buisleidingen

Op circa 1 kilometer westelijk van de planlocatie is een hogedruk aardgasleiding aanwezig. De invloedszone van deze leiding reikt echter niet tot aan de planlocatie.

Gezien de afwezigheid van risicovolle inrichtingen, vervoersassen van gevaarlijke stoffen en risicovolle buisleidingen in de nabijheid van de planlocatie kan worden gesteld dat externe veiligheidsrisico's geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.

3.2.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd.

Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Onderzoek en conclusie

Het plan voorziet in een verkeersgeneratie van maximaal 23 motorvoertuigbewegingen per weekdag. De effecten op de luchtkwaliteit van een dergelijk aantal verkeersbewegingen zijn als nihil in te schatten. Het plan draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast dient inzichtelijk te worden gemaakt dat de plaatselijke luchtkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik als verblijfsgebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2013 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs nabijgelegen wegen ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer waren gelegen. Omdat langs deze weg ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen zal dit ook in het plangebied het geval zijn. Hierdoor is in de omgeving van de beoogde ontwikkeling sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.2.7 Water

Watertoets en waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder wordt meegenomen in de uitwerking van het plan. Het plan is via de digitale watertoets ingediend bij het waterschap.

De watertoetsprocedure kan op drie manieren gevolgd worden: de procedure geen waterbelang, de korte procedure en de normale procedure. Welke procedure gevolgd moet worden hangt af van de implicaties van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De procedure geen waterbelang en de korte procedure zijn bedoeld voor ruimtelijke plannen met beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Bij deze twee procedures kan de watertoets volledig digitaal doorlopen worden. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding.

Voor dit plan is de (digitale) watertoets doorlopen, waaruit blijkt dat de normale procedure van toepassing is. Uit het overleg dat als gevolg van deze procedure heeft plaatsgehad met het waterschap is gebleken dat het project niet voldoet aan de uitgangspunten van het waterschap. Het waterschap is echter wel bereid maatwerkoplossing toe te passen voor deze ontwikkeling.

Waterveiligheid/ waterkering

Het plangebied ligt in de nabijheid van een primaire waterkering. Het betreft hier de Zeewolderdijk, een primaire kering - categorie C. De beoogde strandhuisjes worden gepositioneerd binnen de kern- en beschermingszone van deze primaire waterkering.

Gezien dit feit is door de initiatiefnemer overleg gevoerd met het Waterschap Zuiderzeeland (vooroverleg watervergunning). Besproken is dat de plaatsing van de strandhuisjes, alsmede het realiseren van verhardingen en beplanting, vergunbaar is op deze locatie. Daarnaast zijn de volgende aandachtspunten besproken.

  • Binnen vijf meter van de teen van de dijk mag geen schelpenpad worden aangelegd. Daarom wordt hier voorzien in klinkerverhardingen. Met het aanleggen van deze verhardingen mag niet voor 15 maart worden beginnen (kortom: buiten het stormseizoen).
  • De bestaande afrit van het mountainbike pad zal na 15 maart worden verlegd naar achteren (circa 110 meter verder), zodat de fietsers / mountainbikers achter de huisjes rijden.
  • Er is een schets overlegd van de ligging van diverse leidingen. Na aanleg van de leidingen zal de exacte ligging van de leidingen op een schets bij de watervergunning worden aangeleverd.

Gezien de ligging binnen de zonering van de waterkering is het plan dus watervergunningsplichtig. Deze watervergunning is inmiddels aangevraag en verleend op 16 januari 2017.

Daarnaast is de locatie buitendijks gelegen. Dit wil zeggen dat de locatie niet door waterkeringen wordt beschermd voor overstromingen. Voor deze gebieden geldt dat de eigenaren van de strandhuisjes zelf verantwoordelijk zijn voor de (mogelijke) hoogwaterschade die wordt geleden. Voor de locatie wordt een bouw-/ aanleghoogte van 1 meter + NAP gezien als een aanleghoogte die beperkt risico op hoogwater geeft. Aan deze hoogte wordt op de projectlocatie voldaan.

Waterkwantiteit

Het plan voorziet niet in activiteiten nabij watergangen. Er vindt geen demping of verplaatsing van bestaande watergangen plaats. Het watersysteem wordt dus niet aangetast.

Er is daarnaast wel sprake van een toename aan verhardingen. Deze verhardingstoename blijft beperkt met de aanleg van (klinker) verhardingen) en verharding in de vorm van schelpenpaden.

De strandhuisjes zelf betreffen mobiele objecten die los staan van de bodem. Hemelwater dat valt op de daken van de strandhuisjes kan ook in de toekomstige situatie vrij infiltreren rondom en onder de strandhuisjes. Daarom hoeven de strandhuisjes niet als toename verhard oppervlak te worden gezien. aangezien het plangebied buitendijks is gelegen kan het schone hemelwater infiltreren of vrij afstromen naar het Nuldernauw.

Waterkwaliteit

Met het oog op de waterkwaliteit zijn met de planvorming geen bezwaren te verwachten. Ten behoeve van de strandhuisjes zullen geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt. Verder worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een potentieel risico vormen voor de waterkwaliteit. Er worden geen uitlogende materialen toegepast. Derhalve vormt het project geen (potentieel) gevaar voor de waterkwaliteit.

Hemelwaterafvoer en riolering

De strandhuisjes zullen worden voorzien van sanitaire voorzieningen. Derhalve zullen de strandhuisjes voor de droogweerafvoer worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel.

Watervergunningsplicht

Gezien het feit dat werken zullen plaatsvinden binnen de zonering van een primaire waterkering is een watervergunning verplicht. Er zal derhalve een watervergunning worden aangevraagd. Gezien het gevoerde overleg met het waterschap en de uitkomsten daarvan wordt verwacht dat deze vergunning kan worden verleend.

3.2.8 Archeologie

Toetsingskader en beleid

Het wettelijk kader voor archeologie is opgenomen in de Monumentenwet 1988 De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied kent volgend het vigerende bestemmingsplan geen archeologische dubbelbestemming. Bovendien zijn de grondwerkzaamheden c.q. grondroeringen miniem. De strandhuisjes worden zonder fundering op de ondergrond geplaatst. Er zal slechts beperkt sprake zijn van grondroeringen voor de aanleg van wegen en paden en het realiseren van leidingen.

Gezien dit feit is de kans dat het archeologische bodemarchief wordt geschaad als nihil in te schatten. Archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

3.2.9 Ecologie

Beleid en normstelling

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de Wet natuurbescherming. Ten behoeve van de ligging in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied en in het Natuurnetwerk Nederland is een ecologische voortoets uitgevoerd. In het navolgende zijn de conclusies uit dat onderzoek verwoord. Het onderzoek zelf is opgenomen in bijlage 1 Ecologische voortoets bij deze toelichting.

Onderzoek en conclusie

De bouw en exploitatie van de beoogde strandhuisjes zijn in onderlinge samenhang getoetst aan de Wet natuurbescherming en het NNN-beleid van de provincie Flevoland.

De plaatsing alsmede de exploitatie van de strandhuisjes heeft geen effect op Natura 2000 of het Natuurnetwerk of op beschermde soorten. Effecten als gevolg van areaalverlies, verdroging, vermesting, verzuring, versnippering of verstoring zijn afwezig of verwaarloosbaar klein. Belangrijkste reden is het reeds intensieve recreatieve gebruik ter plaatse en rondom de beoogde locatie.

De afstand van de strandhuisjes tot de oeverlijn van het Nuldernauw bedraagt circa 75 meter. Ter voorkoming van mogelijke verstoring van vleermuizen door lichtuitstraling dient eventuele buitenverlichting aan de huisjes te worden voorzien van vleermuisvriendelijke lampen.

Vanwege het ontbreken van effecten op Natura 2000 behoeft ook geen cumulatietoets te worden uitgevoerd.

Een ontheffing of vergunning is niet benodigd.

Hoofdstuk 4 Juridische regeling

Het Wijzigingsplan RCN Zeewolde gaat vergezeld van een verbeelding en van regels.

Op deze verbeelding is het plangebied, zijnde het te bebouwen gebied, met de toekomstige juridische situatie weergegeven in die zin dat de bestemming 'Recreatie - Strand' gehandhaafd blijft. Overeenkomstig de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied 2016 is het aantal recreatiewoningen op de verbeelding weergegeven. Hierbij is uitgegaan van wat er maximaal binnen de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is. Vooreerst is er gekozen om 9 strandhuisjes te plaatsen, echter planologisch is het geen bezwaar dat er maximaal 10 worden geplaatst. Daarmee is meteen de volledige wijzigingsbevoegdheid benut, zodat er niet nog een bevoegdheid resteert voor 1 huisje. De maximale invulling van de wijzigingsbevoegdheid is om die reden op de verbeelding weergegeven. Voor dit gebied vervangt en vult het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 aan zodanig dat de recreatiewoningen zijn toegelaten en de wijzigingsbevoegdheid is komen te vervallen. Voor wat betreft de regels zijn bouwregels voor de strandhuisjes opgenomen. Voor wat betreft de algemene regels, zoals de begrippen, de wijze van meten en de overige regels blijven de regels van het moederplan Buitengebied 2016 van overeenkomstige toepassing.

Op grond van de ecologische voortoets is in de gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen in die zin dat het gebruik van de recreatiewoningen pas is toegelaten nadat de buitenverlichting vleermuisvriendelijk is gerealiseerd. Voor wat vleermuisvriendelijk is, zijn diverse opties mogelijk, maar geacht moet in ieder geval worden aan de volgende aspecten.

Vleermuizen zijn vooral gevoelig zijn voor blauw en ultraviolet licht en veel minder voor oranje en rood. Op basis daarvan is een UV-vrije ledlamp ontwikkeld: de Batlamp. De lamp is vervolgens uitgebreid getest in een veldproef. Deze lamp of een daarmee vergelijkbare lamp moet worden gebruikt.

Om de lichthinder voor vleermuizen tot een absoluut minimum te beperken, zijn nog een aantal aanvullende maatregelen voorstelbaar. Zoals:

  • de bijbehorende lichtmasten zijn niet hoger dan 6 m en de lichtval wordt scherp naar beneden afgesneden;
  • een innovatief radarsysteem detecteert fietsers en voetgangers. De buitenverlichting gaat alleen aan als fietsers of voetgangers passeren;
  • een astronomische klok bepaalt vanaf welk tijdstip de verlichting in- en uitschakelt.

Deze maatregelen zijn niet juridisch afgedwongen in de regels, maar het zou wenselijk zijn hier zoveel mogelijk rekening mee te houden en te kijken of aanvullende maatregelen mogelijk zijn.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maken de regels en de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2016.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

is het plan toegezonden aan de provincie Flevoland en het waterschap Zuiderzeeland. De reacties zijn verwerkt in het ontwerpwijzigingsplan.

Er heeft rechtstreeks overleg plaatsgevonden met het waterschap. De punten die uit dat overleg naar voren zijn gekomen, zijn puntgewijs in de toelichting in paragraaf 3.2.7. verwerkt.

De belangrijkste punten uit de vooroverlegreactie van de provincie betreffen:

  • de waterveiligheid: paragraaf 3.2.7. is aangevuld na het overleg met het waterschap. De overeenstemming die met het waterschap is bereikt, biedt voldoende garantie op een juiste vertaling en borging van de waterveiligheid;
  • ecologie: de ecologische voortoets is uitgebreid met een verantwoording van de externe werking van het NatuurNetwerkNederland. Voor wat betreft de vleermuisvriendelijke verlichting gaat het om buitenverlichting. In de regels is een verplichting opgenomen dat de huisjes niet eerder gebruikt mogen worden dan nadat de buitenverlichting vleermuisvriendelijk is gerealiseerd;
  • redactioneel: in de toelichting is nader verklaar dom welke reden het aantal van 10 huisjes in de wijzigingsbevoegdheid is genoemd, terwijl er 9 huisjes gebouwd gaan worden. Het verschil in genoemde bouwhoogte is aangepast.

Verder zal het ontwerpwijzigingsplan de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure doorlopen en zal op grond van de algemene voorbereidingsprocedure (artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht) zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze periode worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouwrijp maken en kosten voor het wijzigingsplan. Deze kosten zijn er niet, waardoor het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde is.

De kosten voor het voorliggende wijzigingsplan worden gedekt uit de gemeentelijke leges die voor rekening komen van de eigenaar van het perceel.

Planschade

Voor eventuele planschade wordt een planschadeovereenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente afgesloten.